De patiënt als 'geval' in medische techniek Een uitzonderlijk geschrift Holland in close up Storende en minder storende verhalen in strips op niveau Panorama Politieromans uit Alphen aan de Rijn van oorloff ™;*og' Dagboek van aankomende arts te pretentieus Kind in ziekenhuis mist begeleiding Weer UFO's WOENSDAG 7 NOVEMBER 1979 BOEKEN TROUW/KWARTET RH 13 Het 'Laantje bij Nuenen', een werk van Vincent van Gogh, waarvan een fraaie reproduktie in het boek staat. Bij Elsevier verscheen „Hol land in close up" (een min of meer onvertaalbare titel), met bondige en heldere informatie over Nederland en de Neder landers. met nadruk op de Hol landen. Het is een groot foto boek geworden, met een serie' prachtige kleurenfoto's, maar ook met reprodukties. De tekst, geschreven door Evert Werk man. is in vier talen afgedrukt (Nederlands, Engels, Frans en Duits), en geeft bondige stan daardinformatie, afgestemd op de meest voor de hand lig gende vragen die bij toeristen, opkomen. Zo wordt Nederland heel summier beschreven. De tekst handelt over zeewering, duinen, difken, deltaplan, scheepsbouw, de polderwerken van de voormalige Zuiderzee, ons vermaarde stamboek, de. landbouw, de typen boerderij en, onze eveneens beroemde veelkleurigheid aan kerken en godsdienstige stromingen, onze bouwkunst, typen van dorpen en steden, de Rand stad, Amsterdam gebouwd op palen, Rotterdam de wereld-i haven, Den Haag als bestuurs centrum. onze klederdrachten, de waterbeheersing, windmo lens (destijds 9000), flora en fauna, kastelen, de Vecht streek met buitenplaatsen van rijke kooplieden, musea, grote Nederlandse namen op gebie den van wetenschap en kunst,' en ten slotte een paar woorden over bodemschatten. Dit alles is uiterst kort, maar glashel der opgedist, met soms verhel-, derende tekeningen en andere illustraties. Maar het grootste (en eerste) deel van het boek is kijkboek, natuurlijk met veel paradepaard] es, maar toch ook met fraaie foto's en repro dukties van beroemde schilde-1 rijen. Het boekwerk is onder meer geschikt als geschenk voor geëmigreerde kinderen. „Holland in close up". Samen stelling Kees Scherer en Evert Werkman. Uitg. Elsevier. Fors formaat. Omvang 160 pag. Prijs 29,50. door Jelle Jan Klinkert Sommige dingen lijken zo vanzelfsprekend: dat een dokter je een injectie geeft bijvoorbeeld, of dat hij een infuus aanlegt. Het lijkt wel of hij dat zijn hele leven al kon en deed. Toch was ook de dokter eens een ge woon mens, iemand die nog nooit in mensen had ge prikt en gesneden. Hij moet dat dus geleerd hebben. Nu is het geven van een injectie of het aanleggen van een infuus niet echt moeilijk. Je moet er natuur lijk een zekere kennis van de men selijke anatomiè voor hebben en bovendien een zekere handigheid, maar daarmee gewapend heeft de gemiddelde vierdejaars medicij nenstudent deze vaardigheden in korte tijd onder de knie. Toch zijn het verrichtingen waar diezelfde medicijnenstudent als een berg te genop ziet; dat zit hem dan ook niet in het probleem van het prik ken zelf. maar in wat dat prikken allemaal betekent. Ga maar na. In de meeste medi sche opleidingen in Nederland houdt een student zich in de eer ste vier jaar van zijn studie vrijwel uitsluitend op theoretische wijze met menselijke lichamen, met ziekte en gezondheid bezig. Echte levende patiënten ziet hij slechts van een afstand; bijvoorbeeld op een college waar een docent zo'n patiënt demonstreert. Zelf met pa tiënten omgaan is er in die eerste jaren in het geheel niet bij. Maar na vier of vijf jaar theorie wordt dat plotseling anders. De student gaat, zoals dat heet, de kliniek in: in het ziekenhuis gaat hij werken als co-assistent. Nu gaat hij de theorie in de praktijk toepassen, zo goed en zo kwaad als dat lukt. Nu zal blijken of hij een goede dokter kan worden. En een van de. belangrijkste dingen die hij daarvoor moet leren wordt gesymboliseerd door het kunnen prikken en snijden: hij moet leren het taboe van het menselijk li chaam te overtreden. In ons dagelijkse, gewone leven raken wij mensen elkaar niet of nauwelijks aan. Elkaar een hand geven komt al zelden voor, en ver dergaande aanrakingen zijn al- door A. J. Klei Mevrouw A. Lourens-Koop woont in Alphen a.d. Rijn, heeft klassieke talen gestu- deerd, is moeder van vijf kinderen, loopt tegen de zestig, heeft vertaalwerk gedaan en korte verhalen geschreven en is auteur van vijf politieromans, wel ke spelen in Castellum a.d. Rijn (voor welke verzonnen plaats zeer duidelijk Al phen model staat). Bovenstaande gegevens heb ik ontvangen via uitgeverij Bruna te Utrecht, die de vijf politieverhalen van mevrouw Lourens in de vorm van Zwarte Beertjes op de markt heeft gebracht. Hier zijn de titels: „Ze kunnen het niet laten". „Ze vragen er om", „Tussen nu en nooit", „Achter het net gevist" en „Was de kat getuige?" Nauwgezette lezing van deze vijf Beertjes stellen mij in staat nog een bijzonderheid van mevrouw Lourens aan het bovenstaande toe te voegen: zij is rooms-kathollek, althans rooms-katholiek opge voed. Dit valt af te leiden uit het feit dat zij het zevende gebod („gij zult niet echtbreken") het zèsde. noemt. en bij de katholieken is dit gebod nummer zes. Voorts kan het zeker gemak, waarmee de naam Jezus soms als uitroep De uitgever spreekt zelfs van uniek. Ik houd het op uitzonder lijk, in de zin van een uitzonde ring, die stimulerend, kan werken maar moeilijk regel zal kunnen worden. Het gaat namelijk 'over het dagboek van een mongoloïde Engelse jongen, Nigel Hunt. Hij had het geluk uit een goed huwe lijk te zijn geboren (in 1947) en verstandige, ontwikkelde en toe gewijde ouders te bezitten. Opzijn zevende Jaar had hij al leren lezen. Men krijgt de indruk dat hij enig kind was. Zijn vader was leraar, met aanieg voor talen en deze be gaafdheid schijnt Nigel te hebben geërfd. Professor L. S. Penrose, ini zijn Voorwoord van het aanstonds) te noemen boekje, spreekt van Ni gel's verbluffende kennis en ge bruik van woorden. Als opgescho ten Jongen leerde hij zichzelf ty pen. regelmatig, netjes en met weinig spelfouten. Op zijn 17e Jaar schreef hij zijn boek. dat hij na de dood van zijn moeder maar moei zaam kon afmaken. In de Neder- leen in zeer intieme relaties toege staan. Laat staan dat wij in het dagelijks leven in elkaar zouden prikken of snijden. Zouden we dat doen, dan zou de politie al snel ingrijpen: ons lichaam behoort voor anderen heilig en in het alge meen ontoegankelijk te zijn. Maar binnen de besloten muren van het ziekenhuis ligt dat alle maal anders. Daar mag niet alleen aangeraakt en geprikt worden, daar is dat zelfs vaak bittere nood zaak. Een co-assistent, dokter in opleiding, leert dan zo een taboe uit het dagelijks leven te overtre den. Het zal geen verwondering wekken, dat zoiets moeite kost. Het is immers niet alleen maar het afschaffen van een willekeurig ge dragsregeltje, maar het is iets dat heel diep ingrijpt in opvattingen over hoe mensen met elkaar horen om te gaan. Het dagboek van een co-assistent dat door Alexander van Es onder de (veel te pretentieuze) titel „Anatomie van het gevoel" werd uitgegeven, geeft de ervaringen van een co-assistent in die eerste klinische periode weer. In een groot aantal korte notities die eerder als wekelijkse kolom ver- schnenen in het K.N.M.G.-tljd- schrift Medisch Contact laat Van Es zien hoe hij de wereld van' het ziekenhuis beleeft, en vooral welke ontwikkeling hij door die beleving in zijn persoonlijkheid doormaakt. Zijn beschrijving is voor iedereen die wel eens met dokters te maken heeft interessant. Dat komt door dat een zeker in het begin van zijn co-schap tamelijk onbe vooroordeelde toeschouwer de le zer een blik in de medische keu ken gunt; de plaats waar de ge rechten worden klaargemaakt die de patiënt later in de vorm van een medische therapie zullen wor den opgediend. En ieder die zelf geen arts is wil natuurlijk graag weten hoe in een ziekenhuis in een keihard gevecht een heroïsche strijd door de artsen om het kost bare leven van elke patiënt wordt gevoerd. Nu, wat dit laatste be treft behoeft de lezer niet te veel te verwachten; het boek is geen dok tersroman, maar laat zien hoe in het moderne ziekenhuis de ge neeskunde door meer en minder deskundige mensen wordt bedre ven als een vak, zoals er andere vakken zijn. Maar wat in de beschrijvingen het meeste opvalt is de ontwikkeling wordt gehanteerd, duiden op roomse vertrouwdheid ermee. Tot zover over mijn speurwerk. Wat het speurwerk van hoofdin specteur Erik Jager en zijn man nen in deze verhalen betreft, het is boeiend dat mee te maken, want mevrouw Lourens weet hoe ze een verhaal in elkaar moet zetten. Het ligt voor de hand dat zij in haar laatste roman daarin meer bedre ven is dan in haar eerste (ik somde» zojuist de boeken in volgorde van verschijnen op). In de eerste ver halen gaat mevrouw Lourens wel eens erg uitgebreid op zijpaden. Ze haalt daar dan wel materiaal voor de oplossing vandaan, maar de lezer krijgt ook veel overbodigs te verwerken. In de laatst versche nen boeken is de compositie veel strakker, wordt de draad van 't verhaal steviger vastgehouden, zonder dat dit ook maar iets af doet aan de levendigheid van het geheel. Normale mensen Wat de boeken van mevrouw Lou rens aantrekkelijk maakt is om te beginnën dat de hoofdpersonen zo levensecht zijn. Deze speurders zijn normale mensen, ze praten niet krom en houden er geen on4 zinnige gewoontes op na; hun ei genaardigheden zijn alledaags. Kortom, de schrijfster heeft geen malligheden nodig om de aan dacht gevangen te houden. Die aandacht krijgt èn verdient ze (en nu kom ik op een tweede punt) landse vertaling door Mieke Da- vies-Kuiper, orthopedagoge, heet' het werkje De wereld van Nigel Hunt. Het is een publikatie van Kooyker, Wetenschappelijke Uit gever bv, Rotterdam, telt 87 blz. en kost 10. De vader, Douglas Hunt inmid dels eveneens overleden be-, schrijft in een Inleiding in het kort het leven en de persoonlijkheid van zijn merkwaardige zoon. „Ni- gel is niet perfect, hij is obk geen genie, hoewel hij dat misschien- wel zou zijn als hij normaal was geweest." Wie de acht hoofdstukjes onbe vangen leest, krijgt de indruk van min of meer samenhangende1 schoolopstellen over uitstapjes in binnen- en buitenland, over zijn ouders, zijn school en over de Ver enigde Staten. Hij kon zich op bekend terrein buiten goed red- van de co-assistent zelf. In feite is dat enorm teleurstellend, want ook deze bijna-arts, zélfs deze, zou ik bijna zeggen, die met open oog en warm hart en vol goede bedoe lingen aan zijn praktijkperiode begint is na zijn eerste co-schap al bijna helemaal een keurig aange paste arts. De patiënten zijn ge vallen geworden, van echt mede lijden is nauwelijks meer sprake en de bewondering voor de medi sche techniek staat aandacht voor menselijk lijden in de weg. Een kort citaat ter illustratie. „Bij een sigmoidoscopie (een be paalde vorm van onderzoek-JJK) lijden de mensen nog meer. Eén patiënte viel flauw nadat de scoop beëindigd was. Daar ging onze kostbare tijd. We hebben haar zo goed en zo kwaad opgelapt, maar toen ze even later opstond viel ze weer flauw." Ik herhaal: „daar ging onze kostbare tijd". Dat is precies het teleurstellende in de ontwikkeling die deze co-assistent doormaakt. Naar aanleiding van een dagboek als dat van Van Es vraag ik me wel af wat de zin ervan is, om medi sche studenten als eerste co-shcp op de afdeling interne geneeskun de van een ziekenhuis te werk te stellen. Studenten krijgen daar te maken met ziektegevallen die ze wellicht hun hele verdere leven niet meer zullen tegenkomen, met een hoeveelheid lijden en ellende die geen normaal mens op die leef tijd geestelijk ongeschonden aan kan, en met een omgeving die om zo te zeggen vergeven is van ziek te. Moet dat nu de eerste ontmoe ting met de praktische geneeskun de zijn? Zou het werk in een huis artsenpraktijk niet veel meer voor de hand liggen? Ik hoop dat het dagboek de func tie heeft dat dit soort vragen op meer plaatsen gesteld worden. We mogen Alexander van Es en zijn uitgever dan dankbaar zijn dat ze de publikatie van dit dagboek hebben aangedurfd. Daar was vast wel wat moed voor nodig, alleen al getuige het feit da£ dq. auteur onder een schuilnaam schrijft. Want wie de deur van de medische keuken te ver openzet, kon wel eens merken dat de koks die al binnen zijn hem met een klap voor zijn neus dichtsmijten. Alexander van Es: Anatomie van het gevoel dagboek van een co-assistent. Uitg.: Harle kijn, Westbroek, 1979. 172 p. Mevrouw A. Lourens-Koop door haar goede en afwisselende beschrijvingen van mensen en mi lieus en (derde punt) door de van veel vindingrijkheid getuigende plots. Fraai is dat nagenoeg alle kinde ren in deze boeken naar 't gymna sium gaan. Zo mag ik het horen! Vreemd is dat je bij mevrouw Lou rens divans tegekomt. Ik dacht dat dit meubelstuk (een akelig ding, met zo'n verstelbaar kussen) uitgestorven was en ook niet via, de nostalgie weer tot leven was gebracht. Dat er bij een kunste naar in z'n atelier een gammele divan valt waar te nemen, vooruit, daar zeur ik niet over, maar het wil er bij mij niet in, dat ze er bij Erik Jager nog een in de huiskamer hebben staan (met een kind met een verstuikte enkel er op). Overi gens heeft dit mijn plezier in deze politieverhalen niet bedorven. den, maar hij raakte wel eens zoek, zoals in Londen en Inns bruck. Zijn ouders hebben vaak over hem in angst gezeten (zo zat hij eens zes uur in een bioscoop achtereen naar dezelfde film over'de Beatles te kijken). De, vader, Douglas Hunt, „headmas ter" van de school die ook zoon Nigel onder haar leerlingen telde, leefde op één long en is ook niet oud geworden. Prof. Penrose zegt: „Hij (Nigel) is een scherp observator en zijn ge-' heugen voor afzonderlijke gebeur tenissen is uitzonderlijk goed. Zijn manier van denken is echter vol strekt concreet. Hij interesseert zich voor feiten, niet voor fantasie. Hij generaliseert nooit." Soms ver telt hij dat hij ergens bang voor was: een beremuts, een uurwerk met bewegende figuurtjes. Voor muziek is hij bijzonder gevoelig. Èen muziekkorps komt langs „en toen ze de hoek omkwamen gin- De naam Thé Tjong Khing (4b) staat garant voor strips op niveau. Khing, vorig jaar winnaar van het Gouden Penseel, is een leidende striptekenaar, niet in het minst omdat hij een uitstekende tech niek heeft vooral waar het aan komt op het tekenen van mensen. Juist die techniek gevoegd bij goe de onderwerpen maakt zijn nieu we bundel „Storende verhalen" zo uitstekend. Officieel heet het te gaan om in totaal elf storende verhalen. Khing heet volgens het omslag ineens King. En alle elf verhalen zijn ook niet even storend of even maatschappijkritisch, zoals de uitgever prijst. Eén strip bijvoor beeld, „De Stripfanaat", is in een andere uitvoering al bekend. Daarnaast is het gewoon een ad vertentie voor het stripblad De Vrije Balloen. Thé Tjong Khing De nieuwe kolossale roman van Herman Wouk, „Een tijd van oorlog", heeft wat de titel betreft enige ver- taalmoeilijkheden opgele verd. Wouk noemde het boek „War and Remem brance" Eigenlijk: „Oorlog en Gedachtenis". Die titel is in overeenstemming met zijn bedoeling, want de gehele roman ademt de gedachte dat oor log tot de menselijke onmogelijk heden ging behoren. Hij meent gen hun hoempapa's omhoog en de triestige trombones ook en toen bliezen ze mij rechtstreeks, het niets in". Na de dood van Nigels moeder meent vader Douglas bij zijn zoon paranormale waarnemingen op te merken. Nigel schreef zijn „boek" in 1966 en nadien niets meer. Hij is nu 31 jaar, werkt in een houtwin-, kei, is nog steeds actief, zingt in' een koor en gaat regelmatig zwemmen. Nigel zal wel uitzondering blijven, maar zijn vader legt er de nadruk op. dat er aan mongoloïde kinde ren nog wel het een en ander te ontwikkelen is. Vóór alle dingen evenwel zijn het mensen, perso nen, die om genegenheid vragen en deze gaarne geven aan hen die hun vertrouwen hebben gewon nen. En het boekje zelf ls en blijft een belangwekkend document. C.R. was een van de stuwende mensen bij de oprichting van dat blad. Maar er staan voldoende echt sto rende verhalen in om het boek naar een uitstekend niveau te til len. Bijvoorbeeld die prachtige pa rodie op sportvissen. Kort genoeg om de kwaliteit vast te houden. „De Top" legt de problemen van de topsport door kinderen on barmhartig vast. En met het ver haal „Ontspoord" kan Neelie Smit-Kroes haar voordeel doen. Emancipatie van de vrouw en de kritiek van de geslaagde uitzonde ringen op die beweging. „TV-Privaat" is ondanks de be-1 kende titel, het hoogtepunt. Weer zo'n strip die Thé Tjong Khing alleen maakte. Die onderscheiden zich in positieve zin van de strips die hij met behulp van tekstschrij vers maakte. „TV-Privaat" toont Van der Meijden als de gluurder dat het een lange en moeizame taak van de mensheid wordt om de oorlog te overwinnen. En „het einde van de oorlog begint met gedenken". In deze enkele zin is zijn roman programmatisch sa mengevat. Vandaat de titel. Maar men kan er begrip voor hebben dat een dergelijke beladen en plechtige titel, „Oorlog en Ge dachtenis", de Nederlandse uitge ver niet aansprak. Een onverkoop bare titel, laten we het zo maar zeggen. Het 523 pagina's grote boek, zou niet onverkoopbaar moeten zijn, want het ls een goed stuk werk, en maakt eigenlijk deel uit van een drieluik. Er ging een even om vangrijk boek aan vooraf, en er zal er nog een volgen. Het is de bedoe ling dat de drie werken samen straks een panoramisch beeld ge ven van zes oorlogsjaren. Het valt op dat Wouk nauwkeurig is gedocumenteerd. Zijn werk ls in de eerste plaats een roman, maar kan bijna tegelijkertijd gelezen worden als een „geschiedenis van de tweede wereldoorlog". Wouk is er sterk in de onderlinge samen hang van de verschillende krijgs tonelen te belichten en het belang •van de gebeurtenissen te wegen in het licht van wat later bekend is geworden. Zijn roman speelt, net als de oorlog, over de gehele aard bol. De lezer krijgt diep insnijden de taferelen van Auschwitz, tege lijk maakt hij de gemoedsgesteld heid mee van joden, die met bon- 'kende harten en vla eindeloze' kruip- en sluipwegen de dans we ten te ontspringen. De lezer maakt ook kennis met het Amerikaanse, antisemitisme (dat door Henry Ford zo was aangezwengeld), en met allerlei louche figuren die van de nood van de Joden gebruik maakten om in enkele „slagen" hun schaapjes op het droge te krijgen. Maar Wouk laat ons ook en Marilym Monroe als zijn gast. Monroe staat afgebeeld zoals op, de bekendste foto's die er nog van' haar in omloop zijn. „Storende Verhalen" is een strip boek voor oudere jeugd en volwas senen. Niet vanwege echt of drei gend bloot, maar véél meer omdat het verhaal verder gaat dan de plaatjes. Aanbevolen, zet je er dan bij, als samenvatting. R. V. Thé Tjong Khing: Storende ver halen. Elf strips, 63 pagina's. Uit geverij: Panda. Prijs: ƒ9,90. beklemmende taferelen meebele ven in een onderzeeër, die na een mislukte torpedoaanval weg pro beert te kruipen onder een tapijt van dieptebommen van aanval lende Japanse Jagers. De lezer maakt verder de slag bij Midway mee, die in '42 een eind maakte aan de Japanse expansie. HIJ krijgt kijk op het „mondiale Wa terloo" van de As-mogendheden (Stalingrad, El Alamein en Gua dalcanal). Ik zou zo nog even door kunnen gaan; Wouk weet de ge lijktijdigheid van al die taferelen uitstekend te verwerken aan de hand van de geschiedenissen van een beperkt aantal mensen. Bo vendien lardeert hij zijn tekst met fragmenten uit een z.g. krijgsge schiedenis, die door een nazi-gene raal zou zijn geschreven. Door een dergelijke gefingeerde krijgshisto ricus uit het nazi-kamp in te voe~ ren, schept Wouk voor zichzelf de mogelijkheid om de fanatieke een zijdigheden van een verslaggeving over de oorlog ln zijn roman te verwerken. Dat is een aardige greep, die natuurlijk alleen maar past in een kolossaal breed opge zet epos, en die door Wouk goed wordt uitgebuit. De panoramische blik die de lezer op deze manier krijgt ls verrassend, te meer daar men Wouk niet of nauwelijks kan betrappen op een romantische vergulding van het krijgsbedrijf, of anderzijds op een rancu neuze bevestiging van een anti- militair vooroordeel. Integendeel, voor zover Wouks roman een anti- oorlogsboek genoemd kan wor den, komt dat voort uit de aard en de samenhang van de zaken zelf.' Wouk zet de zaken niet (Ideolo gisch) naar zijn hand. Ik denk dat men zijn roman(s) vooral om de panoramische grootheid en om de documentaire nauwkeurigheid kan bewonderen. C. G. ,v. Zw. door Jelle Jan Klinkert James Robertson is een gedrags wetenschapper (een psychoanaly ticus. om precies te zijn) die een boekje schreef onder de titel „Jon ge kinderen ln het ziekenhuis". Hij maakt daarin duidelijk met welke problemen kinderen van nul tot tien Jaar oud te maken hebben wanneer ze ln het ziekenhuis te recht komen. Op grond van zijn eigen ervarin gen. eigen systematisch onder zoek en onderzoek van andere we tenschappers komt hij tot de con clusie dat er heel veel ontbreekt aan de opvang en begeleiding van deze kinderen. HIJ constateert dat in zijn land (Engeland, maar in Nederland is het niet veel anders) weliswaar in allerlei ziekenhuizen door goed willende artsen en verpleegkundi gen hier en daar gewerkt wordt aan de sociale en psychische bege leiding van jonge patiënten, maar dat er geen sprake is van een sys tematisch beleid op grond van ge fundeerde inzichten in het pro bleem. Daardoor blijft het bij po gingen die sympatiek zijn maar geen zoden aan de dijk zetten. Robertson legt ln zijn uiterst in formatieve boekje sterk de na druk op het aspect van de aanwe zigheid van een der ouders bij het kind in het ziekenhuis. Hij maakt duidelijk dat het voor kinderen onder de drie jaar absoluut nood zakelijk ls dat de ouders voortdu rend (dus dag én nacht) aanwezig zijn. Oudere kinderen stellen ia dit opzicht minder stringente ei sen, maar ook bij hen is de relatie met de ouders belangrijk. •Artsen en verpleging zien gewoon lijk de noodzaak hiervan niet in. Dat ligt vooral aan het feit, dat de jmeeste kinderen in een ziekenhuis na enige tijd heel aangepast ge drag vertonen. Dit aangepaste ge drag (na een periode van wan hoop) wordt door de omgeving be schouwd als een teken dat zo'n* kind zich prettig voelt. In feite, zegt Robertson, staat het sein op onveilig: de kinderen kunnen de hevigheid van het verdriet over de scheiding van hun moeder niet verdragen; daarom gaan ze van hun situatie maar het beste ma- •ken door de gevoelens voor hun moeder te onderdrukken. Wan neer de kinderen later weer thuis komen blijken er ten gevolge van het in het ziekenhuis opgelopen scheidingstrauma allerlei ge dragsstoornissen op te treden niet ondanks, maar Juist doordat het kind zich ln het ziekenhuis zo aangepast gedroeg. Daarnaast is van belang voor de houding van het ziekenhuisperso neel dat ze van mening zijn dat de aanwezigheid van een ouder een „verstoring" van het normale werk zou meebrengen. Ouders staan in de weg, zijn lastig, etc. Robertson weet deze argumenten overtuigend te weerleggen, en komt bovendien zelf met allerlei praktische voorstellen over de or ganisatie van de zorg voor kleine kinderen ln het ziekenhuis. Dit boekje, overzichtelijk en een voudig als het ls, raad ik sterk aan ouders van kleine kinderen en zie kenhuiswerkers die daar mee te maken hebben aan. Het was voor mij een grote verrassing te consta teren dat het al twintig jaar gele den voor het eerst (in Engeland) werd uitgegeven. Liggen ze in En geland op dit gebied dus twintig Jaar voor? Geen idee. maar het kan een extra reden zijn om einde lijk eens extra werk te maken van de sociale en psychische begelei ding van kleine kinderen in het ziekenhuis. James Robertson: Jonge kinderen in het ziekenhuis. Uitg.: Kooyker, Rotterdam, 1979. (131 p.) Prijs: 18,50 Kwarts uitgeverij te Arnhem be gint met een serie zgn. „boekma- gazlnes". Kennelijk mikt men op speculatieve onderwerpen, want de eerste twee magazines zijn ge wijd aan n) et-geïdentificeerde vliegende voorwerpen (Ameri kaanse afkorting UFO) Er is al ontzaggelijk veel, maar zelden zinnig over dit onderwerp geschreven. In dit „boekmagazi- ne" schermt men veel met de term „wetenschappelijk", terwijl de hele kwestie (voor zover er een kwestie is) niets met wetenschap te maken heeft. Het eerste boekmagazlne heeft de pretentieuze titel „De waarheid over UFO's. Het geschrift staat vol taal- en zetfouten. De auteur ls E. Allan. Deze ontwikkelt de theo rie dat de onopgehelderde ver schijnselen manifestaties zijn van de mensheid van de toekomst. Om zo te zeggen tijdreizigers van de toekomst. Onze verre nazaten dus, die een kijkje in het verleden ko men nemen. Een zinloze constructie, die bo vendien niet origineel ls. Specu lanten en schotelgelovigen, die zich graag met met onduidelijke foto's en onduideljke verhalen be zig houden, hebben niet zelden in die richting gedacht. Maar de lol van dat soort bespiegelingen ont- gaat ons. E. Allan: „De waarheid over UFO's Boekmagazlne. Uitg. Kwarts. Omvang 76 pag. Prijs 8,75. Herman Wouk: 'Een tijd van Gebonden Omvang 522 pag. Prijs 32.50

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 13