De patiënt als 'geval'
in medische techniek
Een uitzonderlijk geschrift
Holland in close up
Storende en minder
storende verhalen
in strips op niveau
Panorama
Politieromans uit
Alphen aan de Rijn
van oorloff ™;*og'
Dagboek van aankomende arts te pretentieus
Kind in
ziekenhuis
mist
begeleiding
Weer UFO's
WOENSDAG 7 NOVEMBER 1979
BOEKEN
TROUW/KWARTET RH 13
Het 'Laantje bij Nuenen', een werk van Vincent van Gogh, waarvan een fraaie reproduktie in
het boek staat.
Bij Elsevier verscheen „Hol
land in close up" (een min of
meer onvertaalbare titel), met
bondige en heldere informatie
over Nederland en de Neder
landers. met nadruk op de Hol
landen. Het is een groot foto
boek geworden, met een serie'
prachtige kleurenfoto's, maar
ook met reprodukties. De tekst,
geschreven door Evert Werk
man. is in vier talen afgedrukt
(Nederlands, Engels, Frans en
Duits), en geeft bondige stan
daardinformatie, afgestemd
op de meest voor de hand lig
gende vragen die bij toeristen,
opkomen. Zo wordt Nederland
heel summier beschreven. De
tekst handelt over zeewering,
duinen, difken, deltaplan,
scheepsbouw, de polderwerken
van de voormalige Zuiderzee,
ons vermaarde stamboek, de.
landbouw, de typen boerderij
en, onze eveneens beroemde
veelkleurigheid aan kerken en
godsdienstige stromingen,
onze bouwkunst, typen van
dorpen en steden, de Rand
stad, Amsterdam gebouwd op
palen, Rotterdam de wereld-i
haven, Den Haag als bestuurs
centrum. onze klederdrachten,
de waterbeheersing, windmo
lens (destijds 9000), flora en
fauna, kastelen, de Vecht
streek met buitenplaatsen van
rijke kooplieden, musea, grote
Nederlandse namen op gebie
den van wetenschap en kunst,'
en ten slotte een paar woorden
over bodemschatten. Dit alles
is uiterst kort, maar glashel
der opgedist, met soms verhel-,
derende tekeningen en andere
illustraties. Maar het grootste
(en eerste) deel van het boek is
kijkboek, natuurlijk met veel
paradepaard] es, maar toch
ook met fraaie foto's en repro
dukties van beroemde schilde-1
rijen. Het boekwerk is onder
meer geschikt als geschenk
voor geëmigreerde kinderen.
„Holland in close up". Samen
stelling Kees Scherer en Evert
Werkman. Uitg. Elsevier.
Fors formaat. Omvang 160
pag. Prijs 29,50.
door Jelle Jan Klinkert
Sommige dingen lijken zo
vanzelfsprekend: dat een
dokter je een injectie geeft
bijvoorbeeld, of dat hij een
infuus aanlegt. Het lijkt
wel of hij dat zijn hele leven
al kon en deed. Toch was
ook de dokter eens een ge
woon mens, iemand die nog
nooit in mensen had ge
prikt en gesneden. Hij
moet dat dus geleerd
hebben.
Nu is het geven van een injectie of
het aanleggen van een infuus niet
echt moeilijk. Je moet er natuur
lijk een zekere kennis van de men
selijke anatomiè voor hebben en
bovendien een zekere handigheid,
maar daarmee gewapend heeft de
gemiddelde vierdejaars medicij
nenstudent deze vaardigheden in
korte tijd onder de knie. Toch zijn
het verrichtingen waar diezelfde
medicijnenstudent als een berg te
genop ziet; dat zit hem dan ook
niet in het probleem van het prik
ken zelf. maar in wat dat prikken
allemaal betekent.
Ga maar na. In de meeste medi
sche opleidingen in Nederland
houdt een student zich in de eer
ste vier jaar van zijn studie vrijwel
uitsluitend op theoretische wijze
met menselijke lichamen, met
ziekte en gezondheid bezig. Echte
levende patiënten ziet hij slechts
van een afstand; bijvoorbeeld op
een college waar een docent zo'n
patiënt demonstreert. Zelf met pa
tiënten omgaan is er in die eerste
jaren in het geheel niet bij.
Maar na vier of vijf jaar theorie
wordt dat plotseling anders. De
student gaat, zoals dat heet, de
kliniek in: in het ziekenhuis gaat
hij werken als co-assistent. Nu
gaat hij de theorie in de praktijk
toepassen, zo goed en zo kwaad
als dat lukt. Nu zal blijken of hij
een goede dokter kan worden. En
een van de. belangrijkste dingen
die hij daarvoor moet leren wordt
gesymboliseerd door het kunnen
prikken en snijden: hij moet leren
het taboe van het menselijk li
chaam te overtreden.
In ons dagelijkse, gewone leven
raken wij mensen elkaar niet of
nauwelijks aan. Elkaar een hand
geven komt al zelden voor, en ver
dergaande aanrakingen zijn al-
door A. J. Klei
Mevrouw A. Lourens-Koop
woont in Alphen a.d. Rijn,
heeft klassieke talen gestu-
deerd, is moeder van vijf
kinderen, loopt tegen de
zestig, heeft vertaalwerk
gedaan en korte verhalen
geschreven en is auteur
van vijf politieromans, wel
ke spelen in Castellum a.d.
Rijn (voor welke verzonnen
plaats zeer duidelijk Al
phen model staat).
Bovenstaande gegevens heb ik
ontvangen via uitgeverij Bruna te
Utrecht, die de vijf politieverhalen
van mevrouw Lourens in de vorm
van Zwarte Beertjes op de markt
heeft gebracht. Hier zijn de titels:
„Ze kunnen het niet laten". „Ze
vragen er om", „Tussen nu en
nooit", „Achter het net gevist" en
„Was de kat getuige?"
Nauwgezette lezing van deze vijf
Beertjes stellen mij in staat nog
een bijzonderheid van mevrouw
Lourens aan het bovenstaande toe
te voegen: zij is rooms-kathollek,
althans rooms-katholiek opge
voed. Dit valt af te leiden uit het
feit dat zij het zevende gebod („gij
zult niet echtbreken") het zèsde.
noemt. en bij de katholieken is
dit gebod nummer zes. Voorts kan
het zeker gemak, waarmee de
naam Jezus soms als uitroep
De uitgever spreekt zelfs van
uniek. Ik houd het op uitzonder
lijk, in de zin van een uitzonde
ring, die stimulerend, kan werken
maar moeilijk regel zal kunnen
worden. Het gaat namelijk 'over
het dagboek van een mongoloïde
Engelse jongen, Nigel Hunt. Hij
had het geluk uit een goed huwe
lijk te zijn geboren (in 1947) en
verstandige, ontwikkelde en toe
gewijde ouders te bezitten. Opzijn
zevende Jaar had hij al leren lezen.
Men krijgt de indruk dat hij enig
kind was. Zijn vader was leraar,
met aanieg voor talen en deze be
gaafdheid schijnt Nigel te hebben
geërfd. Professor L. S. Penrose, ini
zijn Voorwoord van het aanstonds)
te noemen boekje, spreekt van Ni
gel's verbluffende kennis en ge
bruik van woorden. Als opgescho
ten Jongen leerde hij zichzelf ty
pen. regelmatig, netjes en met
weinig spelfouten. Op zijn 17e Jaar
schreef hij zijn boek. dat hij na de
dood van zijn moeder maar moei
zaam kon afmaken. In de Neder-
leen in zeer intieme relaties toege
staan. Laat staan dat wij in het
dagelijks leven in elkaar zouden
prikken of snijden. Zouden we dat
doen, dan zou de politie al snel
ingrijpen: ons lichaam behoort
voor anderen heilig en in het alge
meen ontoegankelijk te zijn.
Maar binnen de besloten muren
van het ziekenhuis ligt dat alle
maal anders. Daar mag niet alleen
aangeraakt en geprikt worden,
daar is dat zelfs vaak bittere nood
zaak. Een co-assistent, dokter in
opleiding, leert dan zo een taboe
uit het dagelijks leven te overtre
den. Het zal geen verwondering
wekken, dat zoiets moeite kost.
Het is immers niet alleen maar het
afschaffen van een willekeurig ge
dragsregeltje, maar het is iets dat
heel diep ingrijpt in opvattingen
over hoe mensen met elkaar horen
om te gaan.
Het dagboek van een co-assistent
dat door Alexander van Es onder
de (veel te pretentieuze) titel
„Anatomie van het gevoel" werd
uitgegeven, geeft de ervaringen
van een co-assistent in die eerste
klinische periode weer. In een
groot aantal korte notities die
eerder als wekelijkse kolom ver-
schnenen in het K.N.M.G.-tljd-
schrift Medisch Contact laat
Van Es zien hoe hij de wereld van'
het ziekenhuis beleeft, en vooral
welke ontwikkeling hij door die
beleving in zijn persoonlijkheid
doormaakt.
Zijn beschrijving is voor iedereen
die wel eens met dokters te maken
heeft interessant. Dat komt door
dat een zeker in het begin van
zijn co-schap tamelijk onbe
vooroordeelde toeschouwer de le
zer een blik in de medische keu
ken gunt; de plaats waar de ge
rechten worden klaargemaakt die
de patiënt later in de vorm van
een medische therapie zullen wor
den opgediend. En ieder die zelf
geen arts is wil natuurlijk graag
weten hoe in een ziekenhuis in een
keihard gevecht een heroïsche
strijd door de artsen om het kost
bare leven van elke patiënt wordt
gevoerd. Nu, wat dit laatste be
treft behoeft de lezer niet te veel te
verwachten; het boek is geen dok
tersroman, maar laat zien hoe in
het moderne ziekenhuis de ge
neeskunde door meer en minder
deskundige mensen wordt bedre
ven als een vak, zoals er andere
vakken zijn.
Maar wat in de beschrijvingen het
meeste opvalt is de ontwikkeling
wordt gehanteerd, duiden op
roomse vertrouwdheid ermee.
Tot zover over mijn speurwerk.
Wat het speurwerk van hoofdin
specteur Erik Jager en zijn man
nen in deze verhalen betreft, het is
boeiend dat mee te maken, want
mevrouw Lourens weet hoe ze een
verhaal in elkaar moet zetten. Het
ligt voor de hand dat zij in haar
laatste roman daarin meer bedre
ven is dan in haar eerste (ik somde»
zojuist de boeken in volgorde van
verschijnen op). In de eerste ver
halen gaat mevrouw Lourens wel
eens erg uitgebreid op zijpaden.
Ze haalt daar dan wel materiaal
voor de oplossing vandaan, maar
de lezer krijgt ook veel overbodigs
te verwerken. In de laatst versche
nen boeken is de compositie veel
strakker, wordt de draad van 't
verhaal steviger vastgehouden,
zonder dat dit ook maar iets af
doet aan de levendigheid van het
geheel.
Normale mensen
Wat de boeken van mevrouw Lou
rens aantrekkelijk maakt is om te
beginnën dat de hoofdpersonen zo
levensecht zijn. Deze speurders
zijn normale mensen, ze praten
niet krom en houden er geen on4
zinnige gewoontes op na; hun ei
genaardigheden zijn alledaags.
Kortom, de schrijfster heeft geen
malligheden nodig om de aan
dacht gevangen te houden. Die
aandacht krijgt èn verdient ze (en
nu kom ik op een tweede punt)
landse vertaling door Mieke Da-
vies-Kuiper, orthopedagoge, heet'
het werkje De wereld van Nigel
Hunt. Het is een publikatie van
Kooyker, Wetenschappelijke Uit
gever bv, Rotterdam, telt 87 blz.
en kost 10.
De vader, Douglas Hunt inmid
dels eveneens overleden be-,
schrijft in een Inleiding in het kort
het leven en de persoonlijkheid
van zijn merkwaardige zoon. „Ni-
gel is niet perfect, hij is obk geen
genie, hoewel hij dat misschien-
wel zou zijn als hij normaal was
geweest."
Wie de acht hoofdstukjes onbe
vangen leest, krijgt de indruk van
min of meer samenhangende1
schoolopstellen over uitstapjes in
binnen- en buitenland, over zijn
ouders, zijn school en over de Ver
enigde Staten. Hij kon zich op
bekend terrein buiten goed red-
van de co-assistent zelf. In feite is
dat enorm teleurstellend, want
ook deze bijna-arts, zélfs deze, zou
ik bijna zeggen, die met open oog
en warm hart en vol goede bedoe
lingen aan zijn praktijkperiode
begint is na zijn eerste co-schap al
bijna helemaal een keurig aange
paste arts. De patiënten zijn ge
vallen geworden, van echt mede
lijden is nauwelijks meer sprake
en de bewondering voor de medi
sche techniek staat aandacht voor
menselijk lijden in de weg. Een
kort citaat ter illustratie.
„Bij een sigmoidoscopie (een be
paalde vorm van onderzoek-JJK)
lijden de mensen nog meer. Eén
patiënte viel flauw nadat de scoop
beëindigd was. Daar ging onze
kostbare tijd. We hebben haar zo
goed en zo kwaad opgelapt, maar
toen ze even later opstond viel ze
weer flauw." Ik herhaal: „daar
ging onze kostbare tijd". Dat is
precies het teleurstellende in de
ontwikkeling die deze co-assistent
doormaakt.
Naar aanleiding van een dagboek
als dat van Van Es vraag ik me wel
af wat de zin ervan is, om medi
sche studenten als eerste co-shcp
op de afdeling interne geneeskun
de van een ziekenhuis te werk te
stellen. Studenten krijgen daar te
maken met ziektegevallen die ze
wellicht hun hele verdere leven
niet meer zullen tegenkomen, met
een hoeveelheid lijden en ellende
die geen normaal mens op die leef
tijd geestelijk ongeschonden aan
kan, en met een omgeving die om
zo te zeggen vergeven is van ziek
te. Moet dat nu de eerste ontmoe
ting met de praktische geneeskun
de zijn? Zou het werk in een huis
artsenpraktijk niet veel meer voor
de hand liggen?
Ik hoop dat het dagboek de func
tie heeft dat dit soort vragen op
meer plaatsen gesteld worden. We
mogen Alexander van Es en zijn
uitgever dan dankbaar zijn dat ze
de publikatie van dit dagboek
hebben aangedurfd. Daar was
vast wel wat moed voor nodig,
alleen al getuige het feit da£ dq.
auteur onder een schuilnaam
schrijft. Want wie de deur van de
medische keuken te ver openzet,
kon wel eens merken dat de koks
die al binnen zijn hem met een
klap voor zijn neus dichtsmijten.
Alexander van Es: Anatomie
van het gevoel dagboek van
een co-assistent. Uitg.: Harle
kijn, Westbroek, 1979. 172 p.
Mevrouw A. Lourens-Koop
door haar goede en afwisselende
beschrijvingen van mensen en mi
lieus en (derde punt) door de van
veel vindingrijkheid getuigende
plots.
Fraai is dat nagenoeg alle kinde
ren in deze boeken naar 't gymna
sium gaan. Zo mag ik het horen!
Vreemd is dat je bij mevrouw Lou
rens divans tegekomt. Ik dacht
dat dit meubelstuk (een akelig
ding, met zo'n verstelbaar kussen)
uitgestorven was en ook niet via,
de nostalgie weer tot leven was
gebracht. Dat er bij een kunste
naar in z'n atelier een gammele
divan valt waar te nemen, vooruit,
daar zeur ik niet over, maar het wil
er bij mij niet in, dat ze er bij Erik
Jager nog een in de huiskamer
hebben staan (met een kind met
een verstuikte enkel er op). Overi
gens heeft dit mijn plezier in deze
politieverhalen niet bedorven.
den, maar hij raakte wel eens
zoek, zoals in Londen en Inns
bruck. Zijn ouders hebben vaak
over hem in angst gezeten (zo zat
hij eens zes uur in een bioscoop
achtereen naar dezelfde film
over'de Beatles te kijken). De,
vader, Douglas Hunt, „headmas
ter" van de school die ook zoon
Nigel onder haar leerlingen telde,
leefde op één long en is ook niet
oud geworden.
Prof. Penrose zegt: „Hij (Nigel) is
een scherp observator en zijn ge-'
heugen voor afzonderlijke gebeur
tenissen is uitzonderlijk goed. Zijn
manier van denken is echter vol
strekt concreet. Hij interesseert
zich voor feiten, niet voor fantasie.
Hij generaliseert nooit." Soms ver
telt hij dat hij ergens bang voor
was: een beremuts, een uurwerk
met bewegende figuurtjes. Voor
muziek is hij bijzonder gevoelig.
Èen muziekkorps komt langs „en
toen ze de hoek omkwamen gin-
De naam Thé Tjong Khing (4b)
staat garant voor strips op niveau.
Khing, vorig jaar winnaar van het
Gouden Penseel, is een leidende
striptekenaar, niet in het minst
omdat hij een uitstekende tech
niek heeft vooral waar het aan
komt op het tekenen van mensen.
Juist die techniek gevoegd bij goe
de onderwerpen maakt zijn nieu
we bundel „Storende verhalen" zo
uitstekend.
Officieel heet het te gaan om in
totaal elf storende verhalen.
Khing heet volgens het omslag
ineens King. En alle elf verhalen
zijn ook niet even storend of even
maatschappijkritisch, zoals de
uitgever prijst. Eén strip bijvoor
beeld, „De Stripfanaat", is in een
andere uitvoering al bekend.
Daarnaast is het gewoon een ad
vertentie voor het stripblad De
Vrije Balloen. Thé Tjong Khing
De nieuwe kolossale roman
van Herman Wouk, „Een
tijd van oorlog", heeft wat
de titel betreft enige ver-
taalmoeilijkheden opgele
verd. Wouk noemde het
boek „War and Remem
brance" Eigenlijk: „Oorlog
en Gedachtenis".
Die titel is in overeenstemming
met zijn bedoeling, want de gehele
roman ademt de gedachte dat oor
log tot de menselijke onmogelijk
heden ging behoren. Hij meent
gen hun hoempapa's omhoog en
de triestige trombones ook en
toen bliezen ze mij rechtstreeks,
het niets in".
Na de dood van Nigels moeder
meent vader Douglas bij zijn zoon
paranormale waarnemingen op te
merken. Nigel schreef zijn „boek"
in 1966 en nadien niets meer. Hij is
nu 31 jaar, werkt in een houtwin-,
kei, is nog steeds actief, zingt in'
een koor en gaat regelmatig
zwemmen.
Nigel zal wel uitzondering blijven,
maar zijn vader legt er de nadruk
op. dat er aan mongoloïde kinde
ren nog wel het een en ander te
ontwikkelen is. Vóór alle dingen
evenwel zijn het mensen, perso
nen, die om genegenheid vragen
en deze gaarne geven aan hen die
hun vertrouwen hebben gewon
nen. En het boekje zelf ls en blijft
een belangwekkend document.
C.R.
was een van de stuwende mensen
bij de oprichting van dat blad.
Maar er staan voldoende echt sto
rende verhalen in om het boek
naar een uitstekend niveau te til
len. Bijvoorbeeld die prachtige pa
rodie op sportvissen. Kort genoeg
om de kwaliteit vast te houden.
„De Top" legt de problemen van
de topsport door kinderen on
barmhartig vast. En met het ver
haal „Ontspoord" kan Neelie
Smit-Kroes haar voordeel doen.
Emancipatie van de vrouw en de
kritiek van de geslaagde uitzonde
ringen op die beweging.
„TV-Privaat" is ondanks de be-1
kende titel, het hoogtepunt. Weer
zo'n strip die Thé Tjong Khing
alleen maakte. Die onderscheiden
zich in positieve zin van de strips
die hij met behulp van tekstschrij
vers maakte. „TV-Privaat" toont
Van der Meijden als de gluurder
dat het een lange en moeizame
taak van de mensheid wordt om
de oorlog te overwinnen. En „het
einde van de oorlog begint met
gedenken". In deze enkele zin is
zijn roman programmatisch sa
mengevat. Vandaat de titel. Maar
men kan er begrip voor hebben
dat een dergelijke beladen en
plechtige titel, „Oorlog en Ge
dachtenis", de Nederlandse uitge
ver niet aansprak. Een onverkoop
bare titel, laten we het zo maar
zeggen.
Het 523 pagina's grote boek, zou
niet onverkoopbaar moeten zijn,
want het ls een goed stuk werk, en
maakt eigenlijk deel uit van een
drieluik. Er ging een even om
vangrijk boek aan vooraf, en er zal
er nog een volgen. Het is de bedoe
ling dat de drie werken samen
straks een panoramisch beeld ge
ven van zes oorlogsjaren.
Het valt op dat Wouk nauwkeurig
is gedocumenteerd. Zijn werk ls in
de eerste plaats een roman, maar
kan bijna tegelijkertijd gelezen
worden als een „geschiedenis van
de tweede wereldoorlog". Wouk is
er sterk in de onderlinge samen
hang van de verschillende krijgs
tonelen te belichten en het belang
•van de gebeurtenissen te wegen in
het licht van wat later bekend is
geworden. Zijn roman speelt, net
als de oorlog, over de gehele aard
bol. De lezer krijgt diep insnijden
de taferelen van Auschwitz, tege
lijk maakt hij de gemoedsgesteld
heid mee van joden, die met bon-
'kende harten en vla eindeloze'
kruip- en sluipwegen de dans we
ten te ontspringen. De lezer maakt
ook kennis met het Amerikaanse,
antisemitisme (dat door Henry
Ford zo was aangezwengeld), en
met allerlei louche figuren die van
de nood van de Joden gebruik
maakten om in enkele „slagen"
hun schaapjes op het droge te
krijgen. Maar Wouk laat ons ook
en Marilym Monroe als zijn gast.
Monroe staat afgebeeld zoals op,
de bekendste foto's die er nog van'
haar in omloop zijn.
„Storende Verhalen" is een strip
boek voor oudere jeugd en volwas
senen. Niet vanwege echt of drei
gend bloot, maar véél meer omdat
het verhaal verder gaat dan de
plaatjes.
Aanbevolen, zet je er dan bij, als
samenvatting.
R. V.
Thé Tjong Khing: Storende ver
halen. Elf strips, 63 pagina's. Uit
geverij: Panda. Prijs: ƒ9,90.
beklemmende taferelen meebele
ven in een onderzeeër, die na een
mislukte torpedoaanval weg pro
beert te kruipen onder een tapijt
van dieptebommen van aanval
lende Japanse Jagers. De lezer
maakt verder de slag bij Midway
mee, die in '42 een eind maakte
aan de Japanse expansie. HIJ
krijgt kijk op het „mondiale Wa
terloo" van de As-mogendheden
(Stalingrad, El Alamein en Gua
dalcanal). Ik zou zo nog even door
kunnen gaan; Wouk weet de ge
lijktijdigheid van al die taferelen
uitstekend te verwerken aan de
hand van de geschiedenissen van
een beperkt aantal mensen. Bo
vendien lardeert hij zijn tekst met
fragmenten uit een z.g. krijgsge
schiedenis, die door een nazi-gene
raal zou zijn geschreven. Door een
dergelijke gefingeerde krijgshisto
ricus uit het nazi-kamp in te voe~
ren, schept Wouk voor zichzelf de
mogelijkheid om de fanatieke een
zijdigheden van een verslaggeving
over de oorlog ln zijn roman te
verwerken. Dat is een aardige
greep, die natuurlijk alleen maar
past in een kolossaal breed opge
zet epos, en die door Wouk goed
wordt uitgebuit. De panoramische
blik die de lezer op deze manier
krijgt ls verrassend, te meer daar
men Wouk niet of nauwelijks kan
betrappen op een romantische
vergulding van het krijgsbedrijf,
of anderzijds op een rancu
neuze bevestiging van een anti-
militair vooroordeel. Integendeel,
voor zover Wouks roman een anti-
oorlogsboek genoemd kan wor
den, komt dat voort uit de aard en
de samenhang van de zaken zelf.'
Wouk zet de zaken niet (Ideolo
gisch) naar zijn hand. Ik denk dat
men zijn roman(s) vooral om de
panoramische grootheid en om de
documentaire nauwkeurigheid
kan bewonderen.
C. G. ,v. Zw.
door Jelle Jan Klinkert
James Robertson is een gedrags
wetenschapper (een psychoanaly
ticus. om precies te zijn) die een
boekje schreef onder de titel „Jon
ge kinderen ln het ziekenhuis". Hij
maakt daarin duidelijk met welke
problemen kinderen van nul tot
tien Jaar oud te maken hebben
wanneer ze ln het ziekenhuis te
recht komen.
Op grond van zijn eigen ervarin
gen. eigen systematisch onder
zoek en onderzoek van andere we
tenschappers komt hij tot de con
clusie dat er heel veel ontbreekt
aan de opvang en begeleiding van
deze kinderen.
HIJ constateert dat in zijn land
(Engeland, maar in Nederland is
het niet veel anders) weliswaar in
allerlei ziekenhuizen door goed
willende artsen en verpleegkundi
gen hier en daar gewerkt wordt
aan de sociale en psychische bege
leiding van jonge patiënten, maar
dat er geen sprake is van een sys
tematisch beleid op grond van ge
fundeerde inzichten in het pro
bleem. Daardoor blijft het bij po
gingen die sympatiek zijn maar
geen zoden aan de dijk zetten.
Robertson legt ln zijn uiterst in
formatieve boekje sterk de na
druk op het aspect van de aanwe
zigheid van een der ouders bij het
kind in het ziekenhuis. Hij maakt
duidelijk dat het voor kinderen
onder de drie jaar absoluut nood
zakelijk ls dat de ouders voortdu
rend (dus dag én nacht) aanwezig
zijn. Oudere kinderen stellen ia
dit opzicht minder stringente ei
sen, maar ook bij hen is de relatie
met de ouders belangrijk.
•Artsen en verpleging zien gewoon
lijk de noodzaak hiervan niet in.
Dat ligt vooral aan het feit, dat de
jmeeste kinderen in een ziekenhuis
na enige tijd heel aangepast ge
drag vertonen. Dit aangepaste ge
drag (na een periode van wan
hoop) wordt door de omgeving be
schouwd als een teken dat zo'n*
kind zich prettig voelt. In feite,
zegt Robertson, staat het sein op
onveilig: de kinderen kunnen de
hevigheid van het verdriet over de
scheiding van hun moeder niet
verdragen; daarom gaan ze van
hun situatie maar het beste ma-
•ken door de gevoelens voor hun
moeder te onderdrukken. Wan
neer de kinderen later weer thuis
komen blijken er ten gevolge van
het in het ziekenhuis opgelopen
scheidingstrauma allerlei ge
dragsstoornissen op te treden
niet ondanks, maar Juist doordat
het kind zich ln het ziekenhuis zo
aangepast gedroeg.
Daarnaast is van belang voor de
houding van het ziekenhuisperso
neel dat ze van mening zijn dat de
aanwezigheid van een ouder een
„verstoring" van het normale
werk zou meebrengen. Ouders
staan in de weg, zijn lastig, etc.
Robertson weet deze argumenten
overtuigend te weerleggen, en
komt bovendien zelf met allerlei
praktische voorstellen over de or
ganisatie van de zorg voor kleine
kinderen ln het ziekenhuis.
Dit boekje, overzichtelijk en een
voudig als het ls, raad ik sterk aan
ouders van kleine kinderen en zie
kenhuiswerkers die daar mee te
maken hebben aan. Het was voor
mij een grote verrassing te consta
teren dat het al twintig jaar gele
den voor het eerst (in Engeland)
werd uitgegeven. Liggen ze in En
geland op dit gebied dus twintig
Jaar voor? Geen idee. maar het
kan een extra reden zijn om einde
lijk eens extra werk te maken van
de sociale en psychische begelei
ding van kleine kinderen in het
ziekenhuis.
James Robertson: Jonge kinderen
in het ziekenhuis. Uitg.: Kooyker,
Rotterdam, 1979. (131 p.) Prijs:
18,50
Kwarts uitgeverij te Arnhem be
gint met een serie zgn. „boekma-
gazlnes". Kennelijk mikt men op
speculatieve onderwerpen, want
de eerste twee magazines zijn ge
wijd aan n) et-geïdentificeerde
vliegende voorwerpen (Ameri
kaanse afkorting UFO)
Er is al ontzaggelijk veel, maar
zelden zinnig over dit onderwerp
geschreven. In dit „boekmagazi-
ne" schermt men veel met de term
„wetenschappelijk", terwijl de
hele kwestie (voor zover er een
kwestie is) niets met wetenschap
te maken heeft.
Het eerste boekmagazlne heeft de
pretentieuze titel „De waarheid
over UFO's. Het geschrift staat
vol taal- en zetfouten. De auteur ls
E. Allan. Deze ontwikkelt de theo
rie dat de onopgehelderde ver
schijnselen manifestaties zijn van
de mensheid van de toekomst. Om
zo te zeggen tijdreizigers van de
toekomst. Onze verre nazaten dus,
die een kijkje in het verleden ko
men nemen.
Een zinloze constructie, die bo
vendien niet origineel ls. Specu
lanten en schotelgelovigen, die
zich graag met met onduidelijke
foto's en onduideljke verhalen be
zig houden, hebben niet zelden in
die richting gedacht. Maar de lol
van dat soort bespiegelingen ont-
gaat ons.
E. Allan: „De waarheid over
UFO's
Boekmagazlne. Uitg. Kwarts.
Omvang 76 pag. Prijs 8,75.
Herman Wouk: 'Een tijd van
Gebonden
Omvang 522 pag. Prijs 32.50