De nieuwe ideeën van de Pre-Raphaelieten >e pijn der verbeelding Roman over zoektocht naar Iraanse identiteit iTERDAG 20 OKTOBER 1979 29 "KUNST! In de zomer van 1848 stichtten zeven jeugdige Engelse kunstenaars een half geheim genootschap, de „Pre-Raphaelite Brotherhood". Deze groep verzette zich tegen het toenmalige academisme en liet zich vooral inspireren door de vroege Italianen. De Pre-Raphaelieten zelf hadden in Nederland weinig navolging, maar de latere beweging van William Morris was van veel betekenis voor de Nederlandse kunstnijverheid. Het Haags Gemeentemuseum laat daarvan een tentoonstelling zien, die door de Withworth Art Gallery te Manchester werd samengesteld. door G. Kruis c museumwereld is ten bijna klassiek ge- noorden excuus kwijt. Iet werd jarenlang lardnekkig gehanteerd bii ils bepaalde tentoon- tellingen weinig be- angstelling trokken: 'jJlrempelvrees. En tel lens weer even verge en als de bezoekers bij en andere gelegenheid neer toestroomden. laar drempelvrees kan geen erschijnsel zijn dat alleen ïaar periodiek optreedt, het estaat of het bestaat niet. inbrempelvrees, zoals hier ordt bedoeld, is onzin: als en expositie niet goed loopt, dat alleen maar een gevolg an een gebrek aan interesse ij het publiek. Is die belangstelling er is pgewekt is blijkt dat rempels helemaal geen on- tle^erkomelijke hindernissen ng jn, maar dat het hooguit eni- tijd kost om eroverheen te omen omdat je moet wach- John Ruskin: „Boog in Assisi" ten tot je aan de beurt bent. Daarom staan ze geduldig in de rij voor zo'n ver van tevo ren aangekondigde tentoon stelling als „Nubië aan de Nijl". Daar pikt, en daar wilde ik het over hebben, de ten toonstelling „Pre-Raphaelie- aquarel, 1874 ten", die je dan eigenlijk ge deeltelijk passeren moet, ook een graantje van mee. Deze expositie van tekeningen, aquarellen, behangsels en weefsels (uit de Whitworth Art Gallery, Manchester) wordt aan^ekondig als de derde in een reeks Engelse manifesta ties, eerst was het de Norwich School en kortgeleden nog die indrukwekkende Turner-ten toonstelling. Maar even zo goed zou je hem ook kunnen zien als de tweede symbolis tententoonstelling, eerst de Nederlandse, vorig jaar, nu dus de Engelse. Want daar horen ze over het algemeen als ze geen be hang, weefsels of meubelen ontwierpen duidelijk bij. Reactie Gewoon een réactie van een groep zeer jonge 19e eeuwse kunstenaars tegen de tijd, te gen de toen heersende kunst- om-de-kunst-gedachte en ik denk als ik hun werk eens bekijk met uitzondering van Ruskin dan dat het werk van Turner hen ook wel niet zo gelegen zal hebben. Terwijl, en daar heb je 't weer, dat veel eigentijdser, moder ner aandoet dan hun gezochte visie. In ieder geval, dat is bijna vanzelfsprekend, waren ze te- in zijn tweede bundel gedichten „Geheugen voor landschap" neemt Ad Zuiderent de poëzie ferieus als een poging tot zelfverwerkelijking. Dat meent R.L.K.Fokkema in deze bespreking, pie hij besluit met Zuiderent een groot dichter van deze tijd te noemen. loor R. L. K. Fokkema I.) In de dichterlijke ontwikkeling tan Ad Zuiderent steekt iets '8n oorbeeldigs. Zoals van veel de butanten is zijn eerste bundel i* ntstaan uit onvrede met de ei- ,'JJ en werkelijkheid. Die onvrede is ,t. lij Zuiderent duidelijk de angst ertoor water, begrijpelijk voor wie i°<is hij de watersnood van 1953 'sfneemaakte. tin ranfn de bundel zoekt hij naar een vaderland aeifaar hij kan aarden en hij speurt het lollands landschap af naar een geschikt nderkomen. Hij doet dat in een woordrij- e taal, in een brede poëzie, zoals de oëzie van die datum doet. Met een vloed Jes an woorden, herinnerend aan Lucebert lijk n Hamelink, biedt hij weerstand aan erdwijnend landschap. In zijn tweede undel houdt hij een expressionistisch "»t-) etint woordgeweld in toom door een be- Ire mste constructie van taalwerkelijkhe- en. Hij weet te kunnen kiezen uit twee de jogelijkheden: de beleving van een onge- erldtructureerde werkelijkheid (de natuur) liteên de beleving die een gestructureerde biedt (de kunst). Literaire is tn natuurlijke landschappen worden in de >undel bereisd teneinde enige greep te vakrijgen op de ons omringende werkelijk- )eid. Zijn voorkeur gaat uit naar een literaire construering. bil- 9 Veranderingen n zijn nieuwste bundel, die zeer kenmer- 1,01 :end „Geheugen voor landschap" heet, is e0|iet bereik van de reiziger beperkt, en de ïn Bfstand tot de aarde afgenomen. De dich- n "ter fietst door Hollands landschap rond Amsterdam en door het landschap van 1 ;ijn jeugd. Op pijnlijke wijze wordt de lichter zich bewust van de veranderingen ld He zich hebben voorgedaan in zijn leven. >ie veranderingen en hét inzicht erin vin den een afspiegeling in de gedichten. De 'erbeelding voert hem niet ver van huis. Jet is zelfs zo dat op verschillende plaat- en in de bundel het rijk der verbeelding In de dichter een opstandeling vindt. Hij 79. Herzet zich tegen dromen van eeuwigheid. 'an mogelijke bezweringen, tegen een lite- aire kijk op de dingen die het gevaar in y ich bergt alle nuchterheid ten overstaan 1 an de vergankelijkheid te verliezen. Het erslag van de fietstochten en de eraan erbonden herinneringen roepen de emo- «r(l^es van vroeger weer op: het gedicht is herhalingsoefening van gedane toch- «n. de hoop „ergens aan te komen" de motivering van tocht en gedicht. Fietsen ial*n dichten vormen „een training voor een rt, anger leven vol geheugen". Daarmee is het belang van de herinnering aangestipt, naar ook de onmogelijkheid anders dan n poëzie verleden en landschap opnieuw beleven. De titel van de bundel spreekt er al dadelijk van: 1. het geheugen komt in Ad Zuiderent de plaats van het landschap; 2. het geheu gen blokkeert het zicht op het landschap. Een derde betekenis van „Geheugen voor landschap" is dat de dichter een indruk wekkend vermogen heeft landschappen te verbeelden en ze te maken tot beeld van leven. Weinig spektakel Kon men in beide voorgaande bundels Zuiderents modernistische belangstelling opmerken, in de nieuwe bundel is weinig spektakel. Nescio, Nijhoff en Bloem noemt Zuiderent als zijn literaire model len. Dat zijn niet de geringsten onder de Nederlandse auteurs, en als vanzelf is Zuiderent met deze bundel niet de ge ringste dichter geworden onder de heden daagse dichters. Anders dan velen van zijn generatiegenoten neemt hij de poëzie serieus als een poging tot zelfverwerkelij king. HIJ vermomt zich niet langer, maar bekent op zoek te zijn naar iemand die in zijn leven model kan staan „voor wat ik maken moet van wie ik worden zal". Ook anders dan velen van zijn tijdgenoten blijft Zuiderent niet steken in de constate ring van de betrekkelijkheid aller dingen. Hij houdt herinneringen hoog met alle gevaar van nieuwe emoties en nieuwe dromen: „een woord wordt beeld, een tochtje weer emotie". De bewuste con frontatie met verleden is als gedicht een medicijn tegen de wanhoop der volwas senheid en een deur naar het geluk van de jeugd, van de verliefdheid, een tijd waarin men meende hier op aarde nog iets te zoeken te hebben. Terugdenken is terug keer van het verlies, de winst is het ge dicht ter afronding van de persoonlijk heid. Eenzaamheid In de derde plaats en dit opnieuw in tegenstelling tot veel van zijn mededich ters houdt Zuiderent de banden van vriendschap en liefde in ere en vrij yan zuur commentaar. Zeer sterk weet hij ver houdingen op te roepen waar woorden tekort schieten en slechts gebaren over zijn; en op overtuigende manier weet hij een afscheid schrijnend en niet larmoyant te maken. Het vriendschapsmotief heeft een warm karakter, maar bevat tegelijk de erkenning van de onmogelijkheid als mensen elkaar nader te komen. Een fun damenteel besef van eenzaamheid door trekt de gedichten, ook daar waar de vriendschap en het verleden de schijn van het tegendeel wekt. Bij alle verdienste van de poëzie als medicijn, als bewaarplaats, als geheugensteun, als model van het le ven, als denkmogelijkheid, blijft de narig heid dat poëzie slechts de schijn van werk elijkheid biedt. De narigheid is ook dat de verbeelding blijft lokken maar evenveel pijn kan doen als het leven zelf. Dit te hebben gedemonstreerd met „Geheugen voor landschap" stempelt Ad Zuiderent tot een groot dichter van deze tijd. Ad Zuiderent. Geheugen voor landschap. De Arbeiderspers Amsterdam 1979. 48 bla. 18,50. gen de onderwijsmethoden van de befaamde en op artis tiek gebied almachtige Royal Academy. Ze waren sterk beïnvloed door de vroege Ita liaanse kunst, die van vóór Raphaël dus. Er moesten meer oorspronkelijke ideeën komen, weg met de gipsen koppen en de klassieke voor beelden, het naturalisme moest weer terdege bstudeerd worden. Die oorspronkelijke ideeën konden dan geput wor den uit de Bijbel of de midde leeuwse geschiedenis. Persoonlijk stond ik weer een beetje rillerig tegenover dit werk. Maar een paar weken geleden had ik het er in 't kort over hoe gemakkelijk je een artistiek verleden kunt ver minken. Je moet telkens weer ook de later miskende werken uit een bepaald tijdperk in je beschouwingen betrekken. Dat gebeurt de laatste jaren ook in museums meer dan voorheen, al constateer ik meermalen dat modieus-nos talgische overwegingen dui delijk een rol meespelen. Spelen Zo gezien zijn de vernieuwers van-toen toch altijd het meest interessant. Als je je niet kunt inleven in de sfeer van het Victoriaanse tijdperk en hoe zou ik vraag je je wel af, waar die vernieuwing nu pre cies in zat, 't was meer een romantisch-spiegelend spelen met de middeleeuwen. Ford Maddox Brown was eigenlijk de aanstichter van dit alles. Zelf heeft hij nooit tot de groe pering behoort. Hij was op het vasteland opgegroeid en had zijn nieuwe ideeën uit Rome, van de Nazareners, een groep Duitse kunstenaars die in een soort kloostergemeenschap leefden en zich ook wel de Broederschap van St. Lucas noemden. Later, bij zijn terug keer in Londen is Rosetti nog korte tijd zijn leiding ge- William Morris: „Acanthus" tempera. behangsel, handgedrukt in weest. En Rosetti is toch al tijd wel de hoeksteen geble ven van de beweging. Overi gens heeft het allemaal niet zo lang geduurd, in 1848 werd de Pre Raphaelite Brotherhood opgericht, dat laatste bijeen komst werd in 1853 gehouden. Tussendoor mislukte er nog een tijdschrift The Germ en vertrokken er leden in ver schillende windrichtingen, 'n Paar bekende namen: John Everett Millais, die later nog eens voorzitter werd van de verachte Royal Academy. John Ruskin, geen lid maar een criticus, die de Pre-Rap- haeliten hartstochtelijk ver dedigde. William Hunt en dan later William Morris en Ed ward Coley Burne-Jones. Pioneer. Morris, die wellicht ook weer enigszins door toeval hij kon geen meubelen naar zijn smaak vinden en ging ze toen zelf ontwerpen de pionier van de kunstambachten werd. Er werd zelfs een firma opge richt. Morris, Marshall en Faulkner, die glas-in-lood vensters, beschilderde tegels, meubelen en borduurwerk, al les met de hand gemaakt, want Morris was een fel tegen stander van de machinale pro- duktie. Terug naar de exposi tie. de tekeningen en aquarel len. Allicht dat we te veel met de ogen van deze tijd kijken. Toch maar kijken, naar al die dingen die toen zo vooruit strevend waren. Soms doe je dat verbaasd en wat lacherig, want als het om geëxalteerd heid ging. konden ze er toen wat van. „De zwarte Bruns- wljker" van Millais bijv. en dat is dan een jong meisje dat afscheid neemt van haar min naar voor de slag bij Waterlpo. 'n Interessante bijkomstig heid; dat meisje is de dochter van Dickens. En wat komen die bladen van Rosetti nu fon dantachtig over. Maar zo'n Ruskin was géwoon een goede en goed-kijkende tekenaar. Zonder franje. En dat weer staat de tijd. Deze tentoon stelling duurt nog tot 25 no vember. Voor de door uitgeverij Het Wereldvenster en de NOVIB gezamenlijk uitgegeven serie „De derde spreker" is in deze krant al eerder aandacht gevraagd. Onlangs is in deze qua aantal titels voorspoedig gegroeide serie de roman „Identiteitskaart" van de in 1930 in Iran geboren schrijver F. M. Esfandiary verschenen. De roman werd voor het eerst in 1966 in het Engels gepubliceerd nadat het manuscript door Amerikaanse vrienden van de auteur vanuit Teheran naar het buitenland was gesmokkeld. door Hans Ester De roman Identiteitskaart vertelt over de moeilijkheden, die de in Iran geboren Daryoush Aryana on dervindt, wanneerhij een identi teitskaart tracht te verkrijgen. Aryana, die al sedert jaren in Euro pa woont, is uit een onbestemd verlangen enkele dagen daarvoor naar zijn geboorteland terugge keerd en wil het nu toch weer zo gauw mogelijk opnieuw verlaten. Daarvoor moet hij echter een nieuwe iden titeitskaart zien te krijgen ter vervanging van de oude kaart, die hij is kwijtgeraakt. De niet aflatende moeilijkheden, die Ary ana bij zijn pogingen ondervindt, vormen de handeling van deze roman. Hij wordt van de ene instantie naar de andere ge stuurd, totdat het ambtelijke apparaat in Teheran, dit ondoorzichtig geheel van functies, familierelaties en vriendschap pen, alleen nog maar door omkoperij in beweging te krijgen is. In zijn zoektocht door de ambtelijke doolhof lijkt Aryana wel een soort Iraanse Josef K. (Kafka) te zijn. Het is mede te danken aan het feit, dat Aryana zijn aanvankelijke morele bezwa ren tegen corruptie overwint, dat hij zijn identiteitskaart te elfder ure in ontvangst mag nemen. Maar de vreugde duurt slechts minuten. Bij een toevallige ont moeting met een kolonel van de politie komt de Ingehouden woede over het welig tierende bedrog weer boven. De kolonel neemt Aryana zijn identiteitskaart af. De laatste regels van het boek bevatten de mededeling, dat Aryana's lijk in de oude stad van Teheran werd gevonden. In het politiebericht aan het slot staan o.a. de zinnen: „De doodsoorzaak van deze man is onbekend. Hij ziet er Iraans uit en is besneden", (p.171) De conclusie van de politie aan het slot staat in ironisch con trast tot de uiteindelijk doodlopende be deltocht om een identiteitskaart. Wie is Aryana: In een kort voorwoord schrijft de alge meen secretaris NOVIB, Sjef Theunls, het volgende over de roman: „De identiteits kaart is het symbool van de bureaucrati sche voorschriften en is een doel op zich zelf geworden. Esfandiary's schrijnende verhaal zegt ons veel over Iran. maar nog veel meer over het menselijk leed dat bureaucratie veroorzaakt of versterkt". Als het echter alleen hierom ging, zou het gesteld probleem hoe drukkend ook wel erg mager zijn. De strijd om de identi teitskaart is de uitdrukking van een die per liggend probleem, namelijk dat van de identiteit zelf. Wie is deze Aryana? Is hij een Europeaan of een Iraan? Niemand typeert hem beter dan zijn minnares Safoura: „Weet Je, Je bent een wonderlijke man. Daryoush Je bent de meest hoe zeggen ze dat I— de meest paradoxale man die ik ooit gekend heb". Safoura gebruikt ook het woord „tegenstrijdigheid". Het zijn daarop aan sluitend de volgende gedachten van Arya na zelf. die door de verteller worden weer gegeven: hij was een produkt van vele culturen en bovenal van .vele tijdperken en behoorde daardoor met compleet tot enige cultuur, enig tijdperk. Hij leefde aan de rand van de gemeenschappen en tij den, en zwierf als een ontheemde, rustelo ze derwisj in deze onbestendige randge bieden. zoekend en speurend naar een wereld en een tijdperk waartoe hij behoor de". Aryana's ontheemding wordt zicht baar op het gebied van de taal, de eetge woonten en vooral op het gebied van de menselijke relaties. Het verschijnsel van de ontheemding is echter jammergenoeg te weinig uitge werkt. Alle gebeurtenissen concentreren zich op het steeds weer herhaalde ceremo nieel van gladde ambtelijke omgangsvor men en tegelijkertijd uitoefening van ab solute staatsmacht. De strijd, die zich binnen Aryana zelf afspeelt, komt daar mee op het tweede plan. Daardoor is het boek m l armer geworden dan het had kunnen zijn. D8t de gebeurtenissen in de roman via een bepaalde sleutel tot de tijd van de sjah te herleiden zijn, is overduide lijk. Maar daarmee is het romangebeuren in deze tijd van politieke verandering in Iran nog niet verouderd. Al zijn de accen ten verschoven, het conflict tussen de twee tegengestelde identiteiten is nog even hevig als tevoren. „Identiteitskaart" wer<J vertaald door Inette Klostere, telt 172 bladzijden en kost in de boekwinkel 14.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 29