Kan een rechter gewoon mens zijn? Volkswagen, type polo Een kaartje om te huilen SOCIAAL BERECHT! r dagkaart Af 23 3toekomstige rechters en officieren van justitie hebben eind vorige reek twee dagen lang in Noordwijkerhout gecongresseerd over de isen die aan hen kunnen worden gesteld en de consequenties daarvan oor hun opleiding. Er werd heel wat overhoop gehaald, tot aan de perk wij ze van metselaars toe. IBINNENLAND! loor Leo Kleyn >nti ital Rotterdamse hoog- ■aar dr. ir. P. C. van de i. oliënd, wetenschappe- adviseur van de jo-opleiding, scheen h in het Tijdschrift or de rechterlijke ^icht te hebben ver- ppt in de belangwek- Inde vraag of rechters fensen kunnen zijn. vorige week gehouden jres van de raio's, de rech- jlijke ambtenaren in oplei- rekende met de laatste Ijfel daaromtrent grondig i De dames en heren moes- t hartelijk lachen om het Ihaal over de rechter die ispt werd, omdat hij van |l tot tijd een kleinigheid uit Imuur at. casus werd opgedist door Amsterdamse rechter mr ;j. Cnoop Koopmans, die in loopbaan al eerder een iselijk gezicht had ge ïnd. Hij wist de congresgan- op nog een ander voor bid van onmenselijkheid te tcteren. Een rechter, vertel»- jhij, die de gewoonte had 's |rgens met zijn kinderen te in zwemmen, kreeg te ho- 1 dat het geen pas gaf met d natte zwempak achterop ..fiets de rijwielstalling van iavj) gerechtsgebouw binnen te Ook deze anecdote gaf Jer elding tot veel vrolijk van de rechtbank in Amster dam niet ingehuurd om, in navolging van de leden van het raio-cabaret, de congres bezoekers louter vermaak te verschaffen. Integendeel, hij had een ernstige boodschap te brengen, al was het jamme* dat die, zoals hier en daar in de wandelgangen werd ge mopperd, niet gloednieuw was. De rechterlijke macht, zo betoogde hij, zou wat minder eenzijdig moeten zijn samen gesteld, en op de een of andere wijze zou parlementaire be moeienis met de selectie aan een rijkere verscheidenheid kunnen bijdragen. Cnoop Koopmans zou, met andere woorden, wel eens wat minder WD'ers en CDA'ers in toga willen zien. Dat was tegen het zere been van mr. J. J. Abspoel, geen raio, maar geruchtmakend of ficier van justitie, sinds een paar jaar hoofd van het par ket in Alkmaar Tijdens de discussie rees hij dreigend overeind om te melden dat hij zijn hart vasthield als het par lement zeggenschap zou gaan krijgen over de samenstelling van de rechterlijke macht. Kij zou daarvan dan, zo viel uit zijn woorden te begrijpen, geen deel hebben uitgemaakt. Ernstiger was de slag die Cnoop Koopmans de volgen de dag werd toegebracht. Een raio die nu wel eens de proef op de som genomen wilde zien, had voorgesteld de poli tieke voorkeur van de aanwe zigen te peilen. Cnoop Koop mans riep nog dat het daar van wel weer niet zou komen, maar die woorden werden, bij wijze van voorschot op de ge nadeslag, gelogenstraft. De uitslag van de peiling stelde hem volledig in het ongelijk: de raio's bleken vooral te zijn geselecteerd uit de aanhan gers van de PvdA en D'66. Zelfs onder de aanwezige rechters en officieren van jus titie, die ook van hun voor keur mochten laten blijken, bielten de WD en het CDA niet buitengewoon hoog te scoren. Mr. J. H. Blaauw, de als gezagsgetrouw te boek staan de president'van .de Haagse rechtbank, sprak vergenoegd van .indianenverhalen' die nu eindelijk de kop waren inge drukt. Die wellicht toch wat al te vrijmoedige uitspraak viel hem niet geheel euvel te dui den, want onder zijn voorzit terschap zijn een paar jaar lang de raio's geselecteerd en over de selectie is en wordt er genoeg gezeurd. De vraagtekens die, ook bin nen de rechterlijke macht, bij de keuze van jong talent wor den geplaatst, werden overi gens door de uitslag van de „stemming" op het congres geenszins weggenomen. Want voorkeur voor een partij die voor progressief doorgaat, zegt nog niets over de bereid heid of het vermogen „open heid naar de maatschappij" te betrachten of „sociale vaar digheden" te ontwikkelen, om maar eens wat aspecten van het her en der in de congres bundel geschetste profiel van de magistraat te noemen. Op het congres ging het dan ook voornamelijk om de eisen die aan de (toekomstige) rech ter en officier van justitie ge steld moeten worden. De arge loze toehoorder wilde het daarbij wel eens duizelen. De gewezen selecteur Blaauw verzuimde zelfs niet het be lang van een goede gezond heid onder de aandacht te brengen. Een lid van de rech terlijke macht dat niet gere geld wandelt, fietst of zwemt, betoogde hij, houdt zijn werk niet lang vol. Aan een nat zwempak tilde ook hij kenne lijk niet zwaar meer. Biaauw toonae zich daarbij overigens, zoals het hoort, on afhankelijk van de minister van Justitie, die in zijn ope ningstoespraak had laten we ten huiverig te staan tegen over de opsomming van aller lei eisen. Mr. J. de Ruiter, ooit rechter in Zutphen, zag maar het liefst „gewone mensen" in toga. De maatschappij waarin ze werken, zo lichtte hij zijn uitspraak toe, is ook niet zo bijzonder. Mr. J. C. M. Leijten, raadsheer in het Arnhemse gerechtshof en een van de inleiders op het congres, bleek wat moeite te hebben met de ministeriële- stelling. Hij zei zich de door De Ruiter gewenste mensen niet direct voor de geest te Kunnen halen. Toch kwam hij waarschijnlijk aardig in de buurt van zijn gewezen colle ga. toen hij concludeerde dat rechters en officieren van jus titie het beste .zonder poes pas" te werk kunnen gaan. De Arnhemse rechter wist me nige op het congres opgelaten ballon vaardig door te prik ken. Waar soms wel eens de indruk werd gewekt dat rech ters op z'n minst halfgoden moeten zijn (maar tegelijker tijd niet te beroerd om in ge zelschap van Jan Modaal een pilsje te drinken of in een ca- fetarie een croquet te eten), stelde hij dat van de dames en heren in de eerste en mis schien ook wel in de laatste plaats wordt verwacht dat ze hun werk goed doen. Met veel opgeblazenheid, soms schuil gaande achter modieuze praat over maatschappelijke bewogenheid, veegde hij be kwaam de vloer aan. Ook de Amsterdamse hoogle raar mr. A. Heijder liet zich in deze zin uit, toen hij in het voorbijgaan opmerkte dat van een rechter die met een nat zwempak achterop de flets naar zijn werk gaat. niet een beter vonnis kan worden verwacht dan van diens colle ga die zich daaraan stoot. Hij kon, zei hij, geen samenhang- ontwaren tussen progressivi teit en „werkelijk rechtvaardi ge vonnissen". De vraag of rechters mensen kunnen zijn werd op het con gres van de raio's, zo dat nog nodig was, afdoende beant woord. Maar voordat het ook „gewone mensen", zoals De Ruiter ze zo graag ziet, zijn geworden, zal er toch nog wel een moeizame weg moeten worden afgelegd. Voorlopig, al zal dat dan wel ironisch be doeld zijn, beschouwen de raio's zich blijkens een van hun cabaret-teksten nog als de „crème de la crème" Als de maskers weer zijn afge zet. verdiepen ze zich met ge leerde gezichten in de taakop vatting van de magistraat, en de eisen die de maatschappij (alsof ze daartoe zelf niet be horen) aan hen stelt. Leijten moest daar eigenlijk wel om lachen. Aan metselaars, zei hij, wordt gewoon de eis ge steld dat ze met bekwame hand twee stenen op elkaar metselen, met voldoende spe cie ertussen. Als ze dat niet kunnen, vervolgde hij, deugen ze niet voor htm werk, ook al hebben ze nog zulke goede opvattingen over het metse len als zodanig. Toekomstige rechters en offi cieren van Justitie lijken voor al bekropen te worden door de vrees dat ze als elitair aan de kaak worden gesteld. Maar pas als ook de vraag wordt opgeworpen of metselaars mensen kunnen zijn, zullen ze daarvan bevrijd zijn. door Huub Elzerman telefoon ging hard en nadrukkelijk over. De man de hoorn van de haak nam, kreeg nauwelijks egenheid zijn naam te zeggen. „Goedemorgen," Jp iemand heel opgewekt aan de andere kant van ^■ijn. „Ik heb een prettige mededeling voor u. De is er." elke auto?" vroeg de man achterdochtig. „De 0, die u in bruikleen wordt gegeven door de rijfsvereniging. Hij staat in de garage op u te :hten,"zeide ander. -Jwil helemaal geen auto," zei de man droogjes, heb al een auto." n de andere kant was het even stil. „U hebt al een 1," zei de man, „vorige maand gekocht. Een igeot 504. Die auto van jullie heb ik helemaal t nodig. Dat heb ik anderhalf jaar geleden ook al egd. Welke idioot bestelt er nu plotseling een otseling een auto!" riep de ander, „plotseling? U t dat héél goed. U wist dat inderdaad al lerhalf jaar en nu koopt meneer zonder iets te gen zomaar een nieuwe auto. Een mooie boel is U hoort nog van ons," zei de man van de Irijfsvereniging. De opgewektheid was geheel uit stem verdwenen, wijl hij de telefoon neerlegde keek hij met een ledeloze blik naar de vuistdikke dossiers op zijn reau. Hij realiseerde zich dat er nog wel een paar teiermappen bij zouden komen. „Bied je iemand spiksplinternieuwe auto aan en die zegt dan >dleuk dat ie hem niet wil. In wat voor wereld en we eigenlijk?" foeterde hij. De ambtenaar loof zijn stoel aan en sloeg de eerste map open. leptember 1973. Eiser een koeltechnisch nteur moest zijn arbeid wegens rugklachten ken. Uit het dossier bleek vervolgens dat de klachten de monteur niet levenslang aan de el kluisterden. Een Jaar later trad hij weer bij loude werkgever in dienst. Hij kreeg weliswaar I een uitkering op basis van 65 tot 80 procent leidsongeschiktheid. maar hij greep de kans op kantoorbaan hij werd werkvoorbereider ïkbaar aan. Helaas deden zich ondanks deze ïstige ontwikkeling direct al problemen voor. Als nteur kreeg hij destijds een kostenvergoeding en die vergoeding was niet izijn nieuwe baan verbonden. „Kom maar hier hen." zei zijn werkgever. „Die reis is elke dag h veel te lang." Dat klopte. De werkvoorbereider onde zestig kilometer van zijn werk en dat erde dus elke dag 120 kilometer pendelen op. tn geringe afstand. 1974 wendde de man zich tot de irijfsvereniging met het verzoek om een huisvergoeding. „Dat kan", zei de Irijfsvereniging. ,.U krijgt de transportkosten goed plus een bedrag voor de herinrichting van nieuwe huis." kon niet. jle verhuizing vind ik toch nog te duur." schreel [werkvoorbereider terug. „Maar." voegde hij er p toe. „kom ik dan wel in aanmerking voor een pmetervergoeding1 „Dan verhuis ik niet," schreef de werkvoorbereider terug. „Maar", voegde hij er aan toe. „kom ik dan wel in aanmerking voor een kilometervergoeding?" Dat kon wel. Een arbeidsdeskundige stélde vast dat de reis per openbaar vervoer dermate omslachtig en vermoeiend was. dat dat niet van de werkvoorbereider kon worden gevergd. De Gemeenschappelijke Medische Dienst adviseerde de bedrijfsvereniging op 11 Juli 1974 een autokostenvergoeding van 33 cent per kilometer te verstrekken. Die 33 cent werd dan ook prompt toegekend. Helaas deed zich toen een kleine administratieve complicatie voor. De werkvoorbereider woonde in een ander district dan zijn werkgever en ook dat district stuurde een advies naar de bedrijfsvereniging. „Wij voelen meer voor de verstrekking van een auto in bruikleen plus een kilometervergoeding van 11 cent. De bedrijfsvereniging kon dus uit twee uiteenlopende adviezen kiezen. Zoiets wekt bij sociale verzekeringsmannen kennelijk verwarring, maar na vijf maanden tobben kwam dan toch het verlossende woord van de bedrijfsvereniging. „U komt in aanmerking voor een auto plus een kilometervergoeding van 11 cent. Over de datum van aflevering nemen we nog contact met u op en tot die tijd kun u de al toegekende vergoeding van 0,33 cent behouden." „Dat wachten we dan maar rustig af." zei de man en al gauw bleek dat dat een juiste instelling was. De Gemeenschappelijke Medische Dienst deed er anderhalf jaar over om vast te stellen dat de werkvoorbereider bij uitstek zou zijn gebaat met een Volkswagen, type polo plus tien cent per kilometer. „Zo n auto wil ik niet, liet de werkvoorbereider ondankbaar weten. Laat mij m'n 33 cent maar houden. Meer hoef ik niet. Maar op zo'n manier zet je uiteraard geen ambtelijke molen stil. Twee maanden later hing er dan prompt een garagehouder aan de lijn. Of de werkvoorbereider zijn auto een prachtige Volkswagen Polo wilde afhalen. Dat wilde de man dus niet en ook door de bedrijfsvereniging liet hij zich niet overhalen. Integendeel, hij verving zijn oude auto door een Peugeot 504. Uiteraard bezorgde hij de dienstdoende ambtenaren met die manoeuvre een nachtmerrie-achtige toestand. Zij zaten met een Volkswagen in hun maag en alle bijbehorende paperassen, formulieren, brieven, adviezen, rapporten en dossiers wezen de werkvoorbereider aan als de rechtmatige, toekomstige bestuurder. Voor iemand die staat op een onberispelijke administratieve afwikkeling van een zaak is dat om te huilen. Een hele kaartenbak in één klap waardeloos. De werkvoorbereider werd ontboden op het districtskantoor van de bedrijfsvereniging, maar hoe de sociale verzekeringsmannen de polo aanbevolen, de man bleef halsstarrig weigeren om zijn aanvtanst mee naar huis te nemen. Woede? Wraakgierigheid? De niet te onderdrukken neiging om de man op zijn nummer te zetten? Het zijn allemaal gevoelens die een ambtenaar in functie niet kent, althans niet behoort te kennen. Maar hoe het ook zij, ze lieten het er niet bij zitten. De kilometervergoeding van 33 cent, die de werkvoorbereider al die jaren al had gekregen, werd verlaagd tot tien cent per kilometer. De werkvoorbereider ging in beroep, maar hij kreeg de beroepsrechter niet aan zijn kant. In een poging om alsnog gelijk te krijgen stapte hij vervolgens naar de Centrale Raad van Beroep. Het was inmiddels 1978 geworden en er deze zich twee belangrijke voorvallen voor: De gezondheid van de werkvoorbereider ging volgens de Gemeenschappelijke Medische Dienst met sprongen vooruit èn de bedrijfsvereniging herriep de beslissing om hem een kilometervergoeding van tien cent toe te kennen. Voortaan mocht hij rekenen op 25 cent per kilometer. De werkvoorbereider was van deze geste ln het geheel niet onder de indruk. Hij piekerde er dan ook niet over om zijn hoger beroep in te trekken, want, zei hij, ik wil mijn 33 cent per kilometer terug". De centrale raad boog zich in het afgelopen voorjaar over de dossiers. Het is te betreuren, gaf het wijze rechtscollege toe. dat het advies van de Gemeenschappelijke Medische Dienst zolang op zich heeft laten wachten, maar daar staat tegenover dat er door de bedrijfsvereniging herhaaldelijk op is gewezen dat de kwestie met de bruikleenauto nog hangende was. De werkvoorbereider gaf dan te kennen, dat er wat hem betreft geen haast bij was, omdat hij Immers nog over een auto beschikte. Ook de garagehouder heeft meermalen verzocht het kenteken op zijn naam te mogen stellen en de datum van aflevering te regelen. „De bedrijfsvereniging mocht verwachten," zei de raad, „dat de werkvoorbereider op het moment dat zijn auto aan vervanging toe was niet zonder meer zou overgaan tot de aanschaf van een nieuwe auto. Nu hij elk overleg daarover heeft nagelaten, kan niet worden gezegd dat de beslissing van de bedrijfsvereniging niet in overeenstemming was met de redelijkheid." Zo verloor de werkvoorbereider definitief zijn loopgravenoorlog tegen de sociale verzekeringsmannen. Er zat voor hem niets anders op dan te blijven rijden in een naar verhouding te dure Peugeot. Maar dat was hem kennelijk veel waard. Fraaie herfstkleuren volop dezer dagen in het onvolprezen duin gebied langs de Noordzee. Wie er even een eindje weg wandelt vindt er gelegenheid te over zich, niet gehinderd door lawaai van mensen of motoren, te verbazen over de talloze schakeringen groen, bruin, "rood en wat voor moeilijk te benoemen tinten er allemaal te vinden mogen zijn. Dat de natuur in zo'n rijkdom uit kan barsten is elk najaar weer een openbaring. De vanwege al dat moois opgeto gen wandelaar kan echter tij dens deze ontdekkingstocht op pijnlijke wijze bepaald worden bij de onvolkomenheid van al het aardse. Om de lusthof te betreden moet hij zich een toe gangsbiljet aanschaffen. Daar over geen kwaad woord: de tijd dat we onbezorgd aannamen dat ln de natuur alles voor niets groeit en ook vanzelf ln stand blijft ligt achter ons en boven dien komt er dank zij de rijkdom van deze duinen water uit de Amsterdamse kranen. Zonder bedenking tel je dus een paar kwartjes neer maar wie ervan uitgaat dat alle gedrukte woor den er zijn om gelezen te worden en dus kennis neemt van wat op het toegangsbiljet vermeld staat, moet voorbereid zijn op een kleine geestelijke optater. Want hoe heet op het kaartje dit 'paradijs vlakbij de overvolle randstad? Ze moeten het meest zakelijke, meest kille woord dat ze maar konden bedenken afge drukt hebben. „Winplaats" staat er: Je hebt toegang tot „alle niet verboden terreinen van de duin- waterwinplaats" en een van de vijftien (hoe krijgen ze er zo'n aantal bij elkaar) opgesomde verbodsbepalingen betreft het „verblijf in de winplaats tussen zonsondergang en zonsopgang". De bezoeker stelt zich voor hoe een paar ambtenaren hebben zit- ten zweten op dit proza, de onbe kende functionarissen vonden het kennelijk te weinig gewich tig om te schrijven dat men we gens overtreding van een verbod het terrein afgestuurd kan wor den. dus kwam er te staan dat in zo'n geval „de toegang wordt ge- geldig op: bewijs van toegang één persoon tot de niet-verboden terreinen ven duinweterwinplaats. alleen geï nde datum van uitgifte bij over- van de aan ommezijde ver- *bodsbepalingen wordt r* acht niet te zijn verleend". Wat een kloof tussen leven en taal. tussen een duingebied op zijn mooist en dikdoenerig ambtelijk gebazel. Niet onvermakelijk is de uitleg die in verbod nummer vijftien gegeven wordt van het woord „onvoldoende". Niet toegestaan is „het onvoldoende gekleed zijn" en daaraan wordt ter ver duidelijking toegevoegd: „bijv. in bad- of strandkostuum". De toekomstige strandbezoeker moge zich dat voor gezegd hou den: trek niet té veel uit! Maar dat anecdotische kantje vermag mij niet milder tegenover het kaartje te stemmen, ook op een zakelijk stukje papier zou een mens best wat aardiger toege sproken mogen worden. Aardiger zou ook een tv-gesprek kunnen zijn zoals deze week maandagavond gevoerd werd met minister De Ruiter. In de paar zinnen die de minister tot de kijker mocht zeggen kwam twee- of driemaal „speerpunt" voor, een middeleeuws, krijgs haftig klinkend woord, niet erg passend bij de persoon van deze bewindsman, nu gebezigd met betrekking tot het beleid. Ik neem aan dat de minister met „speerpunt" bedoelde een be langrijk deel van het beleid, een deel waarvan veel afhangt Of mijn exegese Juist is weet ik niet. het werd ons maandag niet geo penbaard Geen overvloed van duidelijkheid dus Dat kan je doen denken aan het korte Ja" waarmee Den Uyl in 1974 ant woordde toen kamerleden vroe gen of de stukken die de regering aan de Kamer zendt „ln beginsel moeten kunnen worden gelezen of verstaan door allen die kiesge rechtigd zijn". Wat voor Kamer stukken geldt, geldt toch zeker voor tv-praatjes. Den Uyls antwoord vond ik te rug ln het boek „Schrijfwijzer" van de hand van drs. J. Renke- ma, waarin veel nuttige adviezen gegeven worden voor het opstel len van rapporten, verslagen en dergelijke. Op dat boek kom ik nog wel eens terug, nu wil ik alleen opmerken dat het pro bleem van de (on)duidelijkheld er naar mijn mening wat in on derschat wordt. Renkema wijst erop dat een stuk tekst vaak bestemd is voor verschillende groepen lezers: deskundigen en leken. Wie het taalgebruik op een van beide groepen afstemt doet licht de andere groep te kort: deskundigen hebben vaak weinig aan een sterk vereenvou digde tekst, leken kunnen weinig beginnen met éen moeilijk stuk In zo'n geval zouden er, vindt Renkema. eigenlijk twee stuk ken geschreven moeten worden, zoals met de onderwijs-contou- rennota gebeurd is: een voor des kundigen. een voor leken. De suggestie kan waardevol zijn, maar toch klinkt het me te mild voor de „moeilijke" schrijvers. De vragen waarom dat moeilijke gedoe zo nodig moet en of de schrijvers er ook zelf niet meer mee gediend zouden zijn als ze zich van gewoon Nederlands zouden bedienen, hadden best wat krachtiger gesteld mogen worden Verder: van iemand die als taalkundig adviseur door de staatsuitgeverij aangetrokken werd, valt het me op dat hij zijn woord vooraf een „voorwoord" noemt. Geen bezwaar tegen dat germanisme? Op een van de eer ste bladzijden trof me ook een zin waarin staat dat een lezer een stuk beter begrijpt „omdat het taalgebruik duidelijker is" Ik zou ..doordat" geschreven heb ben Misschien niet zo veel dui delijker. maar toch nog steeds beter. UJkt me

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 23