Innerlijke weerstand tegen ruil
Minister Albeda over loonmatiging en maatschappijhervormingen:
Ambtelijke obstructie
~WDA
IIJDAG 19 OKTOBER 1979
TROUWKWARTET RHS 11
Over ruim twee maanden schrijven we 1980. Volgens sommigen
wordt dit het jaar waarin er een einde komt aan de gematigde
opstelling van de vakbeweging. De vakbondsleden zijn de mati
ging beu. Een deel van de bedrijven is wel meer winst gaan
maken, maar de werkloosheid is onveranderd hoog gebleven. Te
sterke stijging van inkomens vermindert de financiële ruimte
voor de overheid, en maakt bovendien ook nog eens overheids
diensten en sociale voorzieningen duurder. Daarom vindt niet
alleen het kabinet-Van Agt, maar ook oppositieleider Den Uyl dat
het matigingsbeleid gered moet worden.
Maar Den Uyl ziet veel woorwaarden waaraan moet zijn voldaan,
wil het matigingsbeleid kans van slagen hebben. Hij wil vooral
een flink offer van de hogere inkomens. Ook het CDA heeft een
aantal voorwaarden genoemd, zoals VAD (vermogensaanwasde-
ling), en APO's (arbeidsplaatsen-overeenkomsten).
Onderkent het kabinet het dreigende onheil? Wat doet het eraan
om het tegen te houden? En als de inkomens toch uit de matigings
band springen, wat doet dan het kabinet? Nóg meer bezuinigen,
bijvoorbeeld door een groter verschil te maken tussen lonen en
sociale uitkeringen de WD pleit daar nu al voor)? Of verhoging
van sociale premies of belastingen? Of wellicht een loonmaatre
gel? En krijgen we dan écht oorlog tussen kabinet en vakbewe
ging?
We spraken hierover met minister Albeda van sociale zaken, de
man die als hoogleraar de .overlegeconomie' bepleitte, maar als
minister opvalt vanwege de voortdurende kritiek van een groot
deel van de vakbeweging op zowat alles wat hij onderneemt.
door Willem Breedveld en Johan van Workum
DEN HAAG Minister Albeda
ligt niet wakker van een dreigen
uk)de loongolf. „Ik denk niet dat de
Uiatigingslijn doorbroken zal
worden, de komende jaren. De
biota's van FNV en CNV over hun
sw arbeidsvoorwaardenbeleid voor
>ni volgend jaar geven daarvoor ook
sp ;een aanleiding."
8 ,De wens van de mensen tot matiging is
liet zo afhankelijk van hun houding te
genover het kabinet," zo had Albeda even
•voren in het gesprek betoogd. „De be-
eidheid tot matiging wordt vooral ingege-
ren door de kijk die men heeft op de
conomische situatie, met name die in het
(drijf waar men werkt. Ik wil niet zeggen
lat het helemaal niéts uitmaakt wat men
rindt van het kabinet. Maar men is niet
ot matiging bereid omdat men het kabi-
ïet zo mooi vindt, of de wet onderne-
ningsraden, 'of de VAD.'
Anderhalf uur later: „De Nederlandse ar-
ta leidsverhoudingen mijn oude vak (als
let loogleraar) hebben een paar ingebouw-
Ie eigenschappen die haar nogal ongevoe-
ig maken voor op hol slaan. En dan praat
k niet over een loonstijging van één pro-
reE«nt terwijl een nul was beoogd, maar
Toestanden als in Engeland of Frankrijk.'
'dpneens
staklbeda is het derhalve bepaald oneens
toet de kritiek dat „zijn" overlegeconomie
H 's uitgelopen op een flop, gezien de doorlo-
lende onmin tussen kabinet en vakbewe-
ye] ing en tussen werkgevers en vakbewe-
ing. „Kijk naar 1979. De lonen stijgen bij
•re >ns minder dan in de omringende landen,
ïoe 7estrDuitsland bijvoorbeeld. Het is een te
ïisfaooi woord om te spreken over 'concen-
us' (tussen kabinet, vakbeweging en
werkgevers). Maar er is wel de gemeen-
chappelijke overtuiging dat het (met de
g'^oons tij ging) niet de spuigaten uit mag
apen."
'andaar dat Albeda, terugkerend uit het
luitenland, in september de wilde staking
de Rotterdamse haven „een incident"
:mde en er niet een bewijs in zag dat de
werknemers de matiging beu zijn. „Ik
tloofde niet dat het een symptoom was
oor de houding ten opzichte van de mati-
ing. Het was wel een symptoom van de
nelpunten op de arbeidsmarkt, en in die
nelpunten schuilt een duidelijke bedrei-
ing voor de matiging. Er is al gesproken
iver de 'belevingskloof'. De mensen horen
'an alle kanten dat ze moeten matigen,
naar merken tegelijk dat men in het eigen
ledrijf bereid en in staat is meer te beta-
en (om aan goede werkkrachten te komen
>f die vast te houden). Het aanpakken van
lie knelpunten wordt voor de komende
naanden een van de belangrijkste zaken,
liet alleen voor het matigingsbeleid maar
>ok voor het volumebeleid (tegengaan dat
teeds meer mensen een beroep doen op
ociale uitkeringen)."
)en Uyl heeft het kabinet ervan beticht
ien „vertrouwenscrisi" veroorzaakt te
lebben tussen regering en burgers. Maar
llbeda merkt er niets van. „De positie van
it kabinet in het land valt wel mee. Kijk
pilaar de enquêtes. Mijn eigen ervaring op
lolitieke vergaderingen van het CDA is
~a( lat die goed worden bezocht. De mensen
Tijn gemotiveerd, enthousiast zelfs." Den
tyl stelt dat het kabinet het vertrouwen
het matigingsbeleid moet winnen door
'oorwaarden te scheppen in de vorm van
?AD. APO's, nivellering van hoge inko
mens, andere Raden van Commissarissen
n bedrijven. Maar Albeda verwerpt een
•olitiek van een soort ruil van inkomens-
natiging tegen maatschappijhervor
mingen.
regen ruil»
-^De mensen laten zich niet over de streep
"van de matiging) trekken als ze niet wil-
C.pNn. Zo'n idee van ruilik heb daar
innerlijke weerstanden tegen. Ik vind dat
gemakkelijk gedacht, een te grove ma-
lier van politiek tegenover de vakbewe
ring bedrijven. Bovendien, hoe lang zou je
lat volhouden? Ik zeg niet dat je geen
lervormingen moet willen. Als bepaalde
^dingen sterk léven in de samenleving,
^ynoet je die in overweging nemen." Ze op
iun eigen merites bekijken, zei Van Agt
'orige week in de Kamer, en dat zei vier
Qffljaar geleden de toenmalige KVP-fractie-
eider Andriessen al toen premier Den Uyl
'jn „ruilpolitiek" introduceerde. Albeda:
Willen we een andere Raad van Commis-
arissen omdat we meer directe invloed
"an werknemers in hun bedrijf willen, of
ttndat we medewerking van de vakbewe
ging willen (voor het matigingsbeleid)?
*ou, dan kies ik voor het eerste motief.
Wat de mensen dan wél krijgen voor mati
ging? Daar krijg je werkgelegenheid voor,
en arbeidsplaatsen met betere werkom
standigheden."
Iets anders is het, voegt Albeda er direct
aan toe, wanneer Den Uyl als voorwaarde
voor matiging van lagere inkomens stelt
dat de hoge inkomens een nog groter offer
moeten brengen. „Die basisgedachte is
zeker juist. Maar je moet wel zorgvuldig je
tempo en je instrumenten kiezen. Den Uyl
wil de hoogste inkomens drie, vier procent
reëel per jaar laten inleveren. Als je dat
vier of vijf jaar volhoudt, is dat een terug
gang met een kwart. Ik geloof niet in zulke
snelle nivellering. Inkomensverschillen
zijn economisch niet zonder betekenis. Er
kunnen onverwachte effecten optreden.
En hóe wil hij dat doen? Nog meer pro
gressie in de belastingen? Dat is een bot
instrument. Dat leidt slechts tot nog meer
opblazen van de (bruto) hoge inkomens.
Bovendien kiest Den Uyl wel een erg laag
draaipunt. Inkomens van 60, 70 of 80.000
gulden, moeten die ook al drie of vier
procent per jaar reëel terug?"
Tegenbeweging
„In vergelijking met andere landen heeft
Nederland al een inkomensopbouw die
nogal is samengeperst. Verder corrigeren
moet niet te hardhandig en te snel gebeu
ren. Den Uyl denkt daar te gemakkelijk
over. Als economist zie ik meer in geleide
lijkheid." En die geleidelijke nivellering
gaat door, ook onder het kabinet-Van Agt,
zo betoogt Albeda met verwijzing naar
cijfers. Te snelle nivellering kan echter
een tegenbeweging veroorzaken, waar
door je na enkele jaren die lijn zou moeten
laten vieren. „En we hebben, met de terug
lopende inkomsten uit aardgas, nog wel
een paar magere jaren voor de boeg."
Als „bewijs" dat het kabinet-Van Agt de
lijn van geleidelijke nivellering voortzet,
wijst Albeda op enkele wapenfeiten van
uitgerekend WD-voorman Wiegel, minis
ter van binnenlandse zaken. „Er staat een
herstructurering van salarissen van hoge
politieke ambtsdragers (burgemeesters
van grote steden, Commissarissen der Ko
ningin, hoge rechters, enz.) op stapel. Het
kabinet grijpt daar hardhandig in. Al in
mijn eerste contact als minister met de
Stichting van de Arbeid (werkgevers en
vakbeweging) heb ik voorgesteld ook de
topsalarissen in het bedrijfsleven te her
structureren. „Helaas heb ik er daarna
niet veel meer van gehoord, schijnt Albe-
da in een korte stilte te denken, waarna
hij vervolgt: „Verder is dit het eerste kabi
net dat kwam met een wettelijke aftop
ping van prijscompensatie. Maar," zo con
cludeert de minister, „ik vind het PvdA-
plan nog steeds erg ad-hoc-erig, wel spec
taculair maar weinig doordacht, en erg
aanvechtbaar wat betreft de instrumen-
„Een verbijsterend verhaal. Ik kan
me niet voorstellen hoe men daar nu
aan komt. De mensen werken zich
hier rot. Laat Duynstee noemen wel
ke ambtenaren dan obstructie voe
ren en op welke punten. Ik zou hem
graag uitnodigen hier eens een tijdje
stage te komen lopen". Zo reageert
Albeda op de beschuldiging van
prof. Duynstee, in de Telegraaf, dat
ambtenaren van het ministerie van
sociale zaken obstructie voeren te
gen de uitvoering van Bestek-bezui
nigingen. Het beleid van de minister
wordt daardoor in sterke mate ver
lamd, stelde Duynstee.
Hij had zijn verhaal uit „deskundige
kringen", vorig jaar al, en kortgele
den opnieuw. Die „deskundige krin
gen" zitten waarschijnlijk op het mi
nisterie van financiën. Enkele we
ken voordat Duynstee zijn verhaal
lanceerde, bereikte onze redactie
vanuit de top van dit ministerie een
soortgelijk verhaal over „sociale za
ken", dat allerlei mooie ombuigings
plannen van „financiën/ torpedeert.
Maar dan is het niets bijzonders,
reageert Albeda. „De bekende stam-
menoorlogen" tussen ministeries en
tussen ministers in het kabinet. Dat
is echter heel iets anders dan ambte
naren die hun minister zouden tegen
werken.
ten om het uit te voeren. Een oppositio
neel plan dus."
Bode
Terwijl we zitten te praten komt een bode
binnen met een stuk dat de minister moet
tekenen. Het blijkt het „wetsontwerp aan
passingsmechanismen" te zijn, dat de kor
tingen op sociale uitkeringen en mini
mumloonstijging een definitieve vorm
moet geven. Over enkele weken zal het
wetsontwerp officieel worden ingediend
bij de Tweede Kamer. Het vormt, met de
modernisering van kernwapens en beper
king van rente-aftrek van hoge hypothe
ken, een van de drie zaken waarop het
kabinet-Van Agt dit najaar de nek zou
kunnen breken. Toch ziet Albeda dit kabi
net de rit nog anderhalf jaar tot de
verkiezingen van 1981 uitzitten, ook al
lijkt hij niet uit te sluiten dat daarvóór, dit
najaar, een „onaanvaardbaar" van het
kabinet in de Kamer nodig zal zijn.
Vorige week bleek op belangrijke en ge
voelige punten het verschil van mening
tussen de regeringspartijen CDA en WD
verder gegroeid. „De WD wil meer om
buigingen, die het CDA echt niet wil, en
bij de rente-aftrek is het net andersom.
Maar ondanks dat willen ze het kabinet
overeind houden. Ik vond het betoog van
Lubbers vorige week warmer tegenover
het kabinet dan vorig jaar. En ook bij
Rietkerk stond de loyaliteit tegenover het
kabinet niet ter discussie."
Twee druppels water
Met genoegen citeert Albeda columnist
Hoffman die in het economen vakblad
ESB schreef: het economisch beleid van
het kabinet Van Agt lijkt thans als twee
druppels water op dat van het kabinet
Den Uyl. „De continuïteit is erg groot. In
Engeland bijvoorbeeld zijn de verschillen
veel groter." Albeda beaamt dat vergele
ken met de politiek van de Engelse con
servatieve premier mevr. Thatcher, het
kabinet Van Agt meer lijkt op het kabinet
Den Uyl dan op het huidige Britse kabi
net, ofschoon dat kabinet politieke inzich
ten probeert te verwezenlijken die enige
jaren geleden ook in de WD school maak
ten. Hoe houdt de WD het vol in het
kabinet Van Agt? „De WD heeft nog
steeds reden het kabinet te steunen," zegt
Albeda, en verder doet deze CDA-be-
windsman er over dit punt liever het zwij
gen toe.
Het „wetsontwerp aanpassingsmechanis.-
men" dat de minister zoeven onderteken
de, regelt omder meer de koppeling van de
laagste sociale uitkeringen aan het netto
minimumloon. „Als die koppeling straks
in een wet vastligt, zal die niet makkelijk
meer kunnen worden doorbroken. Cata
strofale situaties uitgezonderd." Nu pleit
te WD-fractieleider Rietkerk vorige
week, in navolging van de werkgevers,
Juist voor grotere verschillen tussen uitke
ringen en lonen. Albeda: „Dat is niet de
benadering van het kabinet."
„WAO-uitkeringen die 90, 95 procent of
meer bedragen, netto van het loon waar
aan ze zijn gekoppeld, dat heeft men
indertijd niet zo bedoeld. Maar ik ben het
eens met wat De Galan in de SER heeft
gezegd over de invloed op de werkloosheid
van het verschil tussen uitkeringen en
lonen. Die invloed is er wél, maar als je die
teniet wil doen, dan moet Je zulke grote
verschillen maken, dat niemand in Neder
land dat nog aanvaardbaar vindt. Dan
moet je naar verschillen als In Engeland of
Zweden waar je na één jaar van een nogal
lage werkloosheidsuitkering meteen hele
maal terugvalt op het minimum. De ver
schillen die het kabinet wil aanbrengen,
zullen geen noemenswaardige invloed
hebben op het activeren van werklozen.
Wat dat betreft is onze keuze: handhaving
van het niveau van de uitkeringen, en de
oplossing zoeken in het volumebeleid.
Van Veen (werkgeversvoorzitter) vergist
zich. Als je de verschillen echt wil laten
werken, dan moet je niet terug naar uitke
ringen (voor werklozen en arbeidsonge
schikten) van 80 procent van het loon,
maar 60 of 50. Dat wensen wij niet."
Uniek in Europa,
Albeda vindt dat het kabinet op het ge
bied van maatschappijhervorming niet
onder doet voor het vorige kabinet. Hij
somt op: de nieuwe wet ondernemingsra
den die Inmiddels in werking is getreden,
de arbeidsomstandigheden-wet die bij het
parlement in behandeling is. de medezeg
genschap in bedrijven met minder dan 100
personeelsleden waarvoor binnenkort een
wetsontwerp komt, grotere invloed van
werknemers in de Raden van commissa
rissen waarover een verzoek om advies bij
de SER ligt, de „raamwet inkomensvor
ming" „uniek in WestrEuropa, met indi
catieve bindende afspraken tussen over
heid en sociale partners" waarvoor een
plan bij de SER is ingediend om advies, de
nieuwe „arbeidsvoorzieningswet" die het
beleid voor de arbeidsmarkt op nieuwe
leest schoeit en waarover binnenkort een
adviesaanvraag naar de SER zal gaan.
Den Uyl heeft gezegd dat in veel van deze
zaken het huidige kabinet teert op de
erfenis van het kabinet-Den Uyl. Maar
Albeda wimpelt dat verwijt af. „Dit soort
wetten vergen vier tot zes Jaar, dus meer
dan een kabinet zit. De „raamwet inko
mensvorming" hoop ik over anderhalf
Jaar nog zelf als wetsontwerp ingediend te
hebben. Mijn opvolger brengt die wet dan,
al of niet bijgeschaafd, in het 8taatsblad.
Het volgende kabinet teert dus op het
erfenisje van het kabinet Van Agt." (Onze
opmerking dat Albeda misschien zelf zijn
eigen opvolger zal zijn doordat hij zowel in
een kabinet met WD als met PvdA zou
passen, ontmoet bij de minister zelf geen
enkel enthousiasme. Hij ontwijkt een di
rect antwoord met de kwinkslag dat hij in
elk geval wel niet zou passen in een kabi
net PvdA-WD, niet zozeer vanwege de
politiek die zo'n kabinet zou voeren alswel
omdat hij CDA'er is).
Albeda brengt zijn „breed sociaal plan"
ter sprake, twee weken geleden gelan
ceerd in het centraal overleg met werkge
vers en vakbeweging. „Vorig najaar al
stelde ik voor gezamenlijk te spreken over
verdeling van arbeid en verkorting van
arbeidstijd. Maar de werkgevers wilden
alleen meedoen als er een kostenafdek-
kend plan kwam, en de vakbeweging liet
het ten onrechte stranden op de kwestie
van de sociale uitkeringen en de bouw-cao
(kortingen e.d.). Vervolgens heb ik in fe
bruari voorgesteld ook een centraal „voor-
jaars-overleg" in te stellen, juist voor za
ken van iets langere termijn zoals verkor
ting van arbeidstijd".
Rampjaar
Toen kwam in september de Shell-sta-
king. Albeda kreeg de indruk „het kan
een misverstand zijn geweest" dat de
Industriebond FNV de zaak van de korte
re werkweek, waar Albeda overleg over
wilde, probeerde te forceren. Daarom
waarschuwde de minister toen voor olie
vlekwerking. een waarschuwing die
door de vakbonden werd uitgelegd als
partij kiezen voor de werkgevers. De sta
king mislukte. „1979 is een rampjaar voor
de vakbeweging," aldus ontwijkt Albeda
een direct ventileren van zijn eigen stand
punt door maar weer eens te citeren, dit
maal uit het weekblad Vrij Nederland.
Mede vanwege dat „rampjaar" en om enig
uitzicht kwam de minister, zo laat hij
doorschemeren, twee weken geleden in
het centrale overleg met een verder uitge
werkt voorstel voor afspraken over gelei
delijke verkorting van werktijd en invoe
ring van de vijfploegendienst. „De werk
gevers hadden mijn plan meteen van tafel
kunnen vegen, en de vijfploegendienst en
kortere arbeidstijd onbespreekbaar kun
nen verklaren. Maar dat hebben ze niet
gedaan," aldus Albeda optimistisch.
„Flauwe kul"
De FNV reageerde wel sceptisch. De mi
nister zou immers pas vanaf 1981 zelf iets
willen bijbetalen. Zijn enige oogmerk is
dus de werkgevers te helpen de zaak te
traineren, aldus de wantrouwende FNV-
reactie. „Flauwe kul," riposteert Albeda
in de wiek geschoten. „Ik vind dat er best
al in 1980 kan worden begonnen, in de
sterke bedrijven. Het is toch logisch dat Je
niet meteen begint met de zwakke secto
ren waar financiële hulp van de overheid
nodig is? Voordat je goede plannen hebt
en de zaak is opgestart, ben Je vijf tot tien
maanden verder. Dan is financieel bij
springen van de overheid al in 1980 ge
woon niet nodig."
Blijkbaar kan deze minister nooit iets
goed doen bij de vakbeweging en vooral
de FNV. „Een kabinet CDA-WD moet
nogal wat wantrouwen overwinnen bij de
vakbeweging," zo analyseert de hoogle
raar Albeda afstandelijk. Maar de
„overlegeconomie" geeft hij niet op. HIJ
ziet slechts twee, onaantrekkelijke, alter
natieven: „Ofwel je laat de markt alles
oplossen, vrijheid-blijheid. Ofwel Je komt
terecht bij de „democratische dwang" van
Van den Doel, waarvan ik persoonlijk
denk dat het niet uitvoerbaar zal zijn." En
verder: „Het polariseren van de vakbewe
ging tegen dit kabinet maakt het kabinet
niet minder populair. Er zijn nu eenmaal,
helaas, veel mensen die een hekel hebben
aan de vakbeweging. Zo krijg je wel sup
porters die Je zelf niet graag zou uitkiezen.
Maar het is niet mijn model. Franse toe
standen zijn zeer onwenselijk. Daar treedt
een nieuw kabinet aan dat een half uurtje
spreekt met de leiders van de vakbewe
ging, daarna kunnen ze gaan. Dat is het
dan, het overleg. Het is bepaald niet mijn
standpunt om te zeggen: als de vakbewe
ging niet mee wil werken kan ze barsten,
dan doen we het wel zonder."
En als nu tóch de lonen en inkomens uit
de hand lopen, wat doet het kabinet dan?
Een loonmaatregel? „Daar mag Je niet te
gemakkelijk mee opereren. Want dat
neemt de verantwoordelijkheid weg waar
ze hoort: bij de vakbeweging. En ook bij
de werkgevers," zo voegt de minister
eraan toe. „De regering zegt dus tegen de
sociale partners: a. het is jullie zaak, maar
b. als toch een overschrijding (van de door
het kabinet gewenste loonstijging) van
enige omvang plaatsvindt, dan brengt dat
de financiering van het budget van het
rijk in problemen. Dat kan het kabinet
niet koud laten. Er zijn dan verschillende
mogelijkheden. Terugtrekken van de
rijksbijdragen in de sociale fondsen waar
door de sociale premies voor werkgevers
en werknemers omhoog gaat." (Albeda
noemt opvallend de werkgevers het
eerst. Ook zij hebben immers „schuld"
door bereid te zijn meer loonstijging te
betalen dan wenselijk is.)" Een andere
mogelijkheid is extra ombuigingen, of de
koppeling tussen uitkeringen en lonen los
laten. Of een loonmaatregel."
Waar kiest Albeda voor? „Dat wordt een
politieke beslissing als het zover is geko
men. Ik acht het ook onwaarschijnlijk dat
het zover komt."