Franciscus en dierendag ,Er zijn grenzen' in discussie Een Europese bewapeningswedloop? Verkuyl en zijn critici VRIJDAG 5 OKTOBER 1979 TROUWKWARTET 13 door Hans Bouma Het ts hem gelukkig gespaard gebleven. Franciscus van Assisi. Van al die ellende, waarvoor we ieder jaar weer op z'n sterfdag een Werelddierendag organiseren, heeft hij goddank geen weet gehad Ik moet er niet aan denken, dat die weergaloze middeleeuwer nü zou leven. Hij zou er niets van begrepen hebben. Heel die kunstmatige, technische, natuurarme wereld, waarin we ons zo krampachtig op de been proberen te houden, zou hem met verbijstering hebben vervuld. En wat hem ongetwijfeld het meest onthutst en geschokt zou hebben: de smerigheden, die we met onze dieren uithalen. Bio-industrieën, vivisectielaboratoria het zou verpletterend voor hem zijn geweest. Hoe konden we het zó ver laten komen? Maar Franciscus is dood, al weer meer dan 750 jaar, en hij zal het nooit weten. Doch dood en dood is twee. Zó bezield en intens leefde deze heilige, dat hij dwars door z'n dood heen z'n betekenis bleef behouden en mensen de eeuwen door aanstak met het vuur. dat hem zelf zo in vlam zette. Franciscus is dood en hij rust in vrede, maar zijn hart, zijn warme hart klopt nog steeds en zijn geest is onuitblusbaar. Zijn ogen zijn gesloten, maar zijn zienswijze en zijn visioen zijn nog immer van kracht. Franciscus lèèft zo reëel leefde hij wel. De dood is machtig, maar niet oppermachtig. Juist de laatste tijd merken velen weer, hoe actueel en inspirerend Franciscus is en ook ik behoor tot degenen, die heel direct zijn invloed ondergaan. Voor wie lijdt aan een cultuur, die zich constant vergrijpt aan het leven en die de schepping op de meest gruwelijke wijze verraadt, is Franciscus van Assisi niet minder dan een openbaring, een boven alles uitstijgende profeet, die zonder mankeren de enig Juiste weg aanwijst. Voor dieren- natuur- en milieubeschermers is Franciscus een sublieme gids en het is dan ook geen wonder, dat hij al weer enige jaren geleden tot „de patroonheilige van de ecologen" werd uitgeroepen. Ondertussen is déze Franciscus wel een wedergeboorte van de Franciscus, die in 1182 als zoon van de rijke lakenkoopman Pietro dl Bemadone in Assisi het levenslicht zag. In z'n Jonge Jaren genoot Franciscus hartstochtelijk van alle voordelen, die de rijkdommen van z'n ouderlijk huis hem boden en hij leek helemaal voorbestemd te zijn glansrijk carrière te maken in het welvarende bedrijf van z'n vader. Maar wat gebeurde? Door allerlei omstandigheden (o.a. gevangenschap en ziekte) raakte hij in een ernstige geestelijke crisis en vervreemdde hij gaandeweg van de wereld, waarin hij opgegroeid was. Tenslotte kwam het tot een definitieve breuk met z'n oude milieu (en daarmee ook met z'n diep gekwetste vader) en koos hij voor een leven van pretentieloze, evangelische eenvoud. Van een op welvaart, succes, invloed en prestige beluste fabrikantszoon werd Franciscus een radicale volgeling van Jezus. Vanaf dit moment (hij is dan 24 jaar) ontmoeten we een totaal nieuwe Franciscus de Franciscus, die de komende twintig jaar een spiritualiteit zou uitbeelden, waaraan vele, vele duizenden na hem hun diepste inspiratie zouden ontlenen. Wanneer we deze herboren Franciscus goed willen leren kennen, moeten we zijn befaamde ..Lied der creaturen" of „Zonnelied" lezen, of liever nog zingen en dat laatste is heel goed mogelijk, sinds deze hymne als lied 400 in een vertaling van J. W Schulte Nordholt in het „Liedboek van de kerken" voorkomt. Mij is geen literaire tekst bekend, waarin iemand zich zó eenvoudig en tegelijkertijd zó mysterieus tot het laatste toe blootgeeft. Dit is poëzie van de hoogste orde. Heel Franciscus' wezen vibreert in deze hymne. Chesterton zei: „Alleen al uit dit gedicht zou men bijna de hele Franciscus' kunnen reconstrueren". Wat mij betreft, had hij dat „bijna" mogen weglaten. Het Zonnelied ontstond pas heel laat, een jaar vóór Franciscus' dood in 1226. Er gaat een geschiedenis van onmetelijk lijden en afgrijselijke beproevingen aan vooraf. De achtergrond is Franciscus' stigmatisatien op de Alverno en de daarop volgende hel in het klooster van San Damlano. Met de wondtekenen (stigmata) van z'n Heer in zijn geteisterde lichaam, „gelijkvormig geworden aan de gekruisigde Christus", werd een doodzieke en blinde Franciscus overvallen door een ontzettende depressie en raakte hij in een situatie, die we alleen nog maar met „godverlatenheid" kunnen aanduiden. Na twee maanden helse angst en pijn brak eindelijk het licht door en zong Franciscus. volslagen uitgeput en volslagen gelukkig zijn Zonnelied: „Allerhoogste, almachtige goede Heer U zij de lof, de roem en de eer en alle zegeningen. Aan u alleen Allerhoogste komen ze toe en geen mens is waardig U te noemen". En dan: „Wees geloofd 'mijn Heer met al uw schepselen, speciaal Heer broeder zon. die de dag is en ons door zichzelf verlicht. In zijn stralende schoonheid en grote glans is hij van U Allerhoogste het symbool". Na broeder zon betrekt Franciscus zuster maan en de sterren in z'n vreugde, zijn halleluja wordt steeds omvattender, broeder wind en de lucht en de wolken zien we verschijnen, vervolgens zuster water „die zo bruikbaar en deemoedig is zo kostelijk en kuis", ook broeder vuur mag van de partij zijn en na zuster aarde wordt zelfs zuster dood de lof in de mond gelegd. Een wereldwijd, ja kosmisch halleluja klinkt op. Heel de schepping brengt God haar hulde. En het is Franciscus, die hierbij de toon aangeeft. In het grandioze koor der creaturen is hij de oppeizangmeester. In het Zonnelied komen we Franciscus tegen als een gelovige, die zijn mens-zijn en zijn relatie met God alleen maar kan beleven in de ruimte van de schepping. In de lof. die hij zijn hemelse Vader toezwaait, weet Franciscus zich broederlijk verbonden met de totale hem omringende werkelijkheid. De heilige van Assisi was zich er diep van bewust, dat hij niet de enige was, die Gods belangstelling genoot. Waarom zou de Schepper aller dingen zich zó eenzijdig beperken tot slechts één van zijn talloos vele creaturen? Nee, ólle werken van zijn handen mochten zich verheugen in zijn heilzame aandacht en hoe toonaangevend hij, Franciscus, in het grote kosmische koor ook mocht zijn, zijn stem bleef slechts één van de vele stemmen, de hemelse partituur ging uit van de polyfonie van de ganse kosmos. Omdat Franciscus de wereld rondom op mystieke wijze ervoer als een luisterrijke manifestatie van God de Schepper, bejegende hij alles wat adem had met oneindig veel zorg en liefde. Hij was niet alleen de vriend van bedelaars en zwervers, maar ook van bloemen, bomen en dieren. Over zijn hartelijke relatie met de dieren, hebben zijn biografen maar liefst vijftig verhalen opgetekend. Bekend is. hoe hij roodborstjes gul liet meepikken van zijn schaarse brood en haasjes verloste uit de klem, die hen gevangen hield. Wormen beurde hij op van de grond, uit vrees dat voorbijgangers ze zouden vertrappen. Om te voorkomen, dat bijen 's winters zouden verhongeren, zette hij honing en wijn voor hun korven. Ieder dier noemde hij „broer" de dieren waren zijn naaste verwanten en als een goede herder waakte hij over hen. In een cultuur, die zich, tot in de kerk toe, exclusief richt op het belang en het heil van de méns en die gaarne bereid is heel de niet-menselljke werkelijkheid hieraan op te offeren, zingt Franciscus dwars tegen alles In zijn Lied der creaturen. Vanuit het hart der schepping houdt de profeet van Assisi ons in onze monomane verblinding het visioen voor van de enige samenleving, die recht van bestaan heeft: de creatuurL'Jke, volop democratische samenleving van bloemen en bomen, dieren en mensen, rivieren en bergen, zon, maan en sterren waarvan God droomde, toen Hij eenmaal scheppenderwijs de aarde uit het niets aan het licht bracht. door prof. dr. J. Verkuyl Op 15 september werd ln een studie-samenkomst in Utrecht van de Unie „School en Evangelie" het door mij geschreven cahier „Er zijn grenzen" gepresenteerd, verdedigd en ter discussie gesteld. Naar aanleiding van enkele interviews ln verband daarmee kwam een reeks van ingezonden brieven op gang, die grotendeels gevormd werd door uitingen van mensen, die wèl, de interviews, maar het cahier zeli nog niet gelezen hadden. Nu intussen dat cahier waarom het gaat verschenen is, vroeg de redacteur van „Podium" mij om te reageren op die reeks van brieven en ingezonden stukken. Ik maak dankbaar gebruik van deze gelegenheid. In de eerste plaats wil ik dan aan dacht vragen voor het eigenlijke thema van het cahier: „Er zijn gren zen." Dat thema vormt de hoofdlijn van het cahier, zoals ook de heer Bert de Jong in „Trouw" en de heer Van Gessel in „de Volkskrant" duidelijk hebben geaccentueerd. De opmerkingen ln het cahier over de NC8V en de Nederlandse afde ling van „Christenen voor het Socialisme" vormen slechts een zij lijn. Het eigenlijke thema is of de doelstellingen van het christelijk onderwijs en de doelstellingen van de Westeuropese communistische partijen en het zg. Euro-communis- me met die doelstellingen verenig- door H. J. Neuman Vorige week heb ik op deze plaats een eerste beschouwing gewijd aan de inhoud en de implicaties van de motie-Van der Stoel c.s, die in fe bruari van dit jaar door de Tweede Kamer is aangenomen. Als er later dit jaar een aanbeveling van de NAVO zou komen om kernwapens voor de middellange afstand in Eu ropa te moderniseren, dan moet volgens punt 1 van de motie van NAVO-ziJde aangetoond worden dat het in december 1975 in het kader van de MBFR-onderhande- lingen gedane aanbod tot vermin dering van Amerikaanse nucleaire middelen in Europa, in ruil voor vermindering van het aantal Rus sische tanks, gehandhaafd kan blijven. m m Het tweede punt van de motie houdt in dat wijzigingen van de in Europa aanwezige wapensystemen niet van zodanige aard mogen zijn dat daardoor het gevaar van een vroegtijdige inzet van nucleaire wapens in een eventueel gewapend conflict worden vergroot. Ik heb vorige week gesteld dat tegen dit tweede punt niet wordt gezondigd als geen invoering wordt voorge steld van wapens die onderhevig zijn aan predelegatie (d.w.z. dat de bevoegdheid om ze te lanceren, zij het binnen strikte grenzen, in han den wordt gelegd van lagere com mandanten) en of een geringe reik wijdte hebben, dan wel zo'n gerin ge overlevingskans bezitten dat de neiging groot is ze bij het geringste teken van onraad af te vuren. Er staat niet dat andere wijzigingen van de in Europa aanwezige kern wapens per se moeten wachten op het begin, laat staan het welslagen van onderhandelingen met de Sov jet Unie (SALT III). Oud-minister Van der Stoel heeft vorige maand in een dagbladarti kel geconstateerd dat „het voorkó men van een nucleaire bewape ningsrace in Europa" vrijwel una niem is erkend als „belangrijke doelstelling van het Nederlandse beleid." Letterlijk wordt in punt 3 van de motie-Van der Stoel c.s. aanbevolen dat ln het kader van SALT III „op grondslag van een globaal evenwicht van de nucelai- re bewapeningsrace in Europa te verhinderen en de rol van de kern wapens in Europa terug te drin gen." In de nota die vorige week is aangeboden aan de Adviesraad van D'66 door de werkgroep Bui tenland en Defensie van die partij wordt er eveneens voor gepleit het „globale evenwicht" door onder handelingen met de Sowjet-Unie te handhaven. Men zou deze nadruk op het „globa le evenwicht,' kunnen opvatten als een afwijzing van iedere benade ring die neerkomt op een geïso leerd beschouwen van de militaire krachtsverhoudingen op één ni veau of in één regio, in dit geval dus in Europa. En het valt niet te ontkennen dat er in zo'n beschou wing iets kunstmatigs zit. De vraag is alleen, of het mogelijk is aan die benadering geheel en al te ont komen. In het tijdschrift „International Security" heeft enige tijd geleden aan artikel gestaan van twee schrijvers, Robert Metzger en Paul Doty („Arms Control Enters the Gray Area"). Daarin wordt deze vraag aldus beantwoord: „Sommi ge analytici, die erkennen dat het in wezen kunstmatig is geïsoleerd onderscheid te maken tussen ver schillende niveaus van strijd krachten Iets dat naar hun me ning een betreurenswaardig neven- produkt is van het wapenbeheer- singsproces bepleiten een alom vattend kader, een zgn. „globaal evenwicht", waarin allerlei soor ten strijdkrachten zijn geïnte greerd. Voor sover deze conceptie analytische integriteit bezit, is se echter methodologisch onhandel baar. Daarom gaat de keus tussen handelbare kunstmatigheden en een onhandelbare werkelijkheid." De conclusie van beide schrijvers is dat, juist ten aanzien van de kwestie die hier aan de orde is, het „eurostrategische evenwicht" een nuttige conceptie kan zijn, onder voorbehoud evenwel dat de gebrui kers zich voortdurend van haar te kortkomingen bewust blijven. De vraag of een modernisering van de kernwapens voor de middellan ge afstand in Europa tot een bewa peningsrace in ons werelddeel zou leiden of niet, kan van verschillen de kanten benaderd worden. Presi dent Brezjnew van de Sowjet-Unie heeft tijdens de ontvangst van een werkgroep van de Socialistische Internationale gezegd dat zijn land niet anders doet dan zijn defensie te verzekeren „hetgeen absoluut onontbeerlijk is." De westelijke landen daarentegen zouden vol gens hem „met vuur spelen" als ze zouden overwegen nieuwe Ameri kaanse kernwapens voor de mid dellange afstand in Europa te sta tioneren. Of zo'n openbare uit spraak nu ook meteen kan worden aangemerkt als een slecht voorte ken voor onderhandelingen, valt wellicht te betwijfelen. Maar ge ruchten doen de ronde dat de West- duitse SPD in jarenlange verken ningen te Moskou niet veel anders te horen heeft gekregen. Aan westelijke zijde wordt aange nomen dat medio dit jaar in de Sowjet-Unie 120 afvuurinrichtin- gen voor de nieuwe SS-20-raket stonden opgesteld. Daarvan was 60 i 80 procent op het westen gericht, <Lw.z. 216 288 kernladingen (drie koppen per raket). In 1982 zullen ruim 250 afvuurinrichtngen voor de SS-20 operationeel zijn. Daar van zijn wellicht 130 i 200 op het westen gericht, oftewel 450 k 600 ladingen. In de Nederlandse pers zijn nu be richten verschenen, als zou de NAVO overwegen de Invoering in Europa voor te stellen van Ameri kaanse wapensystemen voor de middellange afstand (een „mix" van Pershing-raketten met ver groot afstandsberelk en van het land te lanceren kruisvluchtwa- pens of „cruise missiles") die in totaal 572 kernladingen kunnen vervoeren. Een woordvoerder van het ministerie van buitenlandse za ken in Den Haag heeft na het ver schijnen van deze berichten opge merkt dat het aantal kernwapens In Europa als gevolg van de moder nisering niet zal toenemen. Ik neem aan dat deze verzekering hoe welkom op zichzelf ook niet voldoende is om diegenen gerust te stellen die een bewapeningsrace vermeden willen zien en die onze afhankelijkheid van het kernwa pen willen zien teruggedrongen. Die zullen vragen, of dat aantal van 572 (indien juist) onaantast baar Is, of het een vervanging bete kent van bestaand potentieel in deze categorie dan wel een toevoe ging, in welke andere categorieën van kernwapens de NAVO haar aantallen gaat verminderne en in welke mate zij dat sal doen. baar zijn en of daarom het CPN- lidmaatschap en de dienst aan het christelijk onderwijs te combineren vallen ja dan neen Ik heb ter aanvulling van wat ik in andere boeken over het communis me schreef op grond van vele docu menten geregistreerd, dat wat de plannen op middellange termijn be treft zeer vele met name genoemde concessies aan een pluralistische samenleving en parlementaire de mocratie te constateren vallen, maar dat wat de lange termijn-plan nen betreft de vorming van confes sioneel-atheïstische en links totali- taristische staten de uiteindelijke doelstelling blijft en dat daarom ook het Euro-communisme de facto niet als een lichtbaken voor een nieuwe koers kan worden aange merkt. Sommigen, die protest aantekenen tegen dit cahier gaan totaal voorbij aan deze nieuwe analyse en aan de daartoe weergegeven documenten en ze gaan daarmee aan het eigen lijke thema voorbij. Ik hoop zeer, dat nu het cahier verschenen is op de kern van de zaak wordt gereageerd. Die kern is belangrijk genoeg en die kern is zo ernstig, dat de besturen van de christelijke scholen terecht geza menlijk gewaarschuwd hebben en dat ik. na zovele malen tegen rechts totalitarisme gewaarschuwd te heb ben, de waarschuwing tegen het veel meer complexe linkse totalita risme heb onderbouwd op verzoek van „School en Evangelie." Bij de beoordeling van opkomende totalitaristische ideologieën en stromingen van links en rechts en hun invloed kan men te vroeg en te laat waarschuwen, zoals iemand te recht opmerkte dezer dagen. Ik ben van mening, dat ten aanzien van het marxisme/leninisme de waar schuwingen van kerken en christe lijke instellingen als bijv. de V U. en „School en Evangelie" eerder laat dan vroeg gekomen zijn, al is het mijns inziens nog niet te laat. Ik heb niet voor 't eerst tegen links totalitarisme gewaarschuwd. Het vreemde is, dat wanneer ik zoals ik vanaf 1930 gedaan heb op allerlei wijze waarschuw tegen symptomen van rechts totalitaris me overal applaus klinkt en als ik op een geheel andere en genuan ceerde wijze tegen links totalitaris me waarschuw, zoals ik óók deed van af 1930, velen de wenkbrauwen fronsen, zonder dat naar de argu menten geluisterd wordt Dat is een telkens weer teleurstellende erva ring. Maar het zij zo. Pastoraal Een tweede aspect is de pastorale en bestuurlijke aandacht en zorg vuldigheid. Wat mij opvalt in de brieven, Ingezonden stukken en ar tikelen is, dat velen schrijven dat ze het geheel met me eens zijn, dat de C.P.'s ln West-Europa en de Euro- communistische stromingen in het algemeen op de middellange ter mijn concessies doen, maar dat hun doelstellingen op de lange termijn toch de vorming van een confessio neel-atheïstische staat en een linkse totalitaire staat is. Ze manen echter tot meer pastoraal contact met de betrokkenen en tot een zeer voor zichtige toetsing vooraf bij benoe mingen. Onder degenen, die deze vermanin gen laten horen zijn mensen, die geen voorstander zijn van het chris telijke onderwijs, zoals ds. L H Rui tenberg in „Hervormd Nederland." Maar er zijn onder hen ook mensen, die principieel voorstander zijn van christelijk onderwijs. Ik ben het ge heel eens met hun manende woor den. Ik heb in het Jaarbeursgebouw ln Utrecht heel nadrukkelijk ge zegd. dat ik niet op de stoel van de schoolbesturen zit en wil zitten. Ik heb dan ook in het bedoelde cahier nergens de naam van een van de btrokkenen genoemd en ik ken ook lets van de pastorale verantwoorde lijkheid die van ons allen geëist wordt. Ik vind ook. dat besturen de toetsing zeer serieus en liefdevol moeten beoefenen, omdat anders zoals een van mijn vrienden me schreef „het gevolg haast niet an ders kan zijn dan een verslechtering van de sfeer en een overmaat van bemoeienis met kwesties, die de grote problemen uit de belangstel lingen zullen verdrlngen."Dat is In derdaad een reëel gevaar. Maar dat betekent toch niet. dat de besturen van christelijke scholen of van christelijke universiteiten niet de taak tot toetsing hebben en dat betekent toch ook niet. dat de pas torale verantwoordelijkheid tegen de bestuurlijke uitgespeeld mag worden. Het valt me op. dat zovelen, die Ik met name zou kunnen noemen, schrijven het principieel geheel met me eens te zijn, maar dat ze daar dan geen enkele consequentie aan verbinden. Dat doet me altijd denken aan de tijd, dat ieder in onze kring praatte over principes en beginselen, maar dat er niets begon. Het spreekt toch vanzelf, dat de analyse van de on verenigbaarheid in de doelstellin gen van christelijk onderwijs en de communistische partijen conse quenties heeft voor benoemingen in de dienst van het christelijk onder wijs. De NCSV Het derde aspect betreft de huidige NCSV en de Nederlandse afdeling van „Christenen voor het Socialis me." In het cahier „Er zijn grenzen" komt de huidige koers van de NCSV en het streven van de afdeling Ne derland van de „Christenen voor het Socialisme.' binnen de NCSV aan het eind slechts zijdelings ter sprake Merkwaardigerwijze reage ren vrijwel alle Ingezonden brieven daarop het meest, zowel positief als negatief, alsof dat de hoofdlijn van het betoog was en is. Ik ben waarlijk niet de enige van de oudleden, die moeite hebben om in de NCSV van nu de oorspronkelijke grondslag en doelstelling namelijk „om gehoorzaamheid des geloofs te bewerken van de Naam van Jezus Christus ln de studentenwereld" te herkennen. „De huidige NCSV leidt haar leden" zo schreef een van de oudleden mij „binnen ln het diensthuis van het meest dogmati sche marxisme/leninisme, dat ik tot nu toe ben tegengekomen." De NCSV w&s een ontmoetings plaats rondom de de oriëntatie op het Evangelie van Jezus Christus en bond geen enkel lid aan een bepaal de ideologie, maar oefende studen ten om bij hun politieke oriëntatie prioriteit te geven aan dat Evange lie en van daaruit de Ideologieën te toetsen en zich van daaruit te enga geren in de samenleving. Door de horigheid aan een bepaalde ideolo gie ln het centrum te stellen en ln feite een poging te ondernemen christenen te mobiliseren voor be paalde varianten van het commu nisme rijst de vraag of de NCSV nog het recht heeft zich met de oude naam NCSV te blijven benoemen. De CVS Dat de CV8N de naam „Christenen voorhetSoclalisme"misbruikt en in feite bedoelt „Christenen voor het Communisme" staat met ronde woorden ln allerlei publlkaties. Rin se Reeling Brouwer die vele Jaren secretaris was van „CVS Neder land.' geeft dat met ontwapenende eerlijkheid toe. Pleter van der Ven, thans Journalist bij „Trouw" wees er In de Nieuwe Linie van 1 november 1978 reeds op dat deze eerlijke opstelling de diep ste reden is, dat het aantal leden zeer gering is. In 1978 was het aantal leden van de NCSV slechts 200. Dat de NCSV bijna te gronde was gegaan kon leder constateren die aan de universitaire samenleving deelneemt tussen 1970 en 1979. Niet lk richt de NC8V te gronde, zoals het hoofdbestuur van de NCSV ln Trouw van 20 september constateert, maar de NC8V heeft zichzelf te gronde gericht door de horigheid aan een bepaalde Ideolo gie. Dat betekent ln het geheel niet, dat ik de NCSV heb afgeschreven. In mijn „Inleiding ln de Evangelis- tiek" heb ik ln het hoofdstuk over Evangelisatie aan de universiteiten de vurige hoop uitgesproken, dat de NCSV veranderen zal. Als dr. Herman Wierslnga (Trouw van 28 september) als lid van het bestuur van de Stichting Woud- schoten zijn verantwoordelijkheid werkelijk wil uitoefenen, dan is het Inderdaad zinloos om te verwach ten. dat NCSV terugkeert naar de situatie van de Jaren dertig, maar dan zou het goed zijn als hij en andere oudleden de huidige NCSV voor dit duidelijke dilemma plaat sten: de NCSV moet grondig van koers veranderen óf naamsverande ring aanvragen. Want zoals het nu gaat zijn er bepaalde figuren die koekoekseieren leggen ln nesten, die ze zelf niet hebben gebouwd en ze zijn bezig die nesten te vernielen. Eén van die figuren is ds. Rochus Zuurmond, die in „Trouw" van 28 september 1979 weer eens tekeer gaat over vermeende of ook wel echte vertaalfouten ln een van mijn vroegere boeken, maar die ook nu weer de eigenlijke discussie ont wijkt. door met geen enkel woord in te gaan op de concrete verwijten, die ik in het genoemde cahier op basis van feiten heb geformuleerd. Ik denk er niet aan terug te schel den. Ik zou willen, dat over deze concrete verwijten met het bestuur van de NCSV en met een kern van oudleden van de NCSV eens dieper werd doorgesproken, zoals lk al vaak probeerde te doen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 13