Franciscus en dierendag
,Er zijn grenzen'
in discussie
Een Europese bewapeningswedloop?
Verkuyl en zijn critici
VRIJDAG 5 OKTOBER 1979
TROUWKWARTET
13
door Hans Bouma
Het ts hem gelukkig gespaard
gebleven. Franciscus van Assisi.
Van al die ellende, waarvoor we
ieder jaar weer op z'n sterfdag een
Werelddierendag organiseren, heeft
hij goddank geen weet gehad Ik
moet er niet aan denken, dat die
weergaloze middeleeuwer nü zou
leven. Hij zou er niets van begrepen
hebben. Heel die kunstmatige,
technische, natuurarme wereld,
waarin we ons zo krampachtig op
de been proberen te houden, zou
hem met verbijstering hebben
vervuld. En wat hem ongetwijfeld
het meest onthutst en geschokt zou
hebben: de smerigheden, die we
met onze dieren uithalen.
Bio-industrieën,
vivisectielaboratoria het zou
verpletterend voor hem zijn
geweest. Hoe konden we het zó ver
laten komen?
Maar Franciscus is dood, al weer
meer dan 750 jaar, en hij zal het
nooit weten. Doch dood en dood is
twee. Zó bezield en intens leefde
deze heilige, dat hij dwars door z'n
dood heen z'n betekenis bleef
behouden en mensen de eeuwen
door aanstak met het vuur. dat hem
zelf zo in vlam zette. Franciscus is
dood en hij rust in vrede, maar zijn
hart, zijn warme hart klopt nog
steeds en zijn geest is
onuitblusbaar. Zijn ogen zijn
gesloten, maar zijn zienswijze en
zijn visioen zijn nog immer van
kracht. Franciscus lèèft zo reëel
leefde hij wel. De dood is machtig,
maar niet oppermachtig.
Juist de laatste tijd merken velen
weer, hoe actueel en inspirerend
Franciscus is en ook ik behoor tot
degenen, die heel direct zijn invloed
ondergaan. Voor wie lijdt aan een
cultuur, die zich constant vergrijpt
aan het leven en die de schepping
op de meest gruwelijke wijze
verraadt, is Franciscus van Assisi
niet minder dan een openbaring,
een boven alles uitstijgende
profeet, die zonder mankeren de
enig Juiste weg aanwijst. Voor
dieren- natuur- en
milieubeschermers is Franciscus
een sublieme gids en het is dan ook
geen wonder, dat hij al weer enige
jaren geleden tot „de
patroonheilige van de ecologen"
werd uitgeroepen.
Ondertussen is déze Franciscus wel
een wedergeboorte van de
Franciscus, die in 1182 als zoon van
de rijke lakenkoopman Pietro dl
Bemadone in Assisi het levenslicht
zag. In z'n Jonge Jaren genoot
Franciscus hartstochtelijk van alle
voordelen, die de rijkdommen van
z'n ouderlijk huis hem boden en hij
leek helemaal voorbestemd te zijn
glansrijk carrière te maken in het
welvarende bedrijf van z'n vader.
Maar wat gebeurde? Door allerlei
omstandigheden (o.a.
gevangenschap en ziekte) raakte hij
in een ernstige geestelijke crisis en
vervreemdde hij gaandeweg van de
wereld, waarin hij opgegroeid was.
Tenslotte kwam het tot een
definitieve breuk met z'n oude
milieu (en daarmee ook met z'n diep
gekwetste vader) en koos hij voor
een leven van pretentieloze,
evangelische eenvoud. Van een op
welvaart, succes, invloed en
prestige beluste fabrikantszoon
werd Franciscus een radicale
volgeling van Jezus. Vanaf dit
moment (hij is dan 24 jaar)
ontmoeten we een totaal nieuwe
Franciscus de Franciscus, die de
komende twintig jaar een
spiritualiteit zou uitbeelden,
waaraan vele, vele duizenden na
hem hun diepste inspiratie zouden
ontlenen.
Wanneer we deze herboren
Franciscus goed willen leren
kennen, moeten we zijn befaamde
..Lied der creaturen" of „Zonnelied"
lezen, of liever nog zingen en dat
laatste is heel goed mogelijk, sinds
deze hymne als lied 400 in een
vertaling van J. W Schulte
Nordholt in het „Liedboek van de
kerken" voorkomt. Mij is geen
literaire tekst bekend, waarin
iemand zich zó eenvoudig en
tegelijkertijd zó mysterieus tot het
laatste toe blootgeeft. Dit is poëzie
van de hoogste orde. Heel
Franciscus' wezen vibreert in deze
hymne. Chesterton zei: „Alleen al
uit dit gedicht zou men bijna de
hele Franciscus' kunnen
reconstrueren". Wat mij betreft,
had hij dat „bijna" mogen
weglaten.
Het Zonnelied ontstond pas heel
laat, een jaar vóór Franciscus' dood
in 1226. Er gaat een geschiedenis
van onmetelijk lijden en
afgrijselijke beproevingen aan
vooraf. De achtergrond is
Franciscus' stigmatisatien op de
Alverno en de daarop volgende hel
in het klooster van San Damlano.
Met de wondtekenen (stigmata) van
z'n Heer in zijn geteisterde lichaam,
„gelijkvormig geworden aan de
gekruisigde Christus", werd een
doodzieke en blinde Franciscus
overvallen door een ontzettende
depressie en raakte hij in een
situatie, die we alleen nog maar met
„godverlatenheid" kunnen
aanduiden. Na twee maanden helse
angst en pijn brak eindelijk het
licht door en zong Franciscus.
volslagen uitgeput en volslagen
gelukkig zijn Zonnelied:
„Allerhoogste, almachtige goede
Heer U zij de lof, de roem en de eer
en alle zegeningen. Aan u alleen
Allerhoogste komen ze toe en
geen mens is waardig U te
noemen". En dan: „Wees geloofd
'mijn Heer met al uw schepselen,
speciaal Heer broeder zon. die de
dag is en ons door zichzelf verlicht.
In zijn stralende schoonheid en
grote glans is hij van U
Allerhoogste het symbool".
Na broeder zon betrekt Franciscus
zuster maan en de sterren in z'n
vreugde, zijn halleluja wordt steeds
omvattender, broeder wind en de
lucht en de wolken zien we
verschijnen, vervolgens zuster
water „die zo bruikbaar en
deemoedig is zo kostelijk en kuis",
ook broeder vuur mag van de partij
zijn en na zuster aarde wordt zelfs
zuster dood de lof in de mond
gelegd. Een wereldwijd, ja
kosmisch halleluja klinkt op. Heel
de schepping brengt God haar
hulde. En het is Franciscus, die
hierbij de toon aangeeft. In het
grandioze koor der creaturen is hij
de oppeizangmeester.
In het Zonnelied komen we
Franciscus tegen als een gelovige,
die zijn mens-zijn en zijn relatie met
God alleen maar kan beleven in de
ruimte van de schepping. In de lof.
die hij zijn hemelse Vader
toezwaait, weet Franciscus zich
broederlijk verbonden met de
totale hem omringende
werkelijkheid. De heilige van Assisi
was zich er diep van bewust, dat hij
niet de enige was, die Gods
belangstelling genoot. Waarom zou
de Schepper aller dingen zich zó
eenzijdig beperken tot slechts één
van zijn talloos vele creaturen? Nee,
ólle werken van zijn handen
mochten zich verheugen in zijn
heilzame aandacht en hoe
toonaangevend hij, Franciscus, in
het grote kosmische koor ook
mocht zijn, zijn stem bleef slechts
één van de vele stemmen, de
hemelse partituur ging uit van de
polyfonie van de ganse kosmos.
Omdat Franciscus de wereld
rondom op mystieke wijze ervoer
als een luisterrijke manifestatie van
God de Schepper, bejegende hij
alles wat adem had met oneindig
veel zorg en liefde. Hij was niet
alleen de vriend van bedelaars en
zwervers, maar ook van bloemen,
bomen en dieren. Over zijn
hartelijke relatie met de dieren,
hebben zijn biografen maar liefst
vijftig verhalen opgetekend.
Bekend is. hoe hij roodborstjes gul
liet meepikken van zijn schaarse
brood en haasjes verloste uit de
klem, die hen gevangen hield.
Wormen beurde hij op van de
grond, uit vrees dat voorbijgangers
ze zouden vertrappen. Om te
voorkomen, dat bijen 's winters
zouden verhongeren, zette hij
honing en wijn voor hun korven.
Ieder dier noemde hij „broer" de
dieren waren zijn naaste verwanten
en als een goede herder waakte hij
over hen.
In een cultuur, die zich, tot in de
kerk toe, exclusief richt op het
belang en het heil van de méns en
die gaarne bereid is heel de
niet-menselljke werkelijkheid
hieraan op te offeren, zingt
Franciscus dwars tegen alles In zijn
Lied der creaturen. Vanuit het hart
der schepping houdt de profeet van
Assisi ons in onze monomane
verblinding het visioen voor van de
enige samenleving, die recht van
bestaan heeft: de creatuurL'Jke,
volop democratische samenleving
van bloemen en bomen, dieren en
mensen, rivieren en bergen, zon,
maan en sterren waarvan God
droomde, toen Hij eenmaal
scheppenderwijs de aarde uit het
niets aan het licht bracht.
door prof. dr. J. Verkuyl
Op 15 september werd ln een studie-samenkomst in Utrecht
van de Unie „School en Evangelie" het door mij geschreven
cahier „Er zijn grenzen" gepresenteerd, verdedigd en ter
discussie gesteld. Naar aanleiding van enkele interviews ln
verband daarmee kwam een reeks van ingezonden brieven
op gang, die grotendeels gevormd werd door uitingen van
mensen, die wèl, de interviews, maar het cahier zeli nog niet
gelezen hadden. Nu intussen dat cahier waarom het gaat
verschenen is, vroeg de redacteur van „Podium" mij om te
reageren op die reeks van brieven en ingezonden stukken. Ik
maak dankbaar gebruik van deze gelegenheid.
In de eerste plaats wil ik dan aan
dacht vragen voor het eigenlijke
thema van het cahier: „Er zijn gren
zen." Dat thema vormt de hoofdlijn
van het cahier, zoals ook de heer
Bert de Jong in „Trouw" en de heer
Van Gessel in „de Volkskrant"
duidelijk hebben geaccentueerd.
De opmerkingen ln het cahier over
de NC8V en de Nederlandse afde
ling van „Christenen voor het
Socialisme" vormen slechts een zij
lijn. Het eigenlijke thema is of de
doelstellingen van het christelijk
onderwijs en de doelstellingen van
de Westeuropese communistische
partijen en het zg. Euro-communis-
me met die doelstellingen verenig-
door H. J. Neuman
Vorige week heb ik op deze plaats
een eerste beschouwing gewijd aan
de inhoud en de implicaties van de
motie-Van der Stoel c.s, die in fe
bruari van dit jaar door de Tweede
Kamer is aangenomen. Als er later
dit jaar een aanbeveling van de
NAVO zou komen om kernwapens
voor de middellange afstand in Eu
ropa te moderniseren, dan moet
volgens punt 1 van de motie van
NAVO-ziJde aangetoond worden
dat het in december 1975 in het
kader van de MBFR-onderhande-
lingen gedane aanbod tot vermin
dering van Amerikaanse nucleaire
middelen in Europa, in ruil voor
vermindering van het aantal Rus
sische tanks, gehandhaafd kan
blijven.
m
m
Het tweede punt van de motie
houdt in dat wijzigingen van de in
Europa aanwezige wapensystemen
niet van zodanige aard mogen zijn
dat daardoor het gevaar van een
vroegtijdige inzet van nucleaire
wapens in een eventueel gewapend
conflict worden vergroot. Ik heb
vorige week gesteld dat tegen dit
tweede punt niet wordt gezondigd
als geen invoering wordt voorge
steld van wapens die onderhevig
zijn aan predelegatie (d.w.z. dat de
bevoegdheid om ze te lanceren, zij
het binnen strikte grenzen, in han
den wordt gelegd van lagere com
mandanten) en of een geringe reik
wijdte hebben, dan wel zo'n gerin
ge overlevingskans bezitten dat de
neiging groot is ze bij het geringste
teken van onraad af te vuren. Er
staat niet dat andere wijzigingen
van de in Europa aanwezige kern
wapens per se moeten wachten op
het begin, laat staan het welslagen
van onderhandelingen met de Sov
jet Unie (SALT III).
Oud-minister Van der Stoel heeft
vorige maand in een dagbladarti
kel geconstateerd dat „het voorkó
men van een nucleaire bewape
ningsrace in Europa" vrijwel una
niem is erkend als „belangrijke
doelstelling van het Nederlandse
beleid." Letterlijk wordt in punt 3
van de motie-Van der Stoel c.s.
aanbevolen dat ln het kader van
SALT III „op grondslag van een
globaal evenwicht van de nucelai-
re bewapeningsrace in Europa te
verhinderen en de rol van de kern
wapens in Europa terug te drin
gen." In de nota die vorige week is
aangeboden aan de Adviesraad
van D'66 door de werkgroep Bui
tenland en Defensie van die partij
wordt er eveneens voor gepleit het
„globale evenwicht" door onder
handelingen met de Sowjet-Unie te
handhaven.
Men zou deze nadruk op het „globa
le evenwicht,' kunnen opvatten als
een afwijzing van iedere benade
ring die neerkomt op een geïso
leerd beschouwen van de militaire
krachtsverhoudingen op één ni
veau of in één regio, in dit geval
dus in Europa. En het valt niet te
ontkennen dat er in zo'n beschou
wing iets kunstmatigs zit. De vraag
is alleen, of het mogelijk is aan die
benadering geheel en al te ont
komen.
In het tijdschrift „International
Security" heeft enige tijd geleden
aan artikel gestaan van twee
schrijvers, Robert Metzger en Paul
Doty („Arms Control Enters the
Gray Area"). Daarin wordt deze
vraag aldus beantwoord: „Sommi
ge analytici, die erkennen dat het
in wezen kunstmatig is geïsoleerd
onderscheid te maken tussen ver
schillende niveaus van strijd
krachten Iets dat naar hun me
ning een betreurenswaardig neven-
produkt is van het wapenbeheer-
singsproces bepleiten een alom
vattend kader, een zgn. „globaal
evenwicht", waarin allerlei soor
ten strijdkrachten zijn geïnte
greerd. Voor sover deze conceptie
analytische integriteit bezit, is se
echter methodologisch onhandel
baar. Daarom gaat de keus tussen
handelbare kunstmatigheden en
een onhandelbare werkelijkheid."
De conclusie van beide schrijvers
is dat, juist ten aanzien van de
kwestie die hier aan de orde is, het
„eurostrategische evenwicht" een
nuttige conceptie kan zijn, onder
voorbehoud evenwel dat de gebrui
kers zich voortdurend van haar te
kortkomingen bewust blijven.
De vraag of een modernisering van
de kernwapens voor de middellan
ge afstand in Europa tot een bewa
peningsrace in ons werelddeel zou
leiden of niet, kan van verschillen
de kanten benaderd worden. Presi
dent Brezjnew van de Sowjet-Unie
heeft tijdens de ontvangst van een
werkgroep van de Socialistische
Internationale gezegd dat zijn land
niet anders doet dan zijn defensie
te verzekeren „hetgeen absoluut
onontbeerlijk is." De westelijke
landen daarentegen zouden vol
gens hem „met vuur spelen" als ze
zouden overwegen nieuwe Ameri
kaanse kernwapens voor de mid
dellange afstand in Europa te sta
tioneren. Of zo'n openbare uit
spraak nu ook meteen kan worden
aangemerkt als een slecht voorte
ken voor onderhandelingen, valt
wellicht te betwijfelen. Maar ge
ruchten doen de ronde dat de West-
duitse SPD in jarenlange verken
ningen te Moskou niet veel anders
te horen heeft gekregen.
Aan westelijke zijde wordt aange
nomen dat medio dit jaar in de
Sowjet-Unie 120 afvuurinrichtin-
gen voor de nieuwe SS-20-raket
stonden opgesteld. Daarvan was 60
i 80 procent op het westen gericht,
<Lw.z. 216 288 kernladingen (drie
koppen per raket). In 1982 zullen
ruim 250 afvuurinrichtngen voor
de SS-20 operationeel zijn. Daar
van zijn wellicht 130 i 200 op het
westen gericht, oftewel 450 k 600
ladingen.
In de Nederlandse pers zijn nu be
richten verschenen, als zou de
NAVO overwegen de Invoering in
Europa voor te stellen van Ameri
kaanse wapensystemen voor de
middellange afstand (een „mix"
van Pershing-raketten met ver
groot afstandsberelk en van het
land te lanceren kruisvluchtwa-
pens of „cruise missiles") die in
totaal 572 kernladingen kunnen
vervoeren. Een woordvoerder van
het ministerie van buitenlandse za
ken in Den Haag heeft na het ver
schijnen van deze berichten opge
merkt dat het aantal kernwapens
In Europa als gevolg van de moder
nisering niet zal toenemen. Ik
neem aan dat deze verzekering
hoe welkom op zichzelf ook niet
voldoende is om diegenen gerust te
stellen die een bewapeningsrace
vermeden willen zien en die onze
afhankelijkheid van het kernwa
pen willen zien teruggedrongen.
Die zullen vragen, of dat aantal
van 572 (indien juist) onaantast
baar Is, of het een vervanging bete
kent van bestaand potentieel in
deze categorie dan wel een toevoe
ging, in welke andere categorieën
van kernwapens de NAVO haar
aantallen gaat verminderne en in
welke mate zij dat sal doen.
baar zijn en of daarom het CPN-
lidmaatschap en de dienst aan het
christelijk onderwijs te combineren
vallen ja dan neen
Ik heb ter aanvulling van wat ik in
andere boeken over het communis
me schreef op grond van vele docu
menten geregistreerd, dat wat de
plannen op middellange termijn be
treft zeer vele met name genoemde
concessies aan een pluralistische
samenleving en parlementaire de
mocratie te constateren vallen,
maar dat wat de lange termijn-plan
nen betreft de vorming van confes
sioneel-atheïstische en links totali-
taristische staten de uiteindelijke
doelstelling blijft en dat daarom
ook het Euro-communisme de facto
niet als een lichtbaken voor een
nieuwe koers kan worden aange
merkt.
Sommigen, die protest aantekenen
tegen dit cahier gaan totaal voorbij
aan deze nieuwe analyse en aan de
daartoe weergegeven documenten
en ze gaan daarmee aan het eigen
lijke thema voorbij.
Ik hoop zeer, dat nu het cahier
verschenen is op de kern van de
zaak wordt gereageerd. Die kern is
belangrijk genoeg en die kern is zo
ernstig, dat de besturen van de
christelijke scholen terecht geza
menlijk gewaarschuwd hebben en
dat ik. na zovele malen tegen rechts
totalitarisme gewaarschuwd te heb
ben, de waarschuwing tegen het
veel meer complexe linkse totalita
risme heb onderbouwd op verzoek
van „School en Evangelie."
Bij de beoordeling van opkomende
totalitaristische ideologieën en
stromingen van links en rechts en
hun invloed kan men te vroeg en te
laat waarschuwen, zoals iemand te
recht opmerkte dezer dagen. Ik ben
van mening, dat ten aanzien van
het marxisme/leninisme de waar
schuwingen van kerken en christe
lijke instellingen als bijv. de V U. en
„School en Evangelie" eerder laat
dan vroeg gekomen zijn, al is het
mijns inziens nog niet te laat.
Ik heb niet voor 't eerst tegen links
totalitarisme gewaarschuwd. Het
vreemde is, dat wanneer ik zoals
ik vanaf 1930 gedaan heb op
allerlei wijze waarschuw tegen
symptomen van rechts totalitaris
me overal applaus klinkt en als ik
op een geheel andere en genuan
ceerde wijze tegen links totalitaris
me waarschuw, zoals ik óók deed
van af 1930, velen de wenkbrauwen
fronsen, zonder dat naar de argu
menten geluisterd wordt Dat is een
telkens weer teleurstellende erva
ring. Maar het zij zo.
Pastoraal
Een tweede aspect is de pastorale
en bestuurlijke aandacht en zorg
vuldigheid. Wat mij opvalt in de
brieven, Ingezonden stukken en ar
tikelen is, dat velen schrijven dat ze
het geheel met me eens zijn, dat de
C.P.'s ln West-Europa en de Euro-
communistische stromingen in het
algemeen op de middellange ter
mijn concessies doen, maar dat hun
doelstellingen op de lange termijn
toch de vorming van een confessio
neel-atheïstische staat en een linkse
totalitaire staat is. Ze manen echter
tot meer pastoraal contact met de
betrokkenen en tot een zeer voor
zichtige toetsing vooraf bij benoe
mingen.
Onder degenen, die deze vermanin
gen laten horen zijn mensen, die
geen voorstander zijn van het chris
telijke onderwijs, zoals ds. L H Rui
tenberg in „Hervormd Nederland."
Maar er zijn onder hen ook mensen,
die principieel voorstander zijn van
christelijk onderwijs. Ik ben het ge
heel eens met hun manende woor
den. Ik heb in het Jaarbeursgebouw
ln Utrecht heel nadrukkelijk ge
zegd. dat ik niet op de stoel van de
schoolbesturen zit en wil zitten. Ik
heb dan ook in het bedoelde cahier
nergens de naam van een van de
btrokkenen genoemd en ik ken ook
lets van de pastorale verantwoorde
lijkheid die van ons allen geëist
wordt. Ik vind ook. dat besturen de
toetsing zeer serieus en liefdevol
moeten beoefenen, omdat anders
zoals een van mijn vrienden me
schreef „het gevolg haast niet an
ders kan zijn dan een verslechtering
van de sfeer en een overmaat van
bemoeienis met kwesties, die de
grote problemen uit de belangstel
lingen zullen verdrlngen."Dat is In
derdaad een reëel gevaar.
Maar dat betekent toch niet. dat de
besturen van christelijke scholen of
van christelijke universiteiten niet
de taak tot toetsing hebben en dat
betekent toch ook niet. dat de pas
torale verantwoordelijkheid tegen
de bestuurlijke uitgespeeld mag
worden.
Het valt me op. dat zovelen, die Ik
met name zou kunnen noemen,
schrijven het principieel geheel met
me eens te zijn, maar dat ze daar
dan geen enkele consequentie aan
verbinden.
Dat doet me altijd denken aan de
tijd, dat ieder in onze kring praatte
over principes en beginselen, maar
dat er niets begon. Het spreekt toch
vanzelf, dat de analyse van de on
verenigbaarheid in de doelstellin
gen van christelijk onderwijs en de
communistische partijen conse
quenties heeft voor benoemingen in
de dienst van het christelijk onder
wijs.
De NCSV
Het derde aspect betreft de huidige
NCSV en de Nederlandse afdeling
van „Christenen voor het Socialis
me." In het cahier „Er zijn grenzen"
komt de huidige koers van de NCSV
en het streven van de afdeling Ne
derland van de „Christenen voor
het Socialisme.' binnen de NCSV
aan het eind slechts zijdelings ter
sprake Merkwaardigerwijze reage
ren vrijwel alle Ingezonden brieven
daarop het meest, zowel positief als
negatief, alsof dat de hoofdlijn van
het betoog was en is.
Ik ben waarlijk niet de enige van de
oudleden, die moeite hebben om in
de NCSV van nu de oorspronkelijke
grondslag en doelstelling namelijk
„om gehoorzaamheid des geloofs te
bewerken van de Naam van Jezus
Christus ln de studentenwereld" te
herkennen. „De huidige NCSV leidt
haar leden" zo schreef een van de
oudleden mij „binnen ln het
diensthuis van het meest dogmati
sche marxisme/leninisme, dat ik tot
nu toe ben tegengekomen."
De NCSV w&s een ontmoetings
plaats rondom de de oriëntatie op
het Evangelie van Jezus Christus en
bond geen enkel lid aan een bepaal
de ideologie, maar oefende studen
ten om bij hun politieke oriëntatie
prioriteit te geven aan dat Evange
lie en van daaruit de Ideologieën te
toetsen en zich van daaruit te enga
geren in de samenleving. Door de
horigheid aan een bepaalde ideolo
gie ln het centrum te stellen en ln
feite een poging te ondernemen
christenen te mobiliseren voor be
paalde varianten van het commu
nisme rijst de vraag of de NCSV nog
het recht heeft zich met de oude
naam NCSV te blijven benoemen.
De CVS
Dat de CV8N de naam „Christenen
voorhetSoclalisme"misbruikt en in
feite bedoelt „Christenen voor het
Communisme" staat met ronde
woorden ln allerlei publlkaties. Rin
se Reeling Brouwer die vele Jaren
secretaris was van „CVS Neder
land.' geeft dat met ontwapenende
eerlijkheid toe.
Pleter van der Ven, thans Journalist
bij „Trouw" wees er In de Nieuwe
Linie van 1 november 1978 reeds op
dat deze eerlijke opstelling de diep
ste reden is, dat het aantal leden
zeer gering is. In 1978 was het aantal
leden van de NCSV slechts 200.
Dat de NCSV bijna te gronde was
gegaan kon leder constateren die
aan de universitaire samenleving
deelneemt tussen 1970 en 1979.
Niet lk richt de NC8V te gronde,
zoals het hoofdbestuur van de
NCSV ln Trouw van 20 september
constateert, maar de NC8V heeft
zichzelf te gronde gericht door de
horigheid aan een bepaalde Ideolo
gie. Dat betekent ln het geheel niet,
dat ik de NCSV heb afgeschreven.
In mijn „Inleiding ln de Evangelis-
tiek" heb ik ln het hoofdstuk over
Evangelisatie aan de universiteiten
de vurige hoop uitgesproken, dat de
NCSV veranderen zal.
Als dr. Herman Wierslnga (Trouw
van 28 september) als lid van het
bestuur van de Stichting Woud-
schoten zijn verantwoordelijkheid
werkelijk wil uitoefenen, dan is het
Inderdaad zinloos om te verwach
ten. dat NCSV terugkeert naar de
situatie van de Jaren dertig, maar
dan zou het goed zijn als hij en
andere oudleden de huidige NCSV
voor dit duidelijke dilemma plaat
sten: de NCSV moet grondig van
koers veranderen óf naamsverande
ring aanvragen. Want zoals het nu
gaat zijn er bepaalde figuren die
koekoekseieren leggen ln nesten,
die ze zelf niet hebben gebouwd en
ze zijn bezig die nesten te vernielen.
Eén van die figuren is ds. Rochus
Zuurmond, die in „Trouw" van 28
september 1979 weer eens tekeer
gaat over vermeende of ook wel
echte vertaalfouten ln een van mijn
vroegere boeken, maar die ook nu
weer de eigenlijke discussie ont
wijkt. door met geen enkel woord in
te gaan op de concrete verwijten,
die ik in het genoemde cahier op
basis van feiten heb geformuleerd.
Ik denk er niet aan terug te schel
den. Ik zou willen, dat over deze
concrete verwijten met het bestuur
van de NCSV en met een kern van
oudleden van de NCSV eens dieper
werd doorgesproken, zoals lk al
vaak probeerde te doen.