Het personeel van de toerist i "Wat is wapenbeheersing? Een biologische kijk op ons riskante bestaan iUOAG 31 AUGUSTUS 1979 door Okke Jager TROUW/KWARTET 13 De miljoenen die een niet al te mislukte vakantie hebben gevierd, nogen wel eens hun respect jetulgen tegenover de duizenden die daarvoor onafgebroken aan het werk zijn geweest. Natuurlijk, soms waren er narrige obers: zij vielen uit ïun rol. De toeristen móchten lastig ajn: zij wilden wel eens beleven dat ij voor een korte tijd hun eigen lofhoudlng hadden. Maar „het personeel" moest onvermoeibaar Kllmlachen van zonsopgang tot na uConsondergang. Met hun Beroepskeuze kozen zij voor Vriendelijkheid als een tweede ^atuur. 'oen een waardin In het flenerwald het zoveelste ezelschap uit Nederland wilde phltsen tot een wijnfestijn, onstateerde mijn vrouw nuchter pij lacht wel, maar haar ogen ichen niet mee." Wij namen het laar niet kwalijk, al kunnen wij erin omen dat een Hollands hoogleraar Oxford ervan opkikkerde, toen len dienster hem „darling" noemde, r ls een echtheldsf anatisme dat 11e hartelijkheid afwijst, die niet ^ontaan van binnenuit is pgeweld; maar het hoort bij de «kantie om ook de tweede natuur oor lief te nemen. Het kan niet [lemaal écht zijn in het reisbedrijf. rel wekt het onze woede, dat van t drank die wij het liefst bestelden appelsap achteraf minstens sgen merken onecht bleken te Jn; maar voor ogen die niet leelachen hoe ontgoochelend >k kunnen wij begrip hebben, et is een onderdeel van het spel at vakantie heet, als de moderne »erist hoofdzakelijk wordt bediend >or de schijn. Hij eist de itmoeting met het verrassend lotische en het wordt hem >orgeschoteld, in de lijn van wat erigens alle moderne rwachtlngen gemeen hebben: dat en reeds weet welke iverwachtheden men met recht rwachten mag. Hij eist een vlotte Kllenlng in een vrolijke sfeer en wordt voor gezorgd door mensen te het zorgelijke zorgvuldig achter it zorgzame weten te verbergen. Aan dit verschuldigd eerbetoon mogen wij uit dankbaarheid nog wel enkele suggesties toevoegen. Waarom beseffen ze in de toerlsme-business zo zelden, hoeveel er met weinig moeite nog te verbeteren valt? Waarom verschijnen de Oostenrijkse serveersters niet in een kleurige Oostenrijkse klederdracht? Wie het spel wil meespelen, moet het helemóAl spelen. De gasten hebben niet zo'n verre reis gemaakt om een wit schort te zien. Waarom wordt een kleurloos restaurant niet beschilderd tot een Hans-en-GrietJe-huisJe waarin elk kind meteen zou willen happen ook het kind in elke volwassene? Een eethuisje moet er zélf al eetbaar uitzien. Waarom is nog niemand gestart met een reform-reisbureau? Reform-winkels en vegetarische restaurants schieten als niet-vergif tlgde paddestoelen uit de grond, maar het relswezen beseft nog niet hoeveel toekomst er zit in puur-natuur-reizen op biologische basis of hoe een pionier ze straks zal noemen, als ook op dit project mét de massaliteit de schijn zal neerslaan. Er is wel een vereniging die voor bejaarden reizen naar vegetarische hotels organiseert; er zijn wel gezond-leven-bladen vol advertenties van pensions met natuurvoeding, vooral in Zuld-Dultsland; er zijn adreslijsten van vegetarische eethuizen, al zijn die gegevens moeilijk te achterhalen en vaak reeds achterhaald (en de meeste van die restaurantjes zijn dan ook nog juist in de vakantietijd gesloten!). Maar voor de officiële reisbureaus is een vetarm of zoutarm dieet wel zowat het eindpunt. Is de tijd niet rijp voor speciale reizen voor ouderen en Jongeren die ook op het gebied van voeding en vervoer een nieuwe levensstijl voorstaan? Zou intussen bij andere reizen een (tijdelijk) rookverbod in eetzalen en touringcars alleen maar onbegrip ontmoeten? Waarom staan zoveel hotels langs een drukke verkeersweg, waar bijna niemand zonder oordoppen slapen kan? Waarom worden voor de overnachting van reisgezelschappen-onderweg niet altijd hotels aan stille zijwegen uitgekozen of (als ze er niet zijn) gebouwd? Zouden alle reisleiders niet moeten beschikken over een uiterst flexibel excursie-programma met alternatieve mogelijkheden, dat zich aan alle weersomstandigheden en andere eventualiteiten kan aanpassen? Zou men de zorg voor vakantiegangers met plotselinge psychische problemen niet moeten uitbreiden tot de woordkeuze waarmee over hen gesproken wordt, zodat het ANP niet meer kan meedelen dat de ANWB getipt wordt door campingbeheerders of familieleden „die met de persoon in kwestie zitten opgescheept?" Hoe lang zullen alleengaanden nog achtergesteld worden? Waarom zijn VW-folders niet iets soberder van toon, zodat zij niet te hoge verwachtingen wekken? Als men de mooiste wandeling van Nederland maakt de N70-natuurroute bij Berg en Dal belooft de VW dat men na twee uur lopen in een restaurant op krachten kan komen; maar nergens wordt vermeld dat pannekoekhuisjes zelfs in het hoogseizoen op bepaalde dagen gesloten zijn. Als men zich naar Overasselt begeeft, nieuwsgierig gemaakt door de VVV-folder die uitroept dat velen over de aldaar uitgezette wandelingen „laaiend enthousiast" waren, blijkt in heel dat dorp niemand ooit iets over zulke routes gehoord te hebben. Tientallen door WV of NS aanbevolen fietsroutes garanderen in de verste verte nog geen veilige rijwielpaden: fletsere moeten op smalle en kronkelende wegen en dijken vaak zó gespitst zijn op auto's dat zij nauwelijks aandacht overhouden voor het landschap en eikaars gezelschap. In oude binnensteden zijn grachten en gevels en geraniums pas naar hun aard te genieten in enkele straten die autovrij gemaakt zijn. Als wandelaar moet men wel doorlopend verdraagzamer worden tegenover de automoordenaar uit „Roest" van Wim de Bakker. Waarom zijn er wel bouwvergunningen nodig en geen autovergunningen? De zogeheten schoonheidscommissies verbieden één extra raampje in een dakkapel, maar niet dat opritten naar garages (inplaats van die garages zelf) volstaan met auto's die de toch ook door de gemeentelijke overheid onderhouden bloemperken stelselmatig onzichtbaar maken. Waar dienen schoonheidscommissies eigenlijk voor? Komt men op een van de riantste punten van Amsterdam, bij het water tegenover het Rijksmuseum, dan ziet men daar geen zwanen of parasols, maar twee kantoorpanden met vensterbankloze, identieke, donkere ramen, die Hofland en Tam ar deden weeklagen over doodskoparchitectuur. Hoe kan de Vrije Universiteit nog zoveel contacten hebben met de buitenwereld vanuit een gebouw waarvan de ramen nooit geopend kunnen worden? Wanneer zal het tot alle betrokkenen doordringen dat er geen (betaalbare en genietbare) vakantie meer mogelijk is zonder vakantiespreiding in tijd en ruimte? Zelfs in Juli zagen we lege hotels in de lieflijkste streken van ons land. Waarom is er voor de tallozen die pas in de zomermaanden tijd hebben voor een dagje naar een grote stad. bijna geen enkele goede film of theatervoorstelling? Wel mag de loftrompet gestoken worden voor de musici die, als iedereen uitrust, zich van het ene kerkconcert naar het andere spoeden. Het verbaast me dat tijdens de muziekuitvoeringen in de Engelse kerk aan het Amsterdamse Begijnhof kennelijk niemand last heeft van de klok die het ritme van de composities doorkruist met de regelmaat der seconden en die momenten van totale stilte ook tijdens een eredienst of radio-uitzending onmogelijk maakt. Merkwaardig: als een kind eenzelfde geluid zou maken door onafgebroken ergens tegenaan te tikken, sou men het wél als een storing ervaren. Moet die klok ons de eenheid van muziek en dagelijks leven suggeren? Maar om werkelijk .een ongedwongen in het gewone leven opgenomen muziek te horen, moeten wij ons toch minstens naar Wenen begeven: de fluitspelers op straat, de openluchtconcerten bij het beeldje van Strauss in het stadspark. Waarom horen wij vanuit Nederlandse muziektenten meestal blazers en zelden strijkers? Waarom kunnen er ook in onze plantsoenen niet honderden losse stoeltjes klaarstaan of ligstoelen als in Engeland? Men moet bij concerten kunnen dansen, in het gras kunnen liggen, heen en weer kunnen lopen, kinderen kunnen tracteren: heel die zwierige zondagmiddagsfeer van het Weense stadspark hoeft bij ons toch niet voorgoed onmogelijk te zijn? Er ls dan zelfs aan de obers te zien dat er iets over de mensen komt van: wij zijn één familie. Inclusief „het personeel". t alleen in hotels draalt alles om indruk die de be-dienden (zij die lend worden) moeten krijgen. >t geldt van alle beroepen dat de eriken proberen om de tschappl j (die nu eenmaal niet prestatie beoordeelt en iloont, maar naar de schijn van statie) door een doelgericht ipression management" te vloeden. Zelfs het kerkelijk k kan op dft punt uitgesproken *"!üjk"zijn. 't is waar dat wij maar al te gretig schijn verwelkomen om de (rkelijkheld te ontvluchten en arom allen waarderen die de Delte nemen de schijn op te uden, al is het maar door het acht-nemen van uiterlijke rmen: geen narrige obers. Maar i volledige ontmaskering van alle lijn zou de samenleving mogelijk maken. Sociologen als in Rex hebben daar te weinig g voor, als zij van de verbreiding sociologisch Inzicht de IJding van alle sociale itificaties verwachten. Zij iten bovendien dat er op leder Ijnsel waarbij velen kken raken dus ook op de 'logie aldra een eigen schijn slaat. Zoals A. N. J. den llander eens in een knap essay It betoogd, ls een redelijk :agement op de schijn >dzakelljk voor alle sociale ipasslng. Zo ver kunnen bij de telsap tijdens een wijnfeest onze achten afdwalen, terwijl het e gezelschap vla het doen-alsof slotte toch „echt" vrolijk wordt ie waardin ons knipoogje keerd verstaat. Een dronk op de zenden uit het recreatie-bedrijf )or H. J. Neuman ar al te vaak gebeurt het dat de [rippen „ontwapening" en „wa- tbeheersing" in één adem wor- genoemd, als betrof het syno- men. Toch is er wel degelijk schil, volgens sommigen zelfs tegenstelling tussen die twee. i van de veteranen op dit ge il, Lord Philip Noel-Baker, heeft i tenminste wel eens afge- agd of wapenbeheersing, als al- utief voor ontwapening, niet in gevaarlijk slop voert. Hij ci- rde in dit verband John Stuart 1 als volgt: „Tegen een groot aad helpt een kleine medicijn t een beetje; ze helpt helemaal t". De in Noorwegen werkzame ilse polemoloog Marek Thee ziet „agressieve idealisme" van de wapenaars belichaamd in de [wash-beweging, terwijl hij de >enbeheersing beschouwt als stokpaardje van „traditionele tegische denkers" die hun 4 13 ideeen gerealiseerd vinden in het Amerikaanse regeringsbureau voor ontwapening en wapenbe heersing ACDA. Wapenbeheersing is niet zijn inzicht het symbool ge worden van hen die de veiligheid niet willen baseren op minder wa pens maar op meer. Als ik dat laatste meer dan een tikje demagogisch noem, ls nog niet aangegeven wat precies wa penbeheersing is. Henry Kissinger verwacht van wapenbeheersing dat zij het „minder waarschijnlijk zal maken dat een van beide (super- mogendheden) een beslissende voorsprong bij de strategische be wapening krijgt", dat zij ertoe zal bijdragen dat „deze wapens alleen in de meest buitengewone omstan digheden zullen worden gebruikt" en dat in geval van oorlog „niet- nucleaire wapens altijd de voor keur zullen hebben". Dat is een verwachting. Kunnen we ook een definitie krijgen? Een veelgehoorde omschrijving is deze: wapenbeheersing is iedere vorm van militaire samenwerking tussen potentiële vijanden met het doel a) de waarschijnlijeid van oorlog te beperken, b) de kosten van oorlogsvoorberei ding te verlagen, en c) het verlies van mensenlevens en de materiële schade te reduceren als de oorlog tóch uitbreekt. Soms ziet men aan deze definitie nog toegevoegd: alle maatregelen t ten doel hebben het gevaar van de niet-bedoelde oorlog (de-oorlog- per-ongeluk) en de beduchtheid voor verrassingsaanvallen te ver minderen. „Ontwapening" zou, als de term letterlijk werd opgevat, uitslui tend van toepassing kunnen zijn op maatregelen waarbij wapens, mili taire uitrusting en militair perso neel worden verminderd, c.q. afge schaft. Komen twee of meer partij en overeen bepaalde categorién strijdkrachten of wapens niet ver der uit te breiden dan tot zekere maximale niveaus („strijdkrach tenplafonds"), de bestaande ni veaus te handhaven („strijdkrach tenbevriezing"), geen strijdkrach ten op te stellen in bepaalde gebie den („gedemilitariseerde zones") of bepaalde soorten wapens niet te [produceren of anderszins te ver werven, dan zou men, strikt geno men, niet van „ontwapening" moe ten spreken al gebeurt dit in werkelijkheid vaak toch wel maar van wapenbeheersing. Men kan zich vormen van onteapenlng voorstellen die de waarschijnlijk heid van oorlog niet verminderen (of zelfs vergroten) en die daarom iets anders zijn dan wapenbeheer sing. Er is, met andere woorden, ontwapening mogelijk zonder wa penbeheersing, zoals er ook wapen beheersing is zonder ontwapening. De discussie over belde begrippen, die nooit was uitgestorven, is weer enigermate aangewakkerd doordat allerlei mensen, in Amerika en daarbuiten, zich buigen over de mérites en démérites van het twee de Amerikaans-Russische Verdrag over de beperking van de strategi sche kernwapens (SALT II). Het is het argument van de Amerikaanse regering dat ze dit akkoord nim mer uit het vuur zou hebben ge sleept, als ze niet had ingestemd met enigerlei beperking op de „cruise missile". De „cruise mis sile" of kruisraket is eigenlijk een onbemand vliegtuig dat, laagvlie gend en met grote nauwkeurigheid, zijn doel nadert. Het kan nucleaire en conventionele (d.w.z. nlet-nuele- aire) ladingen vervoeren. De „crui se missile" is uiterst mobiel: ze kan worden afgevuurd uit allerlei soor ten vliegtuigen (men spreet dan van „air-launched cruise missiles" of ALCM's), vanschepen en onder zeeboten (men spreekt dan van „sea-launched cruise missiles" of SLCM's) en zelfs uit de laadbak van een gewone vrachtauto (dergelijke „cruise missiles" zijn dan „ground- launched" en men spreekt van GLCM's). Wat de in de lucht te lanceren „cruise missiles" (ALCM's) betreft heeft Amerika geen beperking wil len aanvaarden. Maar wel heeft bet moeten instemmen met een afzon derlijk Protocol, waarin staat dat gedurende een beperkt aantal ja ren het opstellen (doch niet het ontwikkelen en testen) van SLCM's en GLCM's met een reikwijdte van meer dan 600 km is verboden. De vanuit zee of vanaf het land te lanceren „cruise missiles" mogen dus gedurende de looptijd van het Protocol slechts dan worden opge steld als hun reikwijdte de 600 km niet te boven gaat. De GLCM's en de SLCM's met een grotere dracht mogen wel ontwikkeld en beproefd worden, maar niet opgesteld. Dat laatste evenwel, zo zegt de Ameri kaanse regering, waren we tóch al niet van plan, want we wilden eerst eens met onze Europese bondgenoten rustig overleggen, welke rol deze lange-afstands „cruise missiles" zouden kunnen spelen bij de modernisering van de kernwapens voor de middellange afstand in Europa. Wat wordt met die laatste term bedoeld? We moeten twee dingen In hot oog houden. Ten eerste heeft de NAVO al gedurende heel wat jaren de mogelijkheid om doelen in de Sowjet linie te treffen met kern wapens voor de middellange af stand die in Europa staan opge steld. Eerst waren dat de in Europa gestationeerde, „strategisch" ge noemde, bommenwerpers van Brit se en Amerikaanse makelij. In het begin van de jaren zestig kwamen daar de Thor-raketten (in Enge land) en de Juplter-raketten (In Ita lië en Turkije) bij, maar nadat aan hun stationering tamelijk spoedig weer een eind was gemaakt, bleven de bommenwerpers over. Op dit ogenblik zijn dat de Amerikaanse FB-tll A's die in Engeland hun bases hebben, de Britse „Vulcan"- bommenwerpers en de vliegtuigen aan boord van Amerikaanse vlieg dekschepen In de Middellandse Zee. Vliegdekschepen zijn tegenwoor dig zeer kwetsbaar en de tijd ls misschien niet ver meer. dat de Amerikanen zich met dergelijke eenheden niet langer in de Middel landse Zee kullen wagen. De „Vul- eans" zijn volgend jaar definitief aan het eind van hun Latijn. De bases van de FB 111 A's worden in toenemende mate kwetsbaar. En voor alle vliegtuigen geldt dat het ban steeds meer moeite kost door de sterk geswollen luchtverdedi ging van bet Warschau Pact heen te dringen. Er dreigt dus een optie, die altijd bij de NAVO heeft bo boord, verloren te gaan. Kunnen de „cruise missiles" hier een uitweg bieden? Edward N. Luttwneerder sou sijn gediend met het vrijlaten van do hele „cruise mlsslie"-ontwikkeling dan met het tijdelijk beperken van sommige ta pen. HIJ Is daarom ook een tegen stander van het protocol In kwestie. door Jan J. Als één ding zeker ls dan ls het wel dat onzekerheid een zeer fundamentele eigen schap van het leven ls. Zo wist b.v. de Prediker al, dat wij in het algemeen niet we ten wat de toekomst bren- gen zal. En, ondanks de astrologie, prof. Fred. L. Po lak en het K.N.M.I., Is onze kennis op dit unt nog nauwe lijks verbeterd. Ook op een meer alledaags niveau is ons leven vol onzekerheden. „Maar goed ook" zal menigeen zeg gen, „dat houdt de spanning er wat In". Toch blijken veel mensen onze kerheid en dus kans op een onge wenste gebeurtenis maar slecht te kunnen verdragen. Zij proberen het risico (opgevat als het samenspel van de kans óp en de gevolgen vón ongewenste gebeurtenissen) ln hun leven terug te dringen door b.v. een brandverzekering af te sluiten, of niet meer in bed te roken. Weer anderen doen zulks niet. Hoe komt dat? Rond het begrip risico ls de laatste tijd een boelende discussie gaande, op gang gebracht door de bezinning op technologische risico's (verkeer, energiesystemen), maar alras uitge breid naar andere richtingen. In bet onderstaande wil lk wat nader in gaan op de bijdrage die tot nu toe van biologische zijde ls geleverd. De muls en de valk Het eerste advies dat de biologen gaven, luidde, geheel conform Salo mo: kijk eens of we wat van dieren kunnen leren. Hoe gedragen dieren zich in hun natuurlijke milieu met betrekking tot risico's? Het ant woord hierop lijkt ln eerste Instan tie simpel: dieren die hun risico's weten te beperken hebben hogere levenskansen. Door selectie raken zij ln de meerderheid en op den duur ontstaat een populatie met een zeer laag risico-niveau. Zo simpel ligt het echter niet Laten we als voorbeeld eens een muls ne men, die ln de schemertljd actief ls tnet een nuttig klusje, nL voedsel zoeken. Zo echter ook de valk. Be halve voedsel, kan de muls dus ook de valk op zijn pad treffen, met alle nare gevolgen van dien. 8tel nu, dat de muls het plan opvat om wat eerder uit z'n nest te komen en kort na het middaguur te gaan rondstruinen. Dan wordt de kans op een ontmoeting met de valk kleiner en zo'n overlevingskans dus groter. Maar hier blijft het niet bij. Het ls bij voorbeeld zeer waarschijnlijk dat op dit uur van de dag veel minder voedsel te vinden ls. Boven dien speelt de brandende zon hem parten en, wat nog erger ls. die éne eigenwijze toch-nog-rondvllegende valk heeft hem overdag veel eerder ln de gaten. Z'n pakkans ls aanzien lijk vergroot. Hoe het netto-effect van deze verandering ln voedsel- zoek-strategie voor de betreffende muls zal zijn is moeilijk te zeggen. Er zijn kosten en baten. Daar komt bij, dat ook de omstan digheden zich ln de loop van de tijd kunnen wijzigen. In ons geval kan zich er, door één of andere oorzaak, een toename voordoen van de hoe veelheid beschikbaar voedsel 's middags. Een afwijkende strategie wordt dan voordeliger. Flexibiliteit ln het gedrag kan daarom van groot belang zijn voor het voortbestaan van zowel onze muls als de soort muls. Op grond van dit alles zal, althans volgens een enkele Jaren geleden ontwikkelde theorie, zich bij deze (en andere) diersoorten een strate gie ontwikkelen die optimaal ls en, evolutionair bezien, stabiel behoort te zijn. Van een dergelijke, door gaans wiskundig geformuleerde, strategie kunnen dus ln principe riskante activiteiten deel uit maken. Graefwespen De theorie klinkt plausibel en se lijkt ondersteund te worden door een, zij het nog klein, aantal veld studies waarbij een dergelijke stra tegie ls aangetoond en ontrafeld. Recent zag lk echter een studie over graaf wespen, waaruit bleek dat er bij deze dieren nlet-optlmale strate gieën voorkomen. Op papier uitge rekend zou het beter kunnen en de vraag rijst waarom zich. conform de theorie, geen „betere" strategie ont wikkeld heeft Is de natuur weer eens sterker dan de leer? Of deugt de leer niet helemaal? Het zou mij eerlijk gezegd niet ver- bazen als nader onderzoek bij ande re diersoorten en/of andersoortige risico's tot de conclusie zou leiden dat ook nlet-optlmaal gedrag zich ln de loop van de evolutie van de soort heeft kunnen handhaven. De mens Wat is de waarde van dit alles voor de studie van het menselijk gedrag? Ot dacht op z'n minst de vraagstel ling: heeft de mens ln de loop van de geschiedenis ook optimale strate gieën ontwikkeld ten opzichte van bem omringende risico's? Vast staat dat op dit moment de mens nog niet is uitgestorven en alleen al daarom Ujkt die vraag de moeite waard. Voor een zuivere vergelijking ko men dan de risico's waarmee we al sinds mensenheugenis te maken hebben, het meest ln aanmerking: natuurlijke vijanden, zoals spring vloeden, tornado's en bliksem. Indien we de gegevens op dit punt bekijken dan lijkt het er sterk op dat onze overlevingsstrategieën weinig optimaal zijn en evolutionair dus niet erg stabiel Ze kunnen ra tioneel gezien aanzienlijk beter. Talloze foutieve Interpretaties en vooroordelen spelen ons, leken zo wel als experts, parten. Zo menen b.v. bewoners van kustgebieden, die gemiddeld eens ln de vijf Jaar door een hoge vloedgolf worden getrof fen dat, na een dergelijk catastrofa le gebeurtenis een aantal veilige Ja ren aanbreken, hetgeen statistisch (en feitelijk!) onjuist is. Ook het schatten van de gevolgen blijkt doorgaans gebrekkig. Al met al Ujkt ons vermogen adequaat ln te spelen op de risico's van het ons omringen de milieu nogal beperkt. Kwaliteit BIJ de verklaring voor dit toch wel verrassende feit sou de veronder stelling een rol kunnen spelen, dat (ln eik geval bij mensen) naast de keuze leven-niet leven ook de kwali teit van het leven van belang is. In de trant van: liever wat korter leven en de moeite waard dan lang met een onprettig karakter. Biologisch gesproken zitten aan deze verklaring nogal wat haken en ogen, maar ze Ujkt. zo op het oog. te kloppen met onderzoeksgegevens, waarbij vergevorderde kankerpa tiënten de voorkeur gaven aan een sociale, nlet-medlsche behandeling boven een operatieve ingreep. Sta tistisch gezien waren de kansen op een langer leven bij een Ingreep hoger doch de kans al heel snel (nl. tijdens de operatie) te sterven even- Of bovenstaande verklaring zich verder laat generaliseren naar ande re vormen van risico's is overigens nog de vraag. Behalve de beperkt heid van de menseUjke geest spelen immers ook aUerlei zaken mee als de mate van (on)vrlJwUligheid van het te lopen risico en het feit dat een ongeluk zelden aUeen komt. zodat er zelfs bepaalde risicogroepen in de maatschappij zijn aan te wijzen. Bepaling van de „aanvaardbaar heid" van nieuwe risico's is tegen deze achtergrond een hachelijke on derneming. Dit geldt met name bij de zgn. technologische risico's waarvan de effecten verwoestend kunnen zijn. De stelUge verwach ting dat wij deze risico's rationeel zullen kunnen beheersen, berust vooralsnog op weinig meer dan drijfzand. „We zullen er mee moeten leren leven" hoor Je nogal eens. Ge let op ons geringe leervermogen waar het risico's betreft die we al langer kennen, verdient het eerder aanbeveling de introductie van deze nieuwe risico's tot een mini mum te beperken. Een aanbeveUng overigens, waarvan mijn vrouw zei dat ze hem ook zonder bovenstaand verhaal wel voor haar rekening durfde te nemen. Dra. J. I. Boerse ma is als bioloog verbonden aan de Rijksuniversi teit van Groningen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 13