Het personeel van de toerist
i
"Wat is wapenbeheersing?
Een
biologische
kijk op ons
riskante
bestaan
iUOAG 31 AUGUSTUS 1979
door Okke Jager
TROUW/KWARTET 13
De miljoenen die een niet al te
mislukte vakantie hebben gevierd,
nogen wel eens hun respect
jetulgen tegenover de duizenden
die daarvoor onafgebroken aan het
werk zijn geweest. Natuurlijk, soms
waren er narrige obers: zij vielen uit
ïun rol. De toeristen móchten lastig
ajn: zij wilden wel eens beleven dat
ij voor een korte tijd hun eigen
lofhoudlng hadden. Maar „het
personeel" moest onvermoeibaar
Kllmlachen van zonsopgang tot na
uConsondergang. Met hun
Beroepskeuze kozen zij voor
Vriendelijkheid als een tweede
^atuur.
'oen een waardin In het
flenerwald het zoveelste
ezelschap uit Nederland wilde
phltsen tot een wijnfestijn,
onstateerde mijn vrouw nuchter
pij lacht wel, maar haar ogen
ichen niet mee." Wij namen het
laar niet kwalijk, al kunnen wij erin
omen dat een Hollands hoogleraar
Oxford ervan opkikkerde, toen
len dienster hem „darling" noemde,
r ls een echtheldsf anatisme dat
11e hartelijkheid afwijst, die niet
^ontaan van binnenuit is
pgeweld; maar het hoort bij de
«kantie om ook de tweede natuur
oor lief te nemen. Het kan niet
[lemaal écht zijn in het reisbedrijf.
rel wekt het onze woede, dat van
t drank die wij het liefst bestelden
appelsap achteraf minstens
sgen merken onecht bleken te
Jn; maar voor ogen die niet
leelachen hoe ontgoochelend
>k kunnen wij begrip hebben,
et is een onderdeel van het spel
at vakantie heet, als de moderne
»erist hoofdzakelijk wordt bediend
>or de schijn. Hij eist de
itmoeting met het verrassend
lotische en het wordt hem
>orgeschoteld, in de lijn van wat
erigens alle moderne
rwachtlngen gemeen hebben: dat
en reeds weet welke
iverwachtheden men met recht
rwachten mag. Hij eist een vlotte
Kllenlng in een vrolijke sfeer en
wordt voor gezorgd door mensen
te het zorgelijke zorgvuldig achter
it zorgzame weten te verbergen.
Aan dit verschuldigd eerbetoon
mogen wij uit dankbaarheid nog
wel enkele suggesties toevoegen.
Waarom beseffen ze in de
toerlsme-business zo zelden,
hoeveel er met weinig moeite nog te
verbeteren valt? Waarom
verschijnen de Oostenrijkse
serveersters niet in een kleurige
Oostenrijkse klederdracht? Wie het
spel wil meespelen, moet het
helemóAl spelen. De gasten hebben
niet zo'n verre reis gemaakt om een
wit schort te zien.
Waarom wordt een kleurloos
restaurant niet beschilderd tot een
Hans-en-GrietJe-huisJe waarin elk
kind meteen zou willen happen
ook het kind in elke volwassene?
Een eethuisje moet er zélf al
eetbaar uitzien.
Waarom is nog niemand gestart
met een reform-reisbureau?
Reform-winkels en vegetarische
restaurants schieten als
niet-vergif tlgde paddestoelen uit de
grond, maar het relswezen beseft
nog niet hoeveel toekomst er zit in
puur-natuur-reizen op biologische
basis of hoe een pionier ze straks
zal noemen, als ook op dit project
mét de massaliteit de schijn zal
neerslaan. Er is wel een vereniging
die voor bejaarden reizen naar
vegetarische hotels organiseert; er
zijn wel gezond-leven-bladen vol
advertenties van pensions met
natuurvoeding, vooral in
Zuld-Dultsland; er zijn adreslijsten
van vegetarische eethuizen, al zijn
die gegevens moeilijk te
achterhalen en vaak reeds
achterhaald (en de meeste van die
restaurantjes zijn dan ook nog juist
in de vakantietijd gesloten!). Maar
voor de officiële reisbureaus is een
vetarm of zoutarm dieet wel zowat
het eindpunt. Is de tijd niet rijp
voor speciale reizen voor ouderen
en Jongeren die ook op het gebied
van voeding en vervoer een nieuwe
levensstijl voorstaan?
Zou intussen bij andere reizen een
(tijdelijk) rookverbod in eetzalen en
touringcars alleen maar onbegrip
ontmoeten? Waarom staan zoveel
hotels langs een drukke
verkeersweg, waar bijna niemand
zonder oordoppen slapen kan?
Waarom worden voor de
overnachting van
reisgezelschappen-onderweg niet
altijd hotels aan stille zijwegen
uitgekozen of (als ze er niet zijn)
gebouwd? Zouden alle reisleiders
niet moeten beschikken over een
uiterst flexibel
excursie-programma met
alternatieve mogelijkheden, dat
zich aan alle weersomstandigheden
en andere eventualiteiten kan
aanpassen? Zou men de zorg voor
vakantiegangers met plotselinge
psychische problemen niet moeten
uitbreiden tot de woordkeuze
waarmee over hen gesproken wordt,
zodat het ANP niet meer kan
meedelen dat de ANWB getipt
wordt door campingbeheerders of
familieleden „die met de persoon in
kwestie zitten opgescheept?" Hoe
lang zullen alleengaanden nog
achtergesteld worden?
Waarom zijn VW-folders niet iets
soberder van toon, zodat zij niet te
hoge verwachtingen wekken? Als
men de mooiste wandeling van
Nederland maakt de
N70-natuurroute bij Berg en Dal
belooft de VW dat men na twee uur
lopen in een restaurant op krachten
kan komen; maar nergens wordt
vermeld dat pannekoekhuisjes zelfs
in het hoogseizoen op bepaalde
dagen gesloten zijn. Als men zich
naar Overasselt begeeft,
nieuwsgierig gemaakt door de
VVV-folder die uitroept dat velen
over de aldaar uitgezette
wandelingen „laaiend enthousiast"
waren, blijkt in heel dat dorp
niemand ooit iets over zulke routes
gehoord te hebben. Tientallen door
WV of NS aanbevolen fietsroutes
garanderen in de verste verte nog
geen veilige rijwielpaden: fletsere
moeten op smalle en kronkelende
wegen en dijken vaak zó gespitst
zijn op auto's dat zij nauwelijks
aandacht overhouden voor het
landschap en eikaars gezelschap.
In oude binnensteden zijn grachten
en gevels en geraniums pas naar
hun aard te genieten in enkele
straten die autovrij gemaakt zijn.
Als wandelaar moet men wel
doorlopend verdraagzamer worden
tegenover de automoordenaar uit
„Roest" van Wim de Bakker.
Waarom zijn er wel
bouwvergunningen nodig en geen
autovergunningen? De zogeheten
schoonheidscommissies verbieden
één extra raampje in een dakkapel,
maar niet dat opritten naar garages
(inplaats van die garages zelf)
volstaan met auto's die de toch ook
door de gemeentelijke overheid
onderhouden bloemperken
stelselmatig onzichtbaar maken.
Waar dienen
schoonheidscommissies eigenlijk
voor? Komt men op een van de
riantste punten van Amsterdam, bij
het water tegenover het
Rijksmuseum, dan ziet men daar
geen zwanen of parasols, maar twee
kantoorpanden met
vensterbankloze, identieke,
donkere ramen, die Hofland en
Tam ar deden weeklagen over
doodskoparchitectuur. Hoe kan de
Vrije Universiteit nog zoveel
contacten hebben met de
buitenwereld vanuit een gebouw
waarvan de ramen nooit geopend
kunnen worden?
Wanneer zal het tot alle
betrokkenen doordringen dat er
geen (betaalbare en genietbare)
vakantie meer mogelijk is zonder
vakantiespreiding in tijd en
ruimte? Zelfs in Juli zagen we lege
hotels in de lieflijkste streken van
ons land. Waarom is er voor de
tallozen die pas in de
zomermaanden tijd hebben voor
een dagje naar een grote stad. bijna
geen enkele goede film of
theatervoorstelling?
Wel mag de loftrompet gestoken
worden voor de musici die, als
iedereen uitrust, zich van het ene
kerkconcert naar het andere
spoeden. Het verbaast me dat
tijdens de muziekuitvoeringen in de
Engelse kerk aan het Amsterdamse
Begijnhof kennelijk niemand last
heeft van de klok die het ritme van
de composities doorkruist met de
regelmaat der seconden en die
momenten van totale stilte ook
tijdens een eredienst of
radio-uitzending onmogelijk
maakt. Merkwaardig: als een kind
eenzelfde geluid zou maken door
onafgebroken ergens tegenaan te
tikken, sou men het wél als een
storing ervaren. Moet die klok ons
de eenheid van muziek en dagelijks
leven suggeren? Maar om werkelijk
.een ongedwongen in het gewone
leven opgenomen muziek te horen,
moeten wij ons toch minstens naar
Wenen begeven: de fluitspelers op
straat, de openluchtconcerten bij
het beeldje van Strauss in het
stadspark. Waarom horen wij
vanuit Nederlandse muziektenten
meestal blazers en zelden strijkers?
Waarom kunnen er ook in onze
plantsoenen niet honderden losse
stoeltjes klaarstaan of ligstoelen
als in Engeland? Men moet bij
concerten kunnen dansen, in het
gras kunnen liggen, heen en weer
kunnen lopen, kinderen kunnen
tracteren: heel die zwierige
zondagmiddagsfeer van het Weense
stadspark hoeft bij ons toch niet
voorgoed onmogelijk te zijn? Er ls
dan zelfs aan de obers te zien dat er
iets over de mensen komt van: wij
zijn één familie. Inclusief „het
personeel".
t alleen in hotels draalt alles om
indruk die de be-dienden (zij die
lend worden) moeten krijgen.
>t geldt van alle beroepen dat de
eriken proberen om de
tschappl j (die nu eenmaal niet
prestatie beoordeelt en
iloont, maar naar de schijn van
statie) door een doelgericht
ipression management" te
vloeden. Zelfs het kerkelijk
k kan op dft punt uitgesproken
*"!üjk"zijn.
't is waar dat wij maar al te gretig
schijn verwelkomen om de
(rkelijkheld te ontvluchten en
arom allen waarderen die de
Delte nemen de schijn op te
uden, al is het maar door het
acht-nemen van uiterlijke
rmen: geen narrige obers. Maar
i volledige ontmaskering van alle
lijn zou de samenleving
mogelijk maken. Sociologen als
in Rex hebben daar te weinig
g voor, als zij van de verbreiding
sociologisch Inzicht de
IJding van alle sociale
itificaties verwachten. Zij
iten bovendien dat er op leder
Ijnsel waarbij velen
kken raken dus ook op de
'logie aldra een eigen schijn
slaat. Zoals A. N. J. den
llander eens in een knap essay
It betoogd, ls een redelijk
:agement op de schijn
>dzakelljk voor alle sociale
ipasslng. Zo ver kunnen bij de
telsap tijdens een wijnfeest onze
achten afdwalen, terwijl het
e gezelschap vla het doen-alsof
slotte toch „echt" vrolijk wordt
ie waardin ons knipoogje
keerd verstaat. Een dronk op de
zenden uit het recreatie-bedrijf
)or H. J. Neuman
ar al te vaak gebeurt het dat de
[rippen „ontwapening" en „wa-
tbeheersing" in één adem wor-
genoemd, als betrof het syno-
men. Toch is er wel degelijk
schil, volgens sommigen zelfs
tegenstelling tussen die twee.
i van de veteranen op dit ge
il, Lord Philip Noel-Baker, heeft
i tenminste wel eens afge-
agd of wapenbeheersing, als al-
utief voor ontwapening, niet in
gevaarlijk slop voert. Hij ci-
rde in dit verband John Stuart
1 als volgt: „Tegen een groot
aad helpt een kleine medicijn
t een beetje; ze helpt helemaal
t". De in Noorwegen werkzame
ilse polemoloog Marek Thee ziet
„agressieve idealisme" van de
wapenaars belichaamd in de
[wash-beweging, terwijl hij de
>enbeheersing beschouwt als
stokpaardje van „traditionele
tegische denkers" die hun
4 13
ideeen gerealiseerd vinden in het
Amerikaanse regeringsbureau
voor ontwapening en wapenbe
heersing ACDA. Wapenbeheersing
is niet zijn inzicht het symbool ge
worden van hen die de veiligheid
niet willen baseren op minder wa
pens maar op meer.
Als ik dat laatste meer dan een
tikje demagogisch noem, ls nog
niet aangegeven wat precies wa
penbeheersing is. Henry Kissinger
verwacht van wapenbeheersing
dat zij het „minder waarschijnlijk
zal maken dat een van beide (super-
mogendheden) een beslissende
voorsprong bij de strategische be
wapening krijgt", dat zij ertoe zal
bijdragen dat „deze wapens alleen
in de meest buitengewone omstan
digheden zullen worden gebruikt"
en dat in geval van oorlog „niet-
nucleaire wapens altijd de voor
keur zullen hebben". Dat is een
verwachting. Kunnen we ook een
definitie krijgen?
Een veelgehoorde omschrijving is
deze: wapenbeheersing is iedere
vorm van militaire samenwerking
tussen potentiële vijanden met het
doel
a) de waarschijnlijeid van oorlog
te beperken,
b) de kosten van oorlogsvoorberei
ding te verlagen, en
c) het verlies van mensenlevens en
de materiële schade te reduceren
als de oorlog tóch uitbreekt.
Soms ziet men aan deze definitie
nog toegevoegd: alle maatregelen
t ten doel hebben het gevaar van
de niet-bedoelde oorlog (de-oorlog-
per-ongeluk) en de beduchtheid
voor verrassingsaanvallen te ver
minderen.
„Ontwapening" zou, als de term
letterlijk werd opgevat, uitslui
tend van toepassing kunnen zijn op
maatregelen waarbij wapens, mili
taire uitrusting en militair perso
neel worden verminderd, c.q. afge
schaft. Komen twee of meer partij
en overeen bepaalde categorién
strijdkrachten of wapens niet ver
der uit te breiden dan tot zekere
maximale niveaus („strijdkrach
tenplafonds"), de bestaande ni
veaus te handhaven („strijdkrach
tenbevriezing"), geen strijdkrach
ten op te stellen in bepaalde gebie
den („gedemilitariseerde zones") of
bepaalde soorten wapens niet te
[produceren of anderszins te ver
werven, dan zou men, strikt geno
men, niet van „ontwapening" moe
ten spreken al gebeurt dit in
werkelijkheid vaak toch wel
maar van wapenbeheersing. Men
kan zich vormen van onteapenlng
voorstellen die de waarschijnlijk
heid van oorlog niet verminderen
(of zelfs vergroten) en die daarom
iets anders zijn dan wapenbeheer
sing. Er is, met andere woorden,
ontwapening mogelijk zonder wa
penbeheersing, zoals er ook wapen
beheersing is zonder ontwapening.
De discussie over belde begrippen,
die nooit was uitgestorven, is weer
enigermate aangewakkerd doordat
allerlei mensen, in Amerika en
daarbuiten, zich buigen over de
mérites en démérites van het twee
de Amerikaans-Russische Verdrag
over de beperking van de strategi
sche kernwapens (SALT II). Het is
het argument van de Amerikaanse
regering dat ze dit akkoord nim
mer uit het vuur zou hebben ge
sleept, als ze niet had ingestemd
met enigerlei beperking op de
„cruise missile". De „cruise mis
sile" of kruisraket is eigenlijk een
onbemand vliegtuig dat, laagvlie
gend en met grote nauwkeurigheid,
zijn doel nadert. Het kan nucleaire
en conventionele (d.w.z. nlet-nuele-
aire) ladingen vervoeren. De „crui
se missile" is uiterst mobiel: ze kan
worden afgevuurd uit allerlei soor
ten vliegtuigen (men spreet dan
van „air-launched cruise missiles"
of ALCM's), vanschepen en onder
zeeboten (men spreekt dan van
„sea-launched cruise missiles" of
SLCM's) en zelfs uit de laadbak van
een gewone vrachtauto (dergelijke
„cruise missiles" zijn dan „ground-
launched" en men spreekt van
GLCM's).
Wat de in de lucht te lanceren
„cruise missiles" (ALCM's) betreft
heeft Amerika geen beperking wil
len aanvaarden. Maar wel heeft bet
moeten instemmen met een afzon
derlijk Protocol, waarin staat dat
gedurende een beperkt aantal ja
ren het opstellen (doch niet het
ontwikkelen en testen) van SLCM's
en GLCM's met een reikwijdte van
meer dan 600 km is verboden. De
vanuit zee of vanaf het land te
lanceren „cruise missiles" mogen
dus gedurende de looptijd van het
Protocol slechts dan worden opge
steld als hun reikwijdte de 600 km
niet te boven gaat. De GLCM's en
de SLCM's met een grotere dracht
mogen wel ontwikkeld en beproefd
worden, maar niet opgesteld. Dat
laatste evenwel, zo zegt de Ameri
kaanse regering, waren we tóch al
niet van plan, want we wilden
eerst eens met onze Europese
bondgenoten rustig overleggen,
welke rol deze lange-afstands
„cruise missiles" zouden kunnen
spelen bij de modernisering van de
kernwapens voor de middellange
afstand in Europa.
Wat wordt met die laatste term
bedoeld? We moeten twee dingen
In hot oog houden. Ten eerste heeft
de NAVO al gedurende heel wat
jaren de mogelijkheid om doelen in
de Sowjet linie te treffen met kern
wapens voor de middellange af
stand die in Europa staan opge
steld. Eerst waren dat de in Europa
gestationeerde, „strategisch" ge
noemde, bommenwerpers van Brit
se en Amerikaanse makelij. In het
begin van de jaren zestig kwamen
daar de Thor-raketten (in Enge
land) en de Juplter-raketten (In Ita
lië en Turkije) bij, maar nadat aan
hun stationering tamelijk spoedig
weer een eind was gemaakt, bleven
de bommenwerpers over. Op dit
ogenblik zijn dat de Amerikaanse
FB-tll A's die in Engeland hun
bases hebben, de Britse „Vulcan"-
bommenwerpers en de vliegtuigen
aan boord van Amerikaanse vlieg
dekschepen In de Middellandse
Zee.
Vliegdekschepen zijn tegenwoor
dig zeer kwetsbaar en de tijd ls
misschien niet ver meer. dat de
Amerikanen zich met dergelijke
eenheden niet langer in de Middel
landse Zee kullen wagen. De „Vul-
eans" zijn volgend jaar definitief
aan het eind van hun Latijn. De
bases van de FB 111 A's worden in
toenemende mate kwetsbaar. En
voor alle vliegtuigen geldt dat het
ban steeds meer moeite kost door
de sterk geswollen luchtverdedi
ging van bet Warschau Pact heen te
dringen. Er dreigt dus een optie,
die altijd bij de NAVO heeft bo
boord, verloren te gaan.
Kunnen de „cruise missiles" hier
een uitweg bieden? Edward N.
Luttwneerder sou sijn gediend met
het vrijlaten van do hele „cruise
mlsslie"-ontwikkeling dan met het
tijdelijk beperken van sommige ta
pen. HIJ Is daarom ook een tegen
stander van het protocol In
kwestie.
door Jan J.
Als één ding zeker ls dan ls
het wel dat onzekerheid een
zeer fundamentele eigen
schap van het leven ls. Zo
wist b.v. de Prediker al, dat
wij in het algemeen niet we
ten wat de toekomst bren-
gen zal. En, ondanks de
astrologie, prof. Fred. L. Po
lak en het K.N.M.I., Is onze
kennis op dit unt nog nauwe
lijks verbeterd.
Ook op een meer alledaags niveau
is ons leven vol onzekerheden.
„Maar goed ook" zal menigeen zeg
gen, „dat houdt de spanning er wat
In". Toch blijken veel mensen onze
kerheid en dus kans op een onge
wenste gebeurtenis maar slecht te
kunnen verdragen. Zij proberen het
risico (opgevat als het samenspel
van de kans óp en de gevolgen vón
ongewenste gebeurtenissen) ln hun
leven terug te dringen door b.v. een
brandverzekering af te sluiten, of
niet meer in bed te roken. Weer
anderen doen zulks niet. Hoe komt
dat?
Rond het begrip risico ls de laatste
tijd een boelende discussie gaande,
op gang gebracht door de bezinning
op technologische risico's (verkeer,
energiesystemen), maar alras uitge
breid naar andere richtingen. In bet
onderstaande wil lk wat nader in
gaan op de bijdrage die tot nu toe
van biologische zijde ls geleverd.
De muls en de valk
Het eerste advies dat de biologen
gaven, luidde, geheel conform Salo
mo: kijk eens of we wat van dieren
kunnen leren. Hoe gedragen dieren
zich in hun natuurlijke milieu met
betrekking tot risico's? Het ant
woord hierop lijkt ln eerste Instan
tie simpel: dieren die hun risico's
weten te beperken hebben hogere
levenskansen. Door selectie raken
zij ln de meerderheid en op den
duur ontstaat een populatie met
een zeer laag risico-niveau.
Zo simpel ligt het echter niet Laten
we als voorbeeld eens een muls ne
men, die ln de schemertljd actief ls
tnet een nuttig klusje, nL voedsel
zoeken. Zo echter ook de valk. Be
halve voedsel, kan de muls dus ook
de valk op zijn pad treffen, met alle
nare gevolgen van dien.
8tel nu, dat de muls het plan opvat
om wat eerder uit z'n nest te komen
en kort na het middaguur te gaan
rondstruinen. Dan wordt de kans op
een ontmoeting met de valk kleiner
en zo'n overlevingskans dus groter.
Maar hier blijft het niet bij. Het ls
bij voorbeeld zeer waarschijnlijk
dat op dit uur van de dag veel
minder voedsel te vinden ls. Boven
dien speelt de brandende zon hem
parten en, wat nog erger ls. die éne
eigenwijze toch-nog-rondvllegende
valk heeft hem overdag veel eerder
ln de gaten. Z'n pakkans ls aanzien
lijk vergroot. Hoe het netto-effect
van deze verandering ln voedsel-
zoek-strategie voor de betreffende
muls zal zijn is moeilijk te zeggen.
Er zijn kosten en baten.
Daar komt bij, dat ook de omstan
digheden zich ln de loop van de tijd
kunnen wijzigen. In ons geval kan
zich er, door één of andere oorzaak,
een toename voordoen van de hoe
veelheid beschikbaar voedsel 's
middags. Een afwijkende strategie
wordt dan voordeliger. Flexibiliteit
ln het gedrag kan daarom van groot
belang zijn voor het voortbestaan
van zowel onze muls als de soort
muls.
Op grond van dit alles zal, althans
volgens een enkele Jaren geleden
ontwikkelde theorie, zich bij deze
(en andere) diersoorten een strate
gie ontwikkelen die optimaal ls en,
evolutionair bezien, stabiel behoort
te zijn. Van een dergelijke, door
gaans wiskundig geformuleerde,
strategie kunnen dus ln principe
riskante activiteiten deel uit
maken.
Graefwespen
De theorie klinkt plausibel en se
lijkt ondersteund te worden door
een, zij het nog klein, aantal veld
studies waarbij een dergelijke stra
tegie ls aangetoond en ontrafeld.
Recent zag lk echter een studie over
graaf wespen, waaruit bleek dat er
bij deze dieren nlet-optlmale strate
gieën voorkomen. Op papier uitge
rekend zou het beter kunnen en de
vraag rijst waarom zich. conform de
theorie, geen „betere" strategie ont
wikkeld heeft Is de natuur weer
eens sterker dan de leer? Of deugt
de leer niet helemaal?
Het zou mij eerlijk gezegd niet ver-
bazen als nader onderzoek bij ande
re diersoorten en/of andersoortige
risico's tot de conclusie zou leiden
dat ook nlet-optlmaal gedrag zich
ln de loop van de evolutie van de
soort heeft kunnen handhaven.
De mens
Wat is de waarde van dit alles voor
de studie van het menselijk gedrag?
Ot dacht op z'n minst de vraagstel
ling: heeft de mens ln de loop van de
geschiedenis ook optimale strate
gieën ontwikkeld ten opzichte van
bem omringende risico's?
Vast staat dat op dit moment de
mens nog niet is uitgestorven en
alleen al daarom Ujkt die vraag de
moeite waard.
Voor een zuivere vergelijking ko
men dan de risico's waarmee we al
sinds mensenheugenis te maken
hebben, het meest ln aanmerking:
natuurlijke vijanden, zoals spring
vloeden, tornado's en bliksem.
Indien we de gegevens op dit punt
bekijken dan lijkt het er sterk op
dat onze overlevingsstrategieën
weinig optimaal zijn en evolutionair
dus niet erg stabiel Ze kunnen ra
tioneel gezien aanzienlijk beter.
Talloze foutieve Interpretaties en
vooroordelen spelen ons, leken zo
wel als experts, parten. Zo menen
b.v. bewoners van kustgebieden, die
gemiddeld eens ln de vijf Jaar door
een hoge vloedgolf worden getrof
fen dat, na een dergelijk catastrofa
le gebeurtenis een aantal veilige Ja
ren aanbreken, hetgeen statistisch
(en feitelijk!) onjuist is. Ook het
schatten van de gevolgen blijkt
doorgaans gebrekkig. Al met al Ujkt
ons vermogen adequaat ln te spelen
op de risico's van het ons omringen
de milieu nogal beperkt.
Kwaliteit
BIJ de verklaring voor dit toch wel
verrassende feit sou de veronder
stelling een rol kunnen spelen, dat
(ln eik geval bij mensen) naast de
keuze leven-niet leven ook de kwali
teit van het leven van belang is. In
de trant van: liever wat korter leven
en de moeite waard dan lang met
een onprettig karakter.
Biologisch gesproken zitten aan
deze verklaring nogal wat haken en
ogen, maar ze Ujkt. zo op het oog. te
kloppen met onderzoeksgegevens,
waarbij vergevorderde kankerpa
tiënten de voorkeur gaven aan een
sociale, nlet-medlsche behandeling
boven een operatieve ingreep. Sta
tistisch gezien waren de kansen op
een langer leven bij een Ingreep
hoger doch de kans al heel snel (nl.
tijdens de operatie) te sterven even-
Of bovenstaande verklaring zich
verder laat generaliseren naar ande
re vormen van risico's is overigens
nog de vraag. Behalve de beperkt
heid van de menseUjke geest spelen
immers ook aUerlei zaken mee als
de mate van (on)vrlJwUligheid van
het te lopen risico en het feit dat een
ongeluk zelden aUeen komt. zodat
er zelfs bepaalde risicogroepen in de
maatschappij zijn aan te wijzen.
Bepaling van de „aanvaardbaar
heid" van nieuwe risico's is tegen
deze achtergrond een hachelijke on
derneming. Dit geldt met name bij
de zgn. technologische risico's
waarvan de effecten verwoestend
kunnen zijn. De stelUge verwach
ting dat wij deze risico's rationeel
zullen kunnen beheersen, berust
vooralsnog op weinig meer dan
drijfzand. „We zullen er mee moeten
leren leven" hoor Je nogal eens. Ge
let op ons geringe leervermogen
waar het risico's betreft die we al
langer kennen, verdient het eerder
aanbeveling de introductie van
deze nieuwe risico's tot een mini
mum te beperken. Een aanbeveUng
overigens, waarvan mijn vrouw zei
dat ze hem ook zonder bovenstaand
verhaal wel voor haar rekening
durfde te nemen.
Dra. J. I. Boerse ma is als bioloog
verbonden aan de Rijksuniversi
teit van Groningen.