V rouwenmishandeling komt in alle milieus voor De sterfte aan kanker daalt Zonne (huis) i Wetenschap en techniek door Rob Foppema ERDAG 25 AUGUSTUS 1979 ■BINNENLAND" yijf jaar nadat zes vrouwen besloten het probleem van de vrouwenmishandeling aan te pakken staan tr Blijf van m'n Lijf-tehuizen in tien plaatsen van Nederland. Het aantal vrouwen dat wegens lishandeling de echtelijke woning ontvlucht en de weg naar die tehuizen vindt is aanzienlijk iestegen. Er zijn ook symptomen dat de poltie beter inziet hoe noodzakelijk de opvang van deze rouwen is. loor Ar Anneke Visser lesh oktober bestaat de Stichting lesflijf van m'n Lijf in Amsterdam lesfjf jaar. In 1974 besloten zes Touwen het probleem van de ouwenmishandeling aan te kken door het oprichten van n opvanghuis. Binnen de tradi- mele hulpverlening wist men ilden wat er met mishandelde ouwen moest gebeuren. Ook it optreden van de politie was 'einig hoopgevend, meestal wer- in de vrouwen naar huis terug- stuurd onder het mom „dat in huwelijk wel eens een paar appen vallen". iita, vanaf het eerste moment bij de ivang betrokken, zegt: „Als een vrouw al -»n aanklacht indiende, wat echt maar ?01d >J01 F jlden voorkwam, zei de politie: „Me- iuw we kunnen niets doen, er moet :st iets gebeuren". Pas als een vrouw frmoord wordt, wordt de zaak serieus 'nomen, maar dan is het te laat". I tien plaatsen in Nederland staat nu een lijf van m'n Lijf-huis: Amsterdam, Nij- egen, Groningen, Haarlem, Rotterdam, trecht, Zwolle, Hengelo, Middelburg, fceuwarden. Er zijn er verscheidene in prichting, in ondermeer: Heemskerk, Hil- jrsum, Heerlen, Venlo, Alkmaar, Oss, pn Haag en Eindhoven. Een voorlopige klans laat zien dat het aantal vrouwen it de echtelijke woning ontvlucht aan- ïnlijk is gestegen. Tussen oktober 1974 i december 1978 kwamen 2381 vrouwen een Blijf van m'n Lijftehuis, in Amster- im waren dat er alleen al 1399. et idee dat het huwelijk en gezin de iest ideale samenlevingsvormen zijn dt een taai leven. Toch is het gezin vens de plek waar letterlijk de eeste klappen vallen. Binnen de be- hutte muren van keuken en slaapkamer menige vrouw en menig kind bloot mishandeling. It de jaarverslagen van de Stichting Blijf in m'n Lijf in Amsterdam komt een einig opwekkend beeld naar voren. In 174 bedroeg het gemiddelde aantal te- lisbewoonsters per maand twintig, voor i inderen lag dit rond de dertig. In '76 liep ft gemiddelde per maand op tot respec- tslu>velijk 25 en 35. Het totaal aantal vrou- dat vanaf de oprichting in oktober '74 11111*1 22 aan de gang naar het Blijf van m'n Lijf huis maakte bedroeg 64 (kinderen 118), in '75 waren het 188 vrouwen en 257 kinderen, in '76: 283 vrouwen en 382 kinderen, in '77 waren het 391 vrouwen en 519 kinderen, en vorig jaar huisden er 473 vrouwen en 560 kinderen op het geheime adres in de hoofdstad. Alle lagen. Anita: „We kunnen niet zeggen of de vrou wen eerder komen dan toen we begonnen. In ieder geval weten ze dat ze weg kunnen, dat ze ergens opgevangen worden. Veel vrouwen houden die mogelijkheid achter de hand. We zien hier vrouwen komen uit alle lagen van de bevolking. Het is flauwe kul om te denken dat alleen in bepaalde milieus wordt geslagen, het komt overal voor". Het verschil met vijf jaar geleden is dat er nu vrijer over vrouwenmishandeling wordt gepraat en dat het eerder als pro bleem wordt herkend. Ook wordt ingezien dat van overheidswege geld moet komen om de hulpverlening op gang te brengen en waar dat reeds het geval is, draaiende te houden. Dat gebeurt echter niet, of onvoldoénde. CRM komt maar heel langzaam over de brug en als het ministerie nieuwe richtlij nen afkondigt, blijken die bij nader onder zoek geen enkele uitbreiding in te houden van wat reeds gold. Anita: „Amsterdam krijgt op dit moment een ton per jaar uit de pot rijksbijdrageregeling kinderdag verblijven. Dat is zo geregeld toen Meijer staatssecretaris van CRM was. Maar we zijn natuurlijk helemaal geen kinderdag verblijf en voldoen ook niet aan de eisen die aan zulke instellingen worden gesteld. We zijn nu al tijden in onderhandeling met CRM over een nieuwe financierings regeling, maar we hebben nog geen idee wat daar uitkomt". Groen Rineke en Anita maken deel uit van een groep van 25 vrijwilligsters die per week zestien uur aan het huis besteden. Daar naast zijn er zes part-time krachten. Het is niet de bedoeling dat zij het werk uit de handen nemen van de vrouwen die er wonen: die runnen het huis, houden het schoon, zitten bij de telefoon en vangen nieuwe bewoonsters op. Van de bewoon sters vormen de vrouwen tussen de twin tig en 35 jaar de grootste groep. Anita en Rineke wijzen op de toeneming van het aantal vrouwen van buitenlandse werknemers die in Blijf van m'n Lijftehui zen terechtkomt en de specifieke proble men die daarmee samenhangen. Rineke: „Om te beginnen zit je met het taalprobleem. Via een tolk praten we met deze vrouwen. Het tolkencentrum is tot vijf uur open, dus overdag is het niet zo'n punt, de moeilijkheden beginnen 's avonds. De meeste Nederlandse vrouwen kennen geen woord Turks of Marokkaans en omgekeerd spreken de buitenlandse vrouwen nauwelijks Nederlands. We kun nen op hun problemen niet zo goed reage ren als bij Nederlandse vrouwen. Extra moeilijk is het krijgen van een verblijfs vergunning voor de buitenlandse vrou wen. Ze hebben er geen recht op, wordt gezegd, omdat ze geen arbeidsvergunning hebben en ze krijgen geen arbeidsvergun ning omdat ze geen verblijfsvergunning hebben. Hun man, die ze verlaten hebben, heeft die vergunning. Ze zitten in een afschuwelijk vicieuze cirkel". Uitkering De Nederlandse en buitenlandse vrouwen in de Blijf van m'n Lijftehuizen leven van een uitkering. Het huis krijgt van de socia le dienst per bewoonster een toeslag om in de woonkosten te voorzien. De financiële situatie verschilt per plaats. Een bewoon ster van het Blijf van m'n Lijf-huis in Nijmegen bijvoorbeeld krijgt 172 gulden per week als ze een of meer kinderen heeft en 113 gulden wanneer ze alleen is. Amsterdam heeft behalve een opvanghuis ook een tweede-fase-huis. De meeste vrou wen blijven ongeveer drie maanden in het opvanghuis. In het tweede-fase-huis wo nen de vrouwen die wachten op een eigen woning en voor wie het niet meer noodza kelijk is om op een geheim adres te bivak keren. Zo'n geheim adres is vooral in het begin een bittere noodzaak. Behalve dat de vrouwen ergens ongestoord op adem moeten kunnen komen, is het vaak nood zakelijk hen uit de handen van hun nogal eens agressieve echtgenoot te houden. Het wil wel eens gebeuren dat deze, gehol pen door enkele vrienden het huis op het spoor komt en een inval doet om de „weer spannige" echtgenote terug te halen. Zo ook eind juli in Nijmegen. Via de brandtrap wisten toen vier gewapende mannen het Blijf van m'n Lijf-huis binnen te komen, op zoek naar een vrouw. De twaalf aanwezige vrouwen vluchtten met hun kinderen de straat op en brachten de nacht door in het huis van een medewerk ster. Maar omdat de mannen het adres- senboek hadden meegenomen voelde nie mand zich meer veilig. De enige oplossing was een nieuw geheim adres. Uiteindelijk werd een huis gekraakt. Margriet, een van de Nijmeegse mede werksters: „De eigenaar en z'n vrouw pik ten het niet dat wij daar zaten en hebben de hele boel de straat opgegooid. Toen hebben we de sociale dienst maar bezet. Wat moesten we? We durfden niet naar ons eigen huis terug en niemand wil op straat kamperen. Bij de sociale dienst werd druk op ons uitgeoefend om terug te gaan naar ons huis. Dat deden we natuur lijk niet. Toen werden we gesommeerd het gebouw te verlaten. Dat had nogal wat voeten in de aarde want we lieten ons niet zomaar op straat zetten. De dienst waar schuwde de politie en die zei maar steeds: „Weten jullie wel wat jullie de kinderen aandoen door het op een uitzetting te laten aankomen? We zijn er tenslotte door zes vrouwelijke agenten uitgezet, terwijl in de kelder twintig mannelijke collega's klaar stonden om in te grijpen als dat nodig zou zijn". Als mensen De vrouwen zetten hun tocht voort rich ting stadhuis. Via de achteringang zagen ze kans binnen te komen. Margriet: „Daar werden we voor het eerst als mensen be handeld. We werden ontvangen door drie wethouders en binnen een kwartier lag de oplossing op tafel: er stond al een tijd een pand van de gemeente leeg, daar konden we zo naar toe". Ze zitten er nog steeds, hoewel het slecht beveiligd is tegen een eventuele nieuwe inval. Het gevolg is dat de vrouwen de opvang volledig hebben stopgezet, ze vin den het risico te groot. Pas als ze weer terug kunnen naar hun eigen huis zijn nieuwe vrouwen welkom. Maar daar zal nog wel een tijdje overheen gaan. Hoewel de vrouwen door de wethouders op weg geholpen werden, is de gemeente Nijme gen niet van zins om aan verdere eisen tegemoet te komen. Die eisen hebben fhisky was het, de laatste keer. In de gestage stroom berichten over stoffen die voedingsmiddelen worden toegevoegd, of die er gewoon in blijken te zitten. Het eeri as (of anderen) mogelijk met kanker bedreigen, was het niet het meest na het ander komt onder het schijnwerpertje: mogelijk kankerverwekkend. •A'krontrustende. Maar het droeg wel weer bij aan het algemene gevoel van Maar. fedreigd-worden op dit terrein. Industrie-chemicaliën, stoffen die aan nder deugdelijke statis- ken is een moderne sa- inleving praktisch onbe- iiurbaar. Maar de be- !S likbaarheid van cijfer- weis richt op zichzelf weinig w€ i. Leuke dingen voor de I snsen (of vervelende) nnen pas gebeuren wan er er verstandig naar die fertjes wordt gekeken, sc inneer er zorgvuldig con- isies uit worden ge- >kken. ikt v0|e kunst werd onlangs in Chemisch Weekblad oefend door drs. W. G. dershoff. Zijn cijferma- dg^iaal komt uit een rap- rt van het ministerie van a, Iksgezondheid: „Trends ''sterfte aan kwaadaardi- nieuwvormingen, 1950- 16", een klein jaar gele- verschenen. Bepaald en leuke dingen voor de D.- ensen dus, maar wel be- ïgwekkende conclusies. t ai ider vrouwen is de kan- S|rsterfte in die periode n vijfentwintig jaar dui- J lijk afgenomen, met een :ine uitzondering voor leeftijdsgroep boven 85 2, por mannen ligt de situa te iets ingewikkelder. De irfte aan kanker is dui- lijk gestegen, maar dat iet bijna volledig wor- n toegeschreven aan een sterke toename van long kanker. Dat wordt door sommigen wel afgedaan als „eigen schuldkanker", noteert Al- dershof f. De formulering is niet fijnzinnig, maar het is een feit dat het overgrote deel van die toegenomen longkanker is veroorzaakt door het zo niet willens dan toch wetens roken van si garetten. Je kunt er overi gens wel oud bij worden: de sterftepiek val in de leeftijdsgroep 75-79 jaar. Wat daar van zij, het lijkt dus redelijk om voor het bekijken van de algemene trend de gevolgen van longkanker uit de totale kankersterfte te lichten. Dan blijken ook voor de mannen de sterftecijfers van 1976 bijna over de hele linie onder die van 1950 te liggen. Het verschil is wel aanmerkelijk kleiner dan voor de vrouwen. En ook hier geldt een uitzondering voor de hoogbejaarden: voor de leeftijdsgroep bo ven 80 jaar is de sterfte wel toegenomen, en vrij stevig ook. Aldershoff heeft een meer dan vrijblijvende belang stelling voor deze zaken. Hij is als inspecteur van de volksgezondheid belast met het toezicht op levens middelen en verpakkingen daarvan. Hij is dus zeer di rect betrokken bij alle dis cussies over het nitriet in vleeswaren, de zoetstoffen in voedingsmiddelen, het nitrosamine in bier, het af- latoxine in pindakaas, het vinylchloride in plastic en al die andere dingen waar we al of niet in enigerlei merkbare aantallen kan ker van zouden kunnen krijgen. „Suggesties, dat de situa tie in Nederland wat kan ker aangaat door blootstel ling aan alle mogelijke che mische stoffen in toene mende mate verslechtert, worden door deze cijfers niet bevestigd", luidt de eindconclusie van Alders hoff. Voordat hij zo ver is, heeft hij wel eerst een aan tal relativerende opmer kingen gemaakt bij dat cij fermateriaal. Om te beginnen is de sterf te een nogal grove en onge lukkige maatstaf als je iets over gezondheidsproble men te weten wilt komen. Het beleid is er gelukkig niet alleen op gericht dat de mensen niet vóór hun tijd doodgaan, het is de bedoeling dat ze niet ziek worden als dat te voorko men is. Wat we dus hadden willen hebben, zijn cijfers over het optreden van kan ker. Maar die waren er niet. Na langdurig getreuzel is pas onlangs besloten om een nationale kankerregis tratie op te zetten. Dat zal op den duur een heleboel brandende vragen helpen beantwoorden, maar Aldershoff moest dus gewoon wel met de sterfte cijfers werken. Als die ge lijk blijven, schrijft hij, kan dat in principe beteke nen dat er weliswaar meer kanker optreedt, maar dat ook de behandeling meer succes boekt. „Dit is moei lijk uit te maken zonder verdere studie". Toch lijkt dat voorbehoud geen gevaar voor ernstige vertekening op te leveren. In de beschouwde periode is wel de behandeling van een aantal soorten kanker spectaculair verbeterd. Maar naar mijh indruk be- troft dat vooral soorten, zoals leukemie, die naar verhouding weinig voorko men en dus op de totale sterfte aan kanker niet zo veel invloed hebben. Ernstiger is het tweede voorbehoud dat Aldershoff maakt. Het is niet uitgeslo ten dat in de afgelopen 25 jaar bepaalde kankerver wekkende stoffen een rol zijn gaan spelen, waarvan de effecten nog niet waar neembaar zijn in 1976. Het kan zijn dat pas zeer lang durige blootstelling leidt tot meetbare gevolgen. Ook ls het mogelijk dat er tussen de blootstelling en het optreden van kanker een latente periode van vele jaren verloopt. Van daar dat de inspecteur zijn conclusie zo zuinigjes for muleert. De cijfers „beves tigen niet" de suggestie dat de zaak uit de hand loopt. Maar ze ontkennen het zeker ook niet. Ze vor men geen aanleiding om het probleem verder maar voor gezien te houden. De kans op indutten lijkt overigens voorlopig niet zo groot. De aandacht van wetgevers, onderzoekers, ambtenaren en publiek voor het weren van schade lijke stoffen neemt eerder toe dan af. Daar zal de door Aldershoff gepresenteerde statistiek geen fundamen tele invloed op hebben. En als de toch enigszins ge ruststellende strekking van zijn artikel ertoe kan bijdragen dat het soms wat overspannen karakter van die aandacht verdwijnt, zou dat best aardig zijn. W. G. Aldershoff, Kinkrrxterltnl- tuatle verbeterd, Chemisch Week blad, 75(32), 6, (1979-08-10) TROUW/KWARTET 29 voornamelijk betrekking op de beveili ging van het huis. Er moet een stevig soort glas komen en de brandtrap moet verdwij nen. Voor dat laatste is de medewerking van de brandweer nodig en die laat ver stek gaan. Nijmegen heeft niet, zoals Am sterdam een tweede-fase-huis. Sommige vrouwen wonen twee jaar in het Blijf van m'n Lijf huis. Voor de meesten is het hondsmoeilijk om aan een eigen woning te komen. De politie Vijf jaar Blijf van m'n Lijf betekent onder andere vijf jaar ervaring met de politie. In het begin reageerde deze niet anders dan de meesten die met mishandelde vrouwen in aanraking kwamen: het werd gesust, gebagatelliseerd en de vrouw in kwestie moest het nog maar eens „proberen". Ani ta: „Wij constateren wel een langzame verandering in de houding van de politie. Het is natuurlijk afhankelijk van de per soon met wie je te maken hebt. Wij heb ben op het politiebureau in Amsterdam- West een hele reeks lezingen gehouden over het probleem van vrouwenmishande ling. Toen hebben we ook gemerkt dat er grote onduidelijkheid heerste over onze manier van werken. En ook veel onbegrip over het probleem zelf. Je hoort nog wel steeds reacties als: „Ja maar vrouwen zijn toch ook grote treiteraars". Rineke wijst op het toenemend aantal vrouwen dat door de politie wordt doorverwezen naar het opvanghuis. Daaruit blijkt volgens haar toch wel dat de politie er iets van begrepen heeft. Ook krijgen de vrouwen nu betere informatie over de mogelijkheid van opvang als ze op het bureau hun beklag doen. In 1974 en '75 kwamen driee?ndertig vrou wen via de politie in het opvanghuis te recht, in 1976 waren het er negenenveer tig. Het aantal stijgt voortdurend. Schokeffect Rineke: „Toen wij in Amsterdam begon nen was het probleem nog zo goed als onbekend. Dit opvanghuis heeft een schokeffect teweeggebracht. Langzaam krijgen we een brok erkenning. Wij zijn nu een serieuze gesprekspartner voor CRM. Soms worden we wel eens door het minis terie opgebeld of we aan buitenlandse bezoeksters voorlichting willen geven. Die vrouwen wordt dan verteld dat het uniek is dat we dit in Nederland hebben. Op zo'n moment fungeren wij als paradepaardje voor het ministerie. Maar voor ons is het natuurlijk leuker als CRM met een be hoorlijke financieringsregeling over de brug komt". TNO heeft in Delft een ex perimenteel zonnehuis in gebruik genomen, waar van het huis om prakti sche redenen grotendeels is weggelaten. Het bestaat in hoofdzaak uit een dak met zonnepanelen, de ver dere verwarmingsinstal latie is compleet uitge voerd tot en met het voor raadvat met warm water. Door daar geen echt huis met verwarmingsradiato ren achter te zetten, ver schaft men zich een gewel dige flexibiliteit. De warmteafname van een willekeurig woningtype kan met een computer worden berekend uit de heersende weersomstan digheden. Die hoeveelheid warmte wordt uit het voorraadvat via een warmtewisselaar „wegge- koeld". In het donkere kastje op het plat achter het zonnedak brommen grote ventilatoren om de opgenomen warmte via een luchtkoeler weer naar buiten te werken. Intussen gedraagt de in stallatie zich alsof er een echt huis bediend wordt. Er is zelfs een „automati sche huisvrouw" inge bouwd die op gezette tij den warm tapwater ge bruikt en namens het hele gezin onder de douche gaat. In de opstelling worden in Europees verband reken modellen voor het gedrag van de installatie en vooral de bepaling van het rendement getoetst aan de werkelijkheid. Ook worden nieuwe compo nenten beproefd. In het ge bouwtje staat verder een kunstzon, waarmee ver schillende types zonnepa nelen kunnen worden be proefd onder beheersbare omstandigheden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 29