De ethiek van Carter en van ons allemaal I l De verre spiegel Doet hoop werkelijk leven? Zogezegd Zogezegd Abrupte sprong Zuidafrikaanse christelijke leiders bijeen JDAG 24 AUGUSTUS 1979 TROUW/KWARTET 13 oor J. W. Schulte Nordholt at mij in de Amerikaanse esident zo mateloos boeit is de anning tussen zijn principes en jn praktijk. Nog eens een keer en zou haast denken dat het in ize ontkerstende tijd niet meer u voorkomen zien we een iristen-staatsman voor ons. Zoals ladstone er één was en Kuyper en trgelijke negentiende eeuwers. anderd jaar later is er waarachtig ig een voorbeeld van, een man die gint met de absolute eis van de ülige Schrift, die zijn inaugurele de stelt onder de tekst uit Micha 6 rs 8: „Hij heeft u bekend maakt. O mens, wat goed is en tt de Here van u vraagt: niet iders dan recht te doen en trouwheid lief te hebben, en tmoedig te wandelen met uw od." De kan dat goed gaan. hoe kan 'n man ontkomen aan de schuldiging van huichelarij? Net Gladstone, net als Kuyper zijn lorden waar maken? Hoe kan hij ndelen, kiezen, compromissen uiten? Mijn gedachte was dat het genlijk niet kan. dat het ristendom wezenlijk zo dwars aat op onze aardse werkelijkheid it er altijd kortsluitingen zullen itstaan. Maar ik ben mij tegelijk wust, als ik nog iets ntroversieels mag opmerken, wat n zegen het christendom voor ze Europese geschiedenis eeuwen ïg is geweest, wat een kracht van schaving en vormgeving en ciale bewogenheid. Een mengde zegen, ik weet het, maar j lijkt het toch dat het een ramp u zijn geweest als de christenen :h van het begin af hadden uggetrokken in een Platonische meiverwachting, en rde-verachting, als ze zich niet •t het aardse bestel hadden rbonden, niet de Constantijnse ndeval gemaakt. aar dat wil zeggen dat de anning moet blijven bestaan, oplosbaar blijft, dat er op aarde en werkelijke verzoening jgelijk is tussen beginsel en daad. dat de discussie er dan alleen aar over gaan kan hoeveel ethiek in de politiek mag worden daan. Mij sprak de formulering n Acheson, Trumans minister i W. M. van Veelen: „Er is een gwekkende wanverhouding tus- de snelheid waarmee de Neder- ïdse samenleving vergrijst en de ndacht voor de psychologische psychiatrische zijde van de pro- imatiek en psychopathologie van oude mens. U. Utrecht). A. van Ketel: „De positieve bete nis van de .korte communicatie- i' in een klein ziekenhuis wordt ak onderschat" (R. U. Utrecht). t. Leo: „Het is aan te bevelen, dat e leerlingen van een conservato- M of muziekschool, die de zang leiding volgen eerst hun stemty- laten bepalen ter voorkoming n stemopdrijving en andere stem- rijkingen" (R. U. Utrecht). V. Henkei: „Het gebruik om in memende mate in de eredienst r Nederlandse Hervormde Kerk schriftlezingen uit het Oude Tes- nent aan te kondigen als lezingen Tenach of Thora, miskent de roelens van de Synagoge en wijkt van de gereformeerde belijdenis traditie." (R. U. Utrecht). I. van Es: „In de geschiedenis van Diaconessenbeweging valt een crepantie waar te nemen tussen sociaal werken waarin men zijn 1 vooruit was en een sociaal den- n dat de daad niet kon bijhou- (VU-Amsterdam). van Es: „Er bestaat grote over- ikomst tussen de vraag naar een mvattende visie of een alomvat- id systeem in de filosofie of de lologie en de roep om leiderschap de politiek." (VU-Amsterdam). J. van Es: „Ondertekening van de e formulieren van enigheid kan chts gevraagd worden van wie se geschriften begrijpt." (VU-Am- ■rdami T' H. H. ten Napel: „Het verras- gseffect van een rechtse bal op linkervleugel mag niet worden ïerschat" (R. U. Groningen). van buitenlandse zaken, zeer aan, dat in de politiek alleen het doel de middelen kan heiligen maar niet alle middelen, en die woorden citeerde ik dan ook in mijn laatste artikel over Carter. Daarmee ontketende ik een kleine discussie in een andere krant, NRC-Handelsblad, waar de bekende columnist (is dat al een Nederlands woord?) J. L. Heldring mijn zin citeerde: „Ethiek is krachtens haar aard absoluut, maar politiek kan niet anders dan betrekkelijk zijn". Heldring deed dat in een discussie, die hij trachtte te hebben met het Interkerkelijk Vredesberaad over de kwestie van de atoomwapens (10 augustus). Misschien was het hem extra welkom om juist uit Trouw steun te krijgen voor zijn realistische argumenten. Hoe dat ook zij, een paar dagen later (ik heb familie die de NRC leest, zo weet ik dat allemaal) reageerde een prof. dr. R. Bakker uit Bedum weer op Heldrings citaat uit mijn stuk en beweerde daarin dat ethiek juist niet absoluut, dat is losgemaakt van de werkelijkheid kan zijn, dat ethiek niet uitgaat van „eeuwige, onveranderlijke en altijd aan zichzelf gelijkblijvende normen", dat de tijd van het Platonische Europa voorbij is, dat de mens zichzelf een weg moet ontwerpen en kiezen en riskeert daarbij vuile handen te maken, dat, als ik het in mijn eigen woorden mag vertalen verantwoordelijkheid boven zuiverheid gaat. De ethiek mag naar haar aard te kort schieten, schreef hij en hij was dan wel weer met mij eens dat ethische politiek altijd te kort moet schieten (14 augustus). Ik citeer dit stuk van de Bedumse hooggeleerde zo uitvoerig omdat het aan de wezenlijkste achtergronden van de hele problematiek raakt. Als ik het goed begrijp (maar er staan in Bakkers stuk nogal wat suggesties waar ik meer van zou willen weten) zijn hij en ik het eigenlijk een heel eind eens, geloven wij allebei dat menselijk handelen betrekkelijk is en zelfs dat absolute ethiek, of noem het idealisme, veel gevaarlijker kan zijn en vaak is voor de samenleving dan inzicht in het menselijk tekort. Hij noemt het voorbeeld van de Iraanse Ayatolla en dat is aan te vullen met vele andere, van Hitler (als die zo geïnterpreteerd mag worden) tot aan Pol Pot. Maar het woord menselijk tekort scheidt ons, want dat is dan meer mijn meten aan iets absoluuts, aan die woorden uit Micha bijvoorbeeld. Voor mij ligt daar nu net de spanning en het boeiende. Ik wil wel aannemen als een filosoof het zegt, dat Plato voorbij is (hoewel ik als historicus betwijfel of iets ooit werkelijk voorbij gaat), maar ik wil de mens niet van het anker in de wet losmaken, ik geloof eerder in de tien geboden dan in een steeds veranderende ethiek. Ik wil de spanning laten staan, die is als het ware het zout in de menselijke pap, wat Pascal onze „grandeur" en onze „misère" noemde. Een dag later (15 augustus) ging de kerkelijke medewerker van de NRC, dominee N. van Gelder, in op Heldrings stuk en ook hij kwam weer terug op mijn woorden over een absolute ethiek, met instemming als ik het goed begrijp, met hunkering zelfs naar de nieuwe zuiverheid, die ik in Carters optreden meende te hebben opgemerkt. Hij sprak van „het christelijke ethische, radicaal-politieke karakter" van de campagne van het Interkerkelijk Vredesberaad, hij suggereerde da' we die kant toch op gaan. Curieuze ironie eigenlijk in deze samenloop der omstandigheden: hoe verhoudt zich het christelijk karakter van de IKV-actie tot het christelijk karakter van Carters politiek? Tenslotte is hij als president van Amerika verantwoordelijk voor de nucleaire bewapening, zoals die op het ogenblik wordt gehandhaafd en eventueel beperkt (SALT II?) of uitgebreid, maar in elk geval volstrekt niet afgeschaft. Met zulke vragen krijgen we straks te maken. Het rapport van het IKV gaat naar de plaatselijke gemeenten, overal worden we er mee geconfronteerd en dan moeter we de puntjes op onze (absolute?) ethiek zetten, of ons bezinnen op ons betrekkelijk handelen. Het eindeloze debat tussen idealisme en realisme (en omdat Plato voorbij is willen we allemaal voor realisten doorgaan in een geweldige begripsverwarring) wordt voortgezet. ■■■■■■■■■■■■Ml door H. J. Neuman Het is alweer verscheidene maan den geleden dat ik in Bergen (Mons) een NAVO-symposium bij woonde over de veiligheidssituatie in Europa. Daarbij kwam ook de onvermijdelijke vraag aan de orde wat we de komende jaren van de kant van de Sowjet Unie hebben te verwachten. In militaire beschou wingen wordt er dikwijls de na druk op gelegd dat de komende zes, zeven jaren een tamelijk kritieke periode zullen zijn in die zin dat de Sowjet Unie en haar bondgenoten in het Warschau Pact strategisch- nucleair, tactisch-nucleair en con ventioneel gesproken de meerde ren zullen zijn van het Westen. Henry Kissinger, de veiligheidsad viseur van de presidenten Nixon en Ford, heeft onlangs in een gesprek met Strobe Talbott van „Time" ge zegd dat hij zich een militaire be dreiging in de jaren tachtig zeer wel kan indenken. „Ik kan mij een nieuwe generatie Sowjet leiders voorstellen", aldus Kissinger, „die de overtuiging bezitten dat de structuur van de Sowjet samenle ving moet worden veranderd. Zul len zij nu deze nieuwe binnenland se structuur nastreven met alle on vermijdelijke schokken en onze kerheden op het internationale to neel? Of zullen zij er de voorkeui aan geven eerst een naar hun oor deel stabiele, veilige wereld t€ scheppen en dus de noodzakelijker wijs pijnlijke binnenlandse veran deringen op te schorten? Welnu dat laatste zou heel goed kunner betekenen dat Moskou militair ac tief wordt, mogelijkerwijs tegen over China, in het Midden-Oosten en misschien zelfs in Europa. Daar om is het militaire veiligheidspro bleem zo actueel". Aldus dr. Kis singer. Een van de niet-militaire inleiders op het symposium in Bergen had zich voorgenomen de aandacht van zijn toehoorders te vestigen op een andere mogelijkheid, namelijk dat de Sowjet Unie dermate in beslag zal worden genomen door haar bin nenlandse moeilijkheden dat ze aan het projecteren van haar mili taire macht op de buitenwereld steeds minder toekomst. Het rijtje moeilijkheden is bekend: afnemen de groei, energie-problemen (ook daar!), omvang en kwaliteit van de beroepsbevolking, de opkomst van wat voorheen ethnische minderhe den waren, spanningen met de an dere landen van Oost-Europa, de voedselvoorziening. Maar de spre ker in kwestie, redacteur van het Britse weekblad „The Economist", ging aan het eind van zijn inleiding ook nog in op een ander aspect: de mogelijkheid dat de Sowjet elite langzamerhand het geloof in zich zelf verliest en geleidelijk afscheid neemt van de pretentie dat de idea len van het marxisme-leninisme de voorrang verdienen boven de na tionale en hun persoonlijke belan gen. Tekenen van verval en afval ligheid zijn dan nog wel niet aan de oppervlakte verschenen, maar dat zou slechts een kwestie van tijd kunnen zijn. Het zou het Sowjet communisme binnenkort wel eens precies zo kunnen vergaan als de rooms-katholieke kerk in een boek dat hij zo pas had gelezen, „A dis tant mirror" van Barbara W. Tuch- man (Londen 1978). Hij zei dit werk verplichte stof te achten voor ieder die zich vandaag de dag met de politieke en militaire verhoudin gen in Europa bezig houdt. Nu behoor ik tot degenen die over het algemeen nogal plezier beleven aan de boeken van Barbara Tuch- man, en dus was het niet louter plichtsgevoel dat mij tot het lezen van die 597 pagina's bracht. De ondertitel van dit werk geeft al aan in welke periode het verhaal zich afspeelt: „The calamitous 14th cen tury". Het is geen roman; het is een breed opgezette reconstructie van het leven van één historische fi guur: Enguerrand VII, heer van Coucy (Picardië/Frankrijk). Hij was de laatste van een grote dynas tie, een van de meest ervaren en bekwame ridders van Frankrijk. Door zijn huwelijk met de oudste dochter van de Koning van Enge land was hem een dubbele loyali teit opgedrongen, een trouw aan twee souvereinen die met elkaar in oorlog waren. In de loop van zijn leven dat zich uitstrekte van 1340 tot 1397 speelde Coucy vooraan staande rollen in vele drama's van zijn tijd. Omdat hij de beroemde chroniqueur Jean Froissart tot zijn beschermeling nam, is er vrij veel over hem bekend geworden. Alleen een portret van hem ontbreekt; er is één schilderij waar zijn rug en zijn achterhoofd op voorkomen. Hij overleed in Turkse gevangen schap, nadat de Slag van Nicopolis, gevoerd in strijd met al zijn advie zen en voorbeelden, was uitgelopen op het absolute fiasco van de eeuw. Maar de inleider in Bergen had gelijk: zo breed heeft Barbara Tuchman haar historische schilde ring opgezet, dat er naast Enguer rand nog tal van andere figuren en gebeurtenissen op voorkomen. Bij zonder indringend is haar schilde ring van de opeenvolgende pestepi demieën die in de veertiende eeuw hebben gewoed en waarvan de tijdgenoten vreesden dat zij het eind van de wereld inluidden. In Siena, waar meer dan de helft van alle inwoners aan de ziekte over leed, staakte men het werk aan de grote kathedraal, waarvan het de bedoeling was geweest dat zij de grootste van heel Europa was ge worden, omdat er geen arbeiders en geen meester-steenhouwers meer overbleven. De „melancholie en de smart" van de nabestaanden was zo groot dat het werk ook nooit is hervat. Het afgeknotte transept van de kathedraal laat tot op de dag van vandaag zien op welke hoogte de zeis van de dood destijds heeft toegeslagen. En de perikelen waarin de kerk verzeilde komen ook haast op elke bladzijde voor. Dieptepunt is de aanwezigheid van twee pausen te gelijkertijd: een in Avignon en een in Rome. Uitvoerig worden de ver nederingen geschetst die zij zich op de hals halen door te weigeren af te treden; de financiële noodgrepen die zij moeten toepassen om hun staat en hun hofhouding te kunnen handhaven; de willekeurige crite ria die bij de pauskeuze worden toegepast. Het tragische verhaal van de aartsbisschop van Bari, die bij gebrek aan beter wordt gekozen tot paus Urbanus VI en wiens nieu we waardigheid hem onmiddellijk naar het hoofd stijgt. Zijn kardina len onderbreekt hij met kreten als „Onzin" en „Houdt uw mond". Kar dinaal Orsini noemt hij een „sotus" (niet goed wijs) en hij staat op het punt de kardinaal van Limoges een muilpeer toe te dienen, als kardi naal Robert van Genève (later zelf ook paus) hem weerhoudt onder de uitroep, „Heilige Vader, Heilige Vader, wat doet u nu toch?" In de beschouwing van Guus van Hemert over Maria Tenhe melopneming (Podium-pagina van vorige week) is onmiddel lijk na de aanhef een deel weg gevallen. waardoor de lezer een wat abrupte sprong door het betoog moest maken. Van He mert somde aan het begin van zijn beschouwing een aantal kleine veranderingen in het rooms-katholieke leven in de jaren dertig op, om daarmee aan te tonen dat de grote wijzi gingen van de jaren zestig niet de eerste waren die in het leven van een katholiek hun beslag kregen. Ook wees hij er op, dat Maria Tenhemelopneming van alle Maria-feesten het langst als zondag is gevierd. Mijn grote bewondering voor het werk van Tuchman neemt niet weg, dat ik enige moeite heb het verband te zien tussen de kerk van toen en de huidige communistische partij van de Sowjet Unie. Als Kis singer gelijk krijgt en een nieuwe generatie Sowjet leiders is van me ning dat de interne structuur van de samenleving aan verandering toe is, dan is het mogelijk dat ver tegenwoordigers van een ouder ge slacht vasthouden aan de status- quo en dat er schismatieke neigin gen onstaan. Of het zou moeten zijn, dat de parallel met de veer tiende eeuw is gelegen in het naast (en tegen) elkaar bestaan van twee centra van wereldcommunisme, namelijk in Moskou en Peking. Als het equivalent van simonie en afla tenhandel zich thans al voordoet, dan moet onze blik daarvoor mis schien beter worden gescherpt. Maar wat mij het meest is bijgeble ven, dat is de opmerking van een van de „debaters" in Bergen. Een vergelijking van het huidige com munisme met de katholieke kerk in de veertiende eeuw biedt ons wei nig perspectief, zei hij zo ongeveer, als we bedenken dat de kerk die toen op haar laatste benen leek te gaan, thans nog volop bestaat. door Jan Schipper Doorbladeren van de stapel kranten die je bij thuiskomst van vakantie opwacht, brengt aan het licht dat de Dépêche du Midi toch nogal wat nieuws heeft laten liggen. De lekke banden van Hinault en andere wapenfeiten uit „de span nendste Tour sinds jaren" eisten natuurlijk ook heel wat ruimte op. Wat een onbetaalbare bron blijkt dan (weer eens) ons lijfblad Trouw met name voor de in Zuid-Afrika geïnte resseerde lezer. In Frankrijk was de arrestatie van Rhoodie bijna het enige nieuws daarover. Maar wat blijkt nu? Dat er in het land van de Apartheid heel wat aan de hand is geweest, ja zelfs is de zon van de hoop er opgegaan! We wisten al dat regeringscommis sies vergaande voorstellen hadden gedaan, dit voorjaar, om sociale on gelijkheid te verminderen. Prof. Wiehahn adviseerde o.a. de erken ning van zwarte vakbonden, Riec- kert modernisering en verzachting van het gehate pasjessysteem. Ver der bleek de Amerikaanse negerlei der Jesse Jackson in Zuid-Afrika te zijn toegelaten hij deed enkele aandacht trekkende uitspraken en bracht zwarte leiders (bisschop Tutu en Zoeloeleider Boethelezi) tot een gesprek (Trouw 1-8-1979) Daartussendoor berichtte prof. H. Berkhof over de South-African Christian Leadership Assembly (SACLA) onder de enthousiaste ti tel „Een happening in Zuid-Afrika SACLA kan op termijn grote gevolgen krijgen." Nu is de Nederlandse Raad van Kerken, waarvan prof. Berkhof mo menteel voorzitter is, al Jaren kri tisch bezig met Zuid-Afrika. Zijn oordeel over SACLA kan dan ook niet als een bericht uit de komkom mertijd opzij gelegd worden. Wat is nu de betekenis van die vergadering geweest als men op afstand zo n „happening" bekijkt en natuurlijk maar heel moeilijk de sfeer ervan kan meevoelen? Griezelen Het bleek op die „soort Kirchentag" (in Pretoria) bijvoorbeeld mogelijk, dat een radicale zwarte dame uit Soweto in minister Koornhof uit de regering-Botha een „broeder in Christus" herkende! De buiten staander die ik ben (maar toch ook wel lid van diezelfde wereldkerk waarvan vertegenwoordigers in SA CLA bij elkaar kwamen) mijmert dan wat door en komt tot de conclu sie, dat hij helemaal niet blij is met de in Pretoria betoonde eenheid. Integendeel, ik griezel ervan. Want in het tweede deel van zijn verslag laat prof. Berkhof weten dat er over politiek maar niet te veel gepraat werd om „die geweldige eenheidser varing niet verstoord te zien". De organiserende „evangelicals" zullen met dat verloop wel tevreden ge weest zijn: flink getuigen en zingen en individueel doet men goede dingen, maar geen politiek erbij! Van zo'n „happening" verwacht ik eerlijk gezegd niet veel méér (in de situatie van Zuid-Afrika, van Rho- desië of ook van Nederland) dan van een enerverende sportgebeurte nis die het publiek een mooi gevoel geeft. Aangrijpen Misschien was SACLA dan, politiek gezien, op zijn best onschadelijk en hoeven we er verder geen aandacht aan te besteden? Was het maar waar. Dergelijke „tekenen van hoop" worden helaas altijd weer aangegrepen, vooral in de kerken, om de zaak nog maar eens aan te kijken, weer eens een tijdje geduld te oefenen. We zijn ten slotte geen van allen gek op conflicten en kijk maar: Jackson mocht het land binnen! Meedoen aan een boycot of steun geven aan een bevrijdingsbe weging brengt altijd ruzie mee, ver deelt de kerk en zie nu eens: in Pretoria konden blank en zwart toch samen bidden en zingen, de minister zelf was erbij! We kunnen weer praten met Koornhof (en dus met Botha, met Muller, met briga dier Swanepoel) en dan hoeven we dat niet meer te doen met ANC en Patriottisch Front. Of zoals de lei der van een combo het zei in een Jeugddienst, na een inleiding van David de Beer over Namibië: onder drukking is niet zo belangrijk, als Je Jezus maar liefhebt. (In: Saamho rig, 6 Juni *79). Ik ben bang, dat Koornhof c.s. nu in hun vuistje lachen, maar zelfs als hij oprecht is, deze woordvoerder van de Apartheid, dan doe ik er voorlopig niet aan mee hem mijn broeder te noemen. Ik wil nog even wachten tot deze met macht bekle de man daadwerkelijk, in concrete (politieke) maatregelen laat zien, hoever zijn broederschap met zijn zwarte landgenoten gaat. Het is waar dat hij de directe vernietiging van Ciossroads heeft tegengehou den, maar hoever gaan zijn plannen nu werkelijk? Komt er echt iets uit de bus, niet voor een enkeling, maar voor een hele bevolkingsgroep? Doelloos Het is niet zo dat ik de enige ben die er zo over denkt, geriefelijk ver van de problemen in Zuid-Afrika zelf. Ds. Buti, Allan Boesak en anders zwarte leiders hebben geweigerd aan SACLA mee te doen (bedoelt Berkhof hen met „uiterst links" die op de conferentie ontbraken?). ZIJ meenden dat de conferentie niets zou opleveren voor zwart, een „exer cise in futility" (een doelloze oefe ning). In de marge van SACLA was een kritisch groepje (GAP) actief dat gelegenheid wilde bieden tot behandeling van de politieke pro blemen, die „SACLA had tried to play down and gloss over" (die SA CLA probeerde te bagatelliseren en weg te redeneren— aldus de Rand Daily Mail van 11 juli). Volgens prof. Berkhof is er na de val van Vorster en Mulder zoveel meer mogelijk; het nieuwe regime streeft naar matiging van de conflicten. Dat is zonder twijfel waar: hoe min der conflicten, hoe beter het sys teem overeind blijft en er is geen enkele aanwijzing dat het systeem van de Apartheid in discussie is. Ook in Juli 1979 worden (kerkelijke) bladen verboden; in Namibië wordt rechter Steyn, die werkte aan een „Moezorewa-oplossing" voor dat ge bied, onder druk van rechtse boeren vervangen. Terwijl (misschien) een paar concessies worden gedaan met betrekking tot Crossroads, worden elders, in stilte, duizenden uit de steden weggestuurd, „geherves- tigd" in gebieden zonder veel le venskansen. Na de vele schandalen wil het re- glem-Botha de geschonden reputa tie van Zuid-Afrika graag wat opvij zelen, werken aan een „Apartheid met een menselijk gezicht Kriti sche kennisname van wat werkelijk gebeurt laat echter zien, dat de zo genaamde koerswijziging weinig meer voorstelt dan face-lifting: een aantal oppervlakkige ingrepen uit schoonheidsoverwegingen. Druk Helaas kan ik ook van SACLA niet zoveel verwachten voor de toe komst van Zuid-Afrika. Het is zeker nodig dat christenen met elkaar praten, maar het gesprek zou erover moeten gaan hoe de kerken werke lijke druk kunnen uitoefenen op politieke machthebbers als Botha en Koornhof. Oproepen tot gesprek, tot redelijke hervormingen, zijn in de geschiedenis van Zuid-Afrika al honderden keren gericht aan de blanke minderheid: door kerken, door het ANC, door liberalen en vakbonden. Er is om gelachen en de onderdrukking werd verscherpt. Werkelijke druk op het systeem van de Apartheid moet uit Zuid-Afrika zelf komen, primair van de onder drukte zwarte meerderheid, door de vakbonden, de bevrijdingsbewegin gen. Soms door kerkleden (een do minee, die in Crossroads voor een bulldozer ging liggen en de wereld opinie alarmeerde). Aan die noodza kelijke pressie kunnen wij, op het tweede plan, iets bijdragen: door een boycot te organiseren, door de bevrijdingsbewegingen aan midde len te helpen, door potentiële zwar te leiders te helpen opleiden. Wat is het effect van SACLA en vergelijkbare gesprekken? Hebben de christelijke leiders de pressie op de regering in Pretoria doen toene men of hebben zij Juist geholpen de druk wat van de pan te nemen, zodat Botha c.s. het weer wat rusti ger aan kunnen doen (en wij in het buitenland ons weer wat minder hoeven in te spannen?) Doet de hoop waarvan in Pretoria sprake leek te zijn, leven of het tegen deel? Dr. J. Schipper is docent geschiede nis aan de Stichting Opleiding Le raren (SOL) in Utrecht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 13