De ethiek van Carter en van ons allemaal
I
l
De verre spiegel
Doet hoop
werkelijk
leven?
Zogezegd
Zogezegd
Abrupte sprong
Zuidafrikaanse
christelijke
leiders bijeen
JDAG 24 AUGUSTUS 1979
TROUW/KWARTET 13
oor J. W. Schulte Nordholt
at mij in de Amerikaanse
esident zo mateloos boeit is de
anning tussen zijn principes en
jn praktijk. Nog eens een keer
en zou haast denken dat het in
ize ontkerstende tijd niet meer
u voorkomen zien we een
iristen-staatsman voor ons. Zoals
ladstone er één was en Kuyper en
trgelijke negentiende eeuwers.
anderd jaar later is er waarachtig
ig een voorbeeld van, een man die
gint met de absolute eis van de
ülige Schrift, die zijn inaugurele
de stelt onder de tekst uit Micha 6
rs 8: „Hij heeft u bekend
maakt. O mens, wat goed is en
tt de Here van u vraagt: niet
iders dan recht te doen en
trouwheid lief te hebben, en
tmoedig te wandelen met uw
od."
De kan dat goed gaan. hoe kan
'n man ontkomen aan de
schuldiging van huichelarij? Net
Gladstone, net als Kuyper zijn
lorden waar maken? Hoe kan hij
ndelen, kiezen, compromissen
uiten? Mijn gedachte was dat het
genlijk niet kan. dat het
ristendom wezenlijk zo dwars
aat op onze aardse werkelijkheid
it er altijd kortsluitingen zullen
itstaan. Maar ik ben mij tegelijk
wust, als ik nog iets
ntroversieels mag opmerken, wat
n zegen het christendom voor
ze Europese geschiedenis eeuwen
ïg is geweest, wat een kracht van
schaving en vormgeving en
ciale bewogenheid. Een
mengde zegen, ik weet het, maar
j lijkt het toch dat het een ramp
u zijn geweest als de christenen
:h van het begin af hadden
uggetrokken in een Platonische
meiverwachting, en
rde-verachting, als ze zich niet
•t het aardse bestel hadden
rbonden, niet de Constantijnse
ndeval gemaakt.
aar dat wil zeggen dat de
anning moet blijven bestaan,
oplosbaar blijft, dat er op aarde
en werkelijke verzoening
jgelijk is tussen beginsel en daad.
dat de discussie er dan alleen
aar over gaan kan hoeveel ethiek
in de politiek mag worden
daan. Mij sprak de formulering
n Acheson, Trumans minister
i
W. M. van Veelen: „Er is een
gwekkende wanverhouding tus-
de snelheid waarmee de Neder-
ïdse samenleving vergrijst en de
ndacht voor de psychologische
psychiatrische zijde van de pro-
imatiek en psychopathologie van
oude mens.
U. Utrecht).
A. van Ketel: „De positieve bete
nis van de .korte communicatie-
i' in een klein ziekenhuis wordt
ak onderschat" (R. U. Utrecht).
t. Leo: „Het is aan te bevelen, dat
e leerlingen van een conservato-
M of muziekschool, die de zang
leiding volgen eerst hun stemty-
laten bepalen ter voorkoming
n stemopdrijving en andere stem-
rijkingen" (R. U. Utrecht).
V. Henkei: „Het gebruik om in
memende mate in de eredienst
r Nederlandse Hervormde Kerk
schriftlezingen uit het Oude Tes-
nent aan te kondigen als lezingen
Tenach of Thora, miskent de
roelens van de Synagoge en wijkt
van de gereformeerde belijdenis
traditie." (R. U. Utrecht).
I. van Es: „In de geschiedenis van
Diaconessenbeweging valt een
crepantie waar te nemen tussen
sociaal werken waarin men zijn
1 vooruit was en een sociaal den-
n dat de daad niet kon bijhou-
(VU-Amsterdam).
van Es: „Er bestaat grote over-
ikomst tussen de vraag naar een
mvattende visie of een alomvat-
id systeem in de filosofie of de
lologie en de roep om leiderschap
de politiek." (VU-Amsterdam).
J. van Es: „Ondertekening van de
e formulieren van enigheid kan
chts gevraagd worden van wie
se geschriften begrijpt." (VU-Am-
■rdami
T'
H. H. ten Napel: „Het verras-
gseffect van een rechtse bal op
linkervleugel mag niet worden
ïerschat" (R. U. Groningen).
van buitenlandse zaken, zeer aan,
dat in de politiek alleen het doel de
middelen kan heiligen maar niet
alle middelen, en die woorden
citeerde ik dan ook in mijn laatste
artikel over Carter.
Daarmee ontketende ik een kleine
discussie in een andere krant,
NRC-Handelsblad, waar de
bekende columnist (is dat al een
Nederlands woord?) J. L. Heldring
mijn zin citeerde: „Ethiek is
krachtens haar aard absoluut, maar
politiek kan niet anders dan
betrekkelijk zijn". Heldring deed
dat in een discussie, die hij trachtte
te hebben met het Interkerkelijk
Vredesberaad over de kwestie van
de atoomwapens (10 augustus).
Misschien was het hem extra
welkom om juist uit Trouw steun te
krijgen voor zijn realistische
argumenten.
Hoe dat ook zij, een paar dagen
later (ik heb familie die de NRC
leest, zo weet ik dat allemaal)
reageerde een prof. dr. R. Bakker
uit Bedum weer op Heldrings citaat
uit mijn stuk en beweerde daarin
dat ethiek juist niet absoluut, dat is
losgemaakt van de werkelijkheid
kan zijn, dat ethiek niet uitgaat van
„eeuwige, onveranderlijke en altijd
aan zichzelf gelijkblijvende
normen", dat de tijd van het
Platonische Europa voorbij is, dat
de mens zichzelf een weg moet
ontwerpen en kiezen en riskeert
daarbij vuile handen te maken, dat,
als ik het in mijn eigen woorden
mag vertalen verantwoordelijkheid
boven zuiverheid gaat. De ethiek
mag naar haar aard te kort
schieten, schreef hij en hij was dan
wel weer met mij eens dat ethische
politiek altijd te kort moet schieten
(14 augustus).
Ik citeer dit stuk van de Bedumse
hooggeleerde zo uitvoerig omdat
het aan de wezenlijkste
achtergronden van de hele
problematiek raakt. Als ik het goed
begrijp (maar er staan in Bakkers
stuk nogal wat suggesties waar ik
meer van zou willen weten) zijn hij
en ik het eigenlijk een heel eind
eens, geloven wij allebei dat
menselijk handelen betrekkelijk is
en zelfs dat absolute ethiek, of
noem het idealisme, veel
gevaarlijker kan zijn en vaak is voor
de samenleving dan inzicht in het
menselijk tekort. Hij noemt het
voorbeeld van de Iraanse Ayatolla
en dat is aan te vullen met vele
andere, van Hitler (als die zo
geïnterpreteerd mag worden) tot
aan Pol Pot.
Maar het woord menselijk tekort
scheidt ons, want dat is dan meer
mijn meten aan iets absoluuts, aan
die woorden uit Micha bijvoorbeeld.
Voor mij ligt daar nu net de
spanning en het boeiende. Ik wil wel
aannemen als een filosoof het zegt,
dat Plato voorbij is (hoewel ik als
historicus betwijfel of iets ooit
werkelijk voorbij gaat), maar ik wil
de mens niet van het anker in de
wet losmaken, ik geloof eerder in de
tien geboden dan in een steeds
veranderende ethiek. Ik wil de
spanning laten staan, die is als het
ware het zout in de menselijke pap,
wat Pascal onze „grandeur" en onze
„misère" noemde.
Een dag later (15 augustus) ging de
kerkelijke medewerker van de
NRC, dominee N. van Gelder, in op
Heldrings stuk en ook hij kwam
weer terug op mijn woorden over
een absolute ethiek, met
instemming als ik het goed begrijp,
met hunkering zelfs naar de nieuwe
zuiverheid, die ik in Carters
optreden meende te hebben
opgemerkt. Hij sprak van „het
christelijke ethische,
radicaal-politieke karakter" van de
campagne van het Interkerkelijk
Vredesberaad, hij suggereerde da'
we die kant toch op gaan.
Curieuze ironie eigenlijk in deze
samenloop der omstandigheden:
hoe verhoudt zich het christelijk
karakter van de IKV-actie tot het
christelijk karakter van Carters
politiek? Tenslotte is hij als
president van Amerika
verantwoordelijk voor de nucleaire
bewapening, zoals die op het
ogenblik wordt gehandhaafd en
eventueel beperkt (SALT II?) of
uitgebreid, maar in elk geval
volstrekt niet afgeschaft.
Met zulke vragen krijgen we straks
te maken. Het rapport van het IKV
gaat naar de plaatselijke
gemeenten, overal worden we er
mee geconfronteerd en dan moeter
we de puntjes op onze (absolute?)
ethiek zetten, of ons bezinnen op
ons betrekkelijk handelen. Het
eindeloze debat tussen idealisme en
realisme (en omdat Plato voorbij is
willen we allemaal voor realisten
doorgaan in een geweldige
begripsverwarring) wordt
voortgezet.
■■■■■■■■■■■■Ml
door H. J. Neuman
Het is alweer verscheidene maan
den geleden dat ik in Bergen
(Mons) een NAVO-symposium bij
woonde over de veiligheidssituatie
in Europa. Daarbij kwam ook de
onvermijdelijke vraag aan de orde
wat we de komende jaren van de
kant van de Sowjet Unie hebben te
verwachten. In militaire beschou
wingen wordt er dikwijls de na
druk op gelegd dat de komende zes,
zeven jaren een tamelijk kritieke
periode zullen zijn in die zin dat de
Sowjet Unie en haar bondgenoten
in het Warschau Pact strategisch-
nucleair, tactisch-nucleair en con
ventioneel gesproken de meerde
ren zullen zijn van het Westen.
Henry Kissinger, de veiligheidsad
viseur van de presidenten Nixon en
Ford, heeft onlangs in een gesprek
met Strobe Talbott van „Time" ge
zegd dat hij zich een militaire be
dreiging in de jaren tachtig zeer
wel kan indenken. „Ik kan mij een
nieuwe generatie Sowjet leiders
voorstellen", aldus Kissinger, „die
de overtuiging bezitten dat de
structuur van de Sowjet samenle
ving moet worden veranderd. Zul
len zij nu deze nieuwe binnenland
se structuur nastreven met alle on
vermijdelijke schokken en onze
kerheden op het internationale to
neel? Of zullen zij er de voorkeui
aan geven eerst een naar hun oor
deel stabiele, veilige wereld t€
scheppen en dus de noodzakelijker
wijs pijnlijke binnenlandse veran
deringen op te schorten? Welnu
dat laatste zou heel goed kunner
betekenen dat Moskou militair ac
tief wordt, mogelijkerwijs tegen
over China, in het Midden-Oosten
en misschien zelfs in Europa. Daar
om is het militaire veiligheidspro
bleem zo actueel". Aldus dr. Kis
singer.
Een van de niet-militaire inleiders
op het symposium in Bergen had
zich voorgenomen de aandacht van
zijn toehoorders te vestigen op een
andere mogelijkheid, namelijk dat
de Sowjet Unie dermate in beslag
zal worden genomen door haar bin
nenlandse moeilijkheden dat ze
aan het projecteren van haar mili
taire macht op de buitenwereld
steeds minder toekomst. Het rijtje
moeilijkheden is bekend: afnemen
de groei, energie-problemen (ook
daar!), omvang en kwaliteit van de
beroepsbevolking, de opkomst van
wat voorheen ethnische minderhe
den waren, spanningen met de an
dere landen van Oost-Europa, de
voedselvoorziening. Maar de spre
ker in kwestie, redacteur van het
Britse weekblad „The Economist",
ging aan het eind van zijn inleiding
ook nog in op een ander aspect: de
mogelijkheid dat de Sowjet elite
langzamerhand het geloof in zich
zelf verliest en geleidelijk afscheid
neemt van de pretentie dat de idea
len van het marxisme-leninisme de
voorrang verdienen boven de na
tionale en hun persoonlijke belan
gen. Tekenen van verval en afval
ligheid zijn dan nog wel niet aan de
oppervlakte verschenen, maar dat
zou slechts een kwestie van tijd
kunnen zijn. Het zou het Sowjet
communisme binnenkort wel eens
precies zo kunnen vergaan als de
rooms-katholieke kerk in een boek
dat hij zo pas had gelezen, „A dis
tant mirror" van Barbara W. Tuch-
man (Londen 1978). Hij zei dit werk
verplichte stof te achten voor ieder
die zich vandaag de dag met de
politieke en militaire verhoudin
gen in Europa bezig houdt.
Nu behoor ik tot degenen die over
het algemeen nogal plezier beleven
aan de boeken van Barbara Tuch-
man, en dus was het niet louter
plichtsgevoel dat mij tot het lezen
van die 597 pagina's bracht. De
ondertitel van dit werk geeft al aan
in welke periode het verhaal zich
afspeelt: „The calamitous 14th cen
tury". Het is geen roman; het is een
breed opgezette reconstructie van
het leven van één historische fi
guur: Enguerrand VII, heer van
Coucy (Picardië/Frankrijk). Hij
was de laatste van een grote dynas
tie, een van de meest ervaren en
bekwame ridders van Frankrijk.
Door zijn huwelijk met de oudste
dochter van de Koning van Enge
land was hem een dubbele loyali
teit opgedrongen, een trouw aan
twee souvereinen die met elkaar in
oorlog waren. In de loop van zijn
leven dat zich uitstrekte van 1340
tot 1397 speelde Coucy vooraan
staande rollen in vele drama's van
zijn tijd. Omdat hij de beroemde
chroniqueur Jean Froissart tot zijn
beschermeling nam, is er vrij veel
over hem bekend geworden. Alleen
een portret van hem ontbreekt; er
is één schilderij waar zijn rug en
zijn achterhoofd op voorkomen.
Hij overleed in Turkse gevangen
schap, nadat de Slag van Nicopolis,
gevoerd in strijd met al zijn advie
zen en voorbeelden, was uitgelopen
op het absolute fiasco van de eeuw.
Maar de inleider in Bergen had
gelijk: zo breed heeft Barbara
Tuchman haar historische schilde
ring opgezet, dat er naast Enguer
rand nog tal van andere figuren en
gebeurtenissen op voorkomen. Bij
zonder indringend is haar schilde
ring van de opeenvolgende pestepi
demieën die in de veertiende eeuw
hebben gewoed en waarvan de
tijdgenoten vreesden dat zij het
eind van de wereld inluidden. In
Siena, waar meer dan de helft van
alle inwoners aan de ziekte over
leed, staakte men het werk aan de
grote kathedraal, waarvan het de
bedoeling was geweest dat zij de
grootste van heel Europa was ge
worden, omdat er geen arbeiders
en geen meester-steenhouwers
meer overbleven. De „melancholie
en de smart" van de nabestaanden
was zo groot dat het werk ook nooit
is hervat. Het afgeknotte transept
van de kathedraal laat tot op de
dag van vandaag zien op welke
hoogte de zeis van de dood destijds
heeft toegeslagen.
En de perikelen waarin de kerk
verzeilde komen ook haast op elke
bladzijde voor. Dieptepunt is de
aanwezigheid van twee pausen te
gelijkertijd: een in Avignon en een
in Rome. Uitvoerig worden de ver
nederingen geschetst die zij zich op
de hals halen door te weigeren af te
treden; de financiële noodgrepen
die zij moeten toepassen om hun
staat en hun hofhouding te kunnen
handhaven; de willekeurige crite
ria die bij de pauskeuze worden
toegepast. Het tragische verhaal
van de aartsbisschop van Bari, die
bij gebrek aan beter wordt gekozen
tot paus Urbanus VI en wiens nieu
we waardigheid hem onmiddellijk
naar het hoofd stijgt. Zijn kardina
len onderbreekt hij met kreten als
„Onzin" en „Houdt uw mond". Kar
dinaal Orsini noemt hij een „sotus"
(niet goed wijs) en hij staat op het
punt de kardinaal van Limoges een
muilpeer toe te dienen, als kardi
naal Robert van Genève (later zelf
ook paus) hem weerhoudt onder de
uitroep, „Heilige Vader, Heilige
Vader, wat doet u nu toch?"
In de beschouwing van Guus
van Hemert over Maria Tenhe
melopneming (Podium-pagina
van vorige week) is onmiddel
lijk na de aanhef een deel weg
gevallen. waardoor de lezer een
wat abrupte sprong door het
betoog moest maken. Van He
mert somde aan het begin van
zijn beschouwing een aantal
kleine veranderingen in het
rooms-katholieke leven in de
jaren dertig op, om daarmee
aan te tonen dat de grote wijzi
gingen van de jaren zestig niet
de eerste waren die in het leven
van een katholiek hun beslag
kregen. Ook wees hij er op, dat
Maria Tenhemelopneming van
alle Maria-feesten het langst
als zondag is gevierd.
Mijn grote bewondering voor het
werk van Tuchman neemt niet
weg, dat ik enige moeite heb het
verband te zien tussen de kerk van
toen en de huidige communistische
partij van de Sowjet Unie. Als Kis
singer gelijk krijgt en een nieuwe
generatie Sowjet leiders is van me
ning dat de interne structuur van
de samenleving aan verandering
toe is, dan is het mogelijk dat ver
tegenwoordigers van een ouder ge
slacht vasthouden aan de status-
quo en dat er schismatieke neigin
gen onstaan. Of het zou moeten
zijn, dat de parallel met de veer
tiende eeuw is gelegen in het naast
(en tegen) elkaar bestaan van twee
centra van wereldcommunisme,
namelijk in Moskou en Peking. Als
het equivalent van simonie en afla
tenhandel zich thans al voordoet,
dan moet onze blik daarvoor mis
schien beter worden gescherpt.
Maar wat mij het meest is bijgeble
ven, dat is de opmerking van een
van de „debaters" in Bergen. Een
vergelijking van het huidige com
munisme met de katholieke kerk in
de veertiende eeuw biedt ons wei
nig perspectief, zei hij zo ongeveer,
als we bedenken dat de kerk die
toen op haar laatste benen leek te
gaan, thans nog volop bestaat.
door Jan Schipper
Doorbladeren van de stapel kranten die je bij thuiskomst
van vakantie opwacht, brengt aan het licht dat de Dépêche
du Midi toch nogal wat nieuws heeft laten liggen. De lekke
banden van Hinault en andere wapenfeiten uit „de span
nendste Tour sinds jaren" eisten natuurlijk ook heel wat
ruimte op. Wat een onbetaalbare bron blijkt dan (weer eens)
ons lijfblad Trouw met name voor de in Zuid-Afrika geïnte
resseerde lezer. In Frankrijk was de arrestatie van Rhoodie
bijna het enige nieuws daarover. Maar wat blijkt nu? Dat er
in het land van de Apartheid heel wat aan de hand is
geweest, ja zelfs is de zon van de hoop er opgegaan!
We wisten al dat regeringscommis
sies vergaande voorstellen hadden
gedaan, dit voorjaar, om sociale on
gelijkheid te verminderen. Prof.
Wiehahn adviseerde o.a. de erken
ning van zwarte vakbonden, Riec-
kert modernisering en verzachting
van het gehate pasjessysteem. Ver
der bleek de Amerikaanse negerlei
der Jesse Jackson in Zuid-Afrika te
zijn toegelaten hij deed enkele
aandacht trekkende uitspraken en
bracht zwarte leiders (bisschop
Tutu en Zoeloeleider Boethelezi) tot
een gesprek (Trouw 1-8-1979)
Daartussendoor berichtte prof. H.
Berkhof over de South-African
Christian Leadership Assembly
(SACLA) onder de enthousiaste ti
tel „Een happening in Zuid-Afrika
SACLA kan op termijn grote
gevolgen krijgen."
Nu is de Nederlandse Raad van
Kerken, waarvan prof. Berkhof mo
menteel voorzitter is, al Jaren kri
tisch bezig met Zuid-Afrika. Zijn
oordeel over SACLA kan dan ook
niet als een bericht uit de komkom
mertijd opzij gelegd worden. Wat is
nu de betekenis van die vergadering
geweest als men op afstand zo n
„happening" bekijkt en natuurlijk
maar heel moeilijk de sfeer ervan
kan meevoelen?
Griezelen
Het bleek op die „soort Kirchentag"
(in Pretoria) bijvoorbeeld mogelijk,
dat een radicale zwarte dame uit
Soweto in minister Koornhof uit de
regering-Botha een „broeder in
Christus" herkende! De buiten
staander die ik ben (maar toch ook
wel lid van diezelfde wereldkerk
waarvan vertegenwoordigers in SA
CLA bij elkaar kwamen) mijmert
dan wat door en komt tot de conclu
sie, dat hij helemaal niet blij is met
de in Pretoria betoonde eenheid.
Integendeel, ik griezel ervan. Want
in het tweede deel van zijn verslag
laat prof. Berkhof weten dat er over
politiek maar niet te veel gepraat
werd om „die geweldige eenheidser
varing niet verstoord te zien". De
organiserende „evangelicals" zullen
met dat verloop wel tevreden ge
weest zijn: flink getuigen en zingen
en individueel doet men goede
dingen, maar geen politiek erbij!
Van zo'n „happening" verwacht ik
eerlijk gezegd niet veel méér (in de
situatie van Zuid-Afrika, van Rho-
desië of ook van Nederland) dan
van een enerverende sportgebeurte
nis die het publiek een mooi gevoel
geeft.
Aangrijpen
Misschien was SACLA dan, politiek
gezien, op zijn best onschadelijk en
hoeven we er verder geen aandacht
aan te besteden? Was het maar
waar. Dergelijke „tekenen van
hoop" worden helaas altijd weer
aangegrepen, vooral in de kerken,
om de zaak nog maar eens aan te
kijken, weer eens een tijdje geduld
te oefenen. We zijn ten slotte geen
van allen gek op conflicten en
kijk maar: Jackson mocht het land
binnen! Meedoen aan een boycot of
steun geven aan een bevrijdingsbe
weging brengt altijd ruzie mee, ver
deelt de kerk en zie nu eens: in
Pretoria konden blank en zwart
toch samen bidden en zingen, de
minister zelf was erbij! We kunnen
weer praten met Koornhof (en dus
met Botha, met Muller, met briga
dier Swanepoel) en dan hoeven we
dat niet meer te doen met ANC en
Patriottisch Front. Of zoals de lei
der van een combo het zei in een
Jeugddienst, na een inleiding van
David de Beer over Namibië: onder
drukking is niet zo belangrijk, als Je
Jezus maar liefhebt. (In: Saamho
rig, 6 Juni *79).
Ik ben bang, dat Koornhof c.s. nu in
hun vuistje lachen, maar zelfs als
hij oprecht is, deze woordvoerder
van de Apartheid, dan doe ik er
voorlopig niet aan mee hem mijn
broeder te noemen. Ik wil nog even
wachten tot deze met macht bekle
de man daadwerkelijk, in concrete
(politieke) maatregelen laat zien,
hoever zijn broederschap met zijn
zwarte landgenoten gaat. Het is
waar dat hij de directe vernietiging
van Ciossroads heeft tegengehou
den, maar hoever gaan zijn plannen
nu werkelijk? Komt er echt iets uit
de bus, niet voor een enkeling, maar
voor een hele bevolkingsgroep?
Doelloos
Het is niet zo dat ik de enige ben die
er zo over denkt, geriefelijk ver van
de problemen in Zuid-Afrika zelf.
Ds. Buti, Allan Boesak en anders
zwarte leiders hebben geweigerd
aan SACLA mee te doen (bedoelt
Berkhof hen met „uiterst links" die
op de conferentie ontbraken?). ZIJ
meenden dat de conferentie niets
zou opleveren voor zwart, een „exer
cise in futility" (een doelloze oefe
ning). In de marge van SACLA was
een kritisch groepje (GAP) actief
dat gelegenheid wilde bieden tot
behandeling van de politieke pro
blemen, die „SACLA had tried to
play down and gloss over" (die SA
CLA probeerde te bagatelliseren en
weg te redeneren— aldus de Rand
Daily Mail van 11 juli).
Volgens prof. Berkhof is er na de val
van Vorster en Mulder zoveel meer
mogelijk; het nieuwe regime streeft
naar matiging van de conflicten.
Dat is zonder twijfel waar: hoe min
der conflicten, hoe beter het sys
teem overeind blijft en er is geen
enkele aanwijzing dat het systeem
van de Apartheid in discussie is.
Ook in Juli 1979 worden (kerkelijke)
bladen verboden; in Namibië wordt
rechter Steyn, die werkte aan een
„Moezorewa-oplossing" voor dat ge
bied, onder druk van rechtse boeren
vervangen. Terwijl (misschien) een
paar concessies worden gedaan met
betrekking tot Crossroads, worden
elders, in stilte, duizenden uit de
steden weggestuurd, „geherves-
tigd" in gebieden zonder veel le
venskansen.
Na de vele schandalen wil het re-
glem-Botha de geschonden reputa
tie van Zuid-Afrika graag wat opvij
zelen, werken aan een „Apartheid
met een menselijk gezicht Kriti
sche kennisname van wat werkelijk
gebeurt laat echter zien, dat de zo
genaamde koerswijziging weinig
meer voorstelt dan face-lifting: een
aantal oppervlakkige ingrepen uit
schoonheidsoverwegingen.
Druk
Helaas kan ik ook van SACLA niet
zoveel verwachten voor de toe
komst van Zuid-Afrika. Het is zeker
nodig dat christenen met elkaar
praten, maar het gesprek zou erover
moeten gaan hoe de kerken werke
lijke druk kunnen uitoefenen op
politieke machthebbers als Botha
en Koornhof. Oproepen tot gesprek,
tot redelijke hervormingen, zijn in
de geschiedenis van Zuid-Afrika al
honderden keren gericht aan de
blanke minderheid: door kerken,
door het ANC, door liberalen en
vakbonden. Er is om gelachen en de
onderdrukking werd verscherpt.
Werkelijke druk op het systeem van
de Apartheid moet uit Zuid-Afrika
zelf komen, primair van de onder
drukte zwarte meerderheid, door de
vakbonden, de bevrijdingsbewegin
gen. Soms door kerkleden (een do
minee, die in Crossroads voor een
bulldozer ging liggen en de wereld
opinie alarmeerde). Aan die noodza
kelijke pressie kunnen wij, op het
tweede plan, iets bijdragen: door
een boycot te organiseren, door de
bevrijdingsbewegingen aan midde
len te helpen, door potentiële zwar
te leiders te helpen opleiden.
Wat is het effect van SACLA en
vergelijkbare gesprekken? Hebben
de christelijke leiders de pressie op
de regering in Pretoria doen toene
men of hebben zij Juist geholpen de
druk wat van de pan te nemen,
zodat Botha c.s. het weer wat rusti
ger aan kunnen doen (en wij in het
buitenland ons weer wat minder
hoeven in te spannen?) Doet de
hoop waarvan in Pretoria sprake
leek te zijn, leven of het tegen
deel?
Dr. J. Schipper is docent geschiede
nis aan de Stichting Opleiding Le
raren (SOL) in Utrecht.