Een vluchtend paard':
mappe novelle van Walser
(leer van en over Vestdijk
f
Verborgen leed
en hunkering
IRDAG 18 AUGUSTUS 1979
■KUNST"
TROUW/KWARTET 29
>n knap g eschreven boek over twee mensen, die model staan voor een groot aantal droevige intellectuelen
de Bondsrepubliek en wellicht ook elders. Dat vindt Hans Ester van de nieuw; novelle van Martin
alser die hij in onderstaand artikel bespreekt.
ior Hans (Ester
"de titel van de onlangs ver-
I ienen Nederlandse vertaling
i Martin Walsers „Ein fliehen-
Pferd. Novelle" ontbreekt de
reaanduid ing. Dat is een
issie, die Walser nooit kan heb-
goedgekeurd. Walser heeft de
sr van titel af aan willen duide-
maken, dat het bij dit werk
t om een roman gaat maar dat
:tr enkele bieslissende dramati-
e hoogtepunten uit het leven
de hoofd figuren het echt-
sa Helmut en Sabine in scè-
worden gezet.
nut en Sabine bevinden zich beide in
crisisperiode van hun mid-veertiger
n, terwijl vooral het gedrag van Hei-
trekken vain bejaardheid begint te
onen. De hajideling van de novelle
nt op de derde dag van hun vakantie
het Bodenrneer. Ze hebben voor de
t zomer in successie kamers gehuurd
ie familie Zllm in een aan het meer
fgen dorp. HeLmut, die als leraar aan
gymnasium in Stuttgart verbonden is,
de vakantieavonden het liefst in gezel-
p van Kierteegaards dagboeken in
leien doorbrengen. Maar Sabine
)t hem iedere avond mee naar een
terras, om van daaruit het bonte leven
te .glaan. Dis verhouding tussen de
1 echtelieden mist ieder sprankje
itanlteit, hun omgang is een ver-
ie aid ritueel, wnarin de seksualiteit nog
adisch een bescheiden rol speelt.
f nut hoopt, dat dit laatste, met beider
Mwljgende instemming, spoedig hele-
S tot het verleden zal behoren. Hij
^rekt zich niet alleen aan het samen-
n, dat van hem als echtgenoot ver-
_ht wordt, ook in iedere andere mense
relatie, op school of op vakantie aan
pJBodenmeer Is het zijn grootste zorg,
jgnlto te blijven, zijn ware ik in veilig-
te brengen voor de ogen van de
ld. Helmut voelt zich alleen gelukkig
leer hij erin .slaagt, anderen om de
van zijn ware identiteit te leiden. Met
me pantsert hij zijn gevoeligheid,
lievelingsdroom is een kasteel, nog
aakbaarder dan Neuschwanstein,
eindeloze bossisn in de diepte er om-
Voor hem allqen wel te verstaan. Het
aan het Bodemmeer blijkt niet langer
te zijn: „Plotseling stond een slanke
ian voor het tafeltje. In blue jeans,
sn blauw hemd, dat open stond tot de
erfde riem, waar een teken was inge-
En naast hena een meisje, dat door
insnaad in twee duidelijk zichtbare
:n werd verdeeld. Terwijl zij, waar je
keek, overal golvend rond en zacht
was hij overal loodrecht, getraind.
Iets overtolligs", (blz. 17). De jonge-
is een vriend uit Heimuts schooltijd,
oud als Helmut lijkt deze „eet- en
itleet" Klaus1 Buch de vitaliteit in
Gebruind, met onverschoven
ns, met tanden zo wit als uit de
ide reclame en bovendien met een
„als een trofee" is Klaus het absolu-
nbeeld van zijn jeugdkameraad.
verwachte draaiBBOBB
voorziene reünie geeft een onver-
ite draal aan de vakantiedagen die
in. Helmut en 8 abine worden door de
mineraalwater en trimmen verkik-
gezondheidsfnnatici Klaus en Hele-
sleeptouw genomen. Hun eigen le-
itljl moet permanent in de verdedi-
Roken en drinken zijn van nu af
iden. Van de weersomstuit laat de
ctate, al rokend een misdaad te be-
blj Helmut de rook nog „voller door
leren stromen". Het hoogtepunt in de
rontatle van twee levensopvattingen
it een zeiltocht van Klaus en Helmut
iet Bodenm»er. Tijdens de tocht
kt een storm gip, die het uiterste aan
Martin Walser
zeilbekwaamheid vergt. Maar de ervaren
zeiler Klaus wil helemaal niet zo vlug
mogelijk naar de oever, hij tart het gevaar
steeds opnieuw. Als de boot dreigt te
kapseizen grijpt Helmut in en slaat Klaus
het roer uit handen. De boot kantelt niet
maar Klaus is door de manoeuvre over
boord geslagen en verdwenen. Helmut
weet alleen de oever te bereiken. De dag
daarna komt Helene, die van Klaus en al
haar zekerheden beroofd is, naar Helmut
en Sabine. Na een flink aantal glazen wijn
schetst ze een beeld van haar leven met
Klaus, dat van frustraties aan elkaar
blijkt te hangen. Achter de facade van
gezondheid, succes en geluk staan onze
kerheid, teleurstelling en klatergoud.
Plotseling wordt haar verhaal door de
Voordeurbel onderbroken en Klaus stapt
naar binnen. Zonder een woord tegen de
anderen beveelt hij Helene mee te gaan.
Het slot van de novelle is, dat Helmut en
Sabine een spoorkaartje naar Montpellier
'kopen. In de trein begint Helmut aan zijn
vrouw hun eigen verhaal te vertellen. De
laatste woorden zijn: „Daar gaan we dan,
zei hij. Het was zo: plotseling drong Sabi
ne uit de stroom wandelaars weg en ging
naar een tafeltje waaraan nog niemand
zat", (blz. 110).
Bevri j ding
Deze novelle van Martin Walser bijt daar
mee in haar eigen staart. Ze begint name
lijk met precies dezelfde zinnen. Zo lijkt
de lezer gedwongen te worden, het werk
van begin af aan nogmaals te lezen. Maar
er is toch een wezenlijk verschil tussen het
begin en het slot, wanneer Helmut begint
te vertellen. Het verschil zit in de persoon
van de verteller. De gebeurtenissen in
deze novelle worden consequent uit het
oogpunt van Helmut beschreven. Klaus
wordt bijv. op afstandelijke wijze voort
durend als Klaus Buch" aangeduid.
Daarbij zijn het in de eerste plaats onuit
gesproken gedachten, waarin de gebeurte
nissen als het ware gebroken worden. Hel
mut houdt alleen met zichzelf tweespraak,
een logisch gevolg van de opsplitsing in
het ik, dat een rol speelt en het „waarach
tige" eigen ik. Die twee delen moeten
immers permanent bij elkaar te rade
gaan, of de afstand wel bewaard blijft. De
dodelijke spiraal van steeds moeilijker te
verkrijgen vreugde over de eigen maske
rade is aan het slot doorbroken. Aan het
slot heeft het lijdend-voorwerp-zijn, de
passiviteit plaats gemaakt voor een zeke
re souvereiniteit bij Helmut. Door te ver
tellen maakt hij aan het slot een begin
met zijn bevrijding.
Tederheid"
Absolute zekerheid heb ik als lezer niet,
maar er lijkt in de slotzinnen ook een
nieuwe tederheid mee te klinken. Het is, of
Helmut en Sabine door de recente ervarin
gen een slepende ziekte in hun relatie te
boven zijn gekomen, of een soort lotsver
bondenheid tussen hen is ontstaan. In
plaats van het bitter-sarcastische lijkt een
welwillende humoristische toon de laatste
zinnen van Helmut te begeleiden. Het
meest tekenend is, dat de voorgenomen
lectuur van Kiekegaards dagboeken van
de baan is. De fase van loutering is door
staan.
Bij herlezing van „Een vluchtend paard"
heb ik bepaalde accenten wat moeten
afzwakken. Van een vernieuwing in de
relatie tussen Helmut en Sabine zijn ook
al eerder kleine tekenen te bespeuren. De
broosheid van het geluk van het andere
paar is hier en daar ook al eerder zicht
baar. Dit neemt niet weg, dat het einde
toch verrassend blijft en het karakter van
een hernieuwde onderlinge relatie tussen
Helmut en Sabine behoudt.
Geraffineerde opbouw^—
Deze novelle van Martin Walser is zeer
geraffineerd opgebouwd. Terloops ge
maakte opmerkingen, toevallige gebeur
tenissen of woorden krijgen een afgronde
lijke betekenis. Er is nauwelijks iets, dat
geen functie heeft binnen dit werk. De
theoretici van de novelle kunnen er hun
hart aan ophalen. Ik heb mij alleen tever
geefs afgevraagd, wat de betekenis is van
de titel, afgezien van het feit, dat die aan
een episode uit de novelle ontleend is,
waarin Klaus Buch een op hol geslagen
paard kalmeert. Tussen de uitleg, die
Klaus aan zijn reddingsactie geeft en de
titel blijft voor mij een kloof bestaan. Ik
zou deze novelle niet, zoals de criticus
Reich-Ranicki heeft gedaan, tot hoogte
punt van de Duitse letteren van 1978
willen uitroepen. Nochtans ben ik van
oordeel, dat „Een vluchtend paard" een
knap geschreven boek is over twee men
sen, die model staan voor een groot aantal
droevige intellectuelen in de Bondsrepu
bliek en wellicht ook elders.
De vertaling van de hand van W. Wielek-
Berg is uitstekend. Alleen een heel enkel
woord zou ik anders hebben vertaald:
„Königskerze" is m.i. gewoon konings-,
kaars in het Nederlands. Glanzend voor
„glanzend" vind ik lelijk. De beschrijving
„tenger" voor Klaus Buch (Duits: „zier-
lich") lijkt me te magertjes. Daarom heb
ik de vrijheid genomen, in het citaat het
woord „slank" te gebruiken. „Een vluch
tend paard" is verschenen bij uitgeverij
Elsevier/Manteau en kost 14,90. De om
slag van Robert Nix is prachtig. Daarop
kan de oorspronkelijke uitgever Suhr-
kamp Jaloers zijn!
5r T. van Deel
dK
belang ;s telling
Vestdijk neemt
steeds toe. On-
Ss wijdde de radio
,e zaterdagmor-
■I aan zijn leven en
e k; binnenkort zal
De Bezl;;e Bij de
fverwachte her-
,1 It verschijnen van
It wezen van de
;nfet", een voor goed
Hp van Vestdijks
creatieve werk cen
trale studie, oor
spronkelijk als proef
schrift bedoeld.
De Bij geeit ook geregeld,
met Nijgh Van Ditmar,
de Verzamelde Romans
van de Meester uit. Zojuist
verscheen deel 23: de amu
sante geschiedenis van
„De dokter en het lichte
meisje", met die voor Vest
dijk typerende beschou
wing over „het rijk van het
midden". Veel liefhebbers
van Vestdijks werk zijn lid
van de zgn. Vestdijkkring,
een gezelschap dat bijeen
komsten organiseert (de
radio zond een paar nogal
warrige flarden uit) en een
tijdschrift uitgeeft: de
„Vestdijk kroniek". In het
laatste nummer vraagt
Martin Hartkamp zich af
waarom Vestdijk geen to
neel schreef. Hij meent dat
het specifieke in Vestdijks
werk, „een „ja" gekoppeld
aan een „nee" in één be
schrijving. en vooral in één
karakter' ongeschikt is
voor toneel. Verderop in
het nummer heeft Fries de
Vries een curieus gesprek
met Liesbeth Beuvlng-Ko-
ning, beter bekend onder
de naam Ina Damman-
Vestdijks jeugdliefde. P.
Barendregt analyseert het
sonnet „De heilige Andre
as', merkwaardigerwijs
zonder daarbij het schilde
rij van El Greco te betrek
ken. Naast de „Vestdijk-
kroniek" is voor Vestdijk-
fans het bibliografische
werk dat Jean Brüll ver
richt onontbeerlijk. In nu
al drie delen „Overzicht
van de bijdragen van en
over 8. Vestdijk" legt Brüll
vast wat de letterkundige
en algemeen culturele tijd
schriften uit de jaren
1930—1972 aan werk van
en over Vestdijk bevatten.
Hij doet dat bijzonder
overzichtelijk. Niet alleen
geven deze overzichten de
registratie van Vestdijks
gigantische produktie, ze
maken het ook mogelijk in
een oogopslag te zien wat
wel en wat niet gebundeld
is. De Vestdijk-studie is
met Brülls werk bijzonder
gediend.
Verzamelde Romans 23.
De Bezige Bij. 35.50.
Vestdijk kroniek. Per jaar
(4 nrs.) 30.- op postgiro
26 52 301 tnv penning
meester Vestdijkkring
Rotterdam. Jean Brüll.
Overzicht etc. I, II, III.
HES-publishers, Oude
Gracht 206, Utrecht, resp.
25.- en 30.-.
(Illustratie uit „In geen 2000 jaar
J. van Doorne vraagt aandacht voor twee uitgaven,
die beide blijk geven van adeldom van geest, be
schaafd en uitstekend taalgebruik. Zij waren voor
hem een verademing.
door J. van Doorne
Wat is eigenlijk lite
ratuur? Ik weet het
heel goed en toch
weet ik het niet. Maar
dat laatste is alleen
het geval als iemand
mij vréagt wat litera
tuur is. Men kan zeg
gen dat al wat op aar
de geschreven is. tot
de literatuur behoort.
De zuiver zakelijke
mededelingen niet
meegerekend.
Maar wij gebruiken het
woord in élitaire zin. Boven
of liever: op een bepaald
niveau noemen wij een
taai-werkstuk literatuur.
Hier komt de moeilijkheid.
Dat niveau, die spiegel
(denk aan zee-spiegel) is
een zuiver persoonlijke er
varing. Er valt over te twis
ten. Toch is er een bepaal
de overeenkomst. Een ge
middelde. Maar als je dan
over dat gemiddelde gaat
praten, is het niet te om
schrijven.
Het is zo, dat wij de levens
verschijnselen wel kennen,
maar hun wezen niet in
woorden vangen kunnen.
Augustinus heeft in het elf
de boek van zijn „Belijde
nissen" een waarlijk schit
terend essay geschreven
over de tijd. Hij zegt: „Als
iemand me vraagt wat tijd
is, weet ik het. Maar als ik
het aan iemand die het
vraagt, wil uitleggen, weet
ik het niet". Het gaat bij
hem om het meest ondoor
grondelijke fenomeen van
het bestaan. En ik weet
heel goed dat er een cate
gorisch verschil is tussen
tijd en literatuur (het ene is
ons toegeworpen en het an
dere is door ons mensen
gemaakt), maar alle rela
ties hebben op aarde toch
dit gemeen, dat zij wel wor
den ervaren, maar niet ge
heel doorgrond. Of, om het
eens anders te zeggen:
geen enkel subject kan
enig object ten volle door
gronden. Zelfs niet als het
een door de mens gemaakt
object is. Ik kan dan ook
niet zeggen waarom ik de
beide boekjes die ik onder
de aandacht van mijn le
zers breng, zonder beden
king tot de literatuur
reken.
Het eerste boekje heet:
„Achteraf bezien" en het is
geschreven door Greet
Gaudreau. Het is een laat
debuut, maar dan toch wel
van een geboren schrijf
ster. Zij is met een Cana
dees getrouwd en woont in
Canada. Haar Jeugd heeft
zij in het voormalig Neder-
lands-Indlë doorgebracht
in Oost-Java. waar haar
vader als beambte verbon
den was aan een suiker
fabriek.
Later verhuisde zij naar
Den Haag, waar zij tot Jon
ge vrouw rijpte. Hoe zij in
Canada terechtgekomen is
en daar een blij maar moei-
tevol bestaan met man en
kinderen kreeg, vertelt zij
niet. Zij schrijft slechts
haar herinneringen aan In-
dië en Nederland op. Zij
was een nakomertje in een
huwelijk van een blanke
vader en een Indische moe
der. Beiden werkten, want
het was crisis-tijd. De moe
der was een onderwijzeres,
die dat met hart en ziel
was. Het meisje Greet
groeide eenzaam op: de
moeder vergat haar. de va
der, een deemoedig man,
vergat haar niet, maar kon.
toch de moeder niet ver
vangen. Het meisje kon
geen contacten leggen: zij
miste de moeder. Het
meest ging zij om met de
bedienden.
Op uitstekende wijze ver
telt de schrijfster daarvan,
overigens zonder enige
wrok. Zij heeft een scherp
opnemingsvermogen. Ook
de natuur, en heel de sfeer
van de tropen weet zij in
eenvoudige woorden te
vangen.
Dat geldt ook voor het le
ven in Den Haag. met Indi
sche mensen en repatri
anten.
Het spijt mij, dat het boek
niet dikker is. Hoe graag
zou ik haar gevolgd heb
ben naar het derde wereld
deel, waarin zij tenslotte
terechtgekomen is. Laat
ons hopen dat deze begaaf
de schrijfster het niet bij
dit ene, voortreffelijke
boekje laten zal. En dan te
bedenken dat het een de
buut is.
Het andere boekje waarop
ik de aandacht vestigen
wil, is van Max Arab. Het
heet „In geen 2000 Jaar...".
De ondertitel luidt: „Ver
halen met een Joods ac
cent".
Het boekje heeft iets ge
heimzinnigs. Om te begin
nen: ik ken de naam van de
auteur niet. Dat zegt na
tuurlijk niets.
Maar de uitgever verschaft
geen gegevens van de
auteur
Wat was dat voor een man.
die Max Arab? Is het boek
je vertaald? Dat zal niet,
want er wordt geen oor
spronkelijke titel en geen
vertaler vermeld. We heb
ben hier dus met oorspron
kelijk Nederlands te doen.
Met de aanduiding: verha
len met een Joods accent
weet ik ook geen raad. Het
zijn gewoonweg Joodse
verhalen die in Polen
spelen.
Het zijn eenvoudig ge
schreven vertellingen,
beeldend en vol diepe zin.
Je proeft er iets in van de
verborgen wijsheid die de
Chassidische legenden zo
waardevol maken. Maar
het zijn merendeels realis
tische verhalen.
Wat mij in deze schetsen
vooral trof, is de deemoedi
ge aanvaarding van het
Joodse lot en het nooit af
latend geloof in een zich
verbergende God.
Dit boekje zet de lezer op
nieuw voor het onbegrijpe
lijke antisemitisme, of )e
het nu cultuur-historisch
of religieus benadert. Het
is een van de ergste vor
men van demonie, die deze
door het kwaad beheerste
aarde teisteren. De mensen
in deze vertelling krijgen
geen wegen waarlangs hun
voet kan gaan. Het meest
ontroerende verhaal is dat
van een Joods jongetje dat
Duitse soldaten voorbij
ziet trekken en dan een
poos achter de colonne
aanloopt, omdat het die
sterke, zingende Jonge
mannen zó mooi vindt. Het
jongetje is in lompen ge
kleed en het lijdt aan hon-
ger-oedeem. Maar er komt
zelfs geen bltterheiv in
hem op. Van zulk een ver
haal krijg Je een brok in je
keel.
De belde boekjes hebben,®
hoe verscheiden ze ook
zijn. gemeen dat zij uitste
kend geschreven zijn en
blijk geven van adeldom
van geest. De taal is, uite
raard, beschaafd. Voor wie
veel hedendaagse litera
tuur of lectuur leest, valt
dat op. Het behoorde niet
zo te zijn.
Een tweede punt van over
eenkomst is de uitvoering.
Ze zijn belde smaakvol en
gebonden uitgegeven.
Greet Gaudreau: „Achter
af bezien". Bij Moesson te
Den Haag. Met een „Ter
inleiding" van Rob Nieu-
wenhuys. Toegevoegd is
een verklaring van in het
Nederlands minder beken
de Indische en Franse
woorden. Gebonden. Aan
tal pagina's 110. Prijs
13.50.
Max Arab: „In geen 2000
jaar...". Bij Omni boek te
Den Haag. Met illustraties
(goede) van de schrijver.
Aantal pagina's 149. Ge
bonden. Prijs 22.50.