De lange weg naar een rijker bos mlh:i iiianas als nieuwe energiebron JspPP Wetenschap en techniek OAG 18 AUGUSTUS 1979 TROUW/KWARTET 27 I BINNENLANDS Bosbouw is een zaak van lange adem. Het kost honderden jaren om terug te krijgen wat in duizenden jaren weggeroofd is. Toch willen de bosbouwers de lange weg gaan naar een gevarieerder bos met meer gebr uiksmogeli j kheden door Hans Schmit I ideale bos. zo •eef dr. Jaii. P. Thijs- :h(i de jaren dertig, be- uit „boomen van :lei leeftijd en aller- 'i^oort, zoowel naald- als loofhiout. Over- :taat jonger gewas ed, om d<D plaats in emen van het oude, mate da't moet val- Thijsse :zag het bos „één groot organis- dat niet a nders dan groote bewonde- en diepe 'ontroering word en aan- Buwd" en de bosbou-' die zich, voor een V elijk bos inzette, in zijn ogen een een dichter en een irde tegelijk. af( De: .os dat Thijsse zo lyrisch son reef, is eciiter ook nu in jsz iand nog i nauwelijks te fun n. Slechts! een klein deel Ie bijna driehonderddui- or hectare boe in Nederland at uit het bos waarvan se droomde bos is in scti rste plaats een eentonige meling «Jennen, stam tam. in keurige rijen aan- e-alnt En wia.ar het loofhout ibeyans heeft gekregen, eeld aT even saai. Jaren- heeft vrijwel niemand lan de eentonigheid ge- de bosbouwer werkte rust en stilte. Wanneer losbouw ter discussie ging het altijd over het teren van de houtop- st of het aanbrengen lati< licknick.tafels en zelden iumDit over het doen terug- van meer natuurlijke ringen». ni toenemende belang- g voor de natuur (en tee vo pr de boeken en len vaib Jac. P. Thijsse) >ok diii jarenlange stilte Ti onze bossen verbro- >rie jaror terug bond een veelal jongere biologen jd aan met de traditio- WBÊÊEmamm Een vroegere zandverstuiving bij Kootwijk, die in 1933 is beplant met groveden. De grond is arm en de laag van gevallen takken en naalden is nog maar zeer dun; het kan nog tweehonderd jaar duren voordat de bodem kwaliteit een grotere verscheidenheid aan boomsoorten mogelijk maakt. Het bos is een tonig. onaantrekkelijk voor de recreatie, brandgevaarlijk en vatbaar voor ziekten en ^aantastingen. De ombouw van een grovedennenbos naar een douglasbos in het Speulderbos. De jonge douglas is in 1975 geplant en wordt afge schermd door stroken grovedennen (uit 1928). Deze stroken zijn niet gekapt om de jonge dou glas tegen de wind te beschermen. In dit deel van bet Speulderbos is in 1913 temidden van de beuken douglas geplant. Tussen de oude beuken en oude douglas is veel natuurlijke verjonging: er komt spon taan douglas, beuk en berk op door uitzaaiing. Het is de bedoeling een bos te krijgen met plekken oude douglas, plekken met natuurlij ke verjonging en plekken met loofbomen. Het bos telt bomen van zeer uiteenlopende leef tijdsklassen. nele bosbouwers. Onze bos sen, zo betogen zij, verdienen die naam niet. Het zijn mono tone houtakkers met dezelfde bomen van dezelfde leeftijd; het natuurlijk leven is er arm; het zijn niets meer dan pro- duktiebossen en de bosbou wers zijn niets meer of minder dan houtboeren. Er is niets op tegen om akkers te beheren en hout te oogsten, maar ver koop zo'n bos niet als een na- tuurbos. In een natuurbos is plaats voor verschillende bo men van uiteenlopende leef tijd, bomen krijgen daar de tijd om dood te gaan en te verrotten, licht en donker wis selen elkaar af, bloemen en struiken krijgen de kans te groeien, dieren krijgen weer plaats om te leven. Met die wensen zaten de in 1977 in de werkgroep Kritisch bosbeheer verenigde aanklagers van de Nederlandse bosbouw op de grote lijn die Thijsse ook al voor ogen stond. Vaktermen De kritiek viel hard en na een door het taalgebruik weinig toegankelijke discussie in en kele vaktijdschriften, richt met name Staatsbosbeheer, dat éénderde van de Neder landse bossen onder zijn hoe de heeft, zich meer en meer tot het publiek om duidelijk te maken waarom de Neder landse bossen zijn zoals ze zijn en hoe ze in de toekomst zullen worden. De bosbouwer heeft, zo vertelt ir. F.B. van der Hoeven van Staatsbosbe heer tijdens een wandeling door het Speulder- en Spriel- derbos op de Veluwe, altijd in stilte gewerkt en in een taal vol vaktermen gesproken. Maar de belangstelling voor het bos neemt toe en in de bosbouw zal meer rekening moeten worden gehouden met de wensen van het publiek, aldus ir. Van der Hoeven. Aan die wensen zal echter nie op stel en sprong kunnen wor den voldaan omdat bosbouw gezien het tempo waarin bo men plegen te groeien, nu een maal een zaak van lange adem is. Het kost honderden jaren om terug te krijgen wat in duizenden jaren is wegge roofd. En er is heel wat wegge roofd. Aangenomen wordt dat rond het begin van de jaartel ling ons land vrijwel geheel bedekt was met een soort oer bos. De oorspronkelijke bewo ners leefden van de jacht en maakten slechts op beschei den schaal gebruik van het produkt hout. Dat veranderde rond het begin van onze jaar telling: de Romeinen hadden toen ze ons land binnentrok ken grote behoefte aan hout voor de scheepvaart. Boven dien deed de landbouw zijn intrede: ten behoeve van ak kers en weiden werden de bos sen platgebrand. Om aan vol doende mest voor de akker bouw te komen moesten grote gebieden met Schapen worden beweid en afgeplagd. Het bos veranderde in de loop der eeu wen in heidevelden; te diep afgeplagde heide veranderde vervolgens in stuifzand. Ook de behoefte aan timmer hout werd in de loop der eeu wen steeds sterker. Een hoog tepunt vormde wel de „gou den eeuw", toen om alleen al in de behoefte van de scheeps bouw te kunnen voorzien, jaarlijks 3.500 hectare eike hout moest worden geveld. Ook toen al kon niet in de eigen behoefte worden voor zien en moest, vooral uit Duitsland, hout worden inge voerd. Het gevolg was dat Ne derland steeds „kaler" werd en de grond steeds armer. Slechts op weinig plaatsen werd het bos bewust in stand gehouden, zoals bij buiten plaatsen en landgoederen of daar waar de adel wilde jagen. Deze eeuwenlange ontbossing had in de vorige eeuw in het oosten en zuiden van het land ernstige gevolgen: het zand rukte op. De kale, uitgespoel de gronden bedreigden dor pen; vruchtbare akkers wer den met zand overstoven. Een soortgelijke ontwikkeling doet zich in de tropen voor, waar momenteel in hoog tem po de regenwouden worden gekapt. Overigens deden deze problemen zich vooral in de hoger gelegen delen in het zui den en het oosten van het land voor; in het westen en noorden waren de gronden zo vruchtbaar dat er geen be hoefte was aan omvangrijke gebieden om schapen te wei den ten behoeve van de mest. Halverwege de vorige eeuw werd geprobeerd de zandver stuivingen tegen te gaan door onder meer de aanplant van helmgras en zandhaver en de aanleg van schuttingen. Het probleem werd eerst op grote schaal aangepakt toen de Hei demi j. (1889) en Staatsbosbe heer (1899) waren opgericht. Kwetsbaar* De aanplant geschiedde ech ter niet vanuit enige bosbouw- traditie en met het oogmerk een mooi bos te krijgen. De grove den werd geplant om het zand vast te houden, wat mensen werk te verschaffen en die woeste gronden pro- duktief te maken. Zo'n mono cultuur is kwetsbaar, gevoelig voor storm en insectenplagen, en levert nog geen geld op. Het is de bedoeling dat door dergelijke bossen, zo legt ir. L. Oldenkamp van Staatsbosbe heer uit, in de loop der jaren weer een bosgrond ontstaat. Na zo'n eerste generatie, die vijftig tot honderd jaar duurt, kan het eenvormige bos wor den omgevormd door de grove den te vervangen door meerei- sende boomsoorten. De bossen zullen dan minder eenvormig worden, het bosa- reaal zal gevarieerder worden en de gebruiksmogelijkheden zullen toenemen. Ir. Olden kamp, die zich de komende jaren zal bezighouden met herbebossing op Java: „Staatsbosbeheer is al enige tijd bezig met het omvormen van de monocultures. Dat doen we bijvoorbeeld door kaalkap en de aanplant van douglas, een naaldboom uit Noord-Amerika. Ook maken we ruimten tussen de kronen om jonge bomen de kans te geven te groeien, terwijl we ook ruimte laten voor natuur lijke verjonging. Doordat de bomen ouder kunnen worden, krijg Je een gevarieerder, sta bieler bos. Het duurt echter nog wel een paar generaties voor het bos zich zodanig heeft ontwikkeld". Flexibel Staatsbosbeheer probeert een flexibel beleid te voeren, dat wil zeggen dat de bossen in de toekomst voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt, zoals houtwinning en recreatie, waarbij ook de natuurwaarden niet over het hoofd worden gezien. Dat toe komstige beleid wordt mo menteel bij Staatsbosbeheer geformuleerd en zal worden neergelegd in meerjarenplan nen. Hierbij zal de boswet ze ker moeten worden aange past: nu is deze wet nog uit sluitend gericht op de in standhouding van een hoe veelheid bos, maar naast de kwantiteit zullen er ook wet telijke eisen voor de kwaliteit moeten komen. Staatsbosbeheer wil blijven bouwen, het beschouwt het bos als een bouwwerk dat in de steigers staat en waaraan de bosbouwers van nu en straks het verdere werk mo gen doen. Natuurbossen, waarvan de mens zijn handen geheel terugtrekt, acht ir. Ol denkamp maatschappelijk niet verantwoord: „Dergelijke bossen zijn ontoegankelijk, niet geschikt voor de recrea tie. Bovendien krijg Je op den duur toch weer eenvormige bossen. Als je niets aan heide velden doet, krijg Je uiteinde lijk een bos waarin de beuk overheerst. Tenslotte zullen de bossen ook geschikt moe ten blijven voor de houtop brengst. Ik verwacht dat zich de komende vijf tot tien Jaar problemen zullen voordoen in de Europese papierindustrie door stagnerende import. Je moet dan in wat extra hout kunnen vooralen. We willen zeker bijdragen tot een verbe tering van de natuurwaarden, maar daarnaast blijven ook de houtproduktie, de recrea tie en de landschappelijke aantrekkelijkheid van be lang". door Rob Foppema Iraziliaanse regering mikt op alcohol Autobrandstof om de import van dure :haarse olie terug te dringen. Er valt over te twisten of dat een gezond idee is. Maar in elk geval heeft Brazilië met de keus van suikerriet als inlandse grondstof voor alcohol geen veelbelovende weg ingeslagen, vinden twee Amerikaanse landbouwkundigen. Jll iive esdtropilsche gebie- leek suikerriet oor cle hand lig- keuze om zon- eid|ergie te vangen ltru >ei- ei:i brandba- rm. Hiet heeft de atie dat het groeit». Het slaat ie op'in de che- eenvoudige en •m prettig te iren vorm van r. En de rest is fenlang bekende iek, z<o oud als iting van druive- ot wijn, zo oud destilleerketel. Brazilië kleunt mis jn alcoholprogram- nken de heren Mar- 2hu 1 Bartholomew van 'ersiteit van Hawaii, fzwareii richten zich ns tegtin de sociaal- iische effecten van •tl 'ergrotimg in de I v uw. flie tamelijk :htend kunnen wer- 00k in isen ontwikke ld. Jirefc zijn i gewoon bang Ck» suikerriet op de on- lenfare nieuwe velden t best zul groeien als Priliaanse plannen- eerdPzlch vciorstellen. Ze in ieder geval op ^■aanneirrselijk maken rne dat een andere gewas meer kansen biedt: ananas. Historisch is dat een pas sende gedachte. Want hoe wel Hawaii zich heeft ont wikkeld tot leidend produ cent van de geurige vruch ten, moet de ananas af komstig zijn uit Brazilië, van waaruit hij door Spaanse en Portugese ver overaars enthousiast is verspreid. En gewassen die goed aan hun omgeving zijn aangepast, merken Marzola en Bartholomew wat filosofisch op, hebben een goede kans om hoge opbrengsten te leveren. Hun verdere argumenten zijn aanmerkelijk con creter. Rijp suikerriet bevat vijf tien tot twintig procent suiker, maar ananas komt ook tot een procent of zes tien, en moet dus met de zelfde technieken tot alco hol zijn te verwerken. In de stam wordt bovendien een niet onaanzienlijke hoe veelheid zetmeel gevormd. Hoewel dat een onbewezen techniek is. moet ook daar uit alcohol kunnen worden bereid, net als uit het zet meel van de cassavewortel. die ook als nieuw „energie gewas" wordt gepropa geerd. (En net als uit het zetmeel van de gerst waar uit ons bier gebrouwen wordt, maar daar hadden we het nu niet over.) Als grondstof voor alcohol lijkt ananas dus te deugen. Maar ook de opbrengst per hectare laat zich zeer wel met die van suikerriet ver gelijken, betogen de spe cialisten uit Hawaii. Het riet heeft wel de reputatie van de snelle groeier, maar die berust op metingen over korte perioden. Ana nas doet het rustiger aan, maar houdt dat wel conse quent tijden lang vol. Door een merkwaardig stofwis selingsschema kan de plant zelfs 's nachts harder groeien dan overdag. Dat lijkt een van de gehei men te zijn achter de ei genschap die ananas een duidelijke voorsprong kan verschaffen op de concur rentie: de bescheiden be hoefte aan water. In het groeiproces wordt kool dioxide uit de lucht opge nomen en verwerkt tot energierijke verbindingen. Daarbij staat het blad on vermijdelijk forse hoeveel heden water aan de lucht af. Met zijn nachtwerk kan de ananas op dat vochtver lies nogal wat bezuinigen. Bij lagere temperatuur is de relatieve vochtigheid van de lucht groter, waar door de verdamping wordt geremd. Per gram vastge legde (droge) stof raakt de ananas minder dan hon derd gram water kwijt. Voor planten als suikerriet, die deze truc niet in huis hebben, vermelden de boekjes waarden van hon dervijftig tot vijfhonderd gram waterverlies. Dat verschil is terug te vin den in de eisen die het ge was stelt aan de regenval. Suikerriet kan prima gedij en wanneer er jaarlijks op 2500 millimeter neerslag mag worden gerekend, en dan nog wel graag in de juiste maanden. Waar min der dan 2000 mm valt. is bevloeiing noodzakelijk voor een levensvatbare sui kerteelt. De ananas daar entegen, die tijdens zijn meerjarige cultuur door een droogteperiode wordt getroffen, staakt weliswaar zijn groei. Maar hij wacht rustig en gezond tot het weer eens regent en groeit dan rustig verder. Hij voelt zich thuis in elk tropisch gebied met een gemiddel de neerslag van* meer dan 1000 millimeter per jaar. De aap komt uit de mouw wanneer Marzola en Bar tholomew de opbrengsten niet per hectare vergelij ken maar per millimeter regen. Hun ananas staat er dan ruim tweemaal zo flo rissant bij als het suiker riet. En dat lijkt een essen tieel verschil te zijn. Want in de tropen is de hoeveel heid neerslag en de verde ling daarvan over het jaar een belangrijke beperken de factor voor de bruik baarheid van land als bouwland. Een energie-gewas dat vrij weinig water nodig heeft en af en toe een droge pe riode kan overleven, zou daar misschien een zinnige rol kunnen spelen, zonder de bestaande landbouw in de wielen te rijden. Zo'n gewas zou ananas kunnen zijn, aldus de Amerikanen. En het suikerriet van de Brazilianen is dat vrij ze ker niet, tenzij ze het nog gaan bevloeien ook. Het is in ieder geval een welriekend betoog. Nog geuriger, maar aanmerke lijk minder realistisch, is het bericht van de Japanse professor Sakuzo Takeda. Op de Mie universiteit in Japan heeft hij vast voor de bezorgde automobilist uitgezocht dat in voorko mende gevallen ook euca lyptus-olie kan worden ge tankt. Hij heeft het gepro beerd in een testmotortje, en dat liep net zo goed als op benzine; de uitlaatgas sen waren zelfs schoner, meldt Reuter-correspon- dent Kojima uit Tokio. Economisch zit net idee nog niet helemaal in de ge zonde hoek. want Takeda betrok zijn eucalyptusolle. als aroma toegepast ln kauwgom, tandpasta en hoestmiddeltjes, uit Au stralië voor twintig gulden per liter. Ook tegen het licht van het ananas-verhaal ziet het project er somber uit. De eucalyptusboom waarvan de bladeren tot enkele pro centen olie bevatten, groeit (en verdampt) zo hard, dat hij traditioneel werd aanbevolen voor het ontwateren van moerassi ge gebieden. Dat neemt niet weg dat ook elders in Japan experi menten gaande zijn met verschillende eucalyptus- soorten en andere oiievor- mende gewassen. Maar ook al zou daar iets' bruik baars uit komen, dan zou Japan nog volstrekt afhan kelijk blijven van geïmpor teerde energiedragers. Ze zouden hooguit stekjes kunnen verkopen ln groei zame streken met het mar ginaal bebouwbare land in reserve waarover Japafl zelf ook al niet beschikt. Misschien een aantrekke lijk project voor onderne mende Brazilianen. Want of het met die ananas lukt, valt ook nog maar af te wachten D. U Marzola en D V. Bartholo mew, Photoayntbetlc pathway and blotna*» entrgj production. Scien ce, 20S. 55.V559 (19791

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 27