er woed verzamelaar werd schepper verzetsmuseum Carrière Onvolwaardig potverteren SOCIAAL BERECHT! TERDAG 18 AUGUSTUS 1979 TROUW/KWARTET 23 ^BINNENLAND» ind september zal ons land een derde verzetsmuseum rijk zijn. Dan gaan in Leeuwarden "je deuren open van een museum dat gegroeid is uit de verzamelwoede van één man. Een man ie als jongen al een „gedropt" theebuideltje opraapte en later een enorme belangstelling •eeg voor alles wat in de Tweede Wereldoorlog gebeurd is. 300 r Jan Sloothaak Surprise voot Hitier: e de maan schijnt door de lomen, akkers staakt uw wild geraas, RAF is weer gekomen, e is in de lucht de Baas, il verwachting klopt ons hart, m le de roe krijgt wie de gard, tier heeft de strijd gestart "a'jaar aan 't eind krijgt hij de rd. wfeender: Sint Nicolaas 31 r adres: De RAF "i 3e tekst stond op doosjes toffees, die in Tweede Wereldoorlog door de Engelsen ir"rden gedropt in bezet Nederland. Een 1 (else tekst met propagandistische doel- 3njden. Om de moed erin te houden. En mocht ook wel. Zó ludiek was het nu f)-n, anaal ook weer niet. In een deel van de ;uwarder Kanselarij is een museum in )C^rding waar ook de dieptragische keer de te zien zal zijn. Naast een vitrine met lropte toffees, buideltjes thee, sigaret- en chocoladeletters staat er een met -Jo's van een Jodenfamilie. Slager De de, die met zijn vrouw en zes kinderen het hoekje van De Put en de Breed- aat in Leeuwarden woonde. Ze zijn alle- al omgekomen. „Ik heb gekozen voor familie als voorbeeld. Dat is persoon- er en spreekt meer aan dan fotomateri- over de massale vernietiging van Jo- zegt Bob C- Reitsma. heer Reitsma was tót voor kort teke er Nu is hij ambtenaar: conservator het nieuwe Verzetsmuseum Fries- d, dat ongeveer eind september open- t. Niemand anders heeft méér recht op baan dan Reitsma zelf. Hij is de schep- van het museum. Een uniek voorbeeld wat iemand met een fanatieke verza- 'oede zoal tot stand kan brengen. Zó en ook zó gevarieerd dat je er een museum van kunt opbouwen. Het wordt het derde verzetsmuseum van Nederland. „Het Airborne museum in Oosterbeek heeft betrekking op de lucht landing bij Arnhem maar geeft geen poli tieke informatie. Het Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum in Overloon doet dat wel, en het Friese verzetsmuseum zal naast feitelijke ook politieke informatie geven, maar dan met de nadruk op Fries land", zegt Reitsma. Om een voorbeeld te geven: als Reitsma een of andere affiche uit de Duitse tijd in handen kreeg, probeerde hij altijd prompt die te ruilen tegen eenzelfde affiche maar dan met een Fries aspect. Soms waren ze geschreven in de Friese taal. Of de aan plakbiljetten, die bijvoorbeeld oproepen om frontsoldaat te worden, en verwijzen naar voorlichtingsbijeenkomsten ergens in Friesland. Zo zal in het nieuwe museum in de Kanselarij aan de Leewarder Turf markt een affiche te zien zijn die oproept om massaal naar „Zalen Schaaf" in Leeu warden te tijgen om daar te beluisteren hoe de SS'er Feldmeijer het soldatendom aan het Oostfront bejubelt. Buideltje De Friezen hebben sterk de neiging sterker veelal dan in andere provincies om bij het belichten van de nationale of zelfs wereldgeschiedenis, een vergrootglas boven Friesland te houden. Piter Wijben- ga schreef een trilogie over het verzet in deze provincie. De historicus Gjalt Zon dergeld legde ook de keerzijde vast: de moeite die een deel van de Friese bewe ging had om niet onder de bekoring te komen van het nationaal-socialisme. In dat rijtje ontbrak nog een eigen verzets museum. Welnu, daarin heeft Bob Reits ma nu voorzien. In het museum ligt een theebuideltje dat hij zelf als jongen opraapte. „Mijn moeder heeft er nooit thee van mogen zetten. Het was één van de zeldzame buideltjes waar na de dropping het kaartje met de tekst „Nederland zal herrijzen" nog aan vastzat". Overigens was dat niet het begin van Reitsma's belangstelling voor de tweede wereldoorlog. Die kwam pas later. De der tien jaar vóór het uitbreken van de oorlog in Oosterend geboren Bob was wel meteen al een verwoed verzamelaar. Hij verzamel de penningen. „Na de oorlog kreeg ik ook NSB-penningen in handen", vertelt hij. Dat was iets waarmee hij eigenlijk nog nauwelijks in aanraking was geweest, „NSB-speldjes droegen ze wel in de stad. Je had daar als dorpsjongen geen weet van. Bij ons in Oosterend waren alleen watz sympathisanten van de Duitsers maar daar merkte je verder niets van". Na de oorlog dus werd Reitsma's interesse gewekt. Hij ging boeken lezen over de oorlogsjaren en van lieverlee ging hij zich met zijn penningcollectie specialiseren op de tweede wereldoorlog. „Op een gegeven moment heb je dan een enorme blikverzameling. Dat kon zo niet doorgaan, vond ik". Reitsma ging zijn verzameling ruimer opzetten en schraapte niet alleen meer penningen, maar alles wat met de oorlog te maken had bij elkaar. „Ik wilde een compleet beeld krijgen". Hij sloot zich aan bij de „Documentatiegroep '40-'45", een particuliere club mensen die zich voor de tweede wereldoorlog interes seert. „Ik was het tiende lid van de club, nu zijn er negenhonderd, allemaal verza melaars, vaak gespecialiseerd". Reitsma ging ook meteen al zijn familie en kennis sen af om te vragen of ze nog iets voor hem hadden. Hij zocht contacten en bezocht ruilbeurzen- Het liep allemaal goed en zijn verzameling groeide. Voldoende om er al vast school- tentoonstellingen van op te bouwen. „Daar kwamen dan ouders die zeiden, wij hebben ook nog wel iets voor je" Kruis Om een lang verhaal kort te maken, de verzameling groeide uit tot onder meer een verzameling boeken (elfhonderd ti tels, waarvan maar enkele specifiek Fries) en duizenden kleine en grote voorwerpen. Van NSB-manchetknopen tot het houten kruis dat op het graf van een omgekomen Engelse piloot heeft gestaan. Dat kruis krijgt een speciaal plaatsje in het mu seum. Het stond op een graf in Kollum van de in de Waddenzee aan land gespoel de sergeant K. S. Preston. Later kwam er een steen op het graf, maar de timmerman die het kruis had gemaakt, bewaarde dit nog in zijn schuur. In het museum komen nog andere opmer kelijke zaken. Tot de sleutel van de gevan genis Landsberg, am Lech toe. Hitler schreef daar indertijd zijn „Mein Kampf' en de Fries Bobby Rosenboom kwam er later als gevangene van de nazi's terecht. Bij de bevrijding zag hij kans allerlei attributen mee te nemen, zoals de sleutel, een crucifix uit zijn cel en dergelijke. Ze komen nu in een vitrine te liggen bij een schilderij dat Eppo Doeve maakte van Bobby Rosenboom (in gevangeniskledij). Chronologisch Het museum laat de gebeurtenissen in chronologische volgorde de revue passe ren. Het begint met de jaren tussen 1933 en 1939: de politieke achtergronden en de opkomst van het nationaal-socialisme. Dan de mobilisatie. Vervolgens de oor logsjaren. Een deel is gewijd aan de NSB en aanverwante zaken. Er is bijvoorbeeld de oorkonde waarin staat dat de Leeuwar der burgemeester W.J.Schönhart een WA- medaille is toegekend. Ook medailles die Mussert aan teruggekeerde oostfrontstrij ders had willen geven. Zo ver kwam het echter nooit. Hij had geen toestemming aan Hitier gevraagd en de daarover in woede ontstoken Führer verbood het uit geven van de penningen. Verder zijn er boeken die laten zien hoe de Duitsers op een lepe manier de vaderlandse geschie denis doorspekten met het nationaal-soci- alistische heldendom. Een groot deel van het museum is uite raard gewijd aan het verzet. Met onder meer een zender die door het verzet in Bob Reitsma toont een zender waarmee het verzet in Gaastraeer contact met Engeland onderhield. Gaastmeer werd gebruikt voor contact met Engeland. Men krijgt er ook een beeld van de manier waarop de bevolking zich in het bezette gebied wist te behelpen. Zo wordt er een kamer ingericht waar iemand naar een uitzending van radio Oranje zit te luisteren, omringd door zaken als een tot carbidlamp omgebouwde beschuitbus, een zelf gefabriceerd „gasstel" op carbid en dat soort zaken. Laat? Is het niet rijkelijk laat na de oorlog om nu nog een verzetsmuseum te beginnen? „Ja, maar vergeet niet dat ik 33 jaar heb moeten sparen om mijn verzameling op te bouwen", zegt Reitsma. Overigens zou het museum er al eerder geweest zijn als het niet zoveel moeite had gekost om er huis vesting voor te vinden. Terwijl Reitsma zijn flatwoning in Leeuwarden volge stouwd had met zijn verzameling, werd hij van het kastje naar de muur gestuurd. Iedereen was het er wel over eens dat hij een unieke verzameling had die van alge meen belang was. In 1970 was Reitsma één van de belangrijkste leveranciers van atributen uit de oorlogstijd die werden tentoongesteld op de tentoonstelling V 25. De opening werd verricht door konin gin Juliana. Toen Reitsma naderhand, door iedereen daartoe aangespoord, zijn collectie in een museum wilde onderbrengen, liep het steeds weer mis. De verzameling werd ondergebracht in een Stichting Historisch Centrum waarin ook de vroegere Friese commissaris der koningin Linthorst Ho- man zitting nam. Vergevorderde pogingen om het museum te huisvesten in Beetster- zwaag en later in de Staniastate in Oen- kerk braken echter steeds op het laatste moment bij de handen af. Uiteindelijk is het toch gelukt en troont Reitsma straks met zijn verzameling in de Kanselarij te genover het Fries Museum in Leeuwar den. Het Prins Bernhardfonds en de Stich tingen Friesland '40-'45 en Sneek '40-'45 verleenden financiële medewerking. door Huub Elzerman ne nanager kon al op een mooie carrière in de imationale smaak- en reukstoffenindustrie ;kt igkijken. toen hij merkte dat zijn vooruitzichten afnamen. Via vestigingen in Duitsland en India Qf71 hij het in de Verenigde Staten tot sident-directeur van een dochtermaatschappij racht, maar veel meer dan een veredelde alhouder zou hij er nooit kunnen worden. vooruitzicht trok hem allerminst aan en ustreerd in zijn ambities vroeg hij rplaatsing naar Nederland aan. Terug naar de (dermaatschappij dus, maar niet voor lang. Nog rdat hij In het vliegtuig stapte, schreef hij op ,advertentie van een groot Amerikaans reuk- en akstoffenconcern, dat ook in Nederland akkingen had. üchzelf was het niet zo bevreemdend dat de \T urgestelde manager van baan wilde veranderen. m rtoe had hij uiteraard het volste recht. Wel reemdend was dat hij nog voordat de 5nS citatiegesprekken waren afgerond van zijn kgever een nieuwe arbeidsovereenkomst kreeg 'geschoteld, waarin een concurrentiebeding opgenomen. Gedurende twee jaar na fY ndiging van zijn dienstbetrekking zou hij niet en concurrent in dienst mogen treden. Op rtreding van dit concurrentiebeding stond een ;e,e te van 50.000 gulden ineens en 5000 gulden voor tref dag dat de overtreding zou voortduren. ge n halve maatregel dus en de manager kon jeó dg anders doen dan tekenen, want het was nog zeker dat hij zijn nieuwe baan oopmanager in Oost-Europa —zou krijgen. Die ja' we baan kreeg hij overigens na een paar inden wèl aangeboden en toen zat hij in de ilemen. Het was duidelijk dat voor het 9 p stapje naar de nieuwe baas de medewerking ben Zi^n ^uidi6e werkgever onontbeerlijk was. Een stige omstandigheid was nog dat het bedrijf ge2r dij weg wilde, nauwelijks actief was in ied t-Europa. iet al kon hij weinig anders doen dan zich lannen en zijn directeur op vriendelijke doch iste toon zeggen dat hij wilde vertrekken. Nu :l™ dat altijd wat moeizame gesprekken, maar, zo '^woog hij, de directeur weet tenslotte dat ik niet rmet zoveel plezier bij de firma werk. lifirecteur toonde zich inderdaad niet zo 'onderd, toen hij hoorde dat zijn manager het rtjf wenste te verlaten, maar toen hij vernam rzijn werknemer in dienst wilde treden, barstte om. „Zet dat maar uit je hoofd", schreeuwde hij m de verblufte manager. „De deur uit. eruit!" I week later volgde er een tweede ontmoeting, in dat gesprek raakte de manager nog verder touis Hij werd op non-actief gesteld. Of hij "len een week kon laten weten of hij nu wel of I wenste te vertrekken. Wat doe je in zo'n geval? De manager haastte zich naar een advocaat. „Hoe kom ik onder dat concurrentiebeding uit?" vroeg hij. „Tja," zei de advocaat, „de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat er nauwelijks een kans is om onder het beding uit te komen, tenzij u wilt betalen natuurlijk." Nu zijn advocaten meestal niet voor één gat te vangen en ook deze rechtsgeleerde bedacht een slim plan: „U laat uw werkgever zo spoedig mogelijk weten dat u van uw sollicitatie afziet. Gezien de vertroebelde verhoudingen zal uw werkgever er waarschijnlijk niet veel voor voelen om het dienstverband voor te zetten alsof er niets is gebeurd. Vervolgens kunnen we dan gaan onderhandelen over de manier waarop u kunt vertrekken. We zouden dan kunnen uitgaan van een doorbetaling van twee jaar, indien hij onverkort aan het concurrentiebeding wenst vast te houden." Zoals gezegd: het was een slim plan. maar de manager had zich de kosten van het advies kunnen besparen, want ook de werkgever had een advocaat in de arm genomen en deze rechtsgeleerde schreef het volgende briefje: „U hebt op ernstige wijze het in u gestelde vertrouwen geschonden door bij een concurrent naar een soortgelijke functie te solliciteren. Deze schending van vertrouwen en de omvang daarvan moet u duidelijk zijn geweest op grond van uw jarenlange dienstverband. In verband met uw vertrouwenspositie bent u dan ook gebonden aan een stringent concurrentiebeding en een stringente geheimhoudingsverplichting. Met volledige veronachtzaming van deze verplichting hebt u het bestaan om Juist bij een concurrerend bedrijf te solliciteren. Dit concurrerend bedrijf heeft inmiddels te kennen gegeven u niet in dienst te wiljen nemen." Dat was een harde klap. De nieuwe werkgever had de manager inderdaad als een baksteen laten vallen. Er bleef voor hem weinig anders over dan te pogen de huid zo duur mogelijk te verkopen. Dat zijn werkgever hem maar weinig ruimte zou laten was wel duidelijk. De manager stond sinds maart op non-actief en de onderhandelingen tussen de beide raadslieden leidden tot een regeling, waarbij hij tot 1 augustus zou worden doorbetaald. Vanaf dat moment stond de manager zonder bron van inkomsten op straat. Hij had dus alle reden om links en rechts te solliciteren en die pogingen werden op 17 oktober met sukses bekroond. Op die dag trad hij als manager bij een nieuwe werkgever in dienst. Alles was dus weer op zijn pootjes terecht gekomen. Op één punt na: „In de periode tussen 1 augustus en 17 oktober zat ik buiten mijn schuld geheel zonder inkomsten", redeneerde de manager. „Kan ik over die periode geen aanspraak maken op een W W-uitkering?" „Geen sprake van", antwoordde de bedrijfsvereniging. „Ondanks het concurrentiebeding hebt u bij een concurrend bedrijf gesolliciteerd en uw werkgever heeft de sollicitatie opgevat als een flagrante schending van het in u gestelde vertrouwen. Öok wij menen dat u zich de gevolgen van uw handelwijze bewust had moeten zijn en derhalve mist uw werkloosheid het onvrijwillig karakter. Ook omdat u zich te laat hebt aangemeld, krijgt u geen uitkering." De manager betwistte deze uitspraak voor de raad van beroep en toen hij daar geen gelijk kreeg stapte hij naar de centrale raad van beroep. Ook bij dit hoge rechtscollege kreeg hij de kous op de kop. „De manager heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van het karakter van een concurrentiebeding, oordeelde de centrale raad. Van dat tekortschietend begrip had hij volgens de rechter ook blijk gegeven toen hij zijn directeur min of meer overviel met de mededeling dat hij bij een concurrent in dienst zou treden. Weliswaar trok hij die mededeling op advies van zijn advocaat weer in, maar omdat de advocaat van zijn werkgever op dezelfde dag een brief schreef, was het kwaad al geschied. „U had behoedzamer moeten opereren, hield de rechter hem voor. Nü is uw ontslag een onvoorzienbaar gevolg geweest van uw eigen, verwijtbare handelwijze en u komt derhalve niet in aanmerking voor een WW-uitkering. Zo verloor de manager zijn zaak. Hij moest de twee en een halve maande durende werkloosheid zelf overbruggen. Maar voor een vooruitziende manager zal dat geen moeilijke opgave zijn geweest. Dat hij een vooruitziende blik heeft, staat ondanks de vermanende woorden van de rechter wel vast: het filiaal in de VS is inmiddels opgeheven. Wat dat betreft zag hij de bui zeer tijdig hangen. Dat was nu eens aardig: een bis schop die in een radiopraatje over alledaagse dingetjes ook even duidelijk maakte hoe het woord potverteren in de wereld gekomen is. Monseigneur Bluys- sen van Den Bosch houdt ervan, vertelde hij afgelopen zondag, om tijdens familiebezoekjes een kaartje te leggen en op die avondjes gaat het er „echt" toe, met „echt" geld en een „ech te" pot. Als die pot vol genoeg is („maar daar doen we een hele tijd over," anders gezegd: we zet ten maar hele kleine bedragen in» gaat de familie er samen een dagje van uit, de „pot" wordt „verteerd". Een dagje potverte ren dus. Bijna had ik gezegd: een dagje waarop „potverteerd" wordt, maar dat staat de nog steeds gestrenge heer Van Dale me niet toe. „Potverteren" heeft, misschien is het wel een gevolg van onze calvinistische degelijk heid en zuinigheid, nog steeds iets onvolwaardigs. Er bestaat alleen maar een onbepaalde wijs van; naar vormen als een verle den deelwoord zoek je tever- Dezelfde dag waarop Bluyssen voor de radio zo ombekommerd en vrijmoedig vertelde over kaarten-om-ge)d (had dat in de tijd van het rijke roomse leven wel zo gekund?) was er ook op de televisie iets opmerkelijks. Wie wel eens in de gedichten van J. C. Bloem gelezen heeft en (dat kan dan haast niet 'anders) ze heeft leren waarderen, heeft die verzen in zijn gedachten waar schijnlijk Ingedeeld in de „ech te", de „serieuze" literatuur, want ze vormen toch geheel an dere kost dan de talloze teksten en liedjes die vla radio en tv in zo overvloedige mate tot ons ko men! En nu neemt cabaretier Sieto Hoving, terwijl duizenden mensen aan de buis zitten, een van de mooiste gedichten van Bloem en hij zingt tussen al zijn andere teksten door het lied van de (Amsterdamse) Dapper straat: „En dan: wat is natuur nog in dit land? Een stukje bosch ter grootte van een krant, Een heuvel met wat villatjes er tegen". Natuurlijk krijgt het ge dicht wel een wat andere kleur, Zo werd (in het orgaan van de AJC) Koos Vorrink afgebeeld in de jaren (1920 tot 1934) dat hij voorzitter van de socialistische jeugdbeweging was. Vorrink, overleden in 1955, was na 1937 voorzitter van de SDAP en na 1946 van de PvdA. Ruim twee oorlogsjaren bracht hij in Duit se gevangenschap door. Reeds in het begin van de jaren dertig had hij geschreven: beulen kunnen de geest niet doden". maar het blijft mooi, het verLiest niets van zijn glans. „Echte" lite ratuur in een cabaret, prachtig! Hierboven had ik het over calvi nistische degelijkheid. Mis schien is dat wel onzorgvuldig gezegd, want degelijkheid is en was echt geen calvinistisch pre rogatief, degelijkheid heeft ons volk tot in zo ongeveer alle gele dingen doortrokken. Dat wordt je weer eens duidelijk als Je je verdiept in de geschiedenis van de AJC. de in 1959 opgeheven socialistische Jeugdbeweging, door André van der Louw (nu burgemeester van Rotterdam) een Jaar of wat geleden beschre ven in „Rood als Je hart". In de AJC heerste, vooral tussen de twee wereldoorlogen maar ook nog wel daarna, een sfeer die voor religieuze wereldmijding weinig onderdeed. Roken, drin ken, allerlei vormen van ver maak en luxe. het hoorde bij „de wereld", een lid van de Jeugdige socialistische keurbende behoor de het zich te ontzeggen Bi) het propageren van die ascese ging het vaak ongenuanceerd toe Koos Vorrink, vele Jaren de over heersende figuur in de beweging, zag in kroegen, bioscopen en danszalen niets meer dan inrich tingen „waar een ieder proberen kan zich voor luttel geld te laten heen helpen over eigen levens leegte". Vorrink raadde ook het lezen van romans door zeer Jeug digen af. want dat zou de natuur lijke ontwikkeling schaden en „hun gemoedsleven en hun fan tasie vertroebelen". Wat er in de AJC-bladen stond doet vaak kinderlijk-idealistisch aan. Bij voorbeeld het verhaal over de man die plotseling „be keerd" wordt tot niet-roker. Zijn sigaret valt sissend in een plas en tot zijn metgezel zegt hij dat 't nu zal veranderenal zal het moeilijk voor me zijn. En toen kneep Jan hard in Heins vingers en zei schor: Hou je taal, kerel." Of het stukje van iemand die zittend in een café plotseling „anders" wordt als hij het beeld voor ogen krijgt „van zijn dronken vader die zijn moe der slaat": „Als een elektriese schok gaat het door zijn li chaam. dan gooit hij het glaasje van zich af, zodat het aan scherven op de grond valt." Kamperen en wandelen zijn bij AJC'ers favoriet, de natuur is zo ongeveer alles voor hen. Als de latere Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen met een groep gewan deld heeft en in een AJC-blad verslag doet schrijft hij met bij na mystieke bewondering over de zee de brede, ruime wind, de wijde hemel." Als dat groepje in een mooie omgeving „Op de grote stille heide" zingt gebeurt er een „wonder": „Vier meisjes die ons aldoor gevolgd hebben en braaf hebben meege- jouwd komen nu dichterbij en zingen mee." Hoe „modern" de AJC destijds in veler ogen ook geweest moge zijn, in dergelijke verhaaltjes vind Je elementen van ouderwet se christelijke bekeringsgeschie denissen. Het „moderne" moet voor een groot deel aan de bui tenkant gezeten hebben, van binnen was degelijkheid troef. Net zoals bij de rest van Neder land

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 23