Honderd gastarbeiders op spreekuur Geef mij maar een dorpspraktijk ERDAG 18 AUGUSTUS 1979 eze pagina werd samengesteld door Cisca Dresselhuys en Kees de Leeuw De huisarts is het laatste half jaar nogal in het nieuws geweest, waarbij het voornamelijk ging om zaken als praktijkverkleining en vestigingsbeleid. Daarop werd niet alleen kritiek geuit van buitenaf, zoals in de Kamer, maar ook van binnenuit. Dertien jonge artsen lieten in een brief aan de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) weten dat er snel iets moet veranderen, omdat zij en nog 250 andere praktijkzoekende huisartsen er niet in slagen aan de bak te komen. „Het is geen uitzondering als zich meer dan zestig sollicitanten melden voor één praktijk en er komen overnamesommen voor van meer dan SI TROUW/KWARTET 21 1 til tülUüli een miljoen", aldus de groep van dertien. De LHV, waarbij 92 procent van alle huisartsen is aangesloten, produceerde enkele jaren geleden een inmiddels herziene Blauwdruk over praktijkverkleining, vestigingsbeleid en intercollegiale toetsing, die overigens niet door alle leden in dank werd aanvaard. Afgesproken is wel dat er binnen zo'n anderhalf jaar een concreet plan op tafel moet komen voor een beter vestigingsbeleid. Daarnaast spelen ook factoren als de mondigheid van de patiënt, preventie, kostenontwikkeling, medicijnen en verwijzen een rol in het geheel. Nederland telt bijna 5200 huisartsen, die met uitschieters naar boven en beneden gemiddeld een praktijk van 2600 patiënten hebben, hetgeen een werkweek van ongeveer zestig uur oplevert. Hoe ervaren zij dit alles? Twee voorbeelden uit de praktijk. cl) „Een enkele keer denk ik aan het eind van mijn spreekuur: nu wil ik ze ker een uur lang geen patiënt meer zien ol ho ren". Geen wonder, dat de 43-jarige vrouwelijke arts uit Den Haag, die dit zegt af en toe dergelijke gedachten heeft: ze heeft namelijk in feite twee praktijken op heel ver schillende plaatsen in de stad: één in Schevenin- gen, waar ze zelf ook woont, en één in de Haagse binnenstad. Al leen het heen en weer rijden tussen de twee praktijkruimten vergt al veel tijd, gezien het drukke verkeer in de stad. lw0 Bamen tellen de praktijken zo'n 2800 patiënten geen bij- >eiteonder hoog aantal, hoewel iten Henriëtte het zo wel genoeg N vindt. Wanneer ze niet van plan was over een paar Jaar te asso ciëren met een pas afgestu deerd arts, zou ze nu al een latiënten-stop invoeren, maar met het vooruitzicht van deze iulp durft ze nog wel een kleine uitbreiding aan. Haar praktijk in de binnenstad is verreweg het bewerkelijkst: ze heeft daar namelijk zeker zo'n duizend buitenlandse ar beiders en Surinamers als pa tiënt en die vergen vaak veel aandacht en tijd. Vooral de buitenlandse arbeiders, die vaak slecht of helemaal geen Nederlands spreken en veel te kampen hebben met aanpas- iingsproblemen, die zich uiten in lichamelijke en psychische klachten, nemen veel tijd in beslag. Ook hun gezinnen, die de laatste tijd steeds meer overkomen naar Nederland, zitten met allerlei klachten. „Vijftig procent van mijn bin nenstad-spreekuur bestaat dan wel uit het voorschrijven van eenvoudige recepten, maar wanneer je zoals laatst honderd man op zo'n spreek uur hebt zitten, kost dat toch erg veel tijd. Hollanders weten bijvoorbeeld best wat ze moe ten doen aan een eenvoudige verkoudheid of griep; die gaan zelf wel in de weer met neus druppels en warme grogs. Maar een buitenlandse arbeider weet dat niet. Die heeft in z'n eigen land niet of nauwelijks met verkoudheden te maken, dus die weet ook niet welke mid deltjes hij daarvoor kan ge bruiken. Bovendien bellen de Hollanders vaak even op als ze met eën kleine klacht zitten. Een buitenlandse werknemer doet dat niet, omdat hij de taal te slecht spreekt en bovendien zelden telefoon heeft". Het omgaan met gastarbeiders en het behandelen van hun kwalen vormt eigenlijk een vak op zichzelf, vindt Henriëtte. ..Wanneer het lukt, is het erg fijn werk. Ik zou er niet aan denken om mijn praktijk in de binnenstad op te geven, ook al is het wel wat zwaar. Ik zou het niet kunnen maken tegenover deze mensen, van wie ik velen al weer zo'n acht jaar ken. Vooral nu hun gezinnen steeds meer naar Nederland komen, hebben veel Turken en Marok kanen trouwens graag een vrouwelijke arts, omdat ze hun vrouw niet willen laten behan delen door een man". De klachten waarmee de gast arbeiders op het spreekuur ko men hebben veelal te maken met de stress, waaronder zij in ons land leven en werken. „Wat wil je? Ze hebben erg veel last van aanpassingsmdeilijkhe- den, het andere voedingspa troon. maar ook het moeilijke en zware werk dat ze hier moe ten doen. Ze hebben vaak maagklachten, maar ook last van hun rug. Dat komt duide lijk door het zware werk, dat ze doen. Weet je wat mij vreselijk irriteert? Dat veel werkgevers van gastarbeiders en Surina mers altijd een briefje willen hebben, waarin staat dat ze bij de dokter geweest zijn. Daar begin ik niet aan. Dat vind ik echt een vorm van discrimina tie. want van hun Hollandse werknemers vragen ze die briefjes niet. Ik weiger die dan ook te geven. Ik zeg tegen ze: „Wanneer je baas je niet ge looft. moet hij mij maar bel len". Maar dat doen ze nooit. Laten we eerlijk zijn: iedereen gebruikt wel eens de smoes van dokters- of tandartsbezoek om ergens anders heen te gaan, buitenlander of niet". Het percentage verwijzingen naar een specialist ligt bij Hen riëtte, juist door haar vele bui tenlandse patiënten, een stuk hoger dan bij de meeste andere artsen. „Ik moet wel meer ver wijzen, omdat ik er soms echt niet achter kan komen wat ie mand mankeert, daar hij te slecht Nederlands spreekt om überhaupt zijn klachten duide lijk te maken. Dan wil je wel graag het oordeel van een twee De heelmeester, kopergravure van Lucas van Leyden (1524) de arts hebben. Huisartsen- werk berust immers voor een groot deel op praten en wan neer je dan op geen enkele ma nier tot een gesprek met ie mand kunt komen, is het vrij wel onmogelijk een diagnose te stellen. Er komt hier bijvoor beeld een vrouw van een gast arbeider met haar baby. Ze zet zo'n kindje op mijn bureau en zegt „baby ziek". Dat is alles wat ze in het Nederlands weet uit te brengen. Ook in een an dere taal kom ik niet veel ver- def wat betreft de klachten. Nou, reken maar dat ik zo'n kindje dan graag eens laat on derzoeken door een kinderarts. Samen kom je er eerder uit dan alleen". Juist het doorverwijzen naar een specialist is laatst door de ziekenfondsen genoemd als een van de „kostbare" kanten aan de gezondheidszorg. Daar moesten de huisartsen maar eens op bezuinigen, vonden de fondsen. „Ach Ja, wat moet je daar van zeggen? Persoonlijk heb ik niet de indruk, dat de huisartsen nu de duurtemakers zijn. Volgens mij zitten de gro te besparingen toch veel meer bij de specialisten en de zieken huizen. Natuurlijk verwijs ik mensen door naar een specia list, als ik dat nodig vind. Soms gebeurt het trouwens ook wel eens, wanneer ik het niet zo noodzakelijk vind, maar op zeer uitdrukkelijke wens van de patiënt. Ik vind het moeilijk om een patiënt die graag naar een specialist wil. dat te weige ren. Voordat ik deze grote-stad- spraktijk kreeg, heb ik twee jaar waargenomen in allerlei plaatsen. Ik heb ook in dorpen waargenomen. Daar verwijs je veel en veel minder naar de specialist. Je probeert dan zo veel mogelijk zelf af te hande len, omdat dat meestal in het voordeel van de patiënt is. Vaak moet hij voor een bezoek aan de specialist hele einden reizen, omdat het dichtstbij zijnde ziekenhuis ver weg ligt. In een stad heb je dat probleem niet en er wordt dan ook mak kelijker doorverwezen. Kijk eens, als mensen met iets zitten waarover ze zich ongerust ma ken, willen ze graag naar een specialist. Dat zou ik zelf ook doen. Ik voel dat heus niet als een belediging aan mijn adres. Tenslotte beschik ik niet over röntgenapparatuur en een ap paraat waarmee cardiogram- men gemaakt kunnen worden. Natuurlijk is het soms overbo dig dat patiënten naar een spe cialist gaan. maar als hun dat nu rust geeft? Moet ik ze dan tegenhouden? Ik probeer wel te zeggen, dat Ik het in bepaal de gevallen niet nodig vind en dat we beter eerst eens kunnen kijken wat ik er zelf aan kan doen. Op zo'n manier probeer ik het wel een beetje af te rem men. Soms verwijs ik echt om therapeutische redenen naar een specialist hoewel de aard van de klachten dat niet nodig maakt. Als iemand bijvoor beeld bezorgd is over zijn hart en hij is niet gerustgesteld door mijn mededeling dat er niets aan de hand is. stuur ik hem naar een cardioloog. Laat die het dan nog maar eens zeggen. Rust en gerustheid is immers heel belangrijk voor elk mens". Waar zou je in een huisartsen praktijk dan op kunnen bezui nigen? „Je zou kunnen zeggen, dat medicijnen die bij de drogist vrij te koop zijn, niet meer ver goed worden door het zieken fonds. Of Je zou een drempel kunnen invoeren voor elke visi te: iedereen moet een gulden betalen. Maar ik zie mezelf nog niet zitten met een kasregister op mijn bureau om elke keer die gulden te innen. Ika geloof niet in dit soort maatregelen. Je treft er toch altijd de laagst betaalden en de AOW-ers mee. Je zult als AOW-er maar een open been hebben, dat ver scheidene malen per dag een nieuw verbandje moet hebben en Je moet dan al dat verband zelf betalen. Dat hakt er voor deze mensen flink in. Nee, ik zie niet veel mogelijkheden om bij de huisarts te besparen". Over geld gesproken, de mees te mensen denken dat een huis arts een rijkaard is. Is dat zo? Henriette: „Het afgelopen Jaar heb ik voor het eerst, sinds ik veertien jaar geleden deze praktijk overnam, niet rood ge staan bij de bank. Nu pas heb ik mijn schulden afgelost. Ik had vorig Jaar een belastbaar inkomen van 80.000 gulden. Wanneer de belastingen daar af zijn, blijft er schoon zo'n 30.000 gulden over. Ik ben daar uitstekend tevreden mee, maar of dat nu grote rijkdom ls? Voor sommige mensen natuur lijk wel. Ik heb geen Jacht en geen bontjas, maar ik kan me heel goed redden van mijn in komen. Ik ga op vakantie, wan neer en waarheen ik wil. Nee hoor, ik ben best tevreden, maar er zijn heel wat artsen die veel en veel meer verdienen dan ik. Dat weet ik wel". Dat ze zo tevreden is, ondanks lange werkdagen van zeven uur 's ochtends tot zeven uur 's avonds en regelmatig een avond- of een weekenddienst, komt vooral doordat Henriëtte door huisarts te worden, het beroep heeft gekozen, dat ze al van jongsafaan wilde hebben. Vanaf haar tiende jaar wist ze dat ze huisarts wilde worden. Geen specialist in een zieken huis. „O nee. ik heb een hekel aan de hiërarchie die in een ziekenhuis heerst. Daar ben Je weer gebonden. En ik wilde Juist arts worden omdat het een vrij beroep was. Nu ben ik. hoe druk ik het ook heb, toch heerlijk vrij". it d chri reel :hot let idee om ergens op iet platteland dorpsarts e zijn heeft dokter A. M. 'an Dongen (54) eigen- ijk al vanaf zijn middel- iare schooltijd aanlok- ;elijk geleken, en toen lij dan ook in het mid- len van de jaren vijftig Be kans kreeg in Nieuw- 'een een praktijk over te lemen, liet hij die gele- lenheid niet voorbij- ;aan. „Ook in die tijd zij zi ras het al moeilijk om iisve ian een praktijk te ko- en nen". aldus dokter Van vei Dongen, „want voor die in Si ti Nieuwveen (samen net de Johannes Stich- t at ing, een instituut voor 3 77 (eestelijk gehandicap- eni waren er in 1955 wel o'n tachtig sollici- anten". l.l .H.N 'elet op de brief van dertien onge artsen en hun meer dan ostig gegadigden zou je kun- len zeggen, dat er niets nieuws 'nder de zon is. De overname- om was echter niet abnormaal 'oog, al verkeerde het oude loktershuis van vóór 1850 wel n een dermate verwaarloosde Uat, dat er in de loop der aren enorm veel aan verbouwd n aangebouwd moest worden. ver Prol. wi|s nv 'okter Van Dongen over zijn begintijd: „We moesten zuinig aan doen. wat inhield: geen grote auto en de eerste jaren niet met vakantie. Mijn vrouw verzorgde de apotheek, deed de financiële administratie (wat ze nu nog doet) en had de zorg voor de kinderen, maar al met al liep het wel". Nieuwveen. gelegen in het nog steeds groene hart van Hol land, telt bijna drieduizend in woners. die zo goed als alle maal bij de ene huisarts van dit dorp staan ingeschreven. Mid den in het dorp bevindt zich Huize Ursula, waar ruim vier honderd geestelijk gehandi capten wonen. Dokter Van Dongen ls ook hun huisarts. Het zielental zoals dat offici eel heet van zijn praktijk bedraagt 2500 ziekenfondspa tiënten en 800 900 particulie re patiënten. Dokter Van Dongen: „Je kan zeggen dat ik daarmee boven de praktijknorm van 2600 zit. Het is teveel voor één huisarts, maar aan de andere kant zeer krap voor twee artsengezin nen". Omdat het praktijkwerk, nadat ook Huize Ursula erbij kwam. te veelomvattend werd. is in 1976 collega Assink als arts-assistente aangetrokken. Zij werd in 1972 arts en voelt veel voor de huisartsengenees- kunde, maar als alleenstaande vrouw is dat niet gemakkelijk te verwezenlijken. „Je zou bij ons kunnen spreken van de kleinst mogelijke groepsprak- tijk zonder dat er overigens sprake is van associatie, wél van een uitstekende samen werking. We proberen de gege vens van onze patiënten zo goed en snel mogelijk aan el kaar over te dragen en onder zoeken of bezoeken ook wel sa men patiënten" Zoals zoveel zelfstandig wer kende huisartsen doen dokter Van Dongen en dokter Assink bijna alles nog zelf. Dat bete kent niet alleen bevallingen, de consultatiebureaus voor zuige lingen en kleuters, maar ook ongevallen, eenvoudig labora toriumwerk en EHBO-lessen. In een dorp met zijn sterke familiebanden worden ook de chronisch zieken en patiën ten in de laatste weken voor hun dood vaak thuis verpleegd. Daarnaast is er nog de apo theek aan huis. Dit alles doet hem opmerken: „Ons huisart senwerk kost meer tijd dan in de stad, waarbij dan ook nog het werk in Huize Ursula met alles wat daaraan vastzit". Zijn werkuren optellend komt dokter Van Dongen op meer dan zestig uur in de week. het geen hij zelf ook veel vindt, maar „hoewel we nu met z'n tweeën de praktijk doen. lijkt het wel of de hoeveelheid werk bijna hetzelfde blijft. De zorg verbetert, er wordt wat langer gepraat en met het ouder wor den wordt het werktempo la ger. Verder is er tijd nodig voor onderling overleg met collega Assink en de arts-assistenten, die zo nu en dan (zes tot acht maanden) bij ons in opleiding zijn voor huisarts". Hij zegt geleidelijk te zijn opge groeid met het aantal werku ren en het tempo en wellicht daardoor ook enigszins te zijn vervormd. „Je weet niet beter of het hoort zo en als je niet zoveel werk had. zou je het doelloos vinden. Door opvoe ding en de aard van het beroep is die werkdrift ontwikkeld. Ik houd ervan mij door onder meer het bijhouden van litera tuur in mijn eigen vak te verdiepen. Mijn vak is mijn hobby, maar sinds een paar jaar ben ik ook weer met ten nissen begonnen". Dat het even druk blijft in de praktijk heeft volgens Van Dongen eveneens te maken met het sterk toegenomen aan tal consulten. Vooral in verge lijking met het aantal visites. Ook in een dorp is het aantal psychosociale problemen waarmee men bij de huisarts komt vermeerderd (huwelijks problemen. relaties ouders- kinderen, moeilijkheden in de werksfeer), maar zij vormen toch minder de hoofdmoot van het spreekuur dan arts-assis tenten in opleiding denken. „Je moet ermee oppassen om altijd dat psycho-sociale etiket op een klacht of aandoening te plakken. Een mens moet ook gewoon pijn in zijn been kun nen hebben". In Nieuwveen wordt elke (werk-)dag spreekuur gehou den voor zowel fonds- als parti culiere patiënten, terwijl er te vens op vrijdag nog een klein avondspreekuur is. Van zijn patiënten is meer dan tweederde uit Nieuwveen en omgeving zelf afkomstig, maar de „import waartoe ik zelf aan vankelijk ook behoorde, neemt toe". De opbouw van zijn prak tijk bestempelt hij als vrij nor maal met weinig uitschieters naar boven en beneden. „Er zijn mogelijk iets minder be jaarden. omdat het dorp geen eigen tehuis heeft en verder is het aantal kinderen en jonge ren iets hoger dan het landelijk gemiddelde". Dokter Van Dongen zou ervoor zijn als er een rem (in de vorm van een boeteclausule of „pro gressieve belasting") werd in gesteld op het aantal verwijzin gen. waarover de laatste tijd nogal veel te doen is geweest. Wel zou daarbij een royale mar ge in acht moeten worden ge nomen. „Stel dat het gemiddel de verwijspercentage 35 be draagt (35 per 100 patiënten worden in één Jaar naar een specialist verwezen) met uit schieters naar beneden tot 20 procent en naar boven tot vijf tig. Komt een arts nu met zijn aantal verwijzingen boven de 55 procent, dan zou hij zelf een deel van de verwijzingen boven dit aantal progressief moeten bekostigen. Bij zulke grote ver- wijspercentages moet er wat mis zijn, want een arts kan zich op een bepaald gebied toch wat meer bekwamen, zodat het aantal verwijzingen beperkt wordt". Dokter Van Dongen „Hoe meer een huisarts verwijst, hoe hoger zijn inkomen wordt, want elke verwijzing bespaart hem kosten op het gebied van tijd, Instrumenten, ruimte en personeel, Hoe minder zieken fondspatiënten er in de wacht kamer zitten, hoe beter zijn praktijk in financieel opzicht draait, Dit is iets wat leken zich moeilijk kunnen voorstellen, omdat dit elders niet voor komt". Een ander punt is de kosten besparing in de geneesmidde lenvoorziening. Ook deze kos ten kunnen tot onbegrensde hoogten stijgen bij het huidige honoreringssysteem, omdat niemand enige financiële ver antwoordelijkheid draagt. „Al leen de verzekerde merkt indi rect dat de kosten zijn geste gen. als het jaar daarop de zie kenfondspremie omhooggaat. En daar, maar ik begrijp niet waarom, betaalt dan meestal de werkgever weer de helft van". De eigen apotheek van de plat telandsarts brengt op zich al een grote kostenbesparing mee op het gebied van de genees middelenvoorziening. Een paar maanden geleden toonde dok ter Van Dongen in Medisch Contact aan, dat de apotheek- houdende huisarts veel goed koper kan werken dan de zelf standige apotheker. Met daar naast voordelen als snellere af levering (zonodig tijdens het spreekuur), meer service, een betere voorlichting en toezicht op bijwerkingen. Hij beseft echter wel, dat de situatie in de stad niet meer veranderd kan worden. Een andere mogelijkheid om de kosten in de gezondheids zorg te drukken is volgens de Nieuwveense huisarts om de anticonceptiva (pil, spiraaltje)) voor rekening van gebruilcster of gezin te laten komen, even als fluortabletten en pasta's. Beiden zijn meer preventieve middelen dan geneesmiddelen in engere zin. Behandeling en controle zouden wel voor zie kenfondsrekening moeten blij ven. Ook de kosten van zieken- vervoer per taxi zouden voor nog een groter deel voor eigen rekening kunnen komen. Terugkijkend op zijn eigen op leiding van vla a de oorlog zegt hij, dat deze praktisch on voldoende was. „Die opleiding was toen helemaal niet op de hulsartsengeneeskunde 'inge steld Wat dat betreft is er veel verbeterd. Je kreeg toen pas door waarnemingen ervaring, waarbij dan helaas meestal de arts voor wie Je waarnam niet aanwezig was, zodat er van bij scholing niet veel terecht kwam. Oelukklg heeft het nooit geleid tot ongelukken of een klacht bij de medische tuchtraad". Wat zijn patiënten betreft merkt dokter Van Dongen op dat er vergeleken met vroeger niet zo bar veel verschil is. „Een rol speelt hierbij wel. dat wij weinig te maken hebben met buitenlandse werknemers, druggebruikers of ernstige so ciale misstanden. Wel is er sprake van meer import, foren sen en verhuizingen in en bul ten het dorp. zodat de bevol king minder stabiel is. De con tinuïteit in de (gezins-)zorg neemt af, maar de mondigheid van de patiënt ls toegenomen". Dokter Van Dongen, die 24 Jaar geleden samen met zijn vrouw de dokterspraktijk in Nieuw veen begon, zegt dat hij moei lijk een andere functie zou kun nen bedenken. „Geef mij maar een dorpspraktijk, waar de on derlinge verhoudingen over zichtelijker zijn dan in de stad. Er is meestal één wijkzuster. Je kent de dominee en de pastoor en met alle collegae in de buurt heb Je contact. Nee, ik zou be slist niets anders willen. Ik heb het hier best naar m'n zin". ma.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 21