issinger dreigde Arabische ambassadeurs r. Stellingwerf!: Geen atoombom-syndroom ntdekt bij de overlevenden van Nagasaki Palestijnse functionaris eerst ontvangen en toen het land uitgezet jZes namen worden morgen bijgeschreven op de officiële dodenlijst IENSDAG 8 AUGUSTUS 1979 BUITENLAND TROUW/KWARTET p 6 - RHS 9 lor James Dorsey ARIJS In Beiroet werd in 1976 besloten een poging te doen in Washington vaste voet te rijgen. In oktober van dat jaar reisden Sabri Jiris, een Palestijns advocaat, nu directeur van :t in Beiroet gevestigde Palestine Research Centre, en dr. Issam Sartawi, één van PLO-leider isser Arafats naaste medewerkers, naar de Verenigde Staten. In navolging van hun intacten met prominente Israëlische duiven in Europa namen zij in New York contact op iet Amerikaanse Joodse organisaties in diverse kerkelijke groeperingen. irman Edelsberg, directeur van de Nay B'Rith International Council, Arthur Wascow, medewerker van ;t In Washington gevestigde Institu- of Policy Studies (het moederinsti- lut van het Amsterdamse Transna- onal Institute), die samen met drie idere prominente Amerikaanse Jo in Sartawi en Jiris spraken, stellen it de twee PLO-vertegenwoordigers :h tegenover hen verklaarden: „De LO Is bereid het bestaan van twee levereine staten in Palestina een alestijnse staat en een Joodse staat te aanvaarden." De woordvoerders in de PLO zeiden dat dit het offici- ïze standpunt van het Palestijnse irzet was. „Niettemin maakten zij ik duidelijk dat, vanwege heel sterk tern verzet, de PLO op dit ogenblik >n dergelijk standpunt niet formeel lar buiten kan dragen", aldus 'ascow. antoor de Verenigde Staten aangekomen, eten Sartawi en Jiris weten dat zij PLO-kantoor in Washington ensten te openen. Door middel van issenpersonen werd contact opge- omen met het Amerikaanse ministe- e van buitenlandse zaken. Norton ezvinsky, een professor in de Ame- kaanse geschiedenis aan de univer- 11 teit in Conneticut, die de reis van de vee PLO-vertegenwoordigers hielp pzetten, zegt „met een aantal men- ;n op het ministerie van buitenland- zaken contact te hebben opgeno- len. Een van hen was (de voormalige nderminister van buitenlandse za- en en huidige VS-ambassadeur in gvpte) Alfred Atherton." Mezvlnsky telt verder dat de anderen met wie ^uj op het ministerie contact opnam iven en beneden Atherton ston- ■Jen". Tevens wijst hij er echter op at er „niet veel mensen" boven hem konden. tort na hun aankomst op 8 novem- |er 1976 in Washington werden Sarta- n en Jiris voor een lunch in de Cos mos Club uitgenodigd, waaraan ook i deelgenomen door Dean Brown, joormalig VS-ambassadeur in Jorda- jlë en Libanon, en door Landrom lolling, hoofd van de Lily Stichting li Washington en naaste vriend van i huidige president Carter. Brown, als Kissingers speciale ambassa- ;ur in Libanon heeft gediend tijdens Henry Kissinger de Libanese burgeroorlog, verklaarde van de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken opdracht te heb ben gekregen met de twee Palestij- nen te praten. Doelstelling ministerie van justitie zouden aan melden als duidelijk was dat Jiris een Amerikaans visum voor de periode van een jaar zou krijgen. Lang genoeg Op 14 november lieten Sartawi en Jiris weten dat zij van mening waren dat de onderhandelingen lang genoeg geduurd hadden en dat zij van plan waren de VS te verlaten. „Op dat ogenblik dacht ik dat ik beter wist", zegt Mezvinsky. „Ik nam onmiddel lijk contact op met Atherton die ook van mening was dat zij niet moesten vertrekken." Mezvinsky weigert echter berichten te bevestigen of te ontkennen dat Kissinger nog dezelfde dag een spoedberaad hield over deze zaken met Atherton en diens medewerker Harold Saunders. „Ik zei tegen Sarta wi en Jiris dat dit niet is wat jullie moeten doen. Laten we zien wat ik kan doen," vertelt Mezvinsky. „Ik stuurde een boodschap aan het mi nisterie van buitenlandse zaken en daar werd de zaak op hoog niveau besproken." Brown overhandigde Sartawi en Jiris de volgende dag een in vage bewoor dingen gestelde verklaring die op wit schrijfmachinepapier was geschre ven met de mededeling dat Kissinger het document had opgesteld. Het do cument stelde de Palestljnen ervan in kennis, dat „het niet realistisch is voor de vertrekkende regering (Jim my Carter had zojuist de presidents verkiezingen gewonnen) een nieuw belangrijk beleidsbesluit inzake offi ciële contacten met de PLO te ne men. Het is ook niet realistisch om van de nieuwe regering te verwachten dat het deze zaak in behandeling zal nemen alvorens beëdigd te zijn. Hun verzoek (gedoeld wordt op Sartawi en Jiris) werd aan de minister van Bui tenlandse zaken overgebracht, die hen verzekerde dat hij de nieuwe re gering volledig ervan op de hoogte zal brengen. Wij hebben al gezegd dat een verandering van het PLO-stand- punt ten aanzien van de onderhande lingen met Israël en erkenning van Israëls bestaansrecht een nieuwe si tuatie zou scheppen die de opbouw van contacten zou vergemakkelijken. Betreffende de opening van het infor matiekantoor in Washington is het enige wettelijke vereiste, dat het zich inschrijft bij het ministerie van justi tie in overeenstemming met de wet op inschrijving van buitenlandse agenten en dat zijn personeel volgens onze bepalingen een legale status in de Verenigde Staten geniet". Tegelijkertijd liet Brown de twee PLO-functionarissen mondeling we ten dat Jiris een visum voor een jaar zou krijgen om een PLO-kantoor in Washington op te zetten. Op 18 no vember vervoegde Jiris zich bij het ministerie van justitie. Jasser Arafat 1970 waar hij in 1938 werd geboren, op een Israëlisch paspoort dat hij voortaan, als vertegenwoordiger van de PLO, niet meer kon gebruiken. Zonder ooit Soedan te hebben be zocht, vroeg hij een Soedanees pas poort aan. „Libanon geeft geen pas poorten aan Palestijnen, Soedan wel", zegt Jiris. De Soedanezen schre ven echter in zijn paspoort dat hij in 8oedan was geboren. „Toen ik mijn visum aanvroeg, verstrekte ik de ge gevens die in mijn paspoort waren opgenomen", aldus Jiris. Op 28 november keerde Sartawi naar de Verenigde Staten terug om, wat hij als een „technisch probleem" be schouwde, op te lossen. Vijf dagen later belde Brown hem vanuit het Amerikaanse ministerie van buiten landse zaken op met het verzoek om een onmiddellijke bijeenkomst. Brown liet Sartawi namens Kissinger weten dat hij onmiddellijk het land moest verlaten, wilde hij moeilijkhe den voorkomen. Brown, gaf echter geen enkele verklaring voor Kissin gers plotselinge verandering van standpunten. Enkele minuten na het vertrek van Brown werd opnieuw op Sartawi's hotelkamerdeur geklopt. Twee in specteurs van de Amerikaanse emi gratie-autoriteiten eisten 8artawi's reisdocumenten te zien. Sartawi reis de onder een gefingeerde naam op een diplomatiek paspoort dat hij van een „Arabisch land had gekregen dat vriendschappelijke betrekkingen on derhoudt, zowel met de VS als met de PLO". Na notering van de gegevens in het paspoort vertrokken de twee inspecteurs. Mezvinsky stelt onmid dellijk na de aankomst van Sartawi in de Verenigde Staten het ministerie van buitenlandse zaken in Washing ton op de hoogte te hebben gebracht van het feit dat Sartawi op een diplo matiek paspoort reisde, hoewel hij in Washington onder zijn eigen naam opereerde. Dreigement Nu nog niet Reactie ul!yrus Vance De onderhandelingen met Brown concentreerden zich op de „mogelijk heden rechtstreeks contacten tussen de Verenigde Staten en de PLO te beginnen en op de mogelijkheid een hoge PLO-functionaris als PLO-ver- tegenwoordiger naar Washington te sturen". De PLO wist dat volgens de Amerikaanse wet iedereen een kan toor in opdracht van een buitenland se regering of groepering kan openen. Deze hoeft zich slechts bij het Ameri kaanse ministerie van justitie aan te melden en opening van zaken geven over zijn bronnen van inkomsten en de doelstellingen van het kantoor. „De onderhandelingen gingen niet over de vraag over het openen van het kantoor in Washington", aldus de PLO, „maar over het benoemen van een bekend lid van de PLO die de status van een leider heeft en recht- streeks toegang tot de PLO-leiding zou hebben als directeur van dat kan toor". De PLO meende dat Sabri Jiris een goede verkoper in de Verenigde Staten zou zijn van de Palestijnse zaak. In een bespreking met Brown stelden de twee PLO-vertegenwoordi- gers dat zij het kantoor pas bij het Kroonprins rand De inschrijving van het PLO-kantoor veroorzaakte een felle aanval van de kant van de Israëlische ambassadeur in de Verenigde Staten, Simha Dlnltz, en leidde tot meningsverschillen bin nen de PLO. Hoge functionarissen van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken stelden Israëli sche diplomaten in Washington ge rust. Ze zeiden dat de opening van een PLO-kantoor in de Amerikaanse hoofdstad geen wijziging van de Amerikaanse houding jegens de PLO inhield. Op het moment dat Sartawi in Da mascus op 23 november PLO-leider Arafat op de hoogte bracht van het succes in Washington, verklaarde Ro bert L. Funseth, woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van bui tenlandse zaken, dat Jiris op 30 no vember, als zijn visum afloopt, de Verenigde Staten zal moeten verla ten. Funseth beschuldigde Jiris ervan „onjuiste gegevens" over zijn plaats van geboorte te hebben verstrekt toen hij zijn visum aanvroeg. Jiris, die de Verenigde Staten op een Soedanees paspoort binnengerelsd was, geeft dit toe, maar schuift de schuld in de schoenen van de Soeda- nese autoriteiten. Hij verliet Israël in Funseth motiveerde het Amerikaan se besluit Jiris te dwingen de Verenig de Staten te verlaten met de woor den: „Uit oogpunt van buitenlands beleid, menen wij dat dit niet het juiste moment voor de PLO is om een kantoor in Washington te openen". Tijdens een ontbijt diezelfde dag, stelde Kissinger Israëls ambassadeur Dinitz op de hoogte van het gedwon gen vertrek van Jiris. Kissinger verze kerde Dinitz nogmaals dat de Ameri kaanse houding jegens de PLO onge wijzigd was gebleven en dat de VS pas met de PLO zaken zouden doen, als deze beweging Israëls bestaans recht zou erkennen en de resoluties van de Veiligheidsraad van de Vere nigde Naties aangaande onderhande lingen met Israël zou aanvaarden. Sartawi, vastbesloten de VS niet te verlaten nam onmiddellijk contact op met verschillende Arabische am bassadeurs in Washington die hem hun steun toezegden. Tegenover de Egyptische ambassadeur Asjraf Ghorbal herhaalde het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken dat Sartawi diende te vertrekken. Tijdens een lunch op 6 september die door de ambassadeurs van Egypte, Tunesië, Algerije en de Arabische Liga werd bijgewoond, eiste Sartawi een onmiddelljke spoedzitting van alle Arabische ambassadeurs in Was hington die nog dezelfde avond plaats had. Sartawi vroeg Ghorbal Kissinger te laten weten dat hij niet zou vertrekken en daarom desnoods uitgewezen zou moeten worden. Ver der dreigde Sartawi met openbaar making van de onderhandelingen met de Amerikaanse autoriteiten. Ghorbal liet Kissinger echter namens Sartawi ook weten dat de PLO het alsnog verstrekken van een visum aan. Jiris als een teken van goede wil zou opvatten. Tijdens de spoedzitting van Arabi sche ambassadeurs diezelfde avond opende Ghorbal de bijeenkomst met een boodschap van Kissinger. De Amerikaanse minister van buiten landse zaken vroeg Sartawi om „zijn vertrek niet te versnellen" Kissinger zou met economische sancties van de kant van de Verenigde Staten hebben gedreigd als Sartawi nog langer in de VS bleef. Op 9 december vertrok de PLO-vertegenwoordiger. Dean Brown van een indirecte dialoog met de VS die sinds maart 1977 vla de pers en Arabische tussenpersonen werd ge voerd. Via de Egyptische minister van buitenlandse zaken, Isamll Fah- mi, en de Saoedische kroonprins Fahd poogde president Carter de PLO ertoe te bewegen resolutie 242 te erkennen. Hoge Palestijnse functio narissen beweren dat Arafat op het punt stond resolutie 242 te erkennen, toen minister van buitenlandse zaken Cyrus Vance in augustus 1977 een reis door het Midden-Ooosten maakte. Verandering Arafat liet de Saoedi's weten resolu tie 242 te willen aanvaarden, als deze resolutie „geïnterpreteerd" zou wor den als een erkenning van het Pales tijnse „recht een onafhankelijke staat te stichten". Bij het overbren gen van deze boodschap veranderden de Saoedi's de term „onafhankelijke staat" in „onafhankelijk thuisland". Deze indirecte onderhandelingen mislukten volgens de Palestijnen toen Vance werd gevraagd of aan vaarding van de resolutie 242 een uitnodi^ng aan de PLO om aan de Geneefse vredesconferentie deel te nemen veilig zou stellen. Dit had Car ter de PLO al in het vooruitzicht gesteld. Vance antwoordde echter dat Washington een uitnodiging aan de PLO niet kon garanderen. Het kon alleen beloven In ruil voor erkenning van 242 een „dialoog" met de PLO te zullen voeren. Inschrijving Fachmi Gedurende de volgende twee Jaar liet Jiris zich schriftelijk vanuit Beiroet als buitenlands agent bij het Ameri kaanse ministerie van Justitie in schrijven. Hij werd in Washington door het advocaten-kantoor Mulr en Stolper vertegenwoordigd. Op 15 au gustus 1977 bevestigde Muir en Stol per schriftelijk dat zij Jiris opnieuw bij het ministerie van justitie hadden ingeschreven. Enkele dagen later liet PLO-leider Arafat weten een dialoog met de VS te willen voeren en op een Ameri kaans antwoord te wachten op het verzoek van de PLO een kantoor in Washington te mogen openen. Ara fats opmerkingen maakten deel uit Alfred Atherton AMSTERDAM (ANP) Bij de jaarlijkse herdenking van de fetoombomaanval in de Japanse stad Nagasaki, morgen, zul len de namen van zes Nederlandse slachtoffers op de officiële lodenlijst worden bijgeschreven. Aan de lijst met ongeveer iO.OOO mensen, die aan de gevolgen van de bom bezweken, vorden morgen A. Groen, J. D. Holthausen, M. J. L. Megers, C. 1. H. Aalders, J. H. F. Beer en B. Joseph toegevoegd. Zij zaten net ruim vijfhonderd anderen op het moment van de kernex- nd()losie gevangen in het kamp Fukuoka 14 in Nagasaki. d£)e meesten waren KNIL-militairen 9n Nederlandse burgers, maar er za- en ook wat Engelsen en Amerika- len. Later stierf een deel van hen aan ongontsteking en door uitputting. Hinkelen zijn nog in leven. )e namen van de Nederlandse slacht- Ifers van de atoombom komen voor een op rijstpapier geschreven do- I lenlijst, die de gevangenen in Fukuo- a 14 bijhielden, zodat het Rode truis de familie van de overledenen Jon inlichten. De lijst kwam onlangs n handen van dr. ir. J. Stellingwerff. lilbliothecaris van de Vrije Universi- iit in Amsterdam. Hij werkt aan een >oek, dat de geschiedenis van Fukuo ka 14 beschrijft. Dramatisch hoogte punt daarin zal het moment van de atoombomaanval zijn. Om dat te kunnen reconstrueren heeft hij Naga saki bezocht en gesprekken gevoerd met twintig Nederlanders die het kamp hebben overleefd. Gezond Wat Stellingwerff opviel tijdens die gesprekken was, dat de meeste over levenden geestelijk en lichamelijk ge zond zijn. „Het beeld dat wij over het algemeen hebben, is dat je na zo'n aanval of onmiddellijk dood bent, of er blijvend lichamelijk en geestelijk letsel aan overhoudt. De meeste men sen met wie ik heb gesproken kwa men als normaal op mij over. Een soort atoombomsyndroom heb ik niet bij hen kunnen ontdekken. De meesten kunnen werken en hebben gezonde kinderen. Gevallen van stra lingsziekten ben ik niet tegenge komen." Bijna niemand van de mensen die in het kamp hebben gezeten en de atoomaanval hebben meegemaakt, heeft volgens Stellingwerff tot nog toe veel over zijn ervaringen gespro ken of geschreven. Daarin komt nu langzamerhand wat verandering. „De meesten zijn nu in de vijftig of zestig Jaar, een leeftijd waarop je op je leven terug wilt kijken. Maar er waren mensen bij die in het gesprek met mij voor het eerst in al die tijd over hun ervaringen spraken. Er is hier ook nooit veel belangstelling voor ze geweest. Na de oorlog met Japan moesten ze weer gaan vechten, nu voor Nederland tegen de Indone siërs. Toen ze uiteindelijk hier kwa men, werden ze bekeken als kolonia listen. Er is hier altijd veel meer be langstelling geweest voor wat er in Duitsland gebeurde dan voor Japan." Op 15 Juni 1944 kregen de ongeveer 320 meest Nederlandse gevange nen die toen in het kamp Fukuoka 14 zaten, gezelschap van een groep van 212 krijgsgevangenen, die voor de helft uit Nederlanders bestond. Het Japanse schip Tomahokoe Maroe, dat hen voor het laatste gedeelte van de reis van Java naar Japan op For mosa aan boord had genomen, werd 80 kilometer uit de kust van Nagasaki door de Amerikanen getorpedeerd. Van de achthonderd krijgsgevange nen die in de ruimen van het getorpe deerde schip zaten, werden er na tien uur 212 uit zee opgepikt door een Japanse walvisvaarder, die hen naar Nagasaki bracht. Fukuoka 14 lag midden in de indu striewijk van Nagasaki. De gevange nen moesten er twaalf tot veertien uur per dag werken op een scheeps werf of in een fabriek. In de winter van '44-'45 stierven in het kamp 125 mensen door ziekten en ondervoe ding. Een maand voor de ontploffing van de atoombom begonnen de Ameri kaanse B-29's Nagasaki en ook Fuku oka 14 te bombarderen. De gevange nen hadden zelf schuilkelders ge maakt, waarvan ze de betonnen dek sels wapenden met bamboestengels. Dat kon echter niet verhinderen, dat drie mensen bij de bombardementen omkwamen, onder wie een Neder lander. 'Weerballons' Ook op de ochtend van de negende augustus klonk er luchtalarm, maar na korte tijd gaven de Japanners het sein veilig en moesten de gevangenen weer aan het werk. Claude Belloni (57), voorlichter bij het ministerie van volksgezondheid en milieuhygiëne, herinnert zich: „Medegevangenen hebben iets voorbij zien gaan, maar er geen aandacht aan besteed. Ze dachten dat het weerballons waren. Het is de atoombom geweest, die aan parachutes hing. Wat toen volgde was een hels lawaai. Ik werd van het bed. waar ik even op was gaan liggen, gesmeten: het dak van de barak viel boven op me, maar gelukkig werd ik beschermd door zo'n dikke Japanse mat waar we op sliepen. Ik hoorde iemand roepen: „Brandbommen, brandbommen". De zeventigjarige Haagse kunstschil der Charles Burki, die de tekeningen die hij in Japanse gevangenschap maakte onlangs bundelde in het boek „Achter de kawat", vergelijkt de hitte met de gloed uit een smeltoven vol vloeibaar metaal. „Ik werd er draaie rig en misselijk van. Toen kwam de dreun, na een seconde of drie en ik was bewusteloos". Grijs stof Nadat Burki weer bij zijn positieven was gekomen, is hij de schuilkelder uitgekropen. „Over de stad hing een grijze stofmassa, net een zonsverduis tering. Waar Je eerst tegen die hoge fabrieken aankeek, daar zag Je nu overheen. Alles was plat". Drie Nederlanders waren op slag dood. De andere drie zijn korte tijd later gestorven. De overlevenden zijn met de gewonden de heuvels Inge-, vlucht. Burki: „De Jappen waren al verslagen. Ze liepen met hun geweren Dr. ir. J. Stellingwerff achter ons aan, als volgzame hondjes." Het ergst waren de mensen er aan toe die zware brandwonden hadden op gelopen. Bulten wat brandzalf waren er geen medicijnen om hen te helpen. Burki en Belloni vertellen dat zij mensen hebben zien lopen met „hele lappen cellofaanhuid die van hun ge zicht afhingen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 9