Vroegtijdige ontdekking
darmkanker levensbelang
Vogel wet aan
vernieuwing toe
De hoofdletters
en de eerbied
Mm
- ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1979
9<
■BINNENLAND"
TROUWKWARTET
23
Dokter A. N. de Wolf was toch wel enigszins verrast, toen hij begin
januari van dit jaar benaderd werd door zo'n twaalf journalisten
van dag- en weekbladen, radio en televisie. Een dergelijke
belangstelling had hij nu niet bepaald voorzien, ook al had hij dan
in een plaatselijke krant zelf bekend laten maken dat er begonnen
zou worden met een onderzoek naar darmkanker in Zoetermeer om
zo de bevolking ervan op de hoogte te stellen.
Nu ruim een halfjaar later die kortstondige oprisping van
publiciteit geheel is weggeëbd, lijkt het toch wel zinnig alvast een
voorlopige balans op te maken van dit bevolkingsonderzoek naar
darmkanker in Zoeterméer. „Het is weliswaar te vroeg om
conclusies te tj-ekken, maar aan de andere kant is er best al iets te
vertellen over ihet verloop tot nog toe," aldus huisarts De Wolf.
door Kees de Leeuw
ZOETERMEER Ei
genlijk hoor je in het
algemeen maar weinig
over darmkanker, tenzij
iemand in je naaste om
geving erdoor getroffen
is. Toch komt deze ziek
te veel meer voor dan
men wel denkt. Niet al
leen bij mannen, maar
ook bij vrouwen. Bij
deze laatste groep is ze
na borstkanker zelfs de
meest voorkomende
vorm van kanker. In
Amerika en deze ten
dens gaat ook op voor
andere westerse landen
komt darmkanker al
meer voor dan longkan
ker en staat deze ziekte
achter huidkanker op
de tweede plaats. Het is
dan ook duidelijk dat
darmkanker in frequen
tie toeneemt.
Zoals wel meer huisartsen
I werd ook dokter De Wolf in
I zijn praktijk ongeveer drie
duizend patiënten met
darmkanker geconfronteerd.
Cijfers wijzen uit, dat het in
Nederland om zo'n 3500 geval
len per jaar gaat en in een
dergelijke periode komt een
huisarts gemiddeld met vijf
tot zes patiënten die darm-
kanker hebben in aanraking.
Afhankelijk van de grootte
van zijn praktijk heeft een
huisarts in doorsnee 35 kan
kerpatiënten onder behande
ling.
„Een paar jaar geleden bleek
een patiënt van mij darmkan
ker te hebben en die confron
tatie zette mij aan het den
ken," aldus de Zoetermeerse
huisarts. „Ik realiseerde mij,
dat als deze ziekte eerder zou
zijn ontdekt, er wat aan te
doen was geweest, want de
overlevingskansen zijn erg af
hankelijk van het tijdstip
waarop wordt vastgesteld dat
iemand darmkanker heeft."
Hanteerbaar
Hij pleegde literatuurstudie
en kwam erachter dat er toch
wel mogelijkheden zijn voor
vroegtijdige onderkenning.
Bovendien is er een test op de
markt, waarmee niet alleen de
aanwezigheid van bloed in de
ontlasting kan worden aange
toond, maar die tevens han
teerbaar is voor grote groe
pen. „Toen is het eigenlijk al
lemaal heel snel gegaan, want
als je eenmaal in die molen
zitIk ondervond van alle
kanten medewerking, de
plaatselijke huisartsen rea
geerden erg enthousiast, er
kwam vrij vlot subsidie af van
het Preventiefonds van het
ministerie van volksgezond
heid en na anderhalf jaar
voorbereiding kon met het be
volkingsonderzoek worden
begonnen," aldus dokter De
Wolf.
Alle inwoners van veertig jaar
en ouder in Zoetermeer wor
den aangeschreven via een
brief, waarin staat dat ze een
testpakketje thuisgestuurd
krijgen en hun medewerking
wordt tevens gevraagd, want
ze moeten zelf hun ontlasting
monsters afnemen en het pak
ketje terugsturen naar het
adres van onderzoek. Er zijn
tot nu toe elfduizend tests ver
zonden de laatste zijn kort
geleden de deur uitgegaan
waarvan momenteel meer dan
de helft binnen is.
Dokter De Wolf toont zich re
delijk tevreden over deze res
pons, ook al had hij zelf dan
zo'n zestig procent verwacht,
maar nog niet is alles binnen.
Bovendien kunnen mensen
om wat voor reden dan ook
besluiten niet mee te doen.
Vroegtijdig
Het onderzoek heeft tot dus
ver 130 positieve te'sts opgele
verd en 72 patiënten zijn nu
volledig onderzocht. Daaruit
kwam naar voren, dat negen
mensen een gezwel hadden
aan de dikke of endeldarm.
„Als je uitgaat van het stand
punt, dat elk geval dat vroeg
tijdig ontdekt wordt er één is,
zou Je kunnen zeggen dat een
dergelijk onderzoek zeker zin
heeft," aldus de Zoetermeerse
huisarts, „maarzoals al eerder
opgemerkt: het is nog te vroeg
om echte conclusies te
trekken".
Het onderaoek, waarvoor een
kleine twee jaar is uitgetrok
ken. loopt nog tot eind 1980 en
het ziet ernaar uit, dat de sub
sidie van het Preventiefonds
230.000 gulden toerei
kend zal zijn. Van dit geld
heeft dokter De Wolf, die zelf
gemiddeld een uur per dag
met het onderzoek bezig is,
een assistente aangetrokken,
die er een volledige dagtaak
aan heeft. Hij wijst er overi
gens op dat dit niet het eerste
bevolkingsonderzoek naar
darmkanker is. In 1976 deed
zij het op kleinere schaal
de Alkmaarse chirurg De Rui
ter een dergelijk onderzoek
onder duizend inwoners van
het Noordhollandse Warmen-
huizen.
Dat aantal was echter te klein
voor het trekken van meer al
gemeen geldende conclusies
en De Ruiter deed dan ook de
aanbeveling zo'n onderzoek te
herhalen, maar dan op grotere
schaal. Daarna kwam dokter
De Wolf met zijn plannen voor
een bevolkingsonderzoek
naar darmkanker in Zoeter
meer, waarbij de doelgroep
15.000 mensen is boven de
veertig jaar.
Achter bevolkingsonderzoe
ken op grote schaal, zoals de
laatste jaren naar borstkan
ker en baarmoederhalskan
ker, worden nogal wat vraag
tekens gezet. Ook huisarts De
Wolf is zich daarvan bewust.
„Er is een aantal factoren dat"
je tegen elkaar moet afwegen.
Niet alleen zaken als tijd en
geld, maar ook andere zoals
de angst die zo'n onderzoek
bij de mensen teweeg kan
brengen en het belastende dat
ervan uit kan gaan. Is het dat
wel allemaal waard, kun je je
afvyagen. Voor de mensen bij
wie' ai 'in hét beginstadium
kanker wordt gevonden wel.
Daarvoor heb je het niet voor
niets gedaan, want elk geval
van vroegtijdige ontdekking
is er één, maar toch zul je de
voor- en nadelen tegenover el
kaar moeten zetten. Ik hoop
dan ook dat dit onderzoek
daar wat duidelijkheid over
geeft".
Daarbij kan misschien het on
derzoek van dienst zijn. dat
het Studiecentrum Sociale
Oncologie te Rotterdam
parallel aan dat van dokter
De Wolf in Zoetermeer
houdt. Dat is specifiek gericht
op de psycho-sociale kant van
de zaak met vragen als „hoe
ervaren mensen een dergelijk
onderzoek", waarbij ze de uit
slag schriftelijk thuis krijgen
en er bij positieve uitslag een
telefoontje volgt voor eerder
onderzoek om te kunnen vast
stellen wat de oorzaak is van
het bloedverlies.
Waardoor iemand darmkan
ker krijgt is nog steeds niet
bekend, al staat wel vast dat
voeding een heel belangrijke
factor is. Verder is darmkan
ker een vorm van kanker die
goed te behandelen is, mits de
aandoening tijdig wordt on
derkend, want daardoor wor
den de overlevingskansen ver
groot. Afhankelijk van het ge
nezingsproces kan het nood
zakelijk zijn dat tijdens de
operatie een kunstmatige uit
gang wordt geplaatst (een sto
ma of anus praeternaturalis).
Omdat de dikke en/of endel
darm zijn weggenomen wor
den op deze manier de afval
stoffen via een „zij-uitgang"
afgevoerd. Er is in Nederland
een vereniging van stoma-pa
tiënten (de Harry Bacon Club,
tel. 020-782233), die praktische
voorlichting en morele steun
geeft op dit gebied.
Over de begeleiding van de
patiënt merkt dokter De Wolf
op, dat er een soepel overleg is
tussen de eigen huisarts, de
specialist en hemzelf. „Het
hangt van de situatie af, wie
de patiënt vertelt dat hij of zij
darmkanker heeft, maar dit
gebeurt niet eerder dan vast
staat dat het werkelijk kanker
is. Meestal doet de specialist
het, omdat hij er het eerste
van op de hoogte is, maar er
vindt wel vooraf overleg
plaats".
Moeilijk
Dokter A. N. de Wolf: „Die confrontatie zette mij aan het
denken."
Foto: Rob Hendriksen
Hij voegt eraan toe, dat het
niet altijd meevalt een derge
lijke boodschap te vertellen,
want „er zijn geen regels voor
en het overbrengen van zo iets
is moeilijk. Dat geef Ik direct
toe, maar er zijn meer moeilij
ke zaken in dit vak. Daarom is
een goede overlegsituatie erg
belangrijk. Met name ten aan
zien van wat een patiënt al
verteld is, omdat daarbij soms
weieens wat tussen wal en
schip valt".
De Zoetermeerse huisarts ls
dan ook blij met de goede
samenwerking tussen hem en
drie bij dit onderzoek betrok
ken ziekenhuizen: het Haagse
Bronovo, Antoniushove in
Leidschendam en het Diaco-
nessenhuis in Voorburg. „De
communicatie onderling tus
sen artsen en specialisten is
erg prettig en ik beschouw dit
als een sterk voorbeeld van
hechte samenwerking tussen
gezondheidszorg in de eerste
en tweede lijn. Zo kan het
óók".
Ten aanzien van zijn motie
ven voor dit onderzoek zegt
dokter De Wolf: „Het is voor
mij één aspect in de eerste
lijns-gezondheidszorg en daar
wilde ik iets mee doen, een
antwoord vinden op een
vraag. Er zal tezijnertijd wel
een proefschrift uitkomen,
maar dat was niet in eerste
instantie de opzet. Ik ben niet
buitengewoon geïnteresseerd
in darmkanker in die zin, dat
ik me daarin zou willen spe
cialiseren. Ik was en ben wel
van mening dat een dergelijk
onderzoek gedaan moet wor
den en omdat niemand het
deed, ben ik er zelf maar in
gedoken, maar ik blijf 'ge
woon' huisarts."
door Hans Schmit
HENGELO (Gld.) De huidige, ruim veertig jaar
oude vogelwet biedt de vogels onvoldoende be
scherming. De wet verbiedt slechts het rechtstreeks
vangen en doden van vogels, maar laat zich niet in
met wat momenteel de grootste bedreiging voor
«vogels is, namelijk het aantasten van de levens
voorwaarden. In de nieuwe vogelwet, die momen
teel in voorbereiding is, dienen daarom naast de
bestaande (en uit te breiden) verboden ook bepalin
gen worden opgenomen die zijn gericht op het
behoud en het beheer van het leefmilieu van vogels.
Deze wens heeft de Nederlandse vereniging tot
bescherming van vogels neergelegd in een brief aan
staatssecretaris Wallis de Vries (CRM), die ernaar
streeft nog dit jaar (eindelijk het nieuwe ontwerp
aan de Tweede Kamer voor te leggen. Eindelijk,
omdat de ambtelijke voorbereidingen al meer dan
zes jaar duren en de Vogelbescherming in 1974 ook
al haar wensen op tafel heeft gelegd.
Hoewel de wensen van toen ook nu nog voor hono
rering in aanmerking komen, heeft Vogelbescher
ming niet willen volstaan met een verwijzing naar
de brief van toen. Er is een werkgroep ingesteld, die
onder meer een enquête heeft gehouden onder 163
instellingen en organisaties die zich bezighouden
met de bescherming van vogels om een zo duidelijk
mogelijk beeld te krijgen van de wensen die leven.
Bovendien heeft Vogelbescherming nog eens willen
benadrukken van hoeveel belang het is niet alleen
de vogels maar ook hun en onze wereld te bescher
men. De heer J. Bil uit het Gelderse Hengelo,
.voorzitter van de werkgroep: „Wij zijn bang dat de
nieuwe wet toch weer niet het gehele vogelbescher-
mings"raagstuk in zijn volle omvang zal bevatten.
Hèt grote probleem is dat, wanneer je vogels wilt
beschermen, je bepaalde menselijke handelingen
moeten verbieden. Je mag geen eieren rapen, maar
anderzijds mag,je wel eggen en daarmee eieren
vernietigen. Aan de ene kant wordt een gebied als
natuurgebied aangewezen, maar anderzijds wordt
in de aanvliegroute naar dat gebied een hoogspan
ningsleiding aangelegd. Op dat soort zaken heeft de
vogelwet geen greep en dat betreuren wij."
moet bieden. Zo heeft, om nog een paar voorbeel
den te noemen, de roerdomp rietvlakten en de
ijsvogel schoon viswater nodig. Ook kun je kunst
matige voorzieningen treffen, bijvoorbeeld voor de
kerkuil die wordt getroffen doordat de „uileborden"
aan de boerderijen verdwijnen".
toegestaan, zoals de lijstervangst met strikken en
het rapen van eieren. In 1936 werd de lijst van
beschermde vogels uitgebreid tot alle in Europa in
het wild levende soorten. Die wet gold toen als een
van de modernste van Europa en Vogelbescher
ming noemde het toen terecht een belangrijke stap
vooruit. Sindsdien is de wet alleen op een aantal
punten aangescherpt (zoals het verbod op zangwed
strijden en het inkorten van de lijst van vogels die
in een kooi mogen worden gehouden), maar de
verbodsbepalingen bleven beperkt tot rechtstreeks
menselijk handelen."
Modegril
Het begin van de huidige vogelwet vormde een wat
vreemde modegril uit het begin van deze eeuw, toen
de dameshoeden getooid moesten zijn met veren
van bij voorkeur visdiefjes. sterns en meeuwen De
Heer Bil: „Daarvoor waren alleen de voor de land
bouw en houtteelt nuttige dieren, waaronder enkele
vogels, beschermd. Op grond van die wet werden
toen. hoewel het formeel niet kon. de door de
damesmode bedreigde vogels ook beschermd en
werd een wet voorbereid waarin vogels niet meer
om het nuttige maar om zichzelf werden be
schermd. Er bleef in die wet van 1912 nog veel
Gevaar
Reeds in 1936 constateerde de toenmalige secreta
ris van Vogelbescherming, Jan Drijver, dat de wet
weliswaar modern was, maar voorbij ging aan het
grootste gevaar voor de vogels, de aantasting van
hun levensomstandigheden. Die bedreiging is
sindsdien alleen maar toegenomen. Door allerlei
ruimtelijke ontwikkelingen (woningbouw, indu
strialisatie, aanleg van wegen, havenontwikkelin
gen, recreatieprojecten) zijn de broedterreinen en
rust- en overwinteringsgebieden ernstig aangetast;
in het landschap zijn allerlei waardevolle elemen
ten (heggen, singels, houtwallen) opgeruimd; de
landbouw is geïntensiveerd; de waterstand van
drassige gebieden is verlaagd; de recreatie is toege
nomen; er worden steeds meer giftige stoffen ge
loosd (olie en zware metalen bij voorbeeld); het
gebruik van bestrijdingsmiddelen heeft een zware
tol geëist; de toeneming van het aantal hoogspan
ningsleidingen een lange lijst van aantastingen
die nog verre van volledig is.
Negatief
Deze ontwikkelingen hebben een netatieve invloed
op veel vogelsoorten en vooral de laatste vier, vijf
jaar gaat. aldus Vogelbescherming, de stand van
vele vogelsoorten achteruit. Het is volgens Vogelbe
scherming niet alleen noodzakelijk zoveel mogelijk
broed-, rust- en overwinteringsgebieden te behou
den en op goede wijze te beheren, maar er zouden
ook nieuwe voorzieningen in het leven moeten
worden geroepen. De heer Bil „Voor vogels die
achteruitgaan, moeten inderdaad voorzieningen
worden getroffen. De oeverzwaluw bijvoorbeeld is
gebonden aan steile zandoévers, maar langs de
IJssel verdwijnen die oevers doordat er basaltblok
ken worden gelegd. Ik vind dat je dan compensatie
Tekortkomingen
Afgezien van het féit dat in de huidige vogelwet
niets is geregeld over het aantasten van het leefmi
lieu van vogels, vertoont de wet op nog meer punten
ernstige tekortkomingen. Het vergunningstelsel
(voor het vangen van vogels, de handel in vogels en
het prepareren van vogels) is bijzonder en onnodig
ingewikkeld. Bovendien biedt dé huidige wet niet
alle in het wild levende vogels bescherming. Zo zijn
in de vogelwet vijf vogels niet beschermd (waarvan
er op twee, de spreeuw en de huismus, mag worden
gejaagd), terwijlnog eens een dertigtal vogels onder
de jachtwet valt, waarvan op 24 soorten de Jacht
nog gedurende een bepaalde tijd van het jaar
geopend is.
Een verwarrende situatie, waaraan Vogelbescher
ming graag een eind zag gebracht door alle vogels
in één juridisch kader onder te brengen. Omdat het
opzetten van bijvoorbeeld een faunawet een tijdro
vende zaak is, wil Vogelbescherming voorlopig dat
de jachtwet, de vogelwet en de natuurbescher
mingswet beter worden gecoördineerd, dat de uit
voering van de jachtwet onder de minister van
CRM in plaats van die van landbouw valt en dat de
vogels in de jabhtwet op wie de jacht is gesloten,
onder de vogelwet worden gebracht. Ook wil Vogel
bescherming dat de nieuwe vogelwet de kans biedt
specifieke vogelterreinen aan te wijzen, buiten de
terreinen die nu onder de natuurbeschermingswet
vallen. Voor die specifieke terreinen (zoals bijvoor
beeld het eiland Griend, de platen in het Deltage
bied, het Zwanenwater) zouden strengere bepalin
gen moeten gelden, onder meer over de rustversto
ring door velerlei menselijke activiteiten.
Kooi vogels
In de brief aan staatssecretaris Wallis de Vries gaat
Vogelbescherming ook in op een groot aantal on
derdelen van de bestaande wet. die in de nieuwe
wet be,ter geregeld kunnen worden. Eén van die
punten is het houden van kooivogels; vooral in het
zuiden van het land een bij velen geliefde hobby. De
heer Bil: „Vogelbescherming wijst het houden van
kooivogels van de hand en uit de enquête is geble
ken dat vrijwel alle organisaties en instellingen
deze mening delen. Je kunt je echter niet afsluitén
voor de werkelijkheid èn het houden van kooivogels
direct verbieden. Wel vinden we dat de merel en de
geelgors direct van de lijst van kooivogels moeten
worden afgevoerd. Ook zou de klapekster geen
vogel voor de jacht meer mogen zijn".
Op dezelfde ochtend waarop ik
met genoegen luister naar de
wat vaderlijk maar toch sympa
thiek klinkende vermaningen
die de treinbestruurder tot de
reizigers richt („Over enkele
ogenblikken komen we aan in
station Amsterdam Centraal,
eindpunt van deze trein. Vergeet
u vooral bij het uitstappen uw
bagage niet"), op diezelfde mor
gen stemt het lezen van onze
eigen krant mij tevreden. Het
blijkt namelijk dat we ons niet
schuldig gemaakt hebben aan
een vergrijp dat een Jaar of 25
geleden met misnoegen gesigna
leerd werd: we schrijven het
woord „marxisme" niét met een
hoofdletter.
M Mlnlitcr-PrcBidont
Minister van 81i_
raakln kcl
-tallan. Hei stellen
De misprijzende opmerking
vloeide destijds uit de pen van
de in 1965 overleden R. Hagoort,
die meer dan veertig Jaar actief
geweest is op sociaal terrein, zó
actief aanvankelijk dat hij als
Jong onderwijzer in het Brabant
se Klundert de bijnaam „rooie
schoolmeester" verwierf toen hij
in ruime mate van sympathie
met een groep stakers deed blij
ken. In zijn in 1955 verschenen
boek „De Christelijk Get op de
hoofdletter) sociale beweging"
zette Hagoort in een noot uiteen
waarom hij het woord „christen"
(en ook „christelijk") steeds met
een hoofdletter schreef: om
dat het ls afgeleid van een nog
wel de hoogsthelllge eigen
naam." Op die verantwoording
volgt, op duidelijke afkeurende
toon, de vaststelling dat „som
migen" er de voorkeur aan geven
„Christelijk met een kleine letter
te schrijven en marxisme met
een hoofdletter." Of dat kwaad
toen zo wijd verbreid was dat de
schrobbering gerechtvaardigd
was. herinner ik nuj niet, ik stel
slechts vast dat onze krant van
deze morgen althans op dit punt
brandschoon is. Maar dan moet
ik er wel aan toevoegen dat we
over het gebruik van hoofdlet
ters gans anders denken dan Ha
goort destijds kennelijk deed.
Hoewel we de progresslevelingen
die het liefst 411e hoofdletters in
de ban zouden doen niet volgen
lieden hebben, u.
'*1 fHinfcti opwerkli
in defórondweOeen bepal
het buïlUmida kiesrecht
tij achten het juieter h
XiJ wijzen erop
Zo deed het ministerie van bin
nenlandse zaken het deze week
nog.
op hun weg, springen we er wel
veel zuiniger mee om dan vroe
ger. indachtig wat de spelllngs-
deskundigen ons in 1954 voorge
houden hebben: dat het
overdadig gebruik van hoofdlet
ters de tekst onrustig maakt."
Die overweging brengt ons ertoe
aanduidingen als hervormd, ge
reformeerd, rooms-kathollek en
christelijk gewoon met kleine
letter te schrijven. Ook woorden
als „grondwet," „minister-presi
dent" en „minister" krijgen van
ons alleen aan het begin van een
zin een hoofdletter en daar
mee wijken we al van wat het
ministerie van binnenlandse za
ken nog vaak doet: ln deze week
door dat departement rondge
stuurde stukken ls bijna eerbie
dig sprake van „Grondwet," „Mi
nister-President" en „Minister."
Evenmin volgen we de kerkbo
deschrijver uit het zuiden van
het land na, die in 1934 kennelijk
nog zo door de radio geïmpo
neerd werd dat hij het voortdu
rend had over „de Radio." Dat
gebeurde in een stuk waarin hij
lucht gaf aan zijn ontstemming
over de slechte manier waarop
de rouwdienst bij de begrafenis
van koningin-moeder Emma
door de ether tot hem gekomen
was. Het zingen klonk „zielig,"
vond de schrijver, „vooral de
Roomschen onder de aanwezi
gen moeten dit wel hoogst erbar
melijk hebben gevonden." Het
was goed hoorbaar hoe de voor
de microfoon staande hofpredi
ker zong. „maar van de vele hon
derden aanwezigen viel heel wei
nig te vernemen." Die hofpredi
ker had het bij de kroniekschrij
ver toch al verbruid: zijn rede
had „de verwachtingen niet
overtroffen; er bestaat in dit gen
re ongetwijfeld wel wat beters."
s. Terug naar de hoofd- en de klei
ne letter; ons gebruik daarvan
heeft dus niets te maken met
waardering of het ontbreken
daarvan. Hoofdletters komen
ook veelvuldig voor ln een brief
die mij bereikte uit hetzelfde
„donkere zuiden," waar de zo
juist aangehaalde kroniekschrij
ver in 1934 naar zijn „Radio"
luisterde. De briefschrijver
klaagt over het vaak onnodige
gebruik van afkortingen als
herv. en geref. en is vooral ont
stemd over het afkorten van
„heilig" tot H., zoals in de aan
duiding „H. Schrift" voor bijbei.
Hij herinnert eraan hoe ln de
dagen van het rijke roomse leven
advertenties verschenen als de
ze: „H.H. Pastoors! Voor de H.
Vasten heerlijke vette paling.
Beleefd aanbevelend.
Tot slot een typisch voorbeeld
van woordverwarring (geden-
ken-herdenken), dat lk aantrof
in het genoemde boek van Ha
goort. Toen de Duitsers ln 1941
tegen het CNV optraden, werd er
van veel protestantse kansels
een oproep voorgelezen om de
leden van de chrlsteiijk-sociale
organisaties „in ons gebed te
herdenken." Alsof het er niet om
ging nog levende mensen, die ln
moeilijke omstandigheden ver
keerden, te gédenken.
>4