Niet panikeren, dank zij de Tour
Atomen voor
De
journalist
en het zwart#
informatie
circuit
$en lezer op het PODIUM
De ereschuld en de
politieke gevangenen
Zogezegd
JDAG 20 JULI 1979
TROUW/KWARTET
9
sfcor Koos van Weringh
eg<
j d
rn t zomer is nooit het jaargetijde
b< weest dat mijn voorkeur geniet.
2oi heb er nooit veel in gezien en ben
I ZQ tijd blij als het weer september is
vai worden. Alleen al de gedachte dat
in Juli op reis moest vanwege de
hoolvakantie van de kinderen
^led bij mij het verlangen naar de
kirfst opkomen en dan kwam die
nge zomer nog. Dat gereis In de
armte, of in de regen, die stoeten
ensen met dat gesleep van die
lifers, die vanzelfsprekendheid
it het heilzaam is voor lichaam en
tl als je 's zomers een paar weken
op uit trekt; nooit heb ik
grepen wat de diepere betekenis
van deze collectieve hysterie, die
j als vakantie aanduiden.
rlai zomer kent echter perioden,
nakarvan sommige beter zijn door te
h men dan andere. Het betere
be; deelte ligt nu bijna achter ons.
pn
da, or prof. dr. W. F. Wertheim
Nog twee dagen en dan treedt de
echte zomerse verveling pas goed
in: de Tour de France is afgelopen.
En daarna volgen enige weken die
het Jaarlijkse dieptepunt vormen,
althans voor mij.
De Tour de France heb lk vanaf
omstreeks 1950 van dag tot dag
gevolgd. Eerst via de radio en de
kranten, later ook nog via de
televisie. Wat nu precies de
bekoring is. die van dat
wielrenspectakel uitgaat, zou ik
niet eens zo nauwkeurig kunnen
zeggen, maar een feit is dat ik nooit
een dag oversla.
Er ls zelfs een tijd geweest,
ondertussen meer dan vijfentwintig
jaar geleden, dat ik plakboeken
maakte over wat er in de Ronde van
Frankrijk plaatsgreep. Foto's,
klassementen en verslagen over de
verrichtingen van wielrenners als
Wim van Est. Henk Faanhof, Jan
Nolten, Gerrit Voorting en Wout
Wagtmans plakte ik keurig in, hier
en daar vooizien van commentaar
meedogenloos vervolgde
len
B jj. Trouw van 26 mei 1979 is een
ef afgedrukt van een Indonesi
an ie ex-politieke gevangene aan
r0( rt Waldheim, de secretaris-gene-
üsi 1 van de Verenigde Naties. Zowel
de in mei van dit jaar geschre-
i brief als uit het daarbij gevoegd
actioneel commentaar blijkt,
met de door de Indonesische
ering met veel tam-tam aange-
idigde „vrijlating" voor de meer
tien jaar onwettig van hun vrij-
d beroofde slachtoffers van de
har to-terreur de ellende aller-
ist voorbij is. Bij hun vrijlating
>ben zij een verklaring moeten
enen dat zij tegenover het be-
itid niets te reclameren hadden
zij kregen van hun valselijk in
lag genomen bezittingen (vaak
huls en grond) niets terug. Ook
zij van hun pensioenrechten
oofd, voorzover zij daarvoor re-
totpatig hun pensioenpremies had-
de i gestort. Erger nog is dat het
er den van werk hun praktisch on-
igelijk wordt gemaakt door aller-
vormen van discriminatie, en
or hun een identiteitsbewijs te
strekken met de code-aandui-
)g ET (ex-tapol, dat is: ex politie-
gevangene).
het overwegen hoe van Neder-
i( d uit een bijdrage kan worden
jeverd voor een verlichting van
lot van deze tienduizenden on-
ukkige slachtoffers van onrecht
terreur, werd de aandacht van
Komité Indonesië getrokken
r een brief 15 juni jl.. waarin
dt voorgesteld aan de Neder-
ise regering te vragen „bij de
onesische regering te bevorde-
dat politieke gevangenen met
gezinnen op basis van vrijwil-
eid naar Nederland uitwijken",
ineer Nederland op ruime
aal gastvrijheid kan bieden aan
lenen en Vietnamezen „van wie
rnd was dat hun aanpassing in
Nederlandse samenleving op
k Ie problemen zou stuiten", aldus
schrijver, waarom dan niet een
ide gedragslijn gevolgd ten op-
te van slachtoffers van de Indo-
sche concentratiekampen, voor
de aanpassing aan de Neder-
Ise samenleving waarschijnlijk
minder problemen zal opleve-
En de schrijver eindigt met de
ig: „Welke organisatie of groep
lereid zich voor een dergelijk
in te zetten?"
J Komité Indonesië neemt deze
jestie gaarne over. Het stelt
r, dat aan de Nederlandse rege-
een petitie zal worden gericht,
le te ondertekenen door organi-
es die zich voor naleving van
ïsenrechten elders ter wereld in-
inen, om stappen te onderne-
i bij de Indonesische regering en
het Hoge Commissariaat voor
ihtelingen. De bedoeling is dat
ongeveer 300 Indonesische ex-
tieke gevangenen, die min of
r met de Nederlandse taal ver-
wd zijn en door hun leeftijd en
mdheidstoestand in ernstige
£i verkeren, de gelegenheid
jlZpt geboden kosteloos met hun
innen naar Nederland te reizen
93<|ich hier, met een erkende status
vluchteling, te vestigen. Men
zulk een actie zien als een eer-
«stap ten bate van een in eigen
I0(J van Es: „Het ware te wensen,
99.1 door hulpverleners even helder
- rd onderscheiden tussen .begelei-
h' en .geleiden' als dat door ,Van
le' gebeurt." (VU-Amsterdam).
ten Napel: „Bij toelating
1 universitaire opleidingen dienen
t alleen de intellectuele presta-
ehi 8, maar ook de drijfveren tot het
95pen van de betreffende studie-
nting getoetst te worden. Een
or aanstaande medici in te voe-
sociale dienstplicht, doorge-
cht in de huishoudelijke of ver-
egkundige sector van de gezond-
dszorg, kan daartoe bijdragen."
kroningen).
E- Egmond: „Men begint geleide-
in te zien dat moedermelk niet
*a te maken, vooral omdat het
d dringend behoefte heeft aan
ot" (RU-Utrecht).
land
groep.
Adhesie-betuigingen worden inge
wacht bij het Komité Indonesië,
Postbus 4098, 1009 AB Amsterdam.
en voorafgegaan door een korte
inleiding. Dat doe ik allang niet
meer, maar ik vind het gebeuren
nog even fascinerend als destijds.
De televisie heeft aan de
verslaggeving een dimensie
toegevoegd. Dan bedoel ik niet
zozeer de teksten van de
verslaggevers (hoewel Mart Smeets,
die In deze krant ook wekelijks zijn
dagboek uit de Tour publiceert, het
bepaald niet slecht doet) maar
datgene wat je ziet gebeuren. De
echte verslaggever is de
cameraman op de meerijdende
motor. Hij brengt alles in beeld: de
demarrages, het teruggehaald
worden, het spel van de ploegen
tegen elkaar, de uitputting van een
renner bergopwaarts, het verbeten
doortrappen, de stijl van fietsen.
Van vorig jaar herinner ik mij nog
de etappe naar Pau. Een groepje
renners deed verwoede pogingen de
ontsnapte Jan Raas terug te halen.
Toen dat uiteindelijk lukte en de
handen even op het stuur gingen
om bij te komen van de geleverde
inspanningen ging Henk
Lubberding pijlsnel aan de haal, op
datzelfde moment De verrassing
bij de andere renners was zo groot,
dat zij Lubberding niet meer
konden terugpakken. Hij won in
Pau. De cameraman bracht dat
allemaal schitterend in beeld.
Soms is op het scherm gedurende
enige tijd alleen het hoofd van een
renner te zien en worden de beelden
ook nog vertraagd afgedraaid. Dat
gebeurt vooral bij zware
bergetappes en dan zie je op zo'n
gezicht de boeiende strijd zich
afspelen tussen de wil om te winnen
en het lijden of, zoals dat in
wielrennerskringen heet, het
„afzien". En soms zie je een renner
letterlijk van de fiets vallen,
happend naar lucht. Een
I
verslaggever kan dat ook
mondeling toelichtenen als hij
goed van de tongriem is gesneden
en over een beeldend taalgebruik
beschikt, zal dat ook zonder twijfel1
een belangwekkend verslag
worden, maar ik geef de voorkeur 1
aan het bekijken van de beelden op,
het scherm, met zo weinig mogelijk
commentaar.
Om de Tour goed te kunnen volgen
zijn er nog andere bronnen en wel
de Belgische dagbladen, met name
de Vlaamstalige. Sinds jaar en dag
voorzie ik mij in deze periode van
kranten als de „Gazet van
Antwerpen", „Het Laatste Nieuws"
en „De Standaard". Minstens drie
volle bladzijden per krant per dag
met nieuws over de Tour, kom daar
in Nederlandse kranten eens om!
De verslaggeving is wel
betrekkelijk
Vlaams-chauvinistisch, maar dat
neemt niet weg, dat de informatie
over wat er in en rond de Tour
gebeurt veel omvangrijker en
gevarieerder is dan in Nederlandse
kranten.
Om te beginnen hebben die kranten
de volledige uitslagen van alle
klassementen. En niet op de wijze
zoals bij ons gebruikelijk is, ook in
deze krant, in kleine letters
opééngedrongen in een
kolommetje, maar met een fraaie
overzichtelijkheid. Ik zal hier even
het begin overschrijven van de
stand na 18 ritten, zoals die J.L
dinsdag in Belgische kranten stond
afgedrukt.
1Bernard Hinault 74.02.30
2. Joop Zoetemelk op 1.58
3. Hennie Kuiper 21.23 i
4. Joaquin Agostinho 21.48
5. Jean-René Bemaudeau 23.40
6. Jo Maas 30.50
7. Giovanni Battagün 31.19
Bij deze zeven renners laat ik het
maar. zult van mij moeten
aannemen dat in die Belgische
kranten alle renners op deze
wijze onder elkaar staan, zowel bij
de uitslag van een etappe als bij de
totaalultslag, elke dag opnieuw.
Iedere verschuiving in de
klassementen is eenvoudig waar te
nemen, wat in Nederlandse kranten
volslagen onmogelijk is.
De Belgische kranten hebben ook
uitvoerige verhalen over allerlei
achtergronden, niet alleen van de
renners en wat er in zo'n
„karavaan" gebeurt, maar ook over
het thuisfront. Ik mag die verhalen
graag lezen, in dat
Vlaamsnederlandse taaltje.
In de etappe naar Metz reed Kuiper
met een groepje ver vooruit, maar
tegen het einde moest hij soms
loslaten. Volgens „Het Laatste
Nieuws" zou Kuiper daarom wel
een vervelende dag hebben gehad,
maar de renner ontkent dat: „Ik
ben wel achterop geweest, maar ik
heb niet gepanikeerd". Ik hoor
Kuiper dat nog niet zeggen, maar
het is natuurlijk een prachtige
uitdrukking.
De Belgische kampioen Gery
Vertinden, voor het eerst in de Tour,
reed zeer sterk in de tijdrit naar
Avoriaz. Jubel in de Vlaamse
kranten! Ieder die nog twijfelde aan
zijn „intrinsieke mogelijkheden" is
nu „de bek gesnoerd", zoals de
„Gazet van Antwerpen" opgetogen
bericht Dezelfde krant moet een
dag of wat later melden, dat
Verlinden is uitgevallen en doet dat
als volgt: „Hij moet de weerbots
gekregen hebben van de vele
inspanningen".
Als de Tour de France er 's zomers
niet meer was en geen Belgische
kranten meer zouden verschijnen,
zou lk pas goed panikeren.
door H. J. Neuman
Wie met vakantie naar het buiten
land gaat zal vaak merken dat hij
in het land van zijn keuze automa
tisch aandacht schenkt aan plaat
selijke politieke onderwerpen die
hem thuis volledig zouden zijn ont
gaan. Van wat meer dan plaatselij
ke betekenis is het bezoek dat de
Franse minister-president Barre
onlangs heeft gebracht aan Irak.
Rondzwervend in de buurt van An
gers waar notabene onze landge
noot Jan Raas een étappe van de
Tour de France won hoorde en
las ik meer over de verrichtingen
van de Franse regeringsleider dan
over welk ander onderwerp ook.
Barre was erin geslaagd, zo meld
den de radio en de plaatselijke dag
bladen, van de Iraakse leiders de
belofte los te krijgen dat ze de
eerstvolgende jaren zouden voor
zien in maar liefst één derde van de
Franse behoefte aan aardolie en
aardgas. Inderdaad, een mooi suc
ces. Hoe, zo vroeg ik mij af, speel je
zoiets klaar? Wie moet je daarvoor,
als minister-president, meenemen?
Ik heb nog eens gekeken wie er zoal
in de Franse delegatie naar Bagdad
waren opgenomen. Dat was o.m.
Michel Pecqueur, voorzitter van de
Franse commissie voor kernener
gie. Ook waren er drie deskundigen
bij op het gebied van moderne wa
pens en de verkoop van moderne
wapens. Dat Irak belang stelt in
Franse (conventionele) wapens is
al enige tijd bekend. Het SIPRI-
Jaarboek 1979 meldt bijvoorbeeld
dat Frankrijk vorig jaar aan Irak
een veertigtal vliegtuigen van het
type Mirage-F-1 (onderscheppings
jager), dertig helikopters (Puma en
Gazelle) en vele tientallen raketten
van allerlei soort (schip-schip, an
ti-tank, lucht-lucht) heeft geleverd.
Nieuwe bestellingen zijn op komst
en een deel van de oude orders is
nog niet ten volle uitgevoerd. De
levering van wapens in ruil voor
olie is tegenwoordig een dikwijls
aangeboden ruil.
Maar die voorzitter van de commis
sie voor kernenergie, die Michel
Pecqueur, wat deed die in het ge
zelschap van Raymond Barre? On
willekeurig gaan de gedachten dan
terug naar november 1973. Frank
rijk, toen nog vertegenwoordigd
door premier Jacques Chirac, sloot
een overeenkomst met Irak, die
o.m. voorzag in de levering van een
snelle kweekreactor van het type
Osiris. Een snelle kweekreactor
werkt volgens een snel neutronen
patroon en hij produceert per tijds
eenheid meer splijtbaar materiaal
dan hjk verbruikt. Als koelmiddel
neemt men veelal zijn toevlucht
ook bij Osiris is dit het geval tot
vloeibare metalen.
Een van de zorgwekkende aspecten
van de snelle kweekreactor is 'dat
hij plutonium produceert, een stof
die niet alleen in hoge mate (radio
logisch) toxisch is, maar die zich
ook leent voor de vervaardiging
van kernwapens. De vorige Israëli
sche stafchef, generaal Mordechai
Gur, verklaarde eind juli 1977, in
een toespraak tot Europese Joodse
leiders in Tel Aviv, er zonder meer
van overtuigd te zijn dat Irak uit
was op de vervaardiging van kern
wapens en dat Frankrijk bezig was
het daarvoor benodigde instru
mentarium te leveren.
Op het moment dat de Israëlische
generaal het woord voerde maakte
Frankrijk al enige tijd deel uit van
de zgn. Londense „Suppliers' Con
ference". Uit verontrusting over
het toenemende vermogen van lan
den van de Derde Wereld om zich
nucelairé explosieven aan te schaf
fen (o.m. tot uiting komend in de
Indiase kernproef van mei 1974)
nam de Amerikaanse minister van
buitenlandse zaken Kissinger in
april 1975 het initiatief tot een ge
heim beraad tussen enkele landen
die op het gebied van de export van
nucleaire kennis en „gevoelige"
technologie een belangrijke plaats
innemen. Hij slaagde erin de Sow-
jet Unie, Groot-Brittannië, de
Bondsrepubliek Duitsland, Cana
da en Japan voor zijn plan te inte
resseren. Maar ook Frankrijk deed
vanaf de aanvang mee. Dit gezel
schap, waartoe later o.m. ook Ne
derland zou toetreden, werd het
begin 1976 eens over een aantal
richtlijnen die ze bij de opstelling
van toekomstige exportovereen
komsten in acht zouden nemen.
Dat was een mooi succes ten dien
ste van de zgn. non-proliferatie (de
niet-verspreiding van het kernwa-
penbezit).
Maar ondertussen zaten sommige
van deze exporterende landen nog
wel vast aan overeenkomsten
waarin die richtlijnen volstrekt
niet voorkwamen. Een van die lan
den was Frankrijk en een van zijn
verdragspartners was, zoals eerder
beschreven, Irak. Gelet op de po
gingen die Frankrijk heeft onder
nomen om op een enigszins elegan
te wijze van andere „lastige" toe-
zeggingen af te komen, is het niet
onaannemelijk dat Parijs ook heeft
geprobeerd zich door Bagdad van
zijn verplichtingen te laten ont
slaan. Maar hoe dan ook: de Iraakse
regering (en met name de sterke
man die deze week ook in naam het
presidentschap heeft overgeno
men, Saddam Hoessein) wilde van
geen wijken weten.
Tegen deze achtergrond had begin
april van dit jaar een mysterieuze
gebeurtenis plaats. In een fabriek
te La Seyne-sur-Mer, niet ver van
Toulouse, deed zich een geval van
sabotage voor. Onbekenden die
klaarblijkelijk op de hoogte waren
van de code die het alarmsysteem
uitschakelt, plaatsten zeven explo
sieve ladingen en brachten er vijf
gelijktijdig tot ontploffing. Het
dagblad Le Monde wist al na enke
le dagen te melden dat de daders
geen Israëliërs, geen Palestijnen en
ook geen militante milieu-strijders
waren. Maar wie dan wel? En wét
wilde men vernielen? Eerst werd
gezegd dat bet onderdelen waren
voor twee onderzoeksreactoren ten
behoeve van Irak (Tamuz I en Ta-
muz II). Maar langzamerhand is
duidelijk geworden dat de sabo
teurs het vooral gemunt hadden op
de snelle kweekreactor voor Irak.
Naar het schijnt toonde Hoessein
zich nu tegenover Barre nogal geïr
riteerd over persberichten waarin
gesuggereerd werd dat de Franse
regering had willen terugkrabbe
len van de Osiristransactie en dat
se, toen Irak daaraan niet wilde
meewerken, ten einde raad zelf de
sabotagedaad in april had gelast.
De Franse minister-president is er
klaarblijkelijk in geslaagd zijn
Iraakse gesprekspartners ervan te
overuigen dat deze berichten on
juist zijn. Maar tevens lijkt het on
waarschijnlijk dat hij met zo'n
voordelige olietoezegging zou zijn
thuisgekomen als hij ten aanzien
van de levering van een snelle
kweekreactor nog verdere tegen
werpingen had gemaakt.
door mr. W. J. van Bannekom
Ten minste één verschil tus
sen een wetenschapsbeoefe
naar en een journalist is dat
de eerste, op straffe van ver
lies van geloofwaardigheid,
zijn bron altijd vermeldt, en
dat de tweede zijn geloof
waardigheid soms juist ver
liest als hij zijn bron ver
meldt. Vanwaar dit eigen
aardige verschil? Hoe komt
het dat wat voor de één een
norm van behoorlijke be
roepsuitoefening is, voor de
ander Juist een vorm van on
behoorlijke beroepsuitoefe
ning kan zijn?
Sinds de discussie over het zoge
naamde „verschoningsrecht" van
de journalist naar aanleiding van de
„KGB-affaire" weer in alle hevig
heid is losgebarsten, is deze vraag
actueler dan ooit. Voor de meeste
i Journalisten ligt de zaak simpel.
Om het commentaar van „Trouw"
over deze kwestie (d.d. 12 Juli jl.) te
citeren: „Een journalist kan zijn
werk slechts doen als hij beschikt
over zegslieden die hij vertrouwen
kan, maar ook omgekeerd: zegslie
den moeten op hun beurt de Journa
list kunnen vertrouwen dat hij in
voorkomende gevallen wél op eigen
gezag de meegedeelde feiten zal pu
bliceren, maar voor de rest zijn
mond zal houden".
Ik wil bij deze stellingname even
stilstaan, want ais ik goed zie be
treft het hier de kern van de argu
mentatie. Ik stel voorop dat het
uiteraard vanzelf spreekt dat een
journalist het gegeven woord niet
mag breken. Maar dat is het pro
bleem niet. De vraag is of de Journa
list de zegsman die ongenoemd wil
blijven, moet garanderen dat hij
buiten schot blijft
Ja, zeggen de meeste journalisten,
en zegt ook de hoofdartikelenschrij
ver in „Trouw". Een journalist kan
immers alleen dan behoorlijk func
tioneren als hij over een netwerk
van bronnen beschikt die desge
wenst op bescherming, ja. zelfs op
absolute geheimhouding kunnen
reke >en. Lelijker gezegd: de Journa
list bestaat (soms) bij de gratie van
een .zwart" informatieclrcuit.
Is dat nu werkelijk de situatie waar
wij, journalisten en niet-journalis-
ten, van uit hebben te gaan? Een
eerste gegeven dat tot relativering
noodt ls de reputatie van een jour
nalist als de Amerikaan I. F. Stone,
die juist als uitgangspunt heeft dat
een journalist geen betere methode
kan kiezen dan systematisch en ge
duldig voor ieder toegankelijke ge
schriften te bestuderen.
Doet men dat. aldus 8tone, dan
blijkt al snel dat men informatie
van derden die ongenoemd willen
blijven in de regel kan missen. Ster
ker nog, dat men meer en beter
nieuws kan bieden dan wanneer
men als journalist voornamelijk op
het kompas van informanten vaart.
Een tweede omstandigheid die tot
voorzichtigheid maant is dat bij een
enkele jaren geleden in de VS ge
houden enquête van de 975 onder
vraagde journalisten slechts acht
procent met stelligheid durfde te
verklaren door het ontbreken van
een verschoningsrecht te zijn bena
deeld. Ik weet niet tot welk specia
lisme in de journalistiek deze min
derheid moest worden gerekend.
Ook weet lk niet of de resultaten
van deze enquête maatgevend ge
acht kunnen worden te zijn voor de
In Nederland levende opvattingen
en voor de feitelijke situatie in ons
land. (Misschien zou de Nederland
se Vereniging van Journalisten dit
eens kunnen (laten) nagaan?) Maar
ik durf wel te stellen dat als in de
VS, het land van de Journalisten
Woodward en Bernstein met hun
onthullingen over Watergate, de
overgrote meerderheid van de be
trokken beroepsgroep een verscho
ningsrecht overbodig vindt (want
die conclusie lijkt mij op grond van
de resultaten van de enquête toe
laatbaar). een dergelijk feit serieuze
aandacht verdient.
Daar komt nog iets bij. Ongetwij
feld zal het wel eens voorkomen dat
informanten die ongenoemd willen
blijven serieuze informatie te bie
den hebben. Maar het is wel de
vraag welk Journalistiek belang
wordt geschaad indien informatie
in dergelijke gevallen pas dan
wordt gepubliceerd als de juistheid
van het bericht is geverifieerd bij
een bron die wèl genoemd mag wor
den. Om een voorbeeld te geven,
ontleend aan de affaire van de
koopsompolissen: zou de Parool
journalist Harry van Wijnen er, ach
teraf gezien, niet beter aan gedaan
hebben zijn (van een steeds ano
niem gebleven zegsman afkomsti
ge» bericht pas bekend te maken op
een moment dat hij meer en betere
informatie had? Ik denk dat er dan
een grotere kans was geweest dat
deze affaire niet als een nachtkaars
was uitgegaan. Tenslotte gaat het
koopsompolissenschandaal nu al
lereerst de geschiedenis in als de
affaire van de onbewezen beschul
digingen.
Afhankelijk
Een zelfstandig nadeel van het
zwarte informatiecircuit lijkt mij
tenslotte dat het afhankelijkheids
relaties in de hand werkt en beves
tigt waarvan het de vraag is of die
bescherming verdienen. 8peciaal
voor de politieke Journalistiek ls het
gevaar niet denkbeeldig dat de
journalist zijn vrijheid van hande
len en van schrijven des te sneller
zal verliezen naarmate hij meer ver
strikt raakt in een web van infor
manten die per se onbekend moe
ten blijven. En dat laatste lijkt mij
pas goed een wezenlijke bedreiging
van de persvrijheid.
Ik pleit, met andere woorden, voor
een nuchterder en genuanceerder
discussie over het verschonings
recht van de journalist dan die wel
ke momenteel wordt gevoerd. Ik
doe dat niet zozeer op grond van het
formele argument dat de Hoge
Raad, „ons" hoogste rechtscollege,
een en andermaal heeft uitgespro
ken dat de journalist op grond van
het geldende recht geen verscho
ningsrecht toekomt, maar omdat ik
meen dat de serieuze journalist het
in verreweg de meeste gevallen zon
der het zwarte informatieclrcuit
kan stellen. En in die gevallen waar
in dat niet het geval is is er nóg niet
meteen een man over boord. Niet
alles hoeft onmiddellijk te worden
gepubliceerd: vaak kan best ge
wacht worden tot meer „bewijsma
teriaal" is verkregen. En in die,
hoogst zeldzame gevallen waarin de
zegsman die anoniem wü blijven
werkelijk alarmerend nieuws heeft
te melden kan de Informant ook in
overweging worden gegeven de
volksvertegenwoordiging of de offi
cier van Justitie in te schakelen.
Zou dat, bij voorbeeld in de „Water-
gateaffaire" niet evenveel resultaat
hebben gehad als de vla „Deep
Throat" verkregen onthullingen in
de „Washington Post"? Natuurlijk
waren er dan voor de „Post" minden
primeurs geweest. Maar het gaat
mij te ver om de vrijheid om pri
meurs te publiceren als het wezen
van de persvrijheid voor te stellen.
Slotopmerking
Eén van de klassieke argumenten
waarmee de Journalistiek de nood
zaak van het verschoningsrecht be
pleit ls de stelling dat er voor de
justitiabele die door een bepaalde
perspublicatie in zijn eer en goede
naam wordt aangetast een veel een
voudiger methode is om „zijn
recht" te krijgen dan de journalist
te dwingen zijn bronnen te onthul
len. HIJ kan namelijk, aldus deze
gedachtengang, in kort geding een
verbod van herhaling eisen. Als het
betrokken persorgaan of de betrok
ken journalist zijn bronnen tot elke
prijs wil beschermen, dan zal het
inderdaad in de regel niet al te veel
moeite kosten zo'n verbod van her
haling uit te lokken.
Maar daarmee is de bron van de
informatievervuiling niet opge
spoord! Ieder van ons kent uit zijn
naaste omgeving voorbeelden van
roddelen. De meesten van ons ken
nen vermoedelijk ook het gevoel
van machteloosheid bij degene over
wie wordt geroddeld. De machte
loosheid van de burger ten opzichte
van een roddelende pers kan maar
op één manier effectief worden be
streden: door de Journalist de
machtspositie te ontnemen die hij
heeft door hem een zwijgrecht toe
te kennen. Pas dan kan de echte
vervuiler worden aangesproken
Het is niet aanvaardbaar dat de
Journalistiek enerzijds een essentië
le rol speelt bij de totstandkoming
van de publieke opinie, maar dat zij
voor de wijze waarop zij deze rol
speelt niet op een adequate manier
ter verantwoording kan worden ge
roepen. Ik zie tenminste geen enkel
argument op grond waarvan de
Journalistiek in een dergelijke uit
zonderingspositie moet worden ge
plaatst.
Mr. W. J. van Bennekom Is advo
caat in Amsterdam.