Niet panikeren, dank zij de Tour Atomen voor De journalist en het zwart# informatie circuit $en lezer op het PODIUM De ereschuld en de politieke gevangenen Zogezegd JDAG 20 JULI 1979 TROUW/KWARTET 9 sfcor Koos van Weringh eg< j d rn t zomer is nooit het jaargetijde b< weest dat mijn voorkeur geniet. 2oi heb er nooit veel in gezien en ben I ZQ tijd blij als het weer september is vai worden. Alleen al de gedachte dat in Juli op reis moest vanwege de hoolvakantie van de kinderen ^led bij mij het verlangen naar de kirfst opkomen en dan kwam die nge zomer nog. Dat gereis In de armte, of in de regen, die stoeten ensen met dat gesleep van die lifers, die vanzelfsprekendheid it het heilzaam is voor lichaam en tl als je 's zomers een paar weken op uit trekt; nooit heb ik grepen wat de diepere betekenis van deze collectieve hysterie, die j als vakantie aanduiden. rlai zomer kent echter perioden, nakarvan sommige beter zijn door te h men dan andere. Het betere be; deelte ligt nu bijna achter ons. pn da, or prof. dr. W. F. Wertheim Nog twee dagen en dan treedt de echte zomerse verveling pas goed in: de Tour de France is afgelopen. En daarna volgen enige weken die het Jaarlijkse dieptepunt vormen, althans voor mij. De Tour de France heb lk vanaf omstreeks 1950 van dag tot dag gevolgd. Eerst via de radio en de kranten, later ook nog via de televisie. Wat nu precies de bekoring is. die van dat wielrenspectakel uitgaat, zou ik niet eens zo nauwkeurig kunnen zeggen, maar een feit is dat ik nooit een dag oversla. Er ls zelfs een tijd geweest, ondertussen meer dan vijfentwintig jaar geleden, dat ik plakboeken maakte over wat er in de Ronde van Frankrijk plaatsgreep. Foto's, klassementen en verslagen over de verrichtingen van wielrenners als Wim van Est. Henk Faanhof, Jan Nolten, Gerrit Voorting en Wout Wagtmans plakte ik keurig in, hier en daar vooizien van commentaar meedogenloos vervolgde len B jj. Trouw van 26 mei 1979 is een ef afgedrukt van een Indonesi an ie ex-politieke gevangene aan r0( rt Waldheim, de secretaris-gene- üsi 1 van de Verenigde Naties. Zowel de in mei van dit jaar geschre- i brief als uit het daarbij gevoegd actioneel commentaar blijkt, met de door de Indonesische ering met veel tam-tam aange- idigde „vrijlating" voor de meer tien jaar onwettig van hun vrij- d beroofde slachtoffers van de har to-terreur de ellende aller- ist voorbij is. Bij hun vrijlating >ben zij een verklaring moeten enen dat zij tegenover het be- itid niets te reclameren hadden zij kregen van hun valselijk in lag genomen bezittingen (vaak huls en grond) niets terug. Ook zij van hun pensioenrechten oofd, voorzover zij daarvoor re- totpatig hun pensioenpremies had- de i gestort. Erger nog is dat het er den van werk hun praktisch on- igelijk wordt gemaakt door aller- vormen van discriminatie, en or hun een identiteitsbewijs te strekken met de code-aandui- )g ET (ex-tapol, dat is: ex politie- gevangene). het overwegen hoe van Neder- i( d uit een bijdrage kan worden jeverd voor een verlichting van lot van deze tienduizenden on- ukkige slachtoffers van onrecht terreur, werd de aandacht van Komité Indonesië getrokken r een brief 15 juni jl.. waarin dt voorgesteld aan de Neder- ise regering te vragen „bij de onesische regering te bevorde- dat politieke gevangenen met gezinnen op basis van vrijwil- eid naar Nederland uitwijken", ineer Nederland op ruime aal gastvrijheid kan bieden aan lenen en Vietnamezen „van wie rnd was dat hun aanpassing in Nederlandse samenleving op k Ie problemen zou stuiten", aldus schrijver, waarom dan niet een ide gedragslijn gevolgd ten op- te van slachtoffers van de Indo- sche concentratiekampen, voor de aanpassing aan de Neder- Ise samenleving waarschijnlijk minder problemen zal opleve- En de schrijver eindigt met de ig: „Welke organisatie of groep lereid zich voor een dergelijk in te zetten?" J Komité Indonesië neemt deze jestie gaarne over. Het stelt r, dat aan de Nederlandse rege- een petitie zal worden gericht, le te ondertekenen door organi- es die zich voor naleving van ïsenrechten elders ter wereld in- inen, om stappen te onderne- i bij de Indonesische regering en het Hoge Commissariaat voor ihtelingen. De bedoeling is dat ongeveer 300 Indonesische ex- tieke gevangenen, die min of r met de Nederlandse taal ver- wd zijn en door hun leeftijd en mdheidstoestand in ernstige £i verkeren, de gelegenheid jlZpt geboden kosteloos met hun innen naar Nederland te reizen 93<|ich hier, met een erkende status vluchteling, te vestigen. Men zulk een actie zien als een eer- «stap ten bate van een in eigen I0(J van Es: „Het ware te wensen, 99.1 door hulpverleners even helder - rd onderscheiden tussen .begelei- h' en .geleiden' als dat door ,Van le' gebeurt." (VU-Amsterdam). ten Napel: „Bij toelating 1 universitaire opleidingen dienen t alleen de intellectuele presta- ehi 8, maar ook de drijfveren tot het 95pen van de betreffende studie- nting getoetst te worden. Een or aanstaande medici in te voe- sociale dienstplicht, doorge- cht in de huishoudelijke of ver- egkundige sector van de gezond- dszorg, kan daartoe bijdragen." kroningen). E- Egmond: „Men begint geleide- in te zien dat moedermelk niet *a te maken, vooral omdat het d dringend behoefte heeft aan ot" (RU-Utrecht). land groep. Adhesie-betuigingen worden inge wacht bij het Komité Indonesië, Postbus 4098, 1009 AB Amsterdam. en voorafgegaan door een korte inleiding. Dat doe ik allang niet meer, maar ik vind het gebeuren nog even fascinerend als destijds. De televisie heeft aan de verslaggeving een dimensie toegevoegd. Dan bedoel ik niet zozeer de teksten van de verslaggevers (hoewel Mart Smeets, die In deze krant ook wekelijks zijn dagboek uit de Tour publiceert, het bepaald niet slecht doet) maar datgene wat je ziet gebeuren. De echte verslaggever is de cameraman op de meerijdende motor. Hij brengt alles in beeld: de demarrages, het teruggehaald worden, het spel van de ploegen tegen elkaar, de uitputting van een renner bergopwaarts, het verbeten doortrappen, de stijl van fietsen. Van vorig jaar herinner ik mij nog de etappe naar Pau. Een groepje renners deed verwoede pogingen de ontsnapte Jan Raas terug te halen. Toen dat uiteindelijk lukte en de handen even op het stuur gingen om bij te komen van de geleverde inspanningen ging Henk Lubberding pijlsnel aan de haal, op datzelfde moment De verrassing bij de andere renners was zo groot, dat zij Lubberding niet meer konden terugpakken. Hij won in Pau. De cameraman bracht dat allemaal schitterend in beeld. Soms is op het scherm gedurende enige tijd alleen het hoofd van een renner te zien en worden de beelden ook nog vertraagd afgedraaid. Dat gebeurt vooral bij zware bergetappes en dan zie je op zo'n gezicht de boeiende strijd zich afspelen tussen de wil om te winnen en het lijden of, zoals dat in wielrennerskringen heet, het „afzien". En soms zie je een renner letterlijk van de fiets vallen, happend naar lucht. Een I verslaggever kan dat ook mondeling toelichtenen als hij goed van de tongriem is gesneden en over een beeldend taalgebruik beschikt, zal dat ook zonder twijfel1 een belangwekkend verslag worden, maar ik geef de voorkeur 1 aan het bekijken van de beelden op, het scherm, met zo weinig mogelijk commentaar. Om de Tour goed te kunnen volgen zijn er nog andere bronnen en wel de Belgische dagbladen, met name de Vlaamstalige. Sinds jaar en dag voorzie ik mij in deze periode van kranten als de „Gazet van Antwerpen", „Het Laatste Nieuws" en „De Standaard". Minstens drie volle bladzijden per krant per dag met nieuws over de Tour, kom daar in Nederlandse kranten eens om! De verslaggeving is wel betrekkelijk Vlaams-chauvinistisch, maar dat neemt niet weg, dat de informatie over wat er in en rond de Tour gebeurt veel omvangrijker en gevarieerder is dan in Nederlandse kranten. Om te beginnen hebben die kranten de volledige uitslagen van alle klassementen. En niet op de wijze zoals bij ons gebruikelijk is, ook in deze krant, in kleine letters opééngedrongen in een kolommetje, maar met een fraaie overzichtelijkheid. Ik zal hier even het begin overschrijven van de stand na 18 ritten, zoals die J.L dinsdag in Belgische kranten stond afgedrukt. 1Bernard Hinault 74.02.30 2. Joop Zoetemelk op 1.58 3. Hennie Kuiper 21.23 i 4. Joaquin Agostinho 21.48 5. Jean-René Bemaudeau 23.40 6. Jo Maas 30.50 7. Giovanni Battagün 31.19 Bij deze zeven renners laat ik het maar. zult van mij moeten aannemen dat in die Belgische kranten alle renners op deze wijze onder elkaar staan, zowel bij de uitslag van een etappe als bij de totaalultslag, elke dag opnieuw. Iedere verschuiving in de klassementen is eenvoudig waar te nemen, wat in Nederlandse kranten volslagen onmogelijk is. De Belgische kranten hebben ook uitvoerige verhalen over allerlei achtergronden, niet alleen van de renners en wat er in zo'n „karavaan" gebeurt, maar ook over het thuisfront. Ik mag die verhalen graag lezen, in dat Vlaamsnederlandse taaltje. In de etappe naar Metz reed Kuiper met een groepje ver vooruit, maar tegen het einde moest hij soms loslaten. Volgens „Het Laatste Nieuws" zou Kuiper daarom wel een vervelende dag hebben gehad, maar de renner ontkent dat: „Ik ben wel achterop geweest, maar ik heb niet gepanikeerd". Ik hoor Kuiper dat nog niet zeggen, maar het is natuurlijk een prachtige uitdrukking. De Belgische kampioen Gery Vertinden, voor het eerst in de Tour, reed zeer sterk in de tijdrit naar Avoriaz. Jubel in de Vlaamse kranten! Ieder die nog twijfelde aan zijn „intrinsieke mogelijkheden" is nu „de bek gesnoerd", zoals de „Gazet van Antwerpen" opgetogen bericht Dezelfde krant moet een dag of wat later melden, dat Verlinden is uitgevallen en doet dat als volgt: „Hij moet de weerbots gekregen hebben van de vele inspanningen". Als de Tour de France er 's zomers niet meer was en geen Belgische kranten meer zouden verschijnen, zou lk pas goed panikeren. door H. J. Neuman Wie met vakantie naar het buiten land gaat zal vaak merken dat hij in het land van zijn keuze automa tisch aandacht schenkt aan plaat selijke politieke onderwerpen die hem thuis volledig zouden zijn ont gaan. Van wat meer dan plaatselij ke betekenis is het bezoek dat de Franse minister-president Barre onlangs heeft gebracht aan Irak. Rondzwervend in de buurt van An gers waar notabene onze landge noot Jan Raas een étappe van de Tour de France won hoorde en las ik meer over de verrichtingen van de Franse regeringsleider dan over welk ander onderwerp ook. Barre was erin geslaagd, zo meld den de radio en de plaatselijke dag bladen, van de Iraakse leiders de belofte los te krijgen dat ze de eerstvolgende jaren zouden voor zien in maar liefst één derde van de Franse behoefte aan aardolie en aardgas. Inderdaad, een mooi suc ces. Hoe, zo vroeg ik mij af, speel je zoiets klaar? Wie moet je daarvoor, als minister-president, meenemen? Ik heb nog eens gekeken wie er zoal in de Franse delegatie naar Bagdad waren opgenomen. Dat was o.m. Michel Pecqueur, voorzitter van de Franse commissie voor kernener gie. Ook waren er drie deskundigen bij op het gebied van moderne wa pens en de verkoop van moderne wapens. Dat Irak belang stelt in Franse (conventionele) wapens is al enige tijd bekend. Het SIPRI- Jaarboek 1979 meldt bijvoorbeeld dat Frankrijk vorig jaar aan Irak een veertigtal vliegtuigen van het type Mirage-F-1 (onderscheppings jager), dertig helikopters (Puma en Gazelle) en vele tientallen raketten van allerlei soort (schip-schip, an ti-tank, lucht-lucht) heeft geleverd. Nieuwe bestellingen zijn op komst en een deel van de oude orders is nog niet ten volle uitgevoerd. De levering van wapens in ruil voor olie is tegenwoordig een dikwijls aangeboden ruil. Maar die voorzitter van de commis sie voor kernenergie, die Michel Pecqueur, wat deed die in het ge zelschap van Raymond Barre? On willekeurig gaan de gedachten dan terug naar november 1973. Frank rijk, toen nog vertegenwoordigd door premier Jacques Chirac, sloot een overeenkomst met Irak, die o.m. voorzag in de levering van een snelle kweekreactor van het type Osiris. Een snelle kweekreactor werkt volgens een snel neutronen patroon en hij produceert per tijds eenheid meer splijtbaar materiaal dan hjk verbruikt. Als koelmiddel neemt men veelal zijn toevlucht ook bij Osiris is dit het geval tot vloeibare metalen. Een van de zorgwekkende aspecten van de snelle kweekreactor is 'dat hij plutonium produceert, een stof die niet alleen in hoge mate (radio logisch) toxisch is, maar die zich ook leent voor de vervaardiging van kernwapens. De vorige Israëli sche stafchef, generaal Mordechai Gur, verklaarde eind juli 1977, in een toespraak tot Europese Joodse leiders in Tel Aviv, er zonder meer van overtuigd te zijn dat Irak uit was op de vervaardiging van kern wapens en dat Frankrijk bezig was het daarvoor benodigde instru mentarium te leveren. Op het moment dat de Israëlische generaal het woord voerde maakte Frankrijk al enige tijd deel uit van de zgn. Londense „Suppliers' Con ference". Uit verontrusting over het toenemende vermogen van lan den van de Derde Wereld om zich nucelairé explosieven aan te schaf fen (o.m. tot uiting komend in de Indiase kernproef van mei 1974) nam de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Kissinger in april 1975 het initiatief tot een ge heim beraad tussen enkele landen die op het gebied van de export van nucleaire kennis en „gevoelige" technologie een belangrijke plaats innemen. Hij slaagde erin de Sow- jet Unie, Groot-Brittannië, de Bondsrepubliek Duitsland, Cana da en Japan voor zijn plan te inte resseren. Maar ook Frankrijk deed vanaf de aanvang mee. Dit gezel schap, waartoe later o.m. ook Ne derland zou toetreden, werd het begin 1976 eens over een aantal richtlijnen die ze bij de opstelling van toekomstige exportovereen komsten in acht zouden nemen. Dat was een mooi succes ten dien ste van de zgn. non-proliferatie (de niet-verspreiding van het kernwa- penbezit). Maar ondertussen zaten sommige van deze exporterende landen nog wel vast aan overeenkomsten waarin die richtlijnen volstrekt niet voorkwamen. Een van die lan den was Frankrijk en een van zijn verdragspartners was, zoals eerder beschreven, Irak. Gelet op de po gingen die Frankrijk heeft onder nomen om op een enigszins elegan te wijze van andere „lastige" toe- zeggingen af te komen, is het niet onaannemelijk dat Parijs ook heeft geprobeerd zich door Bagdad van zijn verplichtingen te laten ont slaan. Maar hoe dan ook: de Iraakse regering (en met name de sterke man die deze week ook in naam het presidentschap heeft overgeno men, Saddam Hoessein) wilde van geen wijken weten. Tegen deze achtergrond had begin april van dit jaar een mysterieuze gebeurtenis plaats. In een fabriek te La Seyne-sur-Mer, niet ver van Toulouse, deed zich een geval van sabotage voor. Onbekenden die klaarblijkelijk op de hoogte waren van de code die het alarmsysteem uitschakelt, plaatsten zeven explo sieve ladingen en brachten er vijf gelijktijdig tot ontploffing. Het dagblad Le Monde wist al na enke le dagen te melden dat de daders geen Israëliërs, geen Palestijnen en ook geen militante milieu-strijders waren. Maar wie dan wel? En wét wilde men vernielen? Eerst werd gezegd dat bet onderdelen waren voor twee onderzoeksreactoren ten behoeve van Irak (Tamuz I en Ta- muz II). Maar langzamerhand is duidelijk geworden dat de sabo teurs het vooral gemunt hadden op de snelle kweekreactor voor Irak. Naar het schijnt toonde Hoessein zich nu tegenover Barre nogal geïr riteerd over persberichten waarin gesuggereerd werd dat de Franse regering had willen terugkrabbe len van de Osiristransactie en dat se, toen Irak daaraan niet wilde meewerken, ten einde raad zelf de sabotagedaad in april had gelast. De Franse minister-president is er klaarblijkelijk in geslaagd zijn Iraakse gesprekspartners ervan te overuigen dat deze berichten on juist zijn. Maar tevens lijkt het on waarschijnlijk dat hij met zo'n voordelige olietoezegging zou zijn thuisgekomen als hij ten aanzien van de levering van een snelle kweekreactor nog verdere tegen werpingen had gemaakt. door mr. W. J. van Bannekom Ten minste één verschil tus sen een wetenschapsbeoefe naar en een journalist is dat de eerste, op straffe van ver lies van geloofwaardigheid, zijn bron altijd vermeldt, en dat de tweede zijn geloof waardigheid soms juist ver liest als hij zijn bron ver meldt. Vanwaar dit eigen aardige verschil? Hoe komt het dat wat voor de één een norm van behoorlijke be roepsuitoefening is, voor de ander Juist een vorm van on behoorlijke beroepsuitoefe ning kan zijn? Sinds de discussie over het zoge naamde „verschoningsrecht" van de journalist naar aanleiding van de „KGB-affaire" weer in alle hevig heid is losgebarsten, is deze vraag actueler dan ooit. Voor de meeste i Journalisten ligt de zaak simpel. Om het commentaar van „Trouw" over deze kwestie (d.d. 12 Juli jl.) te citeren: „Een journalist kan zijn werk slechts doen als hij beschikt over zegslieden die hij vertrouwen kan, maar ook omgekeerd: zegslie den moeten op hun beurt de Journa list kunnen vertrouwen dat hij in voorkomende gevallen wél op eigen gezag de meegedeelde feiten zal pu bliceren, maar voor de rest zijn mond zal houden". Ik wil bij deze stellingname even stilstaan, want ais ik goed zie be treft het hier de kern van de argu mentatie. Ik stel voorop dat het uiteraard vanzelf spreekt dat een journalist het gegeven woord niet mag breken. Maar dat is het pro bleem niet. De vraag is of de Journa list de zegsman die ongenoemd wil blijven, moet garanderen dat hij buiten schot blijft Ja, zeggen de meeste journalisten, en zegt ook de hoofdartikelenschrij ver in „Trouw". Een journalist kan immers alleen dan behoorlijk func tioneren als hij over een netwerk van bronnen beschikt die desge wenst op bescherming, ja. zelfs op absolute geheimhouding kunnen reke >en. Lelijker gezegd: de Journa list bestaat (soms) bij de gratie van een .zwart" informatieclrcuit. Is dat nu werkelijk de situatie waar wij, journalisten en niet-journalis- ten, van uit hebben te gaan? Een eerste gegeven dat tot relativering noodt ls de reputatie van een jour nalist als de Amerikaan I. F. Stone, die juist als uitgangspunt heeft dat een journalist geen betere methode kan kiezen dan systematisch en ge duldig voor ieder toegankelijke ge schriften te bestuderen. Doet men dat. aldus 8tone, dan blijkt al snel dat men informatie van derden die ongenoemd willen blijven in de regel kan missen. Ster ker nog, dat men meer en beter nieuws kan bieden dan wanneer men als journalist voornamelijk op het kompas van informanten vaart. Een tweede omstandigheid die tot voorzichtigheid maant is dat bij een enkele jaren geleden in de VS ge houden enquête van de 975 onder vraagde journalisten slechts acht procent met stelligheid durfde te verklaren door het ontbreken van een verschoningsrecht te zijn bena deeld. Ik weet niet tot welk specia lisme in de journalistiek deze min derheid moest worden gerekend. Ook weet lk niet of de resultaten van deze enquête maatgevend ge acht kunnen worden te zijn voor de In Nederland levende opvattingen en voor de feitelijke situatie in ons land. (Misschien zou de Nederland se Vereniging van Journalisten dit eens kunnen (laten) nagaan?) Maar ik durf wel te stellen dat als in de VS, het land van de Journalisten Woodward en Bernstein met hun onthullingen over Watergate, de overgrote meerderheid van de be trokken beroepsgroep een verscho ningsrecht overbodig vindt (want die conclusie lijkt mij op grond van de resultaten van de enquête toe laatbaar). een dergelijk feit serieuze aandacht verdient. Daar komt nog iets bij. Ongetwij feld zal het wel eens voorkomen dat informanten die ongenoemd willen blijven serieuze informatie te bie den hebben. Maar het is wel de vraag welk Journalistiek belang wordt geschaad indien informatie in dergelijke gevallen pas dan wordt gepubliceerd als de juistheid van het bericht is geverifieerd bij een bron die wèl genoemd mag wor den. Om een voorbeeld te geven, ontleend aan de affaire van de koopsompolissen: zou de Parool journalist Harry van Wijnen er, ach teraf gezien, niet beter aan gedaan hebben zijn (van een steeds ano niem gebleven zegsman afkomsti ge» bericht pas bekend te maken op een moment dat hij meer en betere informatie had? Ik denk dat er dan een grotere kans was geweest dat deze affaire niet als een nachtkaars was uitgegaan. Tenslotte gaat het koopsompolissenschandaal nu al lereerst de geschiedenis in als de affaire van de onbewezen beschul digingen. Afhankelijk Een zelfstandig nadeel van het zwarte informatiecircuit lijkt mij tenslotte dat het afhankelijkheids relaties in de hand werkt en beves tigt waarvan het de vraag is of die bescherming verdienen. 8peciaal voor de politieke Journalistiek ls het gevaar niet denkbeeldig dat de journalist zijn vrijheid van hande len en van schrijven des te sneller zal verliezen naarmate hij meer ver strikt raakt in een web van infor manten die per se onbekend moe ten blijven. En dat laatste lijkt mij pas goed een wezenlijke bedreiging van de persvrijheid. Ik pleit, met andere woorden, voor een nuchterder en genuanceerder discussie over het verschonings recht van de journalist dan die wel ke momenteel wordt gevoerd. Ik doe dat niet zozeer op grond van het formele argument dat de Hoge Raad, „ons" hoogste rechtscollege, een en andermaal heeft uitgespro ken dat de journalist op grond van het geldende recht geen verscho ningsrecht toekomt, maar omdat ik meen dat de serieuze journalist het in verreweg de meeste gevallen zon der het zwarte informatieclrcuit kan stellen. En in die gevallen waar in dat niet het geval is is er nóg niet meteen een man over boord. Niet alles hoeft onmiddellijk te worden gepubliceerd: vaak kan best ge wacht worden tot meer „bewijsma teriaal" is verkregen. En in die, hoogst zeldzame gevallen waarin de zegsman die anoniem wü blijven werkelijk alarmerend nieuws heeft te melden kan de Informant ook in overweging worden gegeven de volksvertegenwoordiging of de offi cier van Justitie in te schakelen. Zou dat, bij voorbeeld in de „Water- gateaffaire" niet evenveel resultaat hebben gehad als de vla „Deep Throat" verkregen onthullingen in de „Washington Post"? Natuurlijk waren er dan voor de „Post" minden primeurs geweest. Maar het gaat mij te ver om de vrijheid om pri meurs te publiceren als het wezen van de persvrijheid voor te stellen. Slotopmerking Eén van de klassieke argumenten waarmee de Journalistiek de nood zaak van het verschoningsrecht be pleit ls de stelling dat er voor de justitiabele die door een bepaalde perspublicatie in zijn eer en goede naam wordt aangetast een veel een voudiger methode is om „zijn recht" te krijgen dan de journalist te dwingen zijn bronnen te onthul len. HIJ kan namelijk, aldus deze gedachtengang, in kort geding een verbod van herhaling eisen. Als het betrokken persorgaan of de betrok ken journalist zijn bronnen tot elke prijs wil beschermen, dan zal het inderdaad in de regel niet al te veel moeite kosten zo'n verbod van her haling uit te lokken. Maar daarmee is de bron van de informatievervuiling niet opge spoord! Ieder van ons kent uit zijn naaste omgeving voorbeelden van roddelen. De meesten van ons ken nen vermoedelijk ook het gevoel van machteloosheid bij degene over wie wordt geroddeld. De machte loosheid van de burger ten opzichte van een roddelende pers kan maar op één manier effectief worden be streden: door de Journalist de machtspositie te ontnemen die hij heeft door hem een zwijgrecht toe te kennen. Pas dan kan de echte vervuiler worden aangesproken Het is niet aanvaardbaar dat de Journalistiek enerzijds een essentië le rol speelt bij de totstandkoming van de publieke opinie, maar dat zij voor de wijze waarop zij deze rol speelt niet op een adequate manier ter verantwoording kan worden ge roepen. Ik zie tenminste geen enkel argument op grond waarvan de Journalistiek in een dergelijke uit zonderingspositie moet worden ge plaatst. Mr. W. J. van Bennekom Is advo caat in Amsterdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 9