4 kütsjesilen egint vredig Koele briefjes Woorden met een oorlogsverleden [SOCIAAL BERECHT! RDAG 14 JULI 1979 TROUW/KWARTET )e belangstelling voor het skütsjesilen neemt elk aar toe. Dat is ook geen wonder, want bij dit Yiese gebeuren gaat het er nog „ouderwets" toe: eertien oude zeilschepen, bestuurd door chippers die de tijd nog meegemaakt hebben dat kütsjes als transportmiddel werden gebruikt. Ikütsjesilen is echter niet alleen folklore en lostalgie, al is er alle reden voor om het originele arak ter van het evenement zoveel mogelijk in ere e houden. Vandaag varen ze weer uit, de veertien kütsjes. Haro Hielkema jekei van incia wei EEUW ARDEN Het '°"0cütsjesilen heeft een rusti- winter achter de rug. eliswaar is er zoals elk letoear weer hard geknut- eld aan de veertien zeil- gadi :hepen, die vandaag in ;jlrouw de handschoen op- srkif emen voor een toernooi sShu an twee weken op de Frie- wateren. Jlaar in de voorbesprekingen viel i aai(auwelijks een wanklank te be- listeren. En dat ls aan de voor de1 rond van het jaarlijkse hoogte- unt van het watersportseizoen Friesland wel eens anders :weest. et verschil met vorige jaren is frappant, wee jaar geleden bij voorbeeld stond de tütsjewereld op haar kop, toen een„pre- isser uit Delft" een formule bedacht om de vaak ongelijke strijd tussen de veer- en skütsjes wat meer gelijke kansen te jcheppen. Professor Jelle Geertsema locht het in de stabiliteit van de zeilsche pen: alle veertien moesten bij dezelfde inndsterkte even scheef liggen. Op grond ran deze gedachte werd sommige schepen ien beperking van het zeiloppervlak opge- egd, andere moesten extra ballast aan ►oord nemen. Zoals elk jaar begint het skütsjesilen op het Pikmeer bij Grouw. Vanmiddag starten de' veertien skütsjes om twee uur. Maandag 16 juli verplaatst het evene ment zich naar de Veenhoop (de Drachtster Ee). Ver volgens wordt er ge zeild bij Eernewoude (17 juli), Terhorne (18 juli), Langweer (19 juli), Elahuizen (21 juli), Stavoren (23 juli), Woudsend (24 juli), Lemmer (25 en 26 juli) en Sneek (27 juli). Alle wedstrij den beginnen om twee uur. )e vergaderingen die aan deze voorstellen nerden gewijd, stonden bol van de scheld- lartijen. En het eind van dat turbulente aar was dat de „eeuwige winnaar", de leerenveense schipper Tjitte Brouwer, net nog meer machtsvertoon zegevierde. 'uigenplan Albert van Akker: op een skütsje geboren Dit jaar is er weer gesproken over regle menten om meer evenwicht in het toer nooi om het zilveren skütsje. Nu diende de Makkumer scheepsbouwer Douwe Amels een „tuigenplan" in. Volgens Alex Brinks- ma, vooraitter van de overkoepelende or ganisatie, de Sintrale Kommisje Skütsje silen, is er nauwelijks verschil tussen de ideeën van Geertsema en Amels. De Delft- se hoogleraar wilde voor elk skütsje een maximum aan zeiloppervlak vaststellen, Amels rekende met name in hoeveelheden ballast. Maar toch gingen de schippers heel gemakkelijk akkoord met de nieuwe plannen. Dat is niet zo verwonderlijk, als we letten op de karakters van de skütsjeschippers. Een schipper is baas op zijn eigen skütsje. Leg hem dan ook geen beperking in de grootte van zijn zeilen op. Hij bepaalt zelf wel of het nog vertrouwd is om te varen. En daarom hadden de schippers ook geen probleem met de berekeningen van Dou we Amels, die de tuigage onaangetast lieten. In de zeilen hoefde niet gesneden te worden; het ging met name om de snel heid. Friese aspect«MMMH Amels had niet alleen het voordeel dat hij zijn berekeningen in begrijpelijke woor den wist over te brengen („Gerritsma heeft verzuimd de taal van de schippers te spreken"), maar vooral ook dat hij een Fries is en Gerritsma ondanks zijn naam een Hollander, die te veel moeilijke ter men gebruikte. Daar komt het groten deels op neer bij de schippers: het Friese aspect bij het skütsjesilen (met het kaat sen een „nationale" sport) wint het altijd, ook al neemt de belangstelling buiten Friesland elk jaar toe. Belangrijke winst in de formule van Amels, die in het dagelijkse leven vooral containerschepen bouwt, is het streven naar meer oorspronkelijkheid. In de loop der jaren werd er steeds meer uit de sküts jes gesloopt om de snelheid van de sche pen te vergroten. Vroeger was dat heel anders: in de tijd dat de skütsjes nog echt als zeilvrachtschepen werden gebruikt en de schippersfamilie nog aan boord woon de, ging alleen het huisraad inclusief het potkacheltje eruit. Het boeltje werd op de wal gezet, vrouw en kinderen gingen van boord en de schipper met wat knechten mocht zich een paar uurtjes meten met zijn concurrenten. Sport en dagelijks le ven verschilden nauwelijks van elkaar. Buikdenning Douwe Amels schrijft nu alle schepen ballast voor in de vorm van een „buikden ning", een vloer op de bodem van de schuit. Ook vroeger hadden de skütsjes een dergelijke houten vloer, die tijdens de wedstrijden gewoon bleef zitten. Volgens Amels zijn de schepen er stabieler en sneller door geworden, want een skütsje dat minder schuin gaat, gaat ook sneller, zegt de scheepsbouwer. Misschien ls er dit jaar dan ook eens wat meer te bereiken voor een schipper als Albert van Akker. Hij zit dan wel aan het roer van het skütsje uit Frieslands hoofd stad en voert een strijdbare leeuw als herkenningsteken mee in zijn grootzeil, maar verder dan de achterhoede kwam zijn Leeuwarder skütsje vrijwel nooit. Meestal was Van Akker daar in het gezel schap van de skütsjes van Eernewoude, Joure, Drachten en Philips-Drachten. Wa ren het steeds de Meeters, de Zwaga's, Tjitte Brouwer of zelfs zijn broer Jan van Akker die eerste prijzen wegsleepten, voor Albert en zijn bemanning was er aan het eind van de prijsuitreiking meestal alleen nog een pedaalemmer over. Gelijke prijzen hbhbshhmi De prijzen voor de veertien deelnemende bemanningen zijn inmiddels gelijk ge trokken; een beter resultaat in de wed strijd zat er voor Van Akker echter nog steeds niet in. Aan boord van het Leeu warder skütsje is het al groot feest als er eens een zesde plaats gehaald wordt. „We zaten altijd maar achteraan; dat ging ons de keel uithangen", vertelt Van Akker, een gesaneerde binnenvaartschipper. Het viel niet mee om er steeds het plezier in te houden, alzegt de 62-jarige Leeuwarder: „In de achterhoede en in het middenveld is er vaak meer strijd dan vooraan." Zelfs die strijd gaat vervelen. Daarom zijn de bemanningsleden van het Leeuwarder skütsje zo blij met het initia tief van de Drachtster grossier in slager sartikelen Frits de Vries om een skütsje te kopen en dat in bruikleen aan Van Akker en zijn mannen af te staan. De Vries mocht ooit eens meezeilen en is toen hele maal ln de ban van het skütsjesilen ge raakt. Met Van Akker als deskundig advi seur kocht hij „De Nieuwe Zorg" een schip dat ln 1913 op de bekende Drachtster werf De Pijp was gebouwd en dat geheel ontta keld in Zaandam lag. Veel vertimmerd „Het was net een groenteblik. Er is enorm veel aan vertimmerd. Het schip is zoveel mogelijk in de oude staat hersteld: in de roef zijn weer kastjes aangebracht, de durk (voorin het schip) is vernieuwd. Daar ben ik erg blij om: er is een hoop aandacht besteed aan de snelheid van het schip, maar aan de oude stijl is ook gedacht. De Vries wilde het skütsje zo origineel moge lijk opknappen. Als je andere skütsjes ziet, kan je soms wel huilen. Dan lijkt het van buiten heel wat, maar van binnen zie je alleen ijzer." Van Akker mag dan nooit het zoet van een overwinning geproefd hebben, zijn verlan gen om het skütsjesilen zo oorspronkelijk mogelijk te houden heeft er nimmer onder geleden. Zo heeft hij een paar geleden een. schrift aangelegd om de benamingen van oude scheepsonderdelen en hun betekenis te bewaren voor de jongere garde. „Van trommelstok tot vingerling" was de titel van het schrift dat in korte stukjes in de regionale pers werd afgedrukt. Van Ak ker: „Uitdrukkingen als: trek de hals om hoog; of: til die broek eens even op zijn nauwelijks nog bekend. Op schip geboren Van Akker kan er nog wél over praten, temeer omdat hij zelf op een houten scheepje geboren is. „Een 26-tons skütsje. Mijn vader vervoerde aardappelen en bie ten. Later, toen er minder vracht kwam, was het ook wel eens modder of zand. Soms deden we mee aan een skütsjesile- rij: het moest net zo uitkomen, dat Je in de Skütsjes in actie buurt van een wedstrijd was. Het was toen nog geen jaarlijks terugkerend toernooi van twee weken. Een maand van te voren hoorde je dat er een wedstrijd werd gehou den, in Grouw bij voorbeeld of in de Zuid westhoek. Soms had je modder aan boord, die je 's morgens nog moest lossen. Dan werd er 's middags gevaren: eerst gingen de spulletjes op de wal en werd er een mast geplaatst die ergens geleend was. Of Je leende een zeil of zwaarden. Zo'n wed strijd kostte Je geld, maar je had het er voor over. Kosten Nog steeds kost het skütsjesilen geld. Niet alleen aan de commissies die de wedstrij den organiseren. Of aan de commissies en stichtingen, die een skütsje in de vaart houden en die het vaak van bijdragen van de plaatselijke bevolking moeten hebben. Maar ook de schippers en de bemannings leden moeten het nodige ervoor over heb ben. Veertien dagen vakantie bij voor beeld; een jaar lang schuren, schaven en timmeren aan het skütsje; of proberen zoveel mogelijk skütsjewimpels te verko pen aan plezlervaarders, die straks langs de overs naar het skütsjesilen liggen te kijken en die op die manier laten zien dat ze ook meebetalen. Van Akker loopt zelf met wimpels te leuren: „Het moet zo blij ven als het is. Ik hoop dat we door blijven gaan met mensen die er wat voor over hebben". Veertien dagen vakantie. En dat voor mis schien de zoveelste pedaalemmer en voor *et onafscheidelijke flesje Beerenburg. ;or misschien wel weer een dertiende of veertiende plaats. Is het dat allemaal waard? Albert van Akker: „Een paar jaar geleden heb ik een hartinfarct gehad. De dokter verbood me aanvankelijk weer te gaan zeilen. Maar lk heb hem gezegd dat het erger met me zou worden, als ik aan de kant zou moeten toekijken. Ach, zolang er zulke gekken zijn als wij, zal het skütsjesi len wel blijven." door Huub Elzerman Met een moeizaam gebaar legde de vooraitter van de stichting de brief voor zich op de lange vergader tafel. „Mijne heren", zei hij, „mag ik uw aandacht voor een vervelende kwestie? De directeur van onze instellingen neemt ontslag. Ik zal u zijn brief voorle zen." Hij schraapte de keel: „Hiermede bericht ik u besloten te hebben mijn werkzaamheden bij uw stichting te gaan beëindi gen. weshalve ik hierbij verzoek mij ontslag te verlenen uit mijn functie van directeur van uw stichting. De vaststelling van de ontslagdatum zel ve zou ik gaarne in overleg met u regelen." De bestuursleden staarden de vooraitter verbouwe reerd aan. ..Kan hij promotie maken?," vroeg een van hen. „Waar gaat hij naar toe?" De vooraitter haalde de schouders op: „Ik weet het niet. Voorzo ver mij bekend heeft hij helemaal geen andere baan". „Wat mankeert de man?" werd er geroepen. „Wie zegt er in hemelsnaam in deze tijd zonder meer zijn 14 baan op. En waarom eigenlijk?" „In zijn brief zegt meneer niets over zijn beweegre denen," antwoordde de vooraitter effen. „Maar ik kan u wel uit de droom helpen. Onze directeur wenst het democratiseringsproces, dat wij in onze Instellingen op gang hebben gebracht, niet meer mee te maken. Hij heeft daar onoverkomelijke bezwaren tegen. Ik neem aan dat sommigen onder u daar wel iets over hebben gehoord." „Wat mij betreft kan ie de pot op," riep een van de bestuursleden strijdlustig. „Ik laat geen spelletjes met mij spelen. Als hij zo nodig weg moet. dan kan hij wat mij betreft vertrekken. Laat hem de vertrek datum maar noemen." Heel verrassend bleken de andere bestuursleden deze mening te delen. Niemand voelde er iets voor om met de tegensputterende directeur in de slag te gaan over de grenzen van de democratie. En zo gebeurde het dat de man een uiterst koel briefje thüis kreeg, waarin hem eervol ontslag werd ver leend. Bij de directeur viel dat in slechte aarde. Op zéér verongelijkte toon schreef hij terug dat het bestuur „het blijkbaar nodig noch wenselijk achtte om hem gelegenheid te geven tot een mondelinge toelich ting op zijn verzoek om ontslag." De directeur somde in zijn brief nog een waslijst grieven tegen de gang van zaken in de instellingen op. maar het ontslag trok hij niet ln. Wél voerde hij nog een uitvoerige briefwisseling met het bestuur, maar in de correspondentie ging het uitsluitend nog over de vraag op welk tijdstip zijn ontslag zou ingaan c.q. tot welk tijdstip en onder welke voor waarden zijn salaris zou worden doorbetaald. Het eind van het liedje was dat hij per april ontslag nam en dat hij tot 1 januari daaropvolgend zou worden doorbetaald. Er zijn slechtere afvloeiingsre gelingen, maar daarover gaat het hier niet. De man stond op straat en wat doe je in zo'n geval? Je zoekt een andere baan. „En als dat niet lukt," zei de directeur, „dan krijg je WW." Die vlieger ging niet op. In plaats van een WW- uitkering kreeg hij zijn zoveelste koele briefje in de bus. „U komt helemaal niet in aanmerking voor een WW-uitkering," schreef de bedrijfsvereniging, „want u hebt zelf, zonder dringende noodzaak, ontslag genomen." Tegen deze weigering tekende de directeur bezwaar aan, maar zijn beroep werd door de Raad van Beroep op grond van een opmerkelijke, en naar achteraf bleek ook, onhoudbare redenering niet- ontvankelijk verklaard. De raad redeneerde als volgt: „De directeur nam per april ontslag. Per 31 mei wees de bedrijfsvereni ging de aanvraag om een WW-uitkering af, omdat de directeur zonder dringende noodzaak ontslag had genomen én omdat zijn salaris tot 1 Januari daaropvolgend zou worden doorbetaald. De vraag of de weigering door de bedrijfsvereniging correct was. werd op 7 december ter beantwoording voorge legd. De vraag of de directeur na 1 januari onvrijwil lig werkloos zal zijn, is nu nog niet te beantwoorden. Dat ligt ln de schoot van de toekomst verborgen. Nu een uitspraak doen over een in een verwijderde toekomst wellicht intredende rechtstoestand zou voor een beroep vatbaar kunnen zijn." De directeur wendde zich vervolgens tot de Centra le Raad van Beroep met het verzoek om de niet- ontvankelijk verklaring voor de Raad van Beroep te vernietigen en de zaak zo mogelijk zonder terug verwijzing zelf al te doen. De Centrale Raad was daar maar al te graag toe bereid, want het hoge rechtscollege was het in het geheel niet eens met de redenering van de Raad van Beroep. „De bedrijfs vereniging kan zonder enige restrictie aan de direc teur ter zake van niet-onvrijwillige werkloosheid een uitkering weigeren. Dat wil zeggen aan hem een uitkering weigeren voor de gehele duur van zijn werkloosheid, ongeacht of de einddatum van die werkloosheid ten tijde van de uitspraak nu wel of niet bekend was. Niet valt in te zien," zo besloot de Centrale Raad, „waarom die uitspraak geen betrek king zou mogen of kunnen hebben op een werkloos heid in een 'verwijderde toekomst', wat daarmee ook mag zijn bedoeld." Kortom, ook als de directeur na 1 januari werkloos zou blijven, zou deze werkloosheid een niet-onvrij- willig karakter dragen. De Centrale Raad wilde daarover eigenlijk op verzoek van de directeur zelf nog wel een paar opmerkingen kwijt. De beweegredenen voor de ontslagaanvraag, die de directeur in de loop van de procedure naar voren heeft gebracht, hebben ons niet tot de overtuiging kunnen brengen dat hij in redelijkheid geen andere keuze had dan zijn betrekking te beëindigen. Van hem had tenminste kunnen worden gevergd dat hij zich van een aansluitende werkkring had veraekerd alvorens 'zijn baan op te geven. Geen van de door hem aangevoerde reneden biedt voldoende aankno pingspunten voor de stelling dat hij niet met zijn besluit om ontslag te nemen had kunnen wachten." Vervolgens greep de Centrale Raad naar het proces verbaal van de zitting van de Raad van Beroep. In die stukken trad opnieuw de vooraitter van de stichting op. De man had het volgende verklaard: „De directeur vroeg en verkreeg ontslag. Het ver moeden bestaat dat hij ontslag nam omdat hij het niet eens wat met het democratiseringsproces. Het ontslag is eervol verleend. Er was geen sprake van een onhoudbare toestand, ook van de kant van het bestuur niet. De directeur dacht dat er nog wel mogelijkheden waren. Als hij geen ontslag had gevraagd zou hij niet zijn ontslagen. Het was niet zo dat we hem graag kwijt wilden." Na deze toelichting besliste de Centrale Raad dat er geen sprake was van een ten onrechte geweigerde WW-uitkering. Alleen werknemers, die buiten hun schuld, onvrijwillig werkloos zijr. kunnen een uitke ring aanvragen. De directeur voldeed niet aan deze voorwaarde en kon dus geen beroep doen op de WW-kas. De distributie van olie wordt be perkt, meldt Trouw ln een kop op pagina 1. Een zojuist ont waakte lezer pakt, nog even na- geeuwend, de krant uit de bus en neemt kennis van het bericht. Hé, denkt de man, wordt de dis tributie beperkt, wordt de toe stand met de olie en de benzine dus wat rooskleuriger? Maar wat vreemd: als hij het stuk onder die kop leest blijkt dat de zaak Juist omgekeerd is: het wordt slechter, de grote maatschappij en gaan de levering van (die sel )olie aan de tankstations be perken. Is die krantekop fout, verricht de lezer zijn leeswerk slordig? Geen van beide is hele maal waar, allebei een beetje, de waarheid ligt weer eens heerlijk in het midden. De hoofdpersoon uit het voor gaande behoort tot de generatie die, zoals een nu bijna vaststaan de uitdrukking zegt, „de oorlog zelf heeft meegemaakt" (wat nog niet wil zeggen dat hij een oor logsverleden heeft, maar daar over straks). Het begrip distribu tie blijft voor deze lezer verbon den met het geheel van maatre gelen die in de jaren '40-'45 ge troffen werden om belangrijke goederen ondanks de schaarste zo eerlijk mogelijk onder de mensen verspreid te krijgen. Zelfs gebruikte de lezer het woord „distributie" vaak voor de dienst, het „kantoor", waar de maatregelen uitgebroed werden en de uitvoering ervan werd voorbereid. Voor deze lezer heeft het oorlogsverleden van „distri butie" de oorspronkelijke bete kenissen (en daartoe behoort die welke de koppenschrijver in zijn hoofd had: het brengen van goe deren van producent naar consu ment) geheel overschaduwd en het zal bij een groot deel van zijn generatie wel niet anders zijn. Schokkende ervaringen uit vijf bezettingsjaren hebben hun spo ren nagelaten, ook in de taal, en die wis je niet een twee drie uit. Omstreeks dezelfde tijd dat deze jiuwmmi uii van najia >u«. «nsmakvlijk toonoel bespaard, dal xlj, dia maag»,, wolven m het boach, straks in het koor van de ban meen plundering! Geen Bijltjesdag!^ ^S** Maa^adaatfc—éta—«y^^Wir^TnTvrM van o op vestigen, dat het oiue aer als NsdsrU.idsrs ta n der bovrijding zou worden ontsierd door plundert- ~"«n plundering in het algemoeni Uit Trouw', september '44 voor tweeërlei uitleg vatbare kop in de krant staat, word ik gecon fronteerd met een soortgelijke nalatenschap van de oorlog. „Wie zou toch als eerste het woord „bijltjesdag" gebruikt hebben, vraagt iemand en ik moet het antwoord schuldig blij ven. In handboeken vind ik slechts dat het woord in de oor log opgekomen is als aanduiding van de na de bevrijding verwach te (of gevreesde) afrekening met alles wat „fout" was. Voor de oorsprong moeten we verder te ruggaan: naar 1787, toen scheep stimmerlieden, bijgenaamd „bijltjes", op het Amsterdamse Kattenburg oproer maakten. In het illegale Trouw kom ik het woord een paar keer tegen, on der meer in een in Juli '44 afge drukte gezamenlijke oproep van een aantal illegale bladen (..Geen bijltjesdag! Koelt niet door gewelddaden uw haat- en wraakgevoelens!") In het in de jaren zestig verschenen boek over de illegale pers „Visioen en werkelijkheid" vind ik een (he laas ongedateerd) stuk uit het illegale Parool, waarin gewaar schuwd wordt voor het „onheil dat in een bijltjesdag zou zijn besloten" en waarin betoogd wordt dat „bijltjesdagen, of hoe men de beraamde bloedbaden ook betitelen wil, in strijd zijn met elke democratische gedrags lijn en met de Nederlandsche Grondwet". Koos Groen, die veel geschreven heeft over de behandeling van NSB'ers na de oorlog, ploos de zaak verder uit en ontdekte dat Pieter 't Hoen (Frans Goedhart) al op 15 no vember '41 in Het Parool onder de titel „Bijltjesdag" schreeft dat „een grootscheepse lynch- en moordpartij" er niet mag ko men. Een bijltjesdag is er geluk kig niet geweest, maar het woord bleef, als een soort angstvisioen van wat er had kunnen gebeuren in de onzekere dagen waarin de Duitse macht ineenschrom pelde. Andere woorden met een oor logsverleden? Ze blijken voor het grijpen te-liggen. „Verzet" kreeg er, evenals „illegaliteit" en „ondergrondse", een betekenis bij: „vooroorlogs" en „na-oor- logs" werden aanduidingen van totaal gescheiden tijdperken: „razzia", „transport' (van Jo den), „bezetting" en „bevrij ding" kregen een nieuwe ge voelswaarde en het woord „fout" begon een nieuw leven als aan duiding van alles wat in en ln de buurt van de NSB zat. „Onder duiker", „bunkerbouwer", „per soonsbewijs", „knokploeg", „ar beidsinzet", „spertijd", „Enge landvaarder". „knijpkat" (zak lantaarn met handdynamo), ze zullen voorlopig nog wel met '40- '45 verbonden blijven. Wat werd er veel „gevorderd" (fietsen, ra dio's), wat moesten we veel „inle veren", bij voorbeeld oude scheermesjes om nieuwe te mo gen kopen. Een van de wrange mopjes uit die tijd: als Je een baby aangeeft, moet Je een oude man inleveren» Iedereen wist wat „eigen teelt" was (zelf-ver bouwde tabak), „bukshag" noemden we een sigaret ge draaid uit opgeraapte peukjes en „anti-plof-band" werd de naam van het massieve geval om menig fietswiel. Ook „oorlogs verleden" zelf heeft een oorlogs verleden. maar daarbij zien we hoe de betekenis ln ongunstige zin verandert: de laatste Jaren is een „oorlogsverleden" aller minst iets om trots op te zijn...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 9