4
kütsjesilen
egint vredig
Koele briefjes
Woorden met een
oorlogsverleden
[SOCIAAL BERECHT!
RDAG 14 JULI 1979
TROUW/KWARTET
)e belangstelling voor het skütsjesilen neemt elk
aar toe. Dat is ook geen wonder, want bij dit
Yiese gebeuren gaat het er nog „ouderwets" toe:
eertien oude zeilschepen, bestuurd door
chippers die de tijd nog meegemaakt hebben dat
kütsjes als transportmiddel werden gebruikt.
Ikütsjesilen is echter niet alleen folklore en
lostalgie, al is er alle reden voor om het originele
arak ter van het evenement zoveel mogelijk in ere
e houden. Vandaag varen ze weer uit, de veertien
kütsjes.
Haro Hielkema
jekei
van
incia
wei EEUW ARDEN Het
'°"0cütsjesilen heeft een rusti-
winter achter de rug.
eliswaar is er zoals elk
letoear weer hard geknut-
eld aan de veertien zeil-
gadi :hepen, die vandaag in
;jlrouw de handschoen op-
srkif emen voor een toernooi
sShu an twee weken op de Frie-
wateren.
Jlaar in de voorbesprekingen viel
i aai(auwelijks een wanklank te be-
listeren. En dat ls aan de voor
de1 rond van het jaarlijkse hoogte-
unt van het watersportseizoen
Friesland wel eens anders
:weest.
et verschil met vorige jaren is frappant,
wee jaar geleden bij voorbeeld stond de
tütsjewereld op haar kop, toen een„pre-
isser uit Delft" een formule bedacht om
de vaak ongelijke strijd tussen de veer-
en skütsjes wat meer gelijke kansen te
jcheppen. Professor Jelle Geertsema
locht het in de stabiliteit van de zeilsche
pen: alle veertien moesten bij dezelfde
inndsterkte even scheef liggen. Op grond
ran deze gedachte werd sommige schepen
ien beperking van het zeiloppervlak opge-
egd, andere moesten extra ballast aan
►oord nemen.
Zoals elk jaar begint
het skütsjesilen op
het Pikmeer bij
Grouw. Vanmiddag
starten de' veertien
skütsjes om twee
uur. Maandag 16 juli
verplaatst het evene
ment zich naar de
Veenhoop (de
Drachtster Ee). Ver
volgens wordt er ge
zeild bij Eernewoude
(17 juli), Terhorne (18
juli), Langweer (19
juli), Elahuizen (21
juli), Stavoren (23
juli), Woudsend (24
juli), Lemmer (25 en
26 juli) en Sneek (27
juli). Alle wedstrij
den beginnen om
twee uur.
)e vergaderingen die aan deze voorstellen
nerden gewijd, stonden bol van de scheld-
lartijen. En het eind van dat turbulente
aar was dat de „eeuwige winnaar", de
leerenveense schipper Tjitte Brouwer,
net nog meer machtsvertoon zegevierde.
'uigenplan
Albert van Akker: op een
skütsje geboren
Dit jaar is er weer gesproken over regle
menten om meer evenwicht in het toer
nooi om het zilveren skütsje. Nu diende de
Makkumer scheepsbouwer Douwe Amels
een „tuigenplan" in. Volgens Alex Brinks-
ma, vooraitter van de overkoepelende or
ganisatie, de Sintrale Kommisje Skütsje
silen, is er nauwelijks verschil tussen de
ideeën van Geertsema en Amels. De Delft-
se hoogleraar wilde voor elk skütsje een
maximum aan zeiloppervlak vaststellen,
Amels rekende met name in hoeveelheden
ballast. Maar toch gingen de schippers
heel gemakkelijk akkoord met de nieuwe
plannen.
Dat is niet zo verwonderlijk, als we letten
op de karakters van de skütsjeschippers.
Een schipper is baas op zijn eigen skütsje.
Leg hem dan ook geen beperking in de
grootte van zijn zeilen op. Hij bepaalt zelf
wel of het nog vertrouwd is om te varen.
En daarom hadden de schippers ook geen
probleem met de berekeningen van Dou
we Amels, die de tuigage onaangetast
lieten. In de zeilen hoefde niet gesneden te
worden; het ging met name om de snel
heid.
Friese aspect«MMMH
Amels had niet alleen het voordeel dat hij
zijn berekeningen in begrijpelijke woor
den wist over te brengen („Gerritsma
heeft verzuimd de taal van de schippers te
spreken"), maar vooral ook dat hij een
Fries is en Gerritsma ondanks zijn naam
een Hollander, die te veel moeilijke ter
men gebruikte. Daar komt het groten
deels op neer bij de schippers: het Friese
aspect bij het skütsjesilen (met het kaat
sen een „nationale" sport) wint het altijd,
ook al neemt de belangstelling buiten
Friesland elk jaar toe.
Belangrijke winst in de formule van
Amels, die in het dagelijkse leven vooral
containerschepen bouwt, is het streven
naar meer oorspronkelijkheid. In de loop
der jaren werd er steeds meer uit de sküts
jes gesloopt om de snelheid van de sche
pen te vergroten. Vroeger was dat heel
anders: in de tijd dat de skütsjes nog echt
als zeilvrachtschepen werden gebruikt en
de schippersfamilie nog aan boord woon
de, ging alleen het huisraad inclusief het
potkacheltje eruit. Het boeltje werd op de
wal gezet, vrouw en kinderen gingen van
boord en de schipper met wat knechten
mocht zich een paar uurtjes meten met
zijn concurrenten. Sport en dagelijks le
ven verschilden nauwelijks van elkaar.
Buikdenning
Douwe Amels schrijft nu alle schepen
ballast voor in de vorm van een „buikden
ning", een vloer op de bodem van de
schuit. Ook vroeger hadden de skütsjes
een dergelijke houten vloer, die tijdens de
wedstrijden gewoon bleef zitten. Volgens
Amels zijn de schepen er stabieler en
sneller door geworden, want een skütsje
dat minder schuin gaat, gaat ook sneller,
zegt de scheepsbouwer.
Misschien ls er dit jaar dan ook eens wat
meer te bereiken voor een schipper als
Albert van Akker. Hij zit dan wel aan het
roer van het skütsje uit Frieslands hoofd
stad en voert een strijdbare leeuw als
herkenningsteken mee in zijn grootzeil,
maar verder dan de achterhoede kwam
zijn Leeuwarder skütsje vrijwel nooit.
Meestal was Van Akker daar in het gezel
schap van de skütsjes van Eernewoude,
Joure, Drachten en Philips-Drachten. Wa
ren het steeds de Meeters, de Zwaga's,
Tjitte Brouwer of zelfs zijn broer Jan van
Akker die eerste prijzen wegsleepten, voor
Albert en zijn bemanning was er aan het
eind van de prijsuitreiking meestal alleen
nog een pedaalemmer over.
Gelijke prijzen hbhbshhmi
De prijzen voor de veertien deelnemende
bemanningen zijn inmiddels gelijk ge
trokken; een beter resultaat in de wed
strijd zat er voor Van Akker echter nog
steeds niet in. Aan boord van het Leeu
warder skütsje is het al groot feest als er
eens een zesde plaats gehaald wordt. „We
zaten altijd maar achteraan; dat ging ons
de keel uithangen", vertelt Van Akker,
een gesaneerde binnenvaartschipper. Het
viel niet mee om er steeds het plezier in te
houden, alzegt de 62-jarige Leeuwarder:
„In de achterhoede en in het middenveld
is er vaak meer strijd dan vooraan." Zelfs
die strijd gaat vervelen.
Daarom zijn de bemanningsleden van het
Leeuwarder skütsje zo blij met het initia
tief van de Drachtster grossier in slager
sartikelen Frits de Vries om een skütsje te
kopen en dat in bruikleen aan Van Akker
en zijn mannen af te staan. De Vries
mocht ooit eens meezeilen en is toen hele
maal ln de ban van het skütsjesilen ge
raakt. Met Van Akker als deskundig advi
seur kocht hij „De Nieuwe Zorg" een schip
dat ln 1913 op de bekende Drachtster werf
De Pijp was gebouwd en dat geheel ontta
keld in Zaandam lag.
Veel vertimmerd
„Het was net een groenteblik. Er is enorm
veel aan vertimmerd. Het schip is zoveel
mogelijk in de oude staat hersteld: in de
roef zijn weer kastjes aangebracht, de
durk (voorin het schip) is vernieuwd. Daar
ben ik erg blij om: er is een hoop aandacht
besteed aan de snelheid van het schip,
maar aan de oude stijl is ook gedacht. De
Vries wilde het skütsje zo origineel moge
lijk opknappen. Als je andere skütsjes
ziet, kan je soms wel huilen. Dan lijkt het
van buiten heel wat, maar van binnen zie
je alleen ijzer."
Van Akker mag dan nooit het zoet van een
overwinning geproefd hebben, zijn verlan
gen om het skütsjesilen zo oorspronkelijk
mogelijk te houden heeft er nimmer onder
geleden. Zo heeft hij een paar geleden een.
schrift aangelegd om de benamingen van
oude scheepsonderdelen en hun betekenis
te bewaren voor de jongere garde. „Van
trommelstok tot vingerling" was de titel
van het schrift dat in korte stukjes in de
regionale pers werd afgedrukt. Van Ak
ker: „Uitdrukkingen als: trek de hals om
hoog; of: til die broek eens even op zijn
nauwelijks nog bekend.
Op schip geboren
Van Akker kan er nog wél over praten,
temeer omdat hij zelf op een houten
scheepje geboren is. „Een 26-tons skütsje.
Mijn vader vervoerde aardappelen en bie
ten. Later, toen er minder vracht kwam,
was het ook wel eens modder of zand.
Soms deden we mee aan een skütsjesile-
rij: het moest net zo uitkomen, dat Je in de
Skütsjes in actie
buurt van een wedstrijd was. Het was toen
nog geen jaarlijks terugkerend toernooi
van twee weken. Een maand van te voren
hoorde je dat er een wedstrijd werd gehou
den, in Grouw bij voorbeeld of in de Zuid
westhoek. Soms had je modder aan boord,
die je 's morgens nog moest lossen. Dan
werd er 's middags gevaren: eerst gingen
de spulletjes op de wal en werd er een
mast geplaatst die ergens geleend was. Of
Je leende een zeil of zwaarden. Zo'n wed
strijd kostte Je geld, maar je had het er
voor over.
Kosten
Nog steeds kost het skütsjesilen geld. Niet
alleen aan de commissies die de wedstrij
den organiseren. Of aan de commissies en
stichtingen, die een skütsje in de vaart
houden en die het vaak van bijdragen van
de plaatselijke bevolking moeten hebben.
Maar ook de schippers en de bemannings
leden moeten het nodige ervoor over heb
ben. Veertien dagen vakantie bij voor
beeld; een jaar lang schuren, schaven en
timmeren aan het skütsje; of proberen
zoveel mogelijk skütsjewimpels te verko
pen aan plezlervaarders, die straks langs
de overs naar het skütsjesilen liggen te
kijken en die op die manier laten zien dat
ze ook meebetalen. Van Akker loopt zelf
met wimpels te leuren: „Het moet zo blij
ven als het is. Ik hoop dat we door blijven
gaan met mensen die er wat voor over
hebben".
Veertien dagen vakantie. En dat voor mis
schien de zoveelste pedaalemmer en voor
*et onafscheidelijke flesje Beerenburg.
;or misschien wel weer een dertiende of
veertiende plaats. Is het dat allemaal
waard? Albert van Akker: „Een paar jaar
geleden heb ik een hartinfarct gehad. De
dokter verbood me aanvankelijk weer te
gaan zeilen. Maar lk heb hem gezegd dat
het erger met me zou worden, als ik aan de
kant zou moeten toekijken. Ach, zolang er
zulke gekken zijn als wij, zal het skütsjesi
len wel blijven."
door Huub Elzerman
Met een moeizaam gebaar legde de vooraitter van
de stichting de brief voor zich op de lange vergader
tafel. „Mijne heren", zei hij, „mag ik uw aandacht
voor een vervelende kwestie? De directeur van onze
instellingen neemt ontslag. Ik zal u zijn brief voorle
zen." Hij schraapte de keel:
„Hiermede bericht ik u besloten te hebben mijn
werkzaamheden bij uw stichting te gaan beëindi
gen. weshalve ik hierbij verzoek mij ontslag te
verlenen uit mijn functie van directeur van uw
stichting. De vaststelling van de ontslagdatum zel
ve zou ik gaarne in overleg met u regelen."
De bestuursleden staarden de vooraitter verbouwe
reerd aan. ..Kan hij promotie maken?," vroeg een
van hen. „Waar gaat hij naar toe?" De vooraitter
haalde de schouders op: „Ik weet het niet. Voorzo
ver mij bekend heeft hij helemaal geen andere
baan".
„Wat mankeert de man?" werd er geroepen. „Wie
zegt er in hemelsnaam in deze tijd zonder meer zijn
14 baan op. En waarom eigenlijk?"
„In zijn brief zegt meneer niets over zijn beweegre
denen," antwoordde de vooraitter effen. „Maar ik
kan u wel uit de droom helpen. Onze directeur
wenst het democratiseringsproces, dat wij in onze
Instellingen op gang hebben gebracht, niet meer
mee te maken. Hij heeft daar onoverkomelijke
bezwaren tegen. Ik neem aan dat sommigen onder u
daar wel iets over hebben gehoord."
„Wat mij betreft kan ie de pot op," riep een van de
bestuursleden strijdlustig. „Ik laat geen spelletjes
met mij spelen. Als hij zo nodig weg moet. dan kan
hij wat mij betreft vertrekken. Laat hem de vertrek
datum maar noemen."
Heel verrassend bleken de andere bestuursleden
deze mening te delen. Niemand voelde er iets voor
om met de tegensputterende directeur in de slag te
gaan over de grenzen van de democratie. En zo
gebeurde het dat de man een uiterst koel briefje
thüis kreeg, waarin hem eervol ontslag werd ver
leend.
Bij de directeur viel dat in slechte aarde. Op zéér
verongelijkte toon schreef hij terug dat het bestuur
„het blijkbaar nodig noch wenselijk achtte om hem
gelegenheid te geven tot een mondelinge toelich
ting op zijn verzoek om ontslag."
De directeur somde in zijn brief nog een waslijst
grieven tegen de gang van zaken in de instellingen
op. maar het ontslag trok hij niet ln. Wél voerde hij
nog een uitvoerige briefwisseling met het bestuur,
maar in de correspondentie ging het uitsluitend nog
over de vraag op welk tijdstip zijn ontslag zou
ingaan c.q. tot welk tijdstip en onder welke voor
waarden zijn salaris zou worden doorbetaald.
Het eind van het liedje was dat hij per april ontslag
nam en dat hij tot 1 januari daaropvolgend zou
worden doorbetaald. Er zijn slechtere afvloeiingsre
gelingen, maar daarover gaat het hier niet. De man
stond op straat en wat doe je in zo'n geval? Je zoekt
een andere baan. „En als dat niet lukt," zei de
directeur, „dan krijg je WW."
Die vlieger ging niet op. In plaats van een WW-
uitkering kreeg hij zijn zoveelste koele briefje in de
bus. „U komt helemaal niet in aanmerking voor een
WW-uitkering," schreef de bedrijfsvereniging,
„want u hebt zelf, zonder dringende noodzaak,
ontslag genomen."
Tegen deze weigering tekende de directeur bezwaar
aan, maar zijn beroep werd door de Raad van
Beroep op grond van een opmerkelijke, en naar
achteraf bleek ook, onhoudbare redenering niet-
ontvankelijk verklaard.
De raad redeneerde als volgt: „De directeur nam
per april ontslag. Per 31 mei wees de bedrijfsvereni
ging de aanvraag om een WW-uitkering af, omdat
de directeur zonder dringende noodzaak ontslag
had genomen én omdat zijn salaris tot 1 Januari
daaropvolgend zou worden doorbetaald. De vraag
of de weigering door de bedrijfsvereniging correct
was. werd op 7 december ter beantwoording voorge
legd. De vraag of de directeur na 1 januari onvrijwil
lig werkloos zal zijn, is nu nog niet te beantwoorden.
Dat ligt ln de schoot van de toekomst verborgen.
Nu een uitspraak doen over een in een verwijderde
toekomst wellicht intredende rechtstoestand zou
voor een beroep vatbaar kunnen zijn."
De directeur wendde zich vervolgens tot de Centra
le Raad van Beroep met het verzoek om de niet-
ontvankelijk verklaring voor de Raad van Beroep
te vernietigen en de zaak zo mogelijk zonder terug
verwijzing zelf al te doen. De Centrale Raad was
daar maar al te graag toe bereid, want het hoge
rechtscollege was het in het geheel niet eens met de
redenering van de Raad van Beroep. „De bedrijfs
vereniging kan zonder enige restrictie aan de direc
teur ter zake van niet-onvrijwillige werkloosheid
een uitkering weigeren. Dat wil zeggen aan hem een
uitkering weigeren voor de gehele duur van zijn
werkloosheid, ongeacht of de einddatum van die
werkloosheid ten tijde van de uitspraak nu wel of
niet bekend was. Niet valt in te zien," zo besloot de
Centrale Raad, „waarom die uitspraak geen betrek
king zou mogen of kunnen hebben op een werkloos
heid in een 'verwijderde toekomst', wat daarmee
ook mag zijn bedoeld."
Kortom, ook als de directeur na 1 januari werkloos
zou blijven, zou deze werkloosheid een niet-onvrij-
willig karakter dragen. De Centrale Raad wilde
daarover eigenlijk op verzoek van de directeur
zelf nog wel een paar opmerkingen kwijt.
De beweegredenen voor de ontslagaanvraag, die de
directeur in de loop van de procedure naar voren
heeft gebracht, hebben ons niet tot de overtuiging
kunnen brengen dat hij in redelijkheid geen andere
keuze had dan zijn betrekking te beëindigen. Van
hem had tenminste kunnen worden gevergd dat hij
zich van een aansluitende werkkring had veraekerd
alvorens 'zijn baan op te geven. Geen van de door
hem aangevoerde reneden biedt voldoende aankno
pingspunten voor de stelling dat hij niet met zijn
besluit om ontslag te nemen had kunnen wachten."
Vervolgens greep de Centrale Raad naar het proces
verbaal van de zitting van de Raad van Beroep. In
die stukken trad opnieuw de vooraitter van de
stichting op. De man had het volgende verklaard:
„De directeur vroeg en verkreeg ontslag. Het ver
moeden bestaat dat hij ontslag nam omdat hij het
niet eens wat met het democratiseringsproces. Het
ontslag is eervol verleend. Er was geen sprake van
een onhoudbare toestand, ook van de kant van het
bestuur niet. De directeur dacht dat er nog wel
mogelijkheden waren. Als hij geen ontslag had
gevraagd zou hij niet zijn ontslagen. Het was niet zo
dat we hem graag kwijt wilden."
Na deze toelichting besliste de Centrale Raad dat er
geen sprake was van een ten onrechte geweigerde
WW-uitkering. Alleen werknemers, die buiten hun
schuld, onvrijwillig werkloos zijr. kunnen een uitke
ring aanvragen. De directeur voldeed niet aan deze
voorwaarde en kon dus geen beroep doen op de
WW-kas.
De distributie van olie wordt be
perkt, meldt Trouw ln een kop
op pagina 1. Een zojuist ont
waakte lezer pakt, nog even na-
geeuwend, de krant uit de bus en
neemt kennis van het bericht.
Hé, denkt de man, wordt de dis
tributie beperkt, wordt de toe
stand met de olie en de benzine
dus wat rooskleuriger? Maar wat
vreemd: als hij het stuk onder
die kop leest blijkt dat de zaak
Juist omgekeerd is: het wordt
slechter, de grote maatschappij
en gaan de levering van (die
sel )olie aan de tankstations be
perken. Is die krantekop fout,
verricht de lezer zijn leeswerk
slordig? Geen van beide is hele
maal waar, allebei een beetje, de
waarheid ligt weer eens heerlijk
in het midden.
De hoofdpersoon uit het voor
gaande behoort tot de generatie
die, zoals een nu bijna vaststaan
de uitdrukking zegt, „de oorlog
zelf heeft meegemaakt" (wat nog
niet wil zeggen dat hij een oor
logsverleden heeft, maar daar
over straks). Het begrip distribu
tie blijft voor deze lezer verbon
den met het geheel van maatre
gelen die in de jaren '40-'45 ge
troffen werden om belangrijke
goederen ondanks de schaarste
zo eerlijk mogelijk onder de
mensen verspreid te krijgen.
Zelfs gebruikte de lezer het
woord „distributie" vaak voor de
dienst, het „kantoor", waar de
maatregelen uitgebroed werden
en de uitvoering ervan werd
voorbereid. Voor deze lezer heeft
het oorlogsverleden van „distri
butie" de oorspronkelijke bete
kenissen (en daartoe behoort die
welke de koppenschrijver in zijn
hoofd had: het brengen van goe
deren van producent naar consu
ment) geheel overschaduwd en
het zal bij een groot deel van zijn
generatie wel niet anders zijn.
Schokkende ervaringen uit vijf
bezettingsjaren hebben hun spo
ren nagelaten, ook in de taal, en
die wis je niet een twee drie uit.
Omstreeks dezelfde tijd dat deze
jiuwmmi uii van najia >u«.
«nsmakvlijk toonoel bespaard, dal xlj, dia maag»,,
wolven m het boach, straks in het koor van de ban
meen plundering! Geen Bijltjesdag!^
^S** Maa^adaatfc—éta—«y^^Wir^TnTvrM van o
op vestigen, dat het oiue aer als NsdsrU.idsrs ta n
der bovrijding zou worden ontsierd door plundert-
~"«n plundering in het algemoeni
Uit Trouw',
september '44
voor tweeërlei uitleg vatbare kop
in de krant staat, word ik gecon
fronteerd met een soortgelijke
nalatenschap van de oorlog.
„Wie zou toch als eerste het
woord „bijltjesdag" gebruikt
hebben, vraagt iemand en ik
moet het antwoord schuldig blij
ven. In handboeken vind ik
slechts dat het woord in de oor
log opgekomen is als aanduiding
van de na de bevrijding verwach
te (of gevreesde) afrekening met
alles wat „fout" was. Voor de
oorsprong moeten we verder te
ruggaan: naar 1787, toen scheep
stimmerlieden, bijgenaamd
„bijltjes", op het Amsterdamse
Kattenburg oproer maakten. In
het illegale Trouw kom ik het
woord een paar keer tegen, on
der meer in een in Juli '44 afge
drukte gezamenlijke oproep van
een aantal illegale bladen
(..Geen bijltjesdag! Koelt niet
door gewelddaden uw haat- en
wraakgevoelens!") In het in de
jaren zestig verschenen boek
over de illegale pers „Visioen en
werkelijkheid" vind ik een (he
laas ongedateerd) stuk uit het
illegale Parool, waarin gewaar
schuwd wordt voor het „onheil
dat in een bijltjesdag zou zijn
besloten" en waarin betoogd
wordt dat „bijltjesdagen, of hoe
men de beraamde bloedbaden
ook betitelen wil, in strijd zijn
met elke democratische gedrags
lijn en met de Nederlandsche
Grondwet". Koos Groen, die
veel geschreven heeft over de
behandeling van NSB'ers na de
oorlog, ploos de zaak verder uit
en ontdekte dat Pieter 't Hoen
(Frans Goedhart) al op 15 no
vember '41 in Het Parool onder
de titel „Bijltjesdag" schreeft
dat „een grootscheepse lynch- en
moordpartij" er niet mag ko
men. Een bijltjesdag is er geluk
kig niet geweest, maar het woord
bleef, als een soort angstvisioen
van wat er had kunnen gebeuren
in de onzekere dagen waarin de
Duitse macht ineenschrom
pelde.
Andere woorden met een oor
logsverleden? Ze blijken voor
het grijpen te-liggen. „Verzet"
kreeg er, evenals „illegaliteit" en
„ondergrondse", een betekenis
bij: „vooroorlogs" en „na-oor-
logs" werden aanduidingen van
totaal gescheiden tijdperken:
„razzia", „transport' (van Jo
den), „bezetting" en „bevrij
ding" kregen een nieuwe ge
voelswaarde en het woord „fout"
begon een nieuw leven als aan
duiding van alles wat in en ln de
buurt van de NSB zat. „Onder
duiker", „bunkerbouwer", „per
soonsbewijs", „knokploeg", „ar
beidsinzet", „spertijd", „Enge
landvaarder". „knijpkat" (zak
lantaarn met handdynamo), ze
zullen voorlopig nog wel met '40-
'45 verbonden blijven. Wat werd
er veel „gevorderd" (fietsen, ra
dio's), wat moesten we veel „inle
veren", bij voorbeeld oude
scheermesjes om nieuwe te mo
gen kopen. Een van de wrange
mopjes uit die tijd: als Je een
baby aangeeft, moet Je een oude
man inleveren» Iedereen wist
wat „eigen teelt" was (zelf-ver
bouwde tabak), „bukshag"
noemden we een sigaret ge
draaid uit opgeraapte peukjes
en „anti-plof-band" werd de
naam van het massieve geval om
menig fietswiel. Ook „oorlogs
verleden" zelf heeft een oorlogs
verleden. maar daarbij zien we
hoe de betekenis ln ongunstige
zin verandert: de laatste Jaren is
een „oorlogsverleden" aller
minst iets om trots op te zijn...