Strauss' heilzame crisis De tomeloze getemd? - :RDAG 14 JULI 1979 TROUW/KWARTET 21 In de nu al begonnen campagnes voor de Westduitse Bondsdagverkiezingen van volgend jaar zal de Beierse premier en CSU-voorzitter Franz Josef Stauss nogal eens herinnerd worden aan toespraken die hij in zijn lange politieke loopbaan heeft gehouden. Eén van die redevoeringen is de beruchte samenvatting van Strauss van wat op 18 en 19 november 1974 besproken werd op een CSU-conf eren tie in het Beierse Sonthofen. De rede is weliswaar al bijna vijf jaar oud, maar zij geeft in al haar vertrouwelijkheid een inzicht in karakter en politieke mentaliteit van de man, die bondskanselier wil worden en geen middel schuwt om zijn doel te bereiken, voordat hij te oud is geworden. st» pil eeidat Strauss de Bondsrepu- lek met een ernstig zieke vergeleken, constateert veJ dat het publiek nog niet ianig is voorbereid op de zoikkelijke grote crisis, dat ie |t uit poltieke overwegingen ov st zou zijn voor de christen- mocraten om met eigen re- ka jten te komen. „Wij staan s aan het begin van de gro- crisis," zegt hij. Volgens •auss is die vooral een ge- [g van vijf jaar wanbeleid i sociaal-democraten en li- alen in Bonn en het in de nd slaan van voorstellen en '"schuwingen van de iten-democraten. tn kan," aldus de Beierse politi- „nu helemaal geen recept aanbe- n, zonder zich in grote politieke üijkheden te storten. Het publiek >g niet zo geschokt, dat het berid is om de recepten, die wij voor een langzamen oplossing van de crisis noodzakelijk achten, op de koop toe te nemen. Ook Helmut Schmidt (toen al een half jaar aan het bewind als bondskanselier red) schuift de pro blemen voor zich uit." „Als wij zouden voorstellen om voor stellen a, b, c, d, enzovoorts nu con creet uit te voeren, zouden we het risico lopen dat zij niet uitvoerbaar blijken. Liever nog meer inflatie, een verdere stijging van de werkloosheid, een toenemende ontreddering van de staatsfinanciën, dan datgene voor te stellen wat wij als recept noodzake lijk vinden. Alles moet wezenlijk slechter gaan, tot we een kans heb ben met onze voorstellen en waar schuwingen bij het publiek gehoor te vinden. Er moet een schok in het publieke bewustzijn ontstaan." „De verwijdering van de huidige bondsregering is het voornaamste doel. De verkiezingsuitslag van 1976 zal worden bepaald door onder de bevolking emoties los te maken die met angst en een duister toekomst beeld zowel voor binnen- als buiten land te maken hebben. We kunnen niet genoeg op een algemene confron tatie aansturen. Ik ken de trefwoor den: wij strijden voor vrijheid, tegen het socialisme, voor persoon en indi vidu, tegen het collectief, voor een verenigd Europa, tegen een Sowjet- hegemonie over heel Europa." „Vervolgens moeten we de anderen identificeren met socialisme en on vrijheid en zeggen dat zij het collec tief en de functionarissen-maat schappij vertegenwoordigen en dat hun politiek uitloopt op de hegemo nie van de Sowjet-Unie over West- Europa. Ook zou ik willen weten, hoe veel sympathisanten van de Baader- Melnhof-misdadigers in de fractie van SPD en FDP zitten. Het zijn er heel wat. Wie in de toekomst zegt dat deze partijen onze staat en onze maatschappij niet meer tegen misda digers kunnen beschermen, raakt de kern." „Het is stompzinnig om hier nu in democratische gemeentschappelijk- heid te zeggen: wij democraten van SPD/FDP en van CDU/CSU, wij staan naast elkaar in deze situatie, want wij moeten de rechtsstaat red den. We moeten zeggen dat SPD en FDP de staat overlaten aan misdadi gers en politieke gangsters. En als wij dan komen zullen wij zodanig oprui ming houden dat geen van deze ban dieten het in de rest van deze eeuw nog waagt om zijn bek open te doen. Zelfs als we dat niet helemaal kun nen, moeten we toch die indruk wekken." „In geen geval moeten we de regering hulp aanbieden bij belastingverho gingen. Ik zeg dit omdat ook Kohl en anderen in de afgelopen weken hun bereidheid te kennen hebben gege ven om constructief met de bondsre gering samen te werken om de crisis te boven te komen. We mogen ons in geen geval laten inpalmen uit een vals zakelijk politiek verantwoorde- lijkheidsbewustzijn. We moeten zeg gen: jullie zijn toch al vijf jaar aan het bewind. Jullie hebben in die vijf jaren in deze staat toch de economie geru ïneerd. Onze waarschuwingen en ons neen moeten we zonder meer uitspre ken, want de crisis moet zo groot worden, dat hetgene wat wij noodza kelijk vinden voor de sanering van de economie op een psychologisch bete re basis kan worden begonnen dan die van nu." „De meeste mensen leven vandaag nog boven hun stand. Er bestaat nog geen werkelijke bereidheid om de buikriem aan te halen en te beginnen met de sanering van economie, maat schappij en staat. Zij hebben nog niet begrepen hoe ernstig de situatie is. De psychologische factoren zullen be slissend zijn. En wij moeten er hier eenvoudig vanuit gaan dat zonder een terugkeer van CDU en CSU een verandering in de psychologische si tuatie niet tot stand kan komen." „We hebben ook helemaal niets aan te bieden. We moeten eenvoudig van het axioma uitgaan dat SPD en FDP economie, maatschappij en staat niet meer in de hand hebben. Zij hebben vijf jaar alles gedaan om een in haar kern gezonde economie systema tisch. maar absoluut zeker te ruine ren en daarmee de basis voor een moderne maatschappij wegge- „En dan heeft Barzel (die bij de ver kiezingen van 1972 het onderspit moest delven tegen Willy Brandt - red.) gezegd dat een onderneming een sociaal verbond moet worden. Wat is dat voor een geestelijke epidemie? Een onderneming kan toch nooit een sociaal verband worden. Dat is een vreemde voorstelling van zaken, dan zijn we bij de Joegoslavische coöpe raties aangekomen." „Ik zou nog een opmerking willen maken over de buitenlandse politiek We moeten zeker de Europese ge dachte levend houden, maar we zijn vandaag verder weg van een Europe se Unie en een echte Europese econo mische gemeenschap dan in 1950. We zijn in een bijna hopeloze situatie terecht gekomen, waarbij de morele toestand van Europa ernstiger is dan de materiële, de politieke en de mili taire." „De Europeanen zijn totaal gedege nereerd. Zij zijn uit de geschiedenis gestapt, verwachten dat de Amerika nen voor hen de wacht houden, slui ten de ogen voor het Sowjet-gevaar en begrijpen niet dat het aanbod tot samenwerken van de Sowjet-Unie in werkelijkheid een aanspraak op he gemonie is. Ik kan slechts zeggen dat het ook niet gemakkelijk is, welk land in de wereld men voor emigratie kan aanbevelen. Men kan Nleuw-Zee- land. Australië, Canada nog noemen, ook Palestina. Dat zijn echter ook al overgangsstations." „Dit Europa kan niet gezond worden, als de Bondsrepubliek niet weer eco nomisch, maatschappelijk, politiek en militair een stabiliteltsfactor van de eerste orde wordt; als er niet weer wat van de Bondsrepubliek uitgaat. Dat kan alleen gebeuren als de crisis zo ernstig is geworden dat er een heilzame schok uit voortkomt en daarmee de bereidheid, de conse quenties ook werkelijk op zich te ne men. Anders loopt iedere kanseliers kandidaat zich dood. ''eiten voor mij om de weg terug naar Bonn te gaan. Men moet het werk doen, dat ge daan moet worden en mag zich niet aan verantwoordelijkheden onttrekken, als men wordt uitgedaagd. Tussen deze twee polen valt iedere persoonlijke politieke beslissing." Op 31 maart van dit jaar liet hij in een tv-uitzending weten: „Rebus sic stantibus (Zoals de zaken er nu voorstaan) zal ik geen kandidatuur aanvaarden." En nog in april vertelde Strauss in een interview met Der 8piegel woordelijk: „Ik maak geen aanspraak op een kanseliers- kandidatuur." Hij zei ook: „Als in plaats van de naam Kohl in 1976 die van Strauss voor 1980 gekozen zou worden en er verder niets zou veranderen, zou ik mij niet als de succesvolle veroveraar van de Bondsrepu bliek beschouwen." Met dat „veranderen" doelde Strauss op de vorming van een „Vierde Partij", die met zijn CSU gelieerd zou zijn. Hierover hoort men Strauss nu niet meer spreken. Want in feite is nu de situatie ontstaan, dat vergeleken met 1976 de naam van Kohl is vervangen door die van 8trauss en dat er verder niets wezenlijks verandert. Want zoals Kohl in 1976 reke ning moest houden met de „stoorzender" Strauss, zo moet de Beierse premier of hij het leuk vindt of niet alles in het werk stellen om bij potentiële CDU-lcie- zers positief over te komen. Strauss heeft alle reden om zich tot de verkiezingen van volgend jaar gematigd op te stellen. Slaagt hij daar op den duur niet in, dan vervreemdt hij talrijke kiezers van zich, die een goed heenkomen zullen zoeken bij de kleine liberale partij en in mindere mate bij de sociaal-democraten. 8trauss, blijkbaar over een behoorlijke dosis zelfkennis beschikkend, heeft al la ten doorschemeren, dat hij de liberalen niet van zich wil vervreemden. Wat hij Kohl drie jaar lang kwalijk heeft geno men, gaat hij nu zelf in praktijk brengen. Minnaar Kanselier Schmidt heeft nog enkele maanden geleden, toen vrijwel iedereen het uitgesloten achtte dat de CDU Strauss als kanseliers-kandidaat zou accepteren, uitdagend gezegd dat het „verreweg het eerlijkste" zou zijn, als de Beierse premier met die kandidatuur zou worden belast. De oude Wehner heeft hem toen op de vingers getikt, omdat hij het politiek on verstandig vond, zoiets publiekelijk te zeggen. Want Strauss was voor de 8PD veel waardevoller als „afgewezen min naar", die in 1972 Rainer Barzel en in 1976 Helmut Kohl voor de voeten liep. In een brief aan de SPD-leden van de Bondsdag heeft Wehner gewaarschuwd: „Voor de sociaal-democraten zou het een grote en jarenlang niet meer ongedaan te maken fout zijn, als zij er zich op zouden concentreren, over het schandalenrijke le ven van een ouder wordende machiavel list te praten." Strauss zal zich aldus Wehner ..zalven en parfumeren", maar in werkelijkheid is hij slechts op macht belust. Wehner ziet de stabiliteit van de democratie in de Bondsrepubliek be dreigd, mocht 8trauss zijn doel bereiken. In de CDU, die nog moet leren om met de brutaal opgedrongen kandidatuur van Strauss te leven, nemen velen gelaten aan dat 1980 voor de partij een verloren ver kiezingsjaar zal worden. De verwachtin gen zijn daar blijkbaar veel geringer dan de beduchtheid die zeker ook om partij politieke motleven bij de sociaal-demo craten leeft. Nu Franz Josef Strauss kan- Jjlelier-kandidaat van de /Nestduitse christen-demo craten is geworden, ge- aagt hij zich plotseling eer gematigd en dwingt hij lijn tegenstanders om af te «ien van directe persoonlij ke aanvallen. De vraag is ilechts, hoe lang Strauss ichzelf onder controle kan louden. >e sociaal-democratische kanse er Helmut Schmidt, die de meer- erheid van de coalitie in Bonn an SPD en de liberale FDP in de lerfst van volgend jaar moet ver- edigen tegen de christen-demo- raten onder leiding van Strauss, i zich bewust van het gevaar dat öjn partij de omstreden politicus elWt Beieren zal onderschatten. 00 >ok Herbert Wehner, de in de ariolitieke arena vergrijsde SPD- jractievoorzitter in de Bondsdag, ,eeft tot grote voorzichtigheid emaand. chmidt, die in 1974 kanselier werd nadat lilly Brandt vanwege de Gauiilaume- pionage-affaire was afgetreden, heeft ens gezegd dat hij Strauss graag ais irecte tegenstander zou hebben. Dat was i een periode waarin vrijwel iedereen acht, dat Strauss geen schijn van kans laakte, de kanseher-kandidaat van de hristen-democraten te worden. Schmidts itlating was dan ook voornamelijk be er oeld om de echte kandidaat van de CDU/ ,SU, Helmut Kohl, te kleineren. door J. den Boef inds kort is Schmidt er zich van bewust at hij wat al te lichtvaardig is omge wrongen met een eventuele kandidatuur an Strauss. Hij ontkent thans driftig dat trauss de tegenstander is die hij zich ltijd heeft gewenst. „Das ist Unfug", zegt ^uj nu en dat betekent ongeveer dat hij et „ongepast" vindt om zo over de kandi- tuur van Strauss te spreken." Hieruit "rilijkt dat de regerende kanselier zijn te- 1 enstander geenszins onderschat. iet zou ons duur komen te staan, als we i Strauss alleen maar een politicus zien, ie van het begin af op zoveel verzet stuit, it het voor ons niet nodig zou zijn, tij dens de verkiezingscampagne ons bijzon- ere inspanningen te getroosten," aldus chmidt waarschuwend in een toespraak ot zijn partijgenoten. Hij schonk ech Ier eveneens aandacht aan het feit dat Strauss weliswaar een man met grote egaafdheden is. maar ook zwakke piek en heeft, zoals zijn gebrek aan zelfbe- •plfcersing." >g< r Schmidt verwacht van zijn partijgenoten at zij tijdens de verkiezingscampagne ooiai met feiten voor de dag zullen ko- Vn. met name met uitspraken die trauss in het verleden heeft gedaan en ie hem nu voorgehouden kunnen wor- en. als hij wil proberen de liberale chris- en-democraat uit te hangen. En dus is Franz-Josef Strauss de kandidaat van de Westduitse Christen-democraten voor de verkiezingen van volgend jaar herfst. Niet omdat de CDU het zo graag wilde, maar omdat CSU-chef Strauss de zusterpartij daartoe haast had gedwongen. „Ik ben niet populair. Ik ben niet geliefd," verzuchtte hij in 1963. Ruim tien jaar later: „Ik lijd niet aan groot heidswaanzin. Ik zal beslist niet tot de kandidaten behoren." En in april van dit jaar: „Ik maak geen aanspraak op de kandidatuur." De (uitgelekte) geheime rede van 8trauss in het Beierse Sonthofen, waarin hij een „totale oppositie" bepleitte om in de Bondsrepubliek een chaos teweeg te bren gen, zodat de christen-democraten vervol gens de macht zouden kunnen overnemen van SPD en FDP, kan nog van pas komen. Ook de manier, waarop Strauss zich in de afgelopen jaren heeft uitgelaten over de mogelijkheid, dat hij kanselier-kandidaat van de christen-democraten zou worden, biedt vele interessante aanknopingspun ten. In juni 1963 vertelde hij het Israëli sche blad Haaretz dat hij de kandidatuur niet wenste: „Ik ben niet populair. Dat is mijn lot. Ik ben niet geliefd." Dat was inderdaad het geval, omdat hij door de ..Spiegel-affaire" in 1962 gedwongen werd om af te treden als minister van defensie. Bijna zes jaar later vertrouwde Strauss het Westduitse tijdschrift „Capital" toe: „Ik geloof dat het aantrekkelijker is om in Alaska ananas te gaan telen, dan kanse lier van West-Duitsland te worden." Vol gens het weekblad Der Spiegel zei Strauss enkele maanden later: „Ik zou het ver schrikkelijk vinden om kanselier te moe ten zijn." Twee jaar daarna: „Ik hoop dat het het Duitse volk nooit zo slecht gaat, dat het gelooft, mij als kanselier te moe ten kiezen." Zelfkennis Ook voor de Saarlanse radio in oktober 1971 getuigde een uitspraak van Strauss nog van enige zelfkennis. „Ik schrik voor de verantwoordelijkheid niet terug, als de omstandigheden het nodig maken. Maar het is mij liever dat zo n situatie niet ontstaat, want ik zit niet met opengesper de ogen op een „roep van de natie" te wachten." Ook in Der Stern in oktober 1974 maakte Strauss een afwerend ge baar: „Dat gelooft u toch zelf niet?" „Ik lijd niet aan grootheidswaanzin. Ik zal beslist niet tot de kandidaten behoren," vertrouwde hij in diezelfde maand een tv- interviewer toe en Der Spiegel tekende uit zijn mond op: „Ik wens niet in aanmer king te komen." Een jaar daarna: „Als ik aan de macht zou willen komen, dan zou ik me heel anders gedragen. Dan zou ik de mensen vertellen wat ze graag willen ho ren om hen voor mij te kunnen winnen." „Het is voldoende als de geest over de wateren zweeft," kreeg een redacteur van het Springerblad Die Welt te horen, toen hij Strauss gevraagd had of hij als minis ter-president van Beieren vaker dan zijn voorganger Alphons Ooppel in Bonn aan wezig zou zijn. En de Beierse radio ver trouwde hij toe: „Ik wil deze vier jaren minister-president van Beieren zijn." Als Strauss volgend Jaar verliest, zal er voor hem weinig anders op zitten. Veroveraar In december vorig jaar maakte hij tegen over journalisten een opmerking, die te denken gaf. „Er zijn geen overwegingen Franz-Josef Strauss: „Ik zit niet met opengesperde ogen op een roep van de natie te wachten."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 21