Badrecreatie begon
met een theetuin
[Hk
ras in de noodrantsoenen?
Hï
Wetenschap en techniek
Callisto
?DAG 14 JULI 1979
TROUW/KWARTET
19
In Renesse, een van de grote toeristische
trekpleisters van de Zeeuwse kust, begon
de badrecreatie in de jaren twintig
aarzelend met een theetuin en een paar
zomerhuisjes.
Kwamen er toen slechts enkele deftige
families uit Zierikzee, nu zijn er in het
hoogseizoen 23.000 badgasten. Jan
Gloude, een van de eerste pensionhouders,
kijkt (weemoedig) terug.
door Huib Goudriaan en Joop van Vlies
ENESSE Jan
lloude, een van de
jrste pensionhouders
de Zeeuwse kust,
cynisch: „Vroeger
vamen ze op de fiets
i hadden ze dorst en
komen ze met de
uto en heeft alleen de
(ito dorst."
j laat zich brommerig uit
Ver het huidige badleven:
i die tijd hadden we wat
emden uit Zierikzee, al-
naal grote gezinnen die
Pes van tevoren bespra-
fn, en nu komen ze op de
Annefooi van heinde en
rre en weet je niet meer
bij wie hoort."
de laatste constatering wil hij
duidelijk maken, dat niet alleen
het tijdig bespreken voor zijn ho
tel-pension ..Zeerust" te wensen
overlaat, maar ook de heersende
huwelijksmoraal. „De tijden ver
anderen", verzucht de in 1920 ge
boren Gloude. Zijn vader zette
eveneens in 1920 de eerste stappen
op hèt toen gladde toeristische ijs
met de aankoop van een theetuin
in Renesse en met het verhuren
van twee zomerhuisjes in 1930,
wat als nieuwlichterij werd be
schouwd. De familie Gloude kan
dus meer dan een halve eeuw bad
recreatie overzien.
Stormloop
Uit een gesprek met Jan Gloude,
die in Renesse door zijn weinig
conventionele praat- en levensstijl
een bijna legendarische faam ge
niet, rijst een kaleidoscopisch
beeld op van de geschiedenis van
de recreatie aan de kust. Een kalm
begin van bedaagde heren en da
mes, die besmuikt een bad namen,
tot de stormloop van het massa
toerisme.
Een halve eeuw geleden, in 1930,
waren er zo'n zes zomerhuisjes in
Renesse. destijds een geïsoleerd
dorp in de westhoek van Schou-
wen-Duiveland met niet meer dan
632 inwoners. De badgasten be
stonden pit enkele „vreemden uit
Zierikzee", gezeten burgers met
hun gezinnen. Zij konden zich in
tegenstelling tot de arbeidersklas
se wel een vakantie aan zee ver
oorloven, waarbij overigens niet te
denken viel aan verderweg dan
het eiland, laat staan aan het bui
tenland.
Renesse. dat sinds 1961 met
Burgh, Haamstede, Noordwelle en
Serooskerke behoort tot de ge
meente Westerschouwen, heeft nu
1357 inwoners. En in het hoogsei
zoen, van half juli tot eind augus
tus, komen er bij volle bezetting
van hotels, pensions en kampeer
terreinen naar schatting 23.000
badgasten bij. In plaats van de zes
zomerhuisjes van 1930 zijn er nu
850 zomerhuisjes en tweede wo
ningen, terwijl de kampeerterrei
nen een capaciteit hebben van
5.184 staanplaatsen voor tenten of
caravans.
„Kleine hokjes"»—
Jan Gloude: „Mijn vader, die ook
Jan heette, nam in 1920 de thee
tuin 'Het Torenboschje' over van
Alexander Goeminne, die deze in
1918 had geopend. Goeminne be
gon in die tijd in Renesse ook als
eerste met de verhuur van zomer
huisjes. Het waren van die heel
kleine hokjes, je moest het gras
opzij doen anders zag je ze niet
staan. Ongeveer in 1930, ik ging
toen nog op de lagere school in
Zierikzee, waar mijn ouders ble
ven wonen, verhuurde mijn vader
ook twee zomerhuisjes. Die heet
ten 'Zee en duin' en 'Koba' (naar
mijn zuster) en werden 's zomers
maar zes weken bewoond."
Alexander Goeminne voorzag
kennelijk de mogelijkheden voor
toerisme aan Schouwens kust,
maar was zoals wel meer het
geval is bij mensen met visie te
vroeg van start gegaan. Wegens
gebrek aan klandizie moest hij
theetuin en huisjes begin jaren
twintig van de hand doen. De
Gloudes pakten hun zaken rusti
ger aan door het recreatiebedrijf
als bijverdienste te zien. „Mijn va
der bleef veehandelaar en ik be
gon als slagersknecht, werd daar
na kelner in het 'Wapen van Zee
land' en ben van 1950 tot 1960 ook
nog broodjager geweest" Jan
Gloude kocht in 1948 een vuurto
renwachtershuisje aan de voet
van de duinen en maakte hiervan
in 1950 een pension.
„Gek verklaard"—»
In de jaren vijftig lagen tweede
huis. tweede auto en caravan nog
ver in het verschiet, maar begon
de hoge vlucht van de massarecre
atie zich toch aarzelend af te teke
nen. „De mensen op het dorp ver
klaarden me in 1950 voor gek, er
zou niks van dat pension terecht
komen, maar het liep wèl!" Het
pension gedijde tot op de huidige
dag en er zijn gasten die elk jaar
terugkomen, zoals G.P.M. de Keij-
vuurtorenwachtershuisje in 1916, toen
de vuurtoren nog niet was afgebroken
de familie Gloude met vrienden poserend in de theetuin om
streeks 1924. Op de voorgrond moeder Gloude met kleuter Jan
Gloude in haar armen en uiterst links vader Gloude met zusje
Koba
hetzelfde huis als pension in 1950
er. Hij is Renesse sinds 1961 trouw
gebleven en verschijnt nu met een
gezin van elf kinderen. „We heb
ben toch zeker een stuk of negen
geboortekaartjes van hem gekre
gen". vertelt Gloude, die terloops
meedeelt zelf twee keer te zijn
gedoopt. „Ik kreeg bij het dopen
een meisjesnaam, omdat de domi
nee op een verkeerd briefje had
gekeken. Moeder durfde eerst niks
te zeggen, maar zei nog net voor
amen hardop in de kerk: Dominee,
u was verkeerd."
Jan Gloude trok niet alleen als
dopeling enige aandacht, maar
ook in zijn verdere leven: als jager
en visser. Zijn eerste schoten wa
ren niet altijd raak. „In 1932 ik
was toen twaalf jaar kreeg ik
van iemand een buks in ruil voor
een haan van mijn vader. Prompt
schoot ik toen een kip aan, ook al
van vader. Was dat dier nou maar
dood geweest, maar het vloog met
bebloede wieken tussen de gasten
aan de tafeltjes door in de thee
tuin, zodat de ruil niet bepaald
voor vader verborgen bleef."
Teveel Zeehonde:
Als jager om den brode schoot hij
in de jaren vijftig 1400 konijnen
per seizoen, die hij voor 2,50 per
stuk aan particulieren ver
kocht, „Soms schoot ik een pa
trijsje, een fazant, een houtsnipje
en ik had ook een afschotvergun
ning voor vier zeehonden per
jaar." De nu zo schaarse zeehon
den? „Ja, toen lagen er wel zo'n
twintig tot veertig te zonnen op
een zandplaat, terwijl het nu in de
krant komt als we er een zien. Ik
heb ook nog gevist met een sleep
net, waarbij twee man in het diepe
stonden en drie aan de kant. Je
.het pension uit 1950
groeide uit tot het huidige
hotel-restaurant-pension
„Zeerust"'. Inzet: Jan
Gloude.
ging dan met Je gasten vissen, och
man wat was dat mooi! In die tijd
werkte ik in Juli en augustus in het
pension, ging ik van september tot
en met januari Jagen en in het
voorjaar opknappen: hier een
schakelaar aanzetten, daar een
kwastje verf."
Herinneringen aan de tijd, dat
Zeeland nog niet was „openge
legd" door Deltadammen en brug
gen. De gasten kwamen nog per
veerboot aan over Zijpe, Ooster-
schelde of Grevelingen. In een ka
juit met verweerde lambrizerin-
gen, boven trillende scheepsma
chines en met een kom snert voor
zich. Vóór de watersnoodramp
van 1953 reed nog de stoomtram.
„Als kelner droeg ik altijd de kof
fer van het Tweede-Kamerlid mr.
Benno Stokvis, als die in het „Wa
pen van Zeeland" logeerde, van en
naar het stoomtrammetje. Daar
voor kreeg ik een gulden, een heel
kapitaal in die tijd."
Keerzijde
De keerzijde van deze romanti
sche medaille was dat automobi
listen soms een halve dag in een
file voor het Zijpe op de veerboot
moesten wachten, terwijl Wester
schouwen nu vanuit de randstad
binnen een uur bereikbaar is. Na
1965, toen Zeelandbrug en Greve-
lingendam gereed waren, kwam
de grote toeristenstroom nog meer
op gang. Middenstand en horeca
floreerden, maar Gloude zegt spij
tig: „Het is niet meer zo gemoede
lijk als vroeger toen de gasten-
kring een grote familie was. De
vrouw heeft nog een plakboek vol
geboortekaartjes; het is een zeld
zaamheid als je er nu nog een
krijgt."
door Rob Foppema
olkorenbrood lijkt aanzienlijk gezonder", meldde ruim vijf van voedsel heeft sindsdien ongekende hoogten bereikt. Het zou een aantal verrassende feiten naar voren gekomen. Zoals de
r geleden deze rubriek met indringend-vette kopletters. De overdreven zijn om tussen het een en het ander een oorzakelijk onverwachte overeenkomst tussen de spijsvertering van mens en
dering voor zemelen en andere onverteerbare bestanddelen verband te leggen. Maar uit de vermoedens van 1974 is intussen koe.
(et ging destijds om
•en heel rijtje be-
chavingsziekten,
an galstenen, hart-
ifarct, darmkanker
n suikerziekte tot
ngemakken als ver-
topping. De gemeen
schappelijke factor
ie de Britse arts De-
is Burkitt meende
zien, lag in het voe-
ingspatroon. En
iet name in het door
e voedingsweten-
chap nog wel eens
erwaarloosde gehal-
e aan ruwe vezel, on-
erteerbare bestand-
elen.
let onderzoek had zich ge-
Pncentreerd op de dingen
«te inderdaad in het li-
tiaam worden opgeno
men: eiwitten, koolhydra-
*n (zetmeél, suiker), vet-
|n. vitaminen, mineralen,
pken die er na verloop
1 tijd toch onveranderd
fer uitkomen, leken ook
let belangrijk. Ze verdwe
en ook. door een toene
mende neiging tot „verede-
7>g" voor een belangrijk
deel uit ons voedings
pakket.
Symbolisch daarvoor was
de. sindsdien gestuite, op
mars van het witbrood
waaruit alles was geweerd
wat nog aan de tarwekorrel
herinnerde. Zo puur moge
lijk zetmeel, met een
scheut vet om het week
end-vers te houden. Dat is
goeddeels over. De waarde
van bruinbrood en groen
ten voor een soepele stoel
gang is gemeengoed ge
worden. En de verering van
zemelen (het uit witbrood
geweerde graanbestand-
deel) lijkt in trendsettende
kringen al weer over haar
hoogtepunt heen te zijn
een teken van een nieuw
evenwicht.
Intussen is de wetenschap
pelijke kant van het ver
haal op een aantal punten
een stuk helderder gewor
den. blijkt uit een over
zicht van Colin Tudge in de
New Scientist (van 21 juni).
Burkitt wees als epidemio
loog alleen op het samen
gaan van een „modern"
voedingspatroon en be-
schavingsziekten. Daar
mee is nog niet of nauwe
lijks een ooraakelijk ver
band bewezen, hoewel er in
elk van de gevallen wel een
redelijk verhaal bij te be
denken was.
Het onderzoek sindsdien
heeft ingrijpend nieuwe in
zichten opgeleverd. Om te
beginnen deugde de defini
tie van ruwe vezel in voed
sel niet. De gebruikte
meettechniek had de door
tastendheid van het negen-
tiende-eeuwse Duitsland
waarin zij ontstond, no
teert Tudge met een haast
hoorbare glimlach. Een
monster wordt gekookt in
zwavelzuur, daarna in loog,
dan in water en tenslotte in
achtereenvolgens ether en
alkohol. Wat er dan nog op
de bodem van de kolf ligt,
wordt geacht onverteer
baar vezel te zijn. Dat is
niet veel.
Maar waar we naar zoeken,
zijn die bestanddelen die
niet worden afgebroken
door de spijsverteringssap
pen (enzymen) van mond,
maag en dunne darm. Een
Imitatie van die processen
zou dus zinniger zijn, hoe
wel enigszins speculatief
„omdat niemand exact
weet wat de dunne darm
met voedsel doet. Maar het
wordt er in elk geval niet
gekookt in zwavelzuur en
alkohol." De nieuwe meet
methode relativeert ln elk
geval het verschil tussen
wit- en volkorenbrood
enigszins. In witbrood zit
nog ongeveer een kwart
van de onverteerbare be
standdelen Maar Inmid
dels heeft zich een tweede
omwenteling voorgedaan
in het vezelwezen: het hele
begrip „onverteerbaar"
bleek op de helling te moe
ten. De meeste „onverteer
bare" vezelstoffen blijken
wel degelijk door bacteriën
in de dikke darm te worden
afgebroken. Daarbij wor
den vluchtige vetzuren ge
vormd, die uit de dikke
darm in het lichaam kun
nen worden opgenomen,
waar zij aan de energie
voorziening bijdragen. De
tijden dat de dikke darm
kon worden afgedaan als
een soort passief riool van
het spijsverteringssys
teem, zijn voorbij.
Veeteeltkundigen zullen
inmiddels in het beschre
ven proces de gisting heb
ben herkend die in de pens
van de koe en andere her
kauwers het nogal vezelige
gras verteerbaar maakt.
Het is even wennen, maar
de „onverteerbare" vezel
stoffen in ons voedsel ver
schaffen ons evenzeer nut
tige energie als het rund.
Voor een nlet-veredeld
Afrikaans voedingspakket,
waar 170 gram ruwe vezel
per dag in zit, zou dat ef
fect kunnen neerkomen op
een kwart van de dagelijk
se energiebehoefte, rekent
Tudge uit. Hij meldt daar
meteen bij, dat dat nog een
onbewezen en vergaande
projectie is van beperkte
onderzoekgegevens, „maar
het Is niet langer een zot
idee". Evenmin als het een
volstrekt gekke gedachte
is om bijvoorbeeld nood
rantsoenen voor militairen
„aan te vullen met gras. of
zelfs te ontwerpen rondom
gras als hoofdbestand
deel". De gedachte is in
zoverre betreurenswaar
dig, dat nu zelfs grazige
weiden een militaire bij
smaak krijgen. Maar als
het idee behalve niet vol
strekt gek ook enigermate
realistisch blijkt, kan het
natuurlijk betekenis heb
ben voor meer voedselpro
blemen dan alleen mili
taire.
Wat door de nieuwe inzich
ten ook volstrekt op zijn
kop wordt gezet, is de oude
intuïtieve verklaring voor
het effect van ruwe vezel
op de stoelgang. Het leek
zo simpel: vezelstoffen
trekken in het algemeen
water aan en houden dat
vast. Veel ruwe vezel in het
dieet doet dus het eindpro-
dukt van de stofwisseling
toenemen ln omvang en
smeuïgheid.
Niet alzo: de meeste vezel
stoffen worden in de dikke
darm immers afgebroken
door bacteriën Het zijn
juist die bacteriën die voor
het grootste deel het volu
me van de ontlasting uit
maken. De vezelstoffen die
het aantrekkelijkste voer
voor bacteriën vormen,
blijken dan ook het meest
doeltreffende natuurlijke
laxeermiddel te zijn; met
hun eigen wateraantrek-
kende eigenschappen
heeft dat in het geheel
niets te maken. Het tegen
deel lijkt eerder het geval
te zijn.
Op dit onderdeel van het
verhaal moet een uitzonde
ring worden vermeld, op
het gevaar af dat de cultus
weer wordt opgerakeld: ze
melen. Het spul dat ooit
model stond voor alle ge
dachten en gevoelens over
ruwe vezel, is slecht ver
teerbaar voor de bacterie-
bevolking van de dikke
darm. trekt zelf naar ver
houding weinig water aan,
maar helpt probaat voor
de stoelgang. Waarom ze
melen, met deze combina
tie van eigenschappen, vol
strekt buiten het verhaal
vallen, is niet duidelijk.
„Alweer een aardige para
dox", schrijft Tudge. en
daar moeten we het voorlo
pig bij laten Er moet over
de rol van vezels ln voeding
nog veel worden uitge
zocht.
Colin Tudce, The In» and out» of
roufhace, New Scientist. St. 988-
898 (1979).
De meest exclusieve
vakantiebestem
ming is momenteel
de planeet Jupiter en
omgeving, waarvan
daan de Amerikaan
se Voyager 2 duizen
den kiekjes naar de
thuisblijvers over
seint. De weten
schapsmensen zijn
nog in geen maanden
uitgekeken op platen
zoals deze, die een
week geleden werd
gemaakt van Callis
to, een van de grotere
manen die om de reu-
zenplaneet heen
draaien. Talrijke in
slagkraters tekenen
zich helderrood af op
de in Californië ont
vangen plaat; blauw
achtige gebieden lij
ken uit ijs te bestaan.
Nadere bewijzen dat
er waterdamp voor
komt, worden nog
van andere meetin
strumenten ver
wacht.