Meer palmbomen-minder eten? Oeganda's voogd int zijn beloning MAANDAG 2 JULI 1979 TROUW/KWARTET RH 6 Met behulp van de Verenigde Naties proberen de Filippijnen de palmboom totaal te benutten. Niet alleen de vrucht en de bladen, maar ook het harde, moeilijk te bewerken hout van de stam. Een mooi project met misschien wat minder mooie neveneffecten. Maar voor je ter plekke mag kijken, legt een admiraal uit hoe zegenrijk het bewind in Manila is. Een bezoek met hindernissen. door Nico Kussendrager Als 't aan mij lag zou ik moslem worden, en in het zuiden van de Filippijnen gaan wonen. Het moet daar een heerlijk bestaan zijn. Tenminste als je admiraal Espal- don mag geloven. Hij is bevelheb ber van de zuidelijke Filippijnen. Tijdens de VN-conferenUe voor handel en ontwikkeling (UNC TAD), die vorige maand in de Filippijnse hoofdstad Manila werd gehouden, ontving Espal- don een hele horde journalisten. ZIJ hadden voor een dag de conferentie de conferentie gelaten, en waren door UNDP In een troepentrans ports po rtvllegtulg ge hesen. Op weg naar Zamboanga, een stad op het zuidwestpuntje van het eiland Min danao. UNDP is het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, waarbinnen (veelal technische) projecten in de derde wereld worden uitgevoerd. Een van die projecten is de verwerking van hout van kokospalmen, in de zuidelijke Filippijnen. Omzoomd door die hoge bomen ligt een uitgestrekt terrein, waar druk wordt ge zaagd en geschaafd, en waar grote stapels hout liggen. Binnen vijf Jaar moet er 60 miljoen kubieke meter kokoshout worden uitgevoerd, zo horen we. Ik kan me daar niets bij voorstellen, maar het schijnt een heleboel te zijn. Beleefdheid Voor de internationale groep Journalisten naar het project kan. moet echter eerst een beleefdheidsbezoek worden gebracht aan admiraal Espaldon. Het escorte van vier bussen wordt begeleid door militai ren. en voor het hoofdkwartier staat een vervaarlijk uitziende tank. Op de zuidelijke Filippijnen zijn guerrilla strijders actief, die onafhankelijkheid willen. In 1969 werd het Moro Nationale Bevrij dingsfront opgericht, dat een gewapende strijd voert tegen de regering Marcos. En het zou toch wel erg vervelend zijn als al die journalisten die tijdens de UNC TAD zo in de watten werden gelegd iets overkwam. Achterstand Het bevrijdingsfront is van oorsprong isla mitisch, maar zo langzamerhand is de strijd meer sociaal en economisch, dan religieus. Admiraal Espaldon heeft het over de ach terstand van de zuidelijke Filippijnen, vergeleken met de rest van het eilanden rijk. Pogingen in vroeger tijden van de Spanjaarden om ook de zuidelijke eilan den te kerstenen mislukten. Later kwa- 'men christelijke Filipplno's. gedreven door landhonger naar het zuiden. Kleine 1 boeren werden van hun grond verdreven, en de noorderlingen hadden binnen de kortste keren de economie in handen. Dat heeft veel kwaad bloed gezet. Het wantrouwen werd nog vergroot na het uitroepen van de noodtoestand op de Fi lippijnen in 1972. President Marcos trok toen vrijwel alle macht aan zich. De bewo ners van Mindanao zagen dat als een nieuwe poging hen tot het christendom te bekeren. Niets is minder waar, als je afgaat op admiraal Espaldon. HIJ praat over de mis verstanden die altijd bi) Journalisten be staan over de Filippijnen. Dat onbegrip uit de weg ruimen is een belangrijke reden om ons naar Mindanao uit te nodigen, begrijpen we. Zo moeten we niet te slecht denken over de noodtoestand. Voordat die werd uitge roepen was het een en al anarchie. In Manila bleef geen etalageruit heel, en geen verkeersbord overeind. Wat natuur lijk overtuigend de noodzaak van de noodtoestand aangeeft. Opvallend Verder lagen, als te doen gebruikelijk, de communisten op de loer. Het is trouwens toch opvallend hoe vaak tijdens de pers ontvangst de „communisten" ten tonele verschijnen. Ook tijdens de dia-vertoning tot slot, waar de leden van het Moro Nationale Bevrijdingsfront bij herhaling „communisten en avonturiers" worden genoemd. Om het toenemende geweld tegen te gaan, en de zuidelijke Filippijnen te „corrige ren", riep president Marcos de noodtoe stand uit. „Het is natuurlijk niet de bedoe ling alle moslems te doden", verzekert admiraal Espaldon. Beweren dat dit wel de opzet is, is „vuige propaganda". Het hele eilandenrijk hoeft niet tot het christendom bekeerd te worden. Integen deel: nadrukkelijk wordt gewezen op de islamitische feestdagen die zijn inge voerd, op de aandacht voor de islamiti sche cultuur, de grotere zelfstandigheid voor de zuidelijke Filippijnen, en de extra economische steun. Het moet inderdaad allemaal prachtig worden op Mindanao. Ongetwijfeld zijn de opstandelingen het met de verhalen niet eens, maar met hen heb ik tijdens een bezoek van één dag, op uitnodiging, niet kunnen praten. Opdracht Espaldon spreekt hij herhaling over de opdracht die de president hem „in zijn eigen handschrift" heeft gegeven. Zorg voor een vreedzame oplossing van het conflict. „Dat hangt ingelijst in mijn kan toor." Daarnaast heeft Espaldon de taak de eco nomische ontwikkeling van de zuidelijke Filippijnen te bevorderen. In bloemrijke bewoordingen schildert hij de mogelijkhe den, en de bijdrage die nu al geleverd wordt aan de nationale opbouw. Opdracht is onder andere te zorgen voor „meer werk en meer buitenlandse investe ringen". Iets was overigens lang niet altijd samengaat, zoals ervaringen elders op de Filippijnen leren. Op Mindanao ligt de toekomst vooral in de visserij en in de landbouw. Zo komt een kwart van de rijst, de helft van de kopra en drie kwart van het hout van de zuidelij ke Filippijnen. Wie daar baat bij hebben, laat Espaldon in het midden. De houtuitvoer zal sterk worden vergroot, als UNDP zijn zin krijgt. Tot nu toe werd het hout van de kokospalmen niet ge bruikt, en bleven de oude bomen nutte loos staan. Ze namen niet alleen plaats in, maar konden ook ziekten overbrengen op de jonge bomen. We vroegen ons af of we dat hout niet konden gebruiken, vertelt de leider van het UNDP-project. Naast de vele andere produkten die de palmbomen leveren. „Levensbomen" worden ze genoemd in een uitgaafje van de Filippijnse kokos- nootindustrie, dat apart in het hotel wordt aangereikt. Je kunt uit de noten, de bladeren en de wortels van alles maken. Van oliën en vetten tot vloerkleedjes en borstels. De Filippijnen leveren meer dan de helft van alle kokosnoten ter wereld. Ook het hout van de stammen gaat nu dus gebruikt worden. Voor vloeren, meubels, stelen (van hamers en bijlen), en in de woningbouw. Werknemers van het project op Mindanao wonen al in de huizen die van kokospalmen zijn gemaakt, en leven op meubels van hetzelfde materiaal. Een van hen toont ons vol trots zijn woning. Nadeel is dat het hout duur is en moeilijk te bewerken, maar daaraan wat doen is nu juist doel van het UNDP-project. Het past goed bij de plannen van de UNCTAD dat ontwikkelingslanden meer en meer hun eigen grondstoffen moeten verwerken, in plaats van ze ruw uit te voeren. Zoals nu vaak gebeurt, waarbij de verdiensten in de westese landen terecht komen. Afwachten Meer bedrijvigheid in de derde wereld heeft alleen zin als de gewone mensen er wat mee opschieten. Op de Filippijnen is dat over het algemeen niet zo, en of het met de verwerking van het kokoshout zo zal zijn moet worden afgewacht. Een voor malige hulpinspecteur van de kokosnoot- industrie, zou ooit gezegd hebben „dat de anderhalf miljoen boeren geen uitdruk king kunnen geven aan hun grieven, om dat ze geen spreekbuis hebben". Omdat ze geen geld, geen invloed en geen opleiding hebben, verliezen ze het altijd van de rijken. Gevaar is dat uitbreiding van het areaal kokospalmen ten koste gaat van de voed selopbrengsten op de Filippijnen. Het land is nu al een grote exporteur van suiker, bananen, ananas en kopra, en tien duizenden hectares zijn bestemd voor de aanplant van bomen voor de hout- en papierindustrie. Handelsgewassen, voor de uitvoer, leveren geld op, voedsel voor de steeds armer wordende bevolking niet. Wat dat betreft zijn de Filippijnen in de derde wereld geen uitzondering: terwijl landbouwprodukten worden uitgevoerd, lijdt de bevolking honger. Al zou je dat tijdens de copieuze lunch die ons in Min danao wordt aangeboden niet zeggen. Na de val van dictator Amin trachtte Oeganda een middenweg te kiezen tussen zijn twee machtigste buurlanden: Kenia en Tanzania. Maar die koers van president Luie beviel zijn Tanzaniaanse colle ga Nyerere niet. En aangezien de Tanzaniaanse militairen nog de baas zijn in het buurland, verdween Luie. Niet spoorloos, zoals politici in Amins tijd over kwam, en ook niet als „slachtoffer van een auto ongeluk". Hij is gewoon naar Tanzania gehaald om zich daar voor het nieuwe bewind van Binaisa te kunnen uitspreken. door Hans Masselink Oeganda pakt de draad van voor het tijdperk Idi Amin weer op. Alsof er in acht jaar schrikbe wind niets is veranderd, laait de oude strijd tussen de stammen op. Een UJd van rust en vrede leek gekomen voor het leeggeplunderde Oeganda bij de aanstelling van de eerste president na de val van Amin, professor Luie. Met hem aan het hoofd kon toch niets gebeuren, want Luie was geliefd bij link* en rechts, bij de vroeger zo machtige Baganda-sUm en bij andere stammen. Bovendien viel hij in goede aarde bij de westersgezinde „kapitalistische" oosterbuur Kenia en bij het anti-kapitalistische Tanzania ln het zuiden. President Luie wist een allengs groeiende interne strijd tussen voor- en tegenstanders van Amins voorganger Milton Obote aardig in bedwang te houden, maar hij ging in de fout toen hij aanhan gers van deze „linkse" ex-president, die belangrijke posten in het kabinet bekleedden, degradeerde. Het werd Luie niet in dank afgenomen en korte tijd later moest hij het veld ruimen voor de advocaat Binaisa. Die lag iets meer in de gunst van Obote- mensen en de voogd van Oeganda, de Tanzaniaan se president Nyerere. Beroering» De nieuwe president Binaisa vormde een interim- kabinet, waarin hij ministers haalde die meer op de politieke lijn van Tanzania en Milton Obote zaten. De veranderingen van president heeft ln Oeganda voor flinke beroering gezorgd. Demonstraties voor de afgezette Luie werden beantwoord met geweer vuur van het leger. De aanhangers van Luie zijn op het ogenblik nog niet geneigd op te houden met hun protest tegen de nieuwe regering van de toch ook gematigde president Binaisa. Luie is vooral populair bij zijn Baganda-stam, de grootste van het land. Hoewel hij ln de korte tijd dat hij regeerde zich boven de partijen stelde, heeft hij zijn stamverwanten nimmer ln de steek gelaten. De huidige president Binaisa is ook een Baganda, maar hij heeft zijn stam wel de rug toegekeerd door Milton Obote trouw te volgen, toen deze zich ln 1966 ontdeed van de Kabaka Mutesa. de koning van de Baganda's. Koers— Na de verbanning van de Baganda-leider was de macht van deze stam drastisch ingeperkt. Maar een belangrijke!actor zijn de Baganda's nog steeds. President Nyerere heeft dat ingezien en probeert op het ogenblik de afgezette president Luie op zijn hand te krijgen. Luie zou zijn Baganda's tot rust moeten manen en zijn vertrouwen in de nieuwe regering van Binaisa moeten uitspreken. Een ander punt waarmee Luie de ontevredenheid van president Nyerere wekte was dat hij teveel de koers van buurland Kenia ging varen. De Keniase president Arap Moi was wel tevreden met Luie, die buitenlandse investeerders niet de deur wees en een westersgezinde politiek voerde. In het korte tijdperk-Luie spraken de twee leiders Arap Moi en Julius Nyerere met elkaar in het Tanzaniaanse Arusha en het einde van de bizarre vijandschap tussen de twee landen leek in zicht. Kenia en Tanzania voerden belde internationaal gezien een nogal neutrale politiek en wat kon deze landen bezielen om elkaar zo af te vallen? Jarenlang waren Kenia, Oeganda en Tanzania el- kaars bondgenoten in de hechte Oostafrikaanse Gemeenschap. Maar ln 1977 kwam daar een einde aan. Kenia had tegen de afspraken ln de meeste industrieën naar zich toegetrokken en de politieke tegenstellingen binnen de gemeenschap waren nauwelijks meer te overbruggen. Tanzania koos voor een economie op socialistische leest en offerde het kapitalistische winstmodel op. Kenia bleef voorstander van het particulier initiatief en wilde westerse handelspartners niet tegen de schenen schoppen. Oeganda was toen al ten prooi gevallen aan de grillige economische principes van presi dent Amin, die nu aan de Middellandse Zee in Libië zit na te denken over het verleden. Links Oeganda met Luie als president leek bereid een middenweg te zoeken tussen de ideologieën van de twee buurlanden. Nu met Binaisa als leider slaat de weegschaal door naar een soort Tanzaniaanse poli tiek. Vorige week stelde Binaisa zes ministers aan, wier benoeming doet vermoeden dat de nieuwe president de voorkeur geeft aan een socialistisch model. Binaisa heeft zelf al meermalen gezegd dat hij „links van het midden" stond. Zijn minister van Ex-presiaent Luie Vreugde om de vrijheid na acht jaar dictatuur in Oeganda. President Nyerere binnenlandse zaken Paul Mwanga was mede-op richter van de partij van Milton Obote, het Volks congres van Oeganda. De nieuwe minister van cultuur en ontwikkeling Naburere noemt zichzelf graag marxist. Op defensie zit Mseveni, die in Mozambique in ballingschap heeft geleefd tijdens het bewind van Amin en daar een vurig aanhanger was van president Samora Machel. Op het ogen blik zeggen alle ministers in het interim-kabinet nog dat het niet van belang is welke koers het kabinet vaart en dat alle aandacht is gericht op eenheid in het Oegandese Bevrijdingsfront (UNLF). Coup- Het ligt echter voor de hand achter de benoeming van Binaisa tot president en het gedwongen aftre den van Luie een „coup" te zien van aanhangers van de door Idi Amin verdreven Milton Obote. Deze heeft zich de laatste tijd uiterst rustig gehou den in zijn ballingschap in Tanzania. Maar tijdens het bewind van Amin heeft hij niet stil gezeten en hij heeft menig onderhoud gehad met zijn vriend, de Tanzaniaanse president Nyerere. Het is heel wel denkbaar dat de benoeming van de ex-minister van Obote tot president een poging is om de weg vrij te maken voor Milton Obote. De oud-president heeft heel wat aanhangers in Oeganda, maar kent ook veel vijanden die hem liever zien gaan dan komen. Obote zal in het bandeloze Oeganda, waar roof overvallen en diefstallen aan de orde van de dag zijn, proberen zijn politieke denkbeelden om te zetten in een systeem dat bij dit land past. Hij zal een strak beleid gaan voeren, dat uiteindelijk moet leiden naar het vriendelijke socialisme van Tanza nia. Een niet-gebonden politiek, waarbij steun wordt gevraagd aan landen in het westen en het oosten, en een binnenlandse politiek, met herver deling van de grond, nationalisering van de grote ondernemingen en een eerlijker verdeling van de inkomsten over de gehele bevolking De aanstelling van Binaisa wijst er voorlopig op dat Tanzania zijn invloed zal behouden in Oegan da. De Tanzanianen vinden dat zij dat verdiend hebben na alle moeite die zij zich hebben getroost om Oeganda te bevrijden van Idi Amin.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 8