Douane wil meer veiligheid Urker visser Van veroveren tot bezetten iSOCIAAL BERECHT! |n l STÉRDAG 30 JUNI 1979 TROUW/KWARTET 15 Net als de politie in ons land krijgt de douane de beschikking over een i nieuw pistool, de Walther P-B, dat de (huidige FN-pistolen zal vervangen. Vorige week kondigde minister Wiegel (binnenlandse zaken) ter ge- i legenheid van de opening van een politieschietbaan aan dat er een „brede maatschappelijke discussie" komt over de vraag met Welk soort kogel de politie moet gaan schieten. Er zijn twee mogelijkheden: de nor male lichte kogel en een zware stop- kogel, die grotere verwondingen aanricht. Wat het resultaat van die discussie ook zal zijn, voor bestuurder C. M. Borst van de Christelijke Federatie van Overheidspersoneel staat vast dat de douaniers hun wapen straks in ieder geval niet met zware muni tie mogen vullen. „De douanedienst is in de eerste plaats een fiscale dienst, dieper niet op uit is mensen te arresteren", zegt hij. De heer Borst behartigt de belangen van de mensen die deel uitmaken van de belastingdienst van het mi nisterie van financiën, zoals de cir ca zevenduizend douaniers die ons land telt. Tevens is hij de woord voerder van alle bonden in het over leg met de belastingdienst. Steeds vaker bereiken de heer Borst de laatste tijd signalen van de groeien de onrust onder de douaniers die werkzaam zijn in het Rotterdamse (en in mindere mate het Amster damse) havengebied. Na de schiet partij in Kerkrade vorig jaar, die twee douaniers het leven kostte, is alle aandacht gericht op de positie van de douanierB aan de grens, ver telt Borst. Vergeten is en wordt naar zijn mening dat het werk van de douaniers in met name het Rotter damse havengebied evenmin van gevaar ontbloot is. In tegenstelling tot hun collega's aan de grens besohikken de doua niers in de haven (nog) niet over een sohietwapen, omdat ze geen grens- oontrolerende functie vervullen. Ten onrechte, meent Borst, want werken in het Rotterdamse haven gebied is tegenwoordig ook niet meer zonder risico's. Hoewel hij te vreden is dat ook de havendoua niers straks een wapen krijgen, is hij van oordeel dat dit bij lange na niet voldoende is om de veiligheid van de douanier te waarborgen. Douaniers gaan aan boord van een schip door Henny de Lange ROTTERDAM „Ik ben ervan overtuigd dat meni ge douanier tijdens zijn nachtelijke inspectie in het Rotterdamse havengebied een oogje dichtdoet of er gens met een grote boog omheen gaat, als hij de zaak niet vertrouwt. Zo'n man denkt dan in de eerste plaats: wat moet ik in mijn^ eentje beginnen. Dat vind ik heel begrijpelijk. Het is dringend noodzakelijk dat zo gauw mogelijk de veilig heid van de douaniers ver beterd wordt. Daar moet geen tweede Kerkrade voor nodig zijn", meent de heer Borst. Weliswaar heeft de schietpartij (november 1978) in Kerkrade ge leid tot een stroomversnelling in het overleg over verbetering van ,eu de beveiliging van de douanier, maar de resultaten zijn nog lang niet voldoende, meent Borst. j Besloten werd de douane uit te ingf rusten met hetzelfde wapen als de rj (t politie krijgt. Bovendien krijgen méér douaniers de beschikking over een wapen. Nu zijn alleen de douaniers aan de grens gewapend. In de toekomst zullen ook de dou aniers die in de havengebieden werken, een schietwapen krijgen. „Ik juich dat zeker toe", zegt Borst. „De douaniers hebben zelf te kennen gegeven dat zij zich veiliger voelen met een wapen op zak als ze 's nachts alleen op pad zijn". Voorts zal meer aandacht worden besteed aan de mentale vórming van de jonge douaniers. Dat zal tijdens de vier maanden durende opleiding gebeüren. Een ander re sultaat van het overleg met het ministerie is geweest dat de com municatiekanalen verbeterd wor den. In de toekomst worden de douaniers voorzien van een mobi lofoon, zodat ze in geval van nood sneller de hulp van collega's of de politie kunnen inroepen. Vervul ling van de belangrijkste wensvan de douaniers meer personeel i zit er echter niet in. Dit jaar niet en de komende jaren ook niet, vreest Borst, zeker niet nu alom bezuinigd wordt. Twee-m&nsdiensten Er zijn ongeveer zevenduizend douaniers in ons land, van wie een kwart in het Rotterdamse haven gebied is gestationeerd. Er moe ten sowieso duizend man bijko men, meent Borst, om te kunnen overschakelen op twee-mansdien sten. Daar bedoelt hij mee dat de douaniers 's nachts niet meer al leen op pad hoeven, zoals nu het Consternatie na de schietpartij in Kerkrade onvermijdelijke gevolg is van de krappe personeelsbezetting. Het Rotterdamse havengebied springt eruit, meent Borst Niet alleen zijn dqar de meeste doua niers geconcentreerd. Ook komt de douanier daar erg vaak in situ aties terecht waarin zich gemak kelijk calamiteiten kunnen voor doen. „Er wordt in dat gebied voor miljoenen guldens op- en overge slagen, aan- en afgevoerd. Ik ben ervan overtuigd dat er van alles gebeurt dat het daglicht niet kan verdragen, zoals drugs- en wapen handel. Daarmee kun je dan in Je eentje 's nachts op je inspectieron de worden geconfronteerd. Wat doe je dan? Erg weinig, als je alleen bent", zegt Borst „Je kimt hard naar de telefoon hollen, met een wapenstok zwaaien of natuur lijk doen alsof je neus bloedt. Ge lukkig komen er straks mobilo foons, maar je blijft er alléén voor staan". Vergrijzing Er is een „redelijk hoog' ziektever zuim onder de douaniers in de haven, vervolgt Borst. Dat kan overigens niet helemaal op reke ning van de gevaarlijke werksitua tie worden geschreven, meent Borst, omdat de douanedienst -- die na de Tweede Wereldoorlog opnieuw opgezet is sterk aan het vergrijzen is. Die vergrijzing leidt automatisch tot een hoger ziekteverzuim. Elk jaar komen er vierhonderd nieuwe douaniers van de oplei ding. Die worden geplaatst waar vacatures zijn. In dit spreidings- beleid komt gelukkig ook veran dering, vertelt Borst. De mensen worden binnenkort op die posten geplaatst waar de behoefte aan twee-mansdiensten het grootst is. Dat zijn dus gebieden als Rotter dam. Dit neemt volgens hem niet weg dat er daarnaast ook meer mensen aangetrokken moeten worden. Hiërarchie Een poging om een Rotterdamse douaneman zelf iets te laten ver tellen over zijn nachtelijke erva ringen in de haven, blijft zonder resultaat. Ook via Borst blijkt nie mand tot praten bereid. De reden? De douanemensen hebben van de belastingdienst van het ministerie van financiën te verstaan gekre gen dat ze er beter aan doen zich niet uit te laten over zaken die de beveiliging betreffen. Borst: „Ik vind dat dom. Maar ja, het is een hiërarchische dienst. Dat door breek je maar zo niet. Met open heid is volgens mij de veiligheid meer gediend dan met zwijgen. Bovendien krijgen de mensen dan de gelegenheid hun onrust te ven tileren en hun spanningen weg te praten". Maar ondanks die zwijg plicht is volgens Borst duidelijk, dat de Rotterdamse douaniers zich niet „happy" voelen. Men voelt zich onveilig en bovendien enigszins in de steek gelaten om dat alle aandacht na Kerkrade in eerste instantie is uitgegaan naar de douaniers aan de grens. Ten onrechte, vindt Borst. Weerbaar 'De wapens die ook de Rotterdam se douaniers straks krijgen, zijn een eerste genoegdoening, meent de heer Borst. De wapens worden overigens per onderdeel verstrekt en niet per man. „Want", zo zegt Borst, „het wapen wordt niet ge geven om de mensen te laten schieten en machtsvertoon ten toon te spreiden, maar om de men sen weerbaarder te maken, in de eerste plaats in psychisch opzicht. Voorlopig blijft de veiligheid van de douanier nog jaren onderwerp van gesprek, verwacht Borst. „Volkomen terecht, want de vei ligheid moet voorop staan en het risico tot een minimum beperkt. De douanier moet weten dat zijn persoonlijk belang voorop staat en wel degelijk een rol speelt bin nen de dienst". i, t nge- door Huub Elzerman ief OÖ 97! a reda ïs v „Mijn man is niet thuis," zei de vrouw tegen de ambtenaar van de Raad van Arbeid. Hij vist samen 4 met zijn broer op de Noordzee. U kunt hem alleen in het weekend spreken. Dan is hij thuis." „Mag ik u dan een paar vragen stellen?" vroeg de ambtenaar.Als ik het antwoord weet," aarzelde de vrouw. Haar aarzeling was heel begrijpelijk. De vrouw werd geconfronteerd met een ingewikkeld stukje uit de sociale-verzekeringswetgeving en bo vendien wist ze dat er Iets fout Zat. De ambtenaar kwam niet voor de gezelligheid op visite. Nee, hij vistè op zijn manier naar de waarheid en de waar heid was dat haar man een Urker visser al twee jaar ten onrechte kinderbijslag had gekregen. Het woord fraude hing in de lucht. „Op een gegeven moment kregen we geen kinder bijslag meer," vertelde de vissersvrouw. „Mijn man heeft toen de Raad van Arbeid opgebeld om te vragen hoe dat zat. Toen hoorde hij voor het eerst dat hij helemaal geen recht had op kinderbijslag. Wanneer hij dat wel had geweten, dan zou hij natuurlijk nooit naar de Raad van Arbeid hebben gebeld met het verzoek om de zaak eens uit te zoeken. Dan zou hij wijselijk zijn mond hebben gehouden om de aandacht niet op zich te vestigen. We waren," besloot de vrouw, „er vast van over tuigd dat we recht hadden op kinderbijslag. Daar om stuurden we dan ook elk kwartaal in vol ver trouwen de kinderbijslaglijsten in." De ambtenaar knikte haar bemoedigend toe, maak te zijn aantekeningen af en vertrok. Opgelucht haalde ze adem. Van die scherpslijper was ze af. Daarmee rekende zij buiten de waard, want de ambtenaar bracht een rapport uit, waaruit bleek dat de Urker Visser ten onrechte en tegen beter weten in kinderbijslag had geïnd. De Raad van Arbeid sloeg toe en eiste de te veel betaalde bijslag weer op. Zoals gezegd, het ging om een stukje gecompliceerde wetgeving. De visser was, zoals zoveel Urker vissers, een zogeheten maatschapvis ser. Dat betekende, dat hij voor eigen risico aan monsterde, bijdroeg aan de kosten van vistuig en stookolie en uiteindelijk deelde in de winstof het verlies van de vistocht. Vanaf begin '70 is het een zeer omstreden vraag geweest of de werknemersverzekeringen op maat schapvissers van toepassing waren. Sterke druk vanuit de visserij kringen heeft er uiteindelijk toe- geleid dat de maatschapvissers voor de toepassing van de sociale verzekering niet meer als „werkne mer" werden beschouwd'en op grond daarvan niet langer waren verzekerd voor de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheid en de Werkloosheids wet. Er kwam wel een aparte verzekering tegen arbeidsongeschiktheid bij het Sociaal Fonds voor de Maatschapsvissers. Het voordeel van de operatie was duidelijk: Maatschapvissers betaalden als „zeer kleine zelfstandigen" geen premies voor die sociale wetten en bovendien kregen de werkgevers op die manier een aantal keihard werkende „con tractanten" aan boord. Ze werkten immers voor eigen risico. Hoe groter de vangst, hoe groter het aandeel in de opbrengst. En uiteraard kon ook de werkgever zijn aandeel van de premies in eigen zak steken. Op 1 juli 1974 werd ook de Kinderbijslagweg voor loontrekkenden in die zin gewijzigd, dat maat schapvissers ook voor de toepassing van deze wet niet langer als werkloos werden beschouwd. Op Urk en in andere vissersplaatsen werden deze wetswijzi gingen uiteraard met argusogen gevolgd. Het was het gesprek van de dag. Welke visser is er immers niet in geïnteresseerd om de duur betaalde vis zo goedkoop mogelijk te vangen? Aan één man ging al die beroering voorbij. Hij viste week in week uit met zijn broer op de Noordzee, incasseerde elk kwartaal zijn kinderbijslag en ging daar na 1 juli 1974 rustig mee door. Het duurde twee volle jaren, voordat het tot de Raad van Arbeid doordrong dat de visser helemaal niet als werknemer in loondienst van zijn broer was, maar dat hij voor eigen risico en voor een deel van de vangst werkte. „Omdat u redelijkerwijs kon weten dat u geen recht had op kinderbijslag, vorde ren we de te veel betaalde bijslag terug," schreef de Raad van Arbeid. De visser vond helemaal niet dat hem iets kon worden verweten. „Ik volg die Juri dische rompslomp nietzei hij en hij ging in beroep tegen de terugvordering. Bij de Raad van Beroep kwam allereerst de wet op tafel: „Ten onrechte uitbetaalde kinderbijslag kan, in dien degene aan wie de uitbetaling plaatsvond redelijkerwijs kon weten dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd uitbetaald, gedurende twee jaren na de dag der betaalbaarstelling worden teruggevorderd", las de beroepsrechter voor. Wel nu, zei de rechter, het staat niet vast dat hij dat redelijkerwijs kon weten. Uit niets blijkt dat aan zijn goede trouw moet worden getwijfeld. Boven dien mag van degene die aanspraak maakt op kinderbijslag niet dezelfde kennis van zaken wor den verlangd als van het uitvoeringsorgaan." Naar het oordeel van de Raad van Beroep lag het in de eerste plaats op de weg van het uitvoeringsorgaan om tijdig de gevolgen van een wetswijziging te onderkennen. Tegen deze redenering tekende de Raad van Arbeid bezwaar aan en zo kwam de zaak uiteindelijk terecht bij de Centrale Raad van Beroep. „Het is op Urk algemeen bekend dat er van 1 juli 1974 af geen aanspraak meer bestaat op kinderbij slag krachtens de Kinderbijslagwet voor loontrek kenden," hielden de sociale verzekeringsmannen vol. „Iedere vissersman weet dit, want het wel of niet verzekerd zijn is voor vissers een reeds jaren lang slepende kwestie." „Dat is niet waar," riep de visser. „Ik ben de hele week op zee, niet betrokken bij enige belangenorga nisatie. Bovendien heb ik geconstateerd dat ook andere bemanningsleden na 1 juli 1974 kinderbij slag hebben ontvangen. Pas toen ik in 1976 iets hoorde, ben ik gaan informeren. Tot dat moment wist ik van niets." „Niet beslissend is," antwoordde de centrale raad droog, „of u wist dat u ten onrechte kinderbijslag ontving, maar of u het redelijkerwijs had kunnen weten." Vervolgens bracht de centrale raad naar voren dat als „vaststaand" kon worden aangeno men dat de wetswijziging in '74 bij de Urker vissers een grote bekendheid had. „Een mogelijke onbe kendheid van deze visset draagt een zo subjectief karakter dat daarmee voor de toepassing van het uitgangspunt dat hij het redelijkerwijs heeft kunnen weten geen rekening kan worden gehou den," merkte de raad op. „Aan de omstandigheid dat hij niet actief was in een belangenorganisatie van maatschapsvissers kan in dit verband nauwe lijks enige betekenis worden toegekend, te minder daar hij al sinds '70 als maatschapvisser werkte op de boot van zijn broer." Ook zijn verweer dat aan andere maatschapvissers wèl kinderbijslag werd gegeven, ging volgens de raad niet op. Ook in andere gevallen is tot terugvor dering van te veel betaalde bijslag overgegaan. Op grond van deze overwegingen kwam de centrale raad tot de slotsom dat de visser „redelijkerwijs had kunnen weten" dat er ten onrechte kinderbij slag aan hem was uitbetaald. De Raad van Arbeid was bevoegd tot terugvordering. Ook de zomer brengt zijn erger- nisjes mee. Soms voel Je ze ge woon aankomen. Dat is bijvoor beeld het geval als je oog getrof fen wordt door de begroeiing in de berm langs de weg naar het stationnetje. Ongewoon mooi is het allemaal de hoogte in ge schoten, grillig gevormde plan ten torsen forse bloemen en ook dichterbij de grond is het een lieve lust van kleuren. Zo iets moois mag blijkbaar niet te lang bestaan en op een ochtend ge beurt het dus: een man is druk en ingespannen bezig met een soort maaimachlentje en tegen dat geweld is de kleurenpracht niet bestand. Al het moois wordt tegen de grond gesmeten en èen dag later ligt de wegberm erbij als een netjes gladgeschoren burgerlijk gazonnetje. Dat keuri ge Holland toch! Ergernis is er ook weer over de ingewikkelde manier waarop mensen zich kunnen uitdrukken. (Je zou er haast boos aan loevoe- gen: kennelijk met de bedoeling dat zo weinig mogelijk duidelijk zal worden wat ze er eigenlijk van vinden). Een voorbeeld daar van leverde onlangs minister An- driessen weer. Toen de Tweede Kamer de wens geuit had dat er meer woningwetwoningen ge bouwd zullen worden, zei de be windsman volgens onze eigen krant: „Ik zal ernaar streven deze door de Kamer gegeven op ties zo veel mogelijk na te ko men". „Optie" betekent zo onge veer „keus", en die wil de minis ter dus „nakomen", althans „zo> veel mogelijk". Wie uit doe woorden Andriessens daden kan voorspellen mag het zeggen. Niet te lang nadenken maar over zo'n afschuwelijke zin; Je zou er zelfs in de zomer de kouwe rillingen van krijgen. Zomerse ergernisjes zijn overi gens niet nieuws onder de zon. Ruim honderd Jaar geleden, op 12 Juli 1878, schreef Abraham Kuyper (toen nog een Jonge man van goed veertig Jaar) in De Standaard een bijtend commen taartje over een verwerpelijk ge goochel met woorden, dat. zoals hij ironisch opmerkte, een mooie *rro Wl**' <vopovt,r|k*» hooft veroverd), (uvorg.) 1. bemachtigen, mot geweld, in <lo oorlog vormooHto- ren: sleden, een latidstreek veroverennnolg.een In'idvcw, (lijfdo in, hoeft IngHljM). (pvcrjfVT. peraoan of pcfHoncn) opucmcn onder, verenigen mot een groe p of gorru^chaDUK w//Mr, snwf\r'rrn, (annexeerde, heeft geannexeerd) <- Fr.), (overg.) aanhechten, inx. <h! of niet geweld dadig) l»U het cii(en grondgebied Inlijven: in 1*10 bwxrriww^^fbeaótte, heeft "bcset). (overg.) I. (Iota) vooralen van anken die erop. eraan, eriu of erom ge tot wordeneen wal mei gene kul betelteneen met edelstenen betel gevest een fapon mei kanl bezetten, aflettenbeloften;-«<a slwk grond besetien met-, beplanten; (tuijnb.) een daartoe geboorde opening voorzien van explosieve ladlug; (een bijdrage zou kunnen vormen voor een woordenboek van syno niemen. Een ander een stuk land afnemen heette vroeger gewoon „veroveren". In de dagen van Napoleon, waarin fiks veroverd werd, heette het plotseling „inlij ven" en later In de negentiende eeuw vond Bismarck het woord „annexeren" uit. Nu is, verzucht Kuyper, ook die term alweer ver sleten, nu wordt er „bezet". Maar welk woord Je ook gebruikt, de zaak zelf verandert met. In Kuy- pers woorden: „..dit blijft, dat die het had het kwijt is' Ergernis trof ik ook herhaalde lijk aan in de herinneringen van de linkse socialist Jacq Engels, als „Zestig jaar socialistische be weging" in boekvorm versche nen. De ergernissen zitten soms in kleine opmerkingen verbor gen. Zo vindt Engels het een „onhebbelijke gewoonte" dat er in hotels nogal eens een bijbel ligt (of lag). Waarom Engels (niet kerkelijk, maar niet anti-religi eus) zich daaraan ergert, zegt hij niet. Waarschijnlijk vindt hij het te opdringerig, maar dat klopt dan niet reet een klacht die hij uit over de modeme jeugd, die het gesprek „met zijn buurman of zijn maat op het werk" niet zo ziet zitten. „Velen steunen ons liever", aldus Engels, „met tien gulden dan dat zij de krant on der de arm nemen en bij buur man aanbellen" Het gesprek zou dan natuurlijk over het soci alisme moeten gaan, maar zou dat aanbellen en praten met ie mand wiens hoofd daar op dat moment misschien helemaal niet naar staat, niét iets opdrin- hebben? Ergernis wekt bij sommigen mis schien ook een wat wonderlijk verhaaltje dat Engels vertelt over de tijd dat hij meezong in een socialistisch Jeugdkoor. De stemming was toen zo anti-kerks dat er opschudding ontstond omdat er een „vroom lied" op het repertoire stond, waarin voorkwam: „Uw vader houdt de wacht". Er volgde een ouder avond en daar werd besloten de tekst te wijzigen in „Uw moeder houdt de wacht". „Een typisch sociaal-democratisch compro mis", merkt Engels wat spottend op. Ergernis zal ook Hendrik Co- lijn wel veroorzaakt hebben toen hij het was 1936 en hij was minister-president zich op wond over de devaluatie-specu lanten die hij „onvaderlandslie vende schobbere" noemde. Me mgeen trachtte na te gaan hoe de deftige Colijn aan dat woord kwam, maar de zaak bleef duis ter. Een paar Jaar later kwam een van Colijns broers met een „verklaring": „schobber" was Brabants voor „deugniet Co- <lijn was ais Jongen in huls ge weest bij zijn grootouders in het Brabantse Uitwijk en na zestig jaar moest dat woord uit zijn onderbewustzijn opgedoken zijn! Of dat allemaal Julit ls weet ik niet. Volgens het woorden boek van 1979 is „schobberid)" onder meer: een scheldwoord voor schurk of schoft. Zou een voornaam man als Colijn niet een gewoon scheldwoord ge bruikt hebben?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 15