Kubus of piramide
2
)e opvolgers van Somoza
Europees
parlement
moet risico's
durven nemen
Zogezegd
gezeg
Bij het graven
van kanalen
naar de macht
IDAG 29 JUNI 1979
TROUW/KWARTET
13
door Okke Jager
In de Apocalyps van Johannes
wordt de toekomstige wereld
«schreven als een vierkantige
stad: „Haar lengte en haar breedte
inhaar hoogte waren gelijk."
Behalve aan Roma Quadrata en
san de quadrangles van Oxford
doet het nieuwe Jeruzalem denken
lan een schilderij uit de kubistische
ïode. Alle vormen zijn
iggebracht tot een regelmatig
ivlak. Zo'n stilering heeft een
ithetische bekoring. Het
imetrische heeft iets van een
ïdadige rust, een overzichtelijke
le, een doelmatige organisatie,
in efficiënte constructie, een
lerlijk evenwicht, een harmonie
inder oppositie.
;enwoordig zijn wij nogal
verig voor zo'n geordend geheel,
(t ligt voor ons te veel in de lijn
de rationele opbouw van een
inocratische samenleving. Of
an de machinale onmenselijkheid
an een bureaucratische
omputer-wereld. Of van het
armoniemodel van een heersende
lite die ordelievend werkvolk
odig heeft. Bij een rechtlijnige
ubus denken wij eerder aan de
ijlmermeer met de Bijlmerbajes
an aan de stad van onze dromen.
laar wat ons in onze
aatschappij moet tegenstaan, is
iet het rationele en doelmatige,
et technische en
etenschappelijke als zodanig. Het
juist het irrationele van de
dbachtenverspillende concurrentie
X j ihet ondoelmatige van
irerbodige produkten, waardoor
:e samenleving geen werkelijke
imenléving kan zijn. Als wij
mwege de strijd tegen deze „orde"
harmonie-als-versluiering
oeten verwerpen, is dat geen
keer van orde en harmonie.
Uitgerekend het socialisme dat het
harmoniemodel onder de bestaande
verhoudingen afwijst, streeft naar
de harmonie van een klassenloze
maatschappij.
Ook de bijbelse gerechtigheid wil
van de samenleving een kunstwerk
maken, waarin elk deel eerrelgen
bijdrage geeft aan het geheel. Het
nieuwe Jeruzalem is tot in alle
uithoeken een stad zonder
belangenstrijd.
De rapsodie van toevalligheden
waardoor de prestatie van de
enkeling voor de gemeenschap
zowel nuttig als schadelijk kan zijn,
zal daar plaatsmaken voor een
wérkelijk rationele organisatie,
waarin de lijnen van de totaliteit
niet meer scheefgetrokken kunnen
worden door het eigenbelang van
individuen.
Het is niet voor niets, dat sociale
utopieën de lokale bijzonderheden
van hun ideale steden of staten
altijd construeren volgens het
beginsel van de symmetrie. De
gebouwen worden steeds in kringen
of vierkanten geordend. In de
Zonnestaat van Campanella is het
plan van de hoofdstad
mathematisch afgepast. Blijkbaar
heeft de voorstelling van een
harmonische ordening een diepe
aantrekkingskracht: er zal toch
eindelijk eens paal en perk gesteld
moeten worden aan de onredelijke
willekeur van losse enkelingen.
Ethiek en esthetica ontmoeten
elkaar in het „orde op zaken
stellen". De sociale kwestie is niet
alleen een ethisch, maar tevens een
esthetisch vraagstuk. Ook het
sociale leven moet gestileerd
worden.
De asymmetrie van onze
individualistische maatschappij
met haar uiteenlopende belangen
vloekt met de evenwichtigheid van
Jeruzalem. De schoonheid van
Gods stad ligt in de gelijkheid die er
heerst. „Jeruzalem is gebouwd als
een stad die wèl samengevoegd
is Vrede zij binnen uw muur,
rust in uw burchten" (psalm 122).
Maar dan moet het wel de
gelijkheid zijn die dóór heerst. Er is
ook een symmetrie die haaks staat
op deze kubus: de piramide. De
Egyptische piramiden zijn de
symbolen van het politieke
bouwwerk, dat door de grote
oosterse despoten is opgericht: een
volledig symmetrische structuur
van de samenleving, waarvan de
elementen naar boven toe aan
omvang snel afnemen en aan macht
snel toenemen, totdat zij
uitmonden in een spits die het
geheel gelijkmatig beheerst
Ook deze vormgeving heeft een
esthetische aantrekkingskracht.
Ook hier heerst de harmonie.
WIJ staan niet alleen voor de keus
tussen een niet-symmetrische
maatschappijvorm waarin elk
element zich volgens zijn eigen
voorwaarden in vrijheid en
onafhankelijkheid moet kunnen
uitleven, én een symmetrische
samenleving waarin de
gemeenschap voor een geregeld en
gelijkmatig geheel zorgt. Wij staan
bovendien voor de keus tussen de
symmetrie van de piramide én de
symmetrie van de kubus. Miljoenen
die droomden van het socialisme
van de kubus, zijn ontwaakt in het
communisme van de piramide.
Johannes kon niet voorzien welke
associaties zijn kubus bij ons zou
oproepen. Maar wij moeten de
politieke geladenheid van zijn
beeldspraak niet onderschatten.
Zijn stad staat vierkant tegenover
de piramide van het Romeinse
keizerrijk. Misschien kijken
exegeten bedenkelijk bij zo'n
vergelijking, maar het lijkt mij niet
al te stoutmoedig om te spreken
over de architectonische kritiek van
Johannes. De symmetrie van
Jeruzalem mist de spits van Rome.
De verbeeldingskracht van de
apostel maakt sociale en politieke
structuren zintuiglijk
waarneembaar.
Het laatste bijbelboek is ook de
tekening van de stad van de vrede
onverstaanbaar zonder het boek
Exodus. Het brengt de uittocht in
beeld. Het grondvlak van de
piramide van de farao wordt
doorgetrokken naar het bovenvlak.
Eigenlijk heeft een kubus geen
onderkant of bovenkant. In de stad
van de toekomst wordt de oppositie
niet onderdrukt door een spits,
maar overbodig gemaakt door de
ruimte van gelijke rechten.
De gelijkheid van lengte, breedte en
hoogte geeft aan dit bestek iets
eentonigs, maar tot de gelijke
rechten behoort ook het recht om
verschillend te zijn. Voor die
variatie zijn weer andere beelden
nodig: „En de fundamenten van de
muur der stad waren met
ALLERLEI edelgesteenten
versierd." In het nieuwe Jeruzalem
staat de gelijkheid op goede voet
met de verscheidenheid. De
toekomst is aan de afwisseling, die
in de vele vormen en kleuren van
twaalf edelstenen zichtbaar wordt.
Daarom is de moderne bouwwijze
er fundamenteel naast. Wij wonen
monotoon, in een blok. Onze steden
zijn zo opgezet dat wij ze op zon- en
feestdagen massaal moeten
ontvluchten. Ons onderwijs leert
ons meer over plaatsnamen dan
over kwaliteiten van de ruimte.
Churchill zei: „Eerst bouwt de mens
zijn omgeving; daarna bouwt de
omgeving de mens." Welk soort
mens zou gevormd worden door wat
wij na de oorlog gebouwd hebben?
Onze afkeer van eenvormigheid
behoeft niet voort te komen uit de
romantische kortzichtigheid die het
rationele en efficiënte als boze
geesten ziet. Ethiek en esthetica
mogen niet in elkaar opgaan, maar
een zandweg die de boeren louter
last bezorgt, is nauwelijks mooi te
noemen voor wie wil ademen in de
ruimte van Jeruzalem.
Als wij afgaan op spandoeken, lijkt
het alsof ieder die niet tot de spits
behoort, naar de kubus van gelijke
rechten hunkert. Maar is er ruimte
genoeg voor mijn recht op het
wandelen over zandwegen naast het
recht van landbouwers op verharde
wegen voor tractoren?
Verleden week ontvluchtte ik de
akoustische en aromatische maffia
van een boulevard naar een
afgelegen terras van een statig
hotel om als eenling de zon te zien
ondergaan in de zee. Maar zelfs dóór
beschikte de jeugdige ober over een
eigen radiotoestel om de
zonsondergang te doen óndergaan
in de „popstand der horden"
(Barnard) van Hilversum III. Had ik
er recht op, eindelijk eens niets
anders te horen dan het ruisen van
de zee? Of had hij er recht op, ook
eens iets anders te horen dan dat
eeuwige ruisen van de zee? Of
moest er een chef worden
bijgehaald, een piramide-spits, voor
een laatste woord vanuit de
belangen van zijn bedrijf, een
machtswoord van de top tegen de
pop?
Ik besefte dat een ruimte van
gelijke rechten niet zo gemakkelijk
te ontwerpen is. Wellicht kan zij pas
dóór ontstaan, waar het centrum
van de stad de standplaats is voor
het Lam: het offer.
Molenaar: „Góéde muziek be
aat als zodanig niet: zij dient al-
in met hart en ziel te worden
speeld. Om die reden zijn de ac-
rdeon-ballades van onbekende
elui vaak evenzeer de moeite
lard als de nocturnes van Cho-
(RU-Groningen).
Bijlsma: „Natuurbeheer is vech-
tegen evolutie" (RU-Groningen)
J. Feenstra: „Het bezit van een
ccalculator is niet bevorderlijk
or de vaardigheid in het hoofdre-
nen; het bezit van een digitaal
loge wel" (RU-Oroningen).
Holsaucr: .Harde journalistiek
vordert de agressie in de samen-
ing" (RU-Utrecht).
3. Brinkman: „Wat betreft de sa-
nwerking van christenen in het
A is in een niet gering aantal
rallen sprake van valse oekume-
(VU-Amsterdam).
C. M. Beek: „Een draaiorgel is
:hts het predikaat 'stadsorgel'
ardig, indien het zijn muziek
>r de hele stad laat horen" (KU-
megen).
Tom is nog steeds op stap.
Vandaar dat Stayskal, de te
kenaar van de Chicago Tri
bune, deze week invalt.
„Koop kolen" adviseerden ze me vanmorgen nog op de beurs
Ir H.J. Neuman
iet de moeite waard kennis met
te maken? Ik bedoel: met de
mensen die samen de voorlopi-
„junta" vormen van de Sandi-
ische guerrilla-beweging in Nl-
agrua. De vraag wordt niet inge-
en door de gedachte dat Somoza
schien kans zou zien zich te
dhaven. Het aantal regeringen
het westelijk halfrond dat met
man niets meer te maken wil
ben breidt zich zienderogen uit.
ador, Panama, Mexico, Costari-
:n Brazilië behoren tot de lan-
die de diplomatieke betrekkin-
met de huidige regering van
tragua hebben afgebroken,
r ook de regering van de Ver-
[de Staten, met aan het hoofd
natuurlijk Jimmy Carter, de presi
dent die zoveel mensenrechten in
zijn beleid doet, ook de regering
van de Verenigde Staten geeft
Anastasio („Tachito") Somoza geen
enkel krediet meer, letterlijk noch
figuurlijk. Neen, de vraag of het
werkelijk de moeite waard is ken
nis met die vijf mensen te maken
spruit voort uit onzekerheid, of zij
de werkelijke opvolgers van Somo
za zullen zijn.
Laten we eerst eens kijken, wie de
vijf leden van de junta zijn. Daar is
in de eerste plaats mevrouw Vio-
letta Barrios de Chamorro, wedu
we van de vroegere hoofdredacteur
van het dagblad „La Prensa", Pe
dro Joaquin Chamorro, die op 10
januari 1978 werd vermoord. De
binnenlandse spanningen in Nica
ragua, die toch al hoog waren opge
lopen, namen als gevolg van die
moord nóg scherpere vormen aan.
Zo werd er o.m. gestaakt teneinde
kracht bij te zetten aan de eis van
de oppositie dat de moord op Cha
morro zou worden uitgezocht en
bestraft. „La Prensa" weigerde ad
vertenties op te nemen en de redac
tie fungeerde als een nationaal sta
kingscoördinatiecentrum. Me
vrouw Chamorro is van mening
dat haar man op last van of met
goedkeuring van Somoza van het
leven is beroofd.
De zaak is nooit tot op de bodem
uitgezocht en daarom kan haar
overtuiging bevestigd noch gelo
genstraft worden. Zeker is dat Cha
morro, als journalist en als opposi
tieleider, Somoza het leven bijzon
der zuur heeft gemaakt. Daar staat
echter tegenover dat hij óók diende
als Somoza's alibi: hij was het be
wijs dat er in Nicaragua toch een
laatste restant van politieke vrij
heid en een onafhankelijke pers
was overgebleven. Bovendien kon
Somoza op zijn vingers natellen
dat het hem persoonlijk in de
schoenen zou worden geschoven,
indien Chamorro ook maar een
haar op zijn hoofd werd gekrenkt.
Hoe dan ook, de aanwezigheid in de
junta van de weduwe symboliseert
alle gevoelens die vorig jaar janua
ri en februari naar boven kwamen.
In de hele junta heeft eigenlijk
maar één werkelijke marxist zit
ting. Het is de ervaren guerrilla
leider Daniel Ortega Saavedra.
Dlctato Somoza heeft iedereen die
het wilde horen trachten in te pren
ten (met name zijn vrienden in het
Amerikaanse congres) dat het ver
zet tegen zijn bewind geleid en ge
ïnspireerd werd door marxisten
van het Cubaans-fidellstische kali
ber. Nu vormt de guerrilla-bewe
ging een junta, en ziedaar: van de
vijf leden is er maar één marxist.
Weliswaar krijgt hij steun van
twee academici die eveneens in de
junta zijn benoemd: Sergio Rami
rez Mercado en Moises Hassan Mo
rales. Maar dat zijn sociaal-demo
craten die naar onze opvatting er
gens aan de rechterzijde van de
Partij van de Arbeid thuis zouden
horen.
En tenslotte is in de junta ook het
Nicaraguaanse bedrijfsleven ver
tegenwoordigd. Als zodanig treedt
op de uiterst welgestelde industri
eel Alfonso Robelo Callejas. Maar
zowel voor hem als voor mevrouw
Chamorro geldt dat zij in feite geen
van tweeën behoren tot het zoge
naamde Brede („Amplio") Opposi
tiefront dat tot dusver werd veron
dersteld de niet-marxistische op
positie tegen Somoza te hebben ge
bundeld. In feite was in Nicaragua
de aanhang en de populariteit van
dit Brede Front nogal teruggelo
pen, nadat het vorig najaar enige
tijd zijn medewerking had ver
leend aan een bemiddelingspoging
van de Verenigde Staten, Guate
mala en de Dominicaanse Repu
bliek. Als die bemiddeling was ge
lukt -- ze stuitte tenslotte af op het
verzet van de Sandinisten én van
Somoza was er wellicht een be
wind ontstaan dat men zou kunnen
kenschetsen als „somozisme zon
der Somoza". Weliswaar distanti
eerde het Brede Front zich van de
bemiddelingspoging ongeveer een
maand voordat de Amerikaanse af
gezant William G. Bowdler de defi
nitieve mislukking ervan consta
teerde. Maar toen was voor het Bre
de Front al veel kwaad geschied.
De afwezigheid in de junta van een
vertegenwoordiger van de verenig
de oppositie zou uitgelegd kunnen
worden cn dat is intussen ook al
gedaan als een aanwijzing dat de
Sandinistische bevrijdingsorgani
satie en hel Front geen kans heb
ben gezien een gemeenschappelijk
program van uitgangspunten te
formuleren. Dat kan o.m. verband
houden met het feit dat het Brede
Front in wezen een samenraapsel
is van veertien verschillende groe
peringen (met daartussen maar een
paar die links van het centrum
staan). Zo omvat de Democratische
Bevrijdings-Unie maar liefst acht
organisaties; de Christen-Demo
craten en een groep van zakenlie
den, de Nicaraguaanse Democrati
sche Beweging, hebben geweigerd
zich bij de D.B.U. aan te sluiten. De
vanouds bekende Conservatieve
Partij, eveneens deelnemend in het
Brede Front, is verdeeld in vier
min of meer vijandige groepe
ringen.
Maar ook de Sandinisten vormen
geen onverbrekelijk geheel. Hun
Nationale Bevrijdingsfront dat bij
de oprichting, zeventien jaar gele
den, kennelijk was geïnspireerd op
de overwinning van Fidel Castro
op Cuba, ontleent zijn naam aan
een niet-marxistische nationalist,
„generaal" Augusto César Sandino,
die in 1934 sneuvelde tijdens zijn
strijd tegen Amerikaanse interven
tie-eenheden. In mei 1977 deed zich
in het front een scheuring voor. De
zgn. Tertiairen, die de militaire
hoofdmacht vormden, besloten te
gaan samenwerken met de „bur
gerlijke" oppositie: radicale katho
lieken en jonge zakenlieden. Twee
marxistische groeperingen, de Pro
letarische Richting en de Bewe
ging voor de Voortgezette Volks
oorlog, waren het met dat besluit
niet eens en pas tijdens de algeme
ne revolte tegen Somoza in septem
ber van het vorig jaar hervonden
de drie Sandinistische groepen
zij het bepaald niet zonder moeite
hun eenheid. Het is in het licht
van zoveel, al dan niet latente, ver
deeldheid dat ik de vraag herhaal:
is het werkelijk de moeite waard
kennis te maken met de vijf leden
van de Sandinistische junta?
door mr. P. J. G. Kapteyn
De komende vijf jaar zullen van beslissende betekenis zijn
voor de toekomst van het Europese Parlement. In die jaren
moet het nu rechtstreeks verkozen parlement medezeggen
schap in de machtsuitoefening binnen de Europese Ge
meenschap veroveren. Slaagt het daarin niet, dan zou het
aantal thuisblijvers bij de verkiezingen van 1984 wel eens zó
kunnen oplopen, dat het parlement zijn geloofwaardigheid,
als vertolker van de wil van de in de gemeenschap verenigde
volken geheel verliest. En juist daarin is het gezag van dit
parlement geworteld. Verliest het die geloofwaardigheid
dan zal zijn gezag in de gemeenschap nog geringer zijn dan
dat van zijn voorganger. Het oude parlement was immers
samengesteld uit nationale parlementariërs, die ten minste
in hun eigen parlement nog iets te zeggen hadden over de
wijze waarop hun eigen regering meespeelt in de machtsuit
oefening in de gemeenschap. Aan de meeste direct verkozen
parlementariërs is deze toegang tot de macht versperd
omdat zij niet tevens in het nationale parlement zitten.
De macht in de gemeenschap be
rust bij de gezamenlijke regeringen
en de hen ondersteunende nationa
le bureaucratieën. Geen belangrijke
beslissing wordt genomen dan na
dat zij het, vaak na langdurige en
moeizame onderhandelingen, eens
zijn geworden. Bij hen ligt niet al
leen de macht om te beslissen, maar
ook om niet te beslissen: om de
landbouwpolitiek niet te verande
ren, de energiepolitiek en het werk
gelegenheidsbeleid niet van de
grond te brengen, de ontwikkeling
van een milieu- en industriebeleid
te traineren, of om na te laten een
constructief standpunt in te nemen
bij de conferenties over een nieuwe
internationale economische orde.
Zonder overdrijving kan men stel
len, dat de negatieve beslissings
macht van de Gemeenschap op het
ogenblik groter is dan de positieve.
De weg naar het machtscentrum in
de gemeenschap te vinden is voor
het Europese parlement niet ge
makkelijk. Het moet immers in
vloed verwerven op onderhande
lingsprocessen. Op zich zelf al een
moeilijke opgave, zoals de nationa
le parlementen dagelijks ondervin
den. wanneer zij een greep proberen
te krijgen op het nationale sociaal-
economische beleid, dat met kunst
en vliegwerk door sociale partners
en regering pleegt te worden „uiton
derhandeld".
Minder beslissend
Het optreden van het Europese Par
lement als deelnemer in enigerlei
vorm aan het onderhandelingspro
ces in de gemeenschap levert bo
vendien het gevaar op, dat er nog
minder beslist zal worden dan nu al
het geval is. Een lastige partner
méér maakt het bereiken van over
eenstemming alleen maar moeilij
ker. Medezeggenschap van het par
lement zou nu juist niet alleen moe
ten betekenen zeggenschap in wat
maar ook in dat er wordt beslist op
terreinen waar beslissingen wense
lijk en noodzakelijk zijn.
Er zijn natuurlijk kiezers (vooral in
Denemarken) en thuisblijvers
(vooral in Engeland) geweest die het
zouden toejuichen, als het parle
ment een spaak zou steken in het
wiel van de Europese besluitvor
ming. Maar het zou dan een graf
delven voor de gemeenschap, waar
in het ook zelf zou verdwijnen. Ge
lukkig lijkt dat niet de wens van de
meerderheid van de Europese
burgers.
Zeggenschap over het Europese be
leid zou het parlement kunnen ver
krijgen door alle middelen die de
verdragen bieden, maximaal uit te
bulten. Op toekenning van nieuwe
verdragsbevoegdheden in de ko
mende vijf jaar behoeft het niet te
hopen, gezien de houding van enke
le regeringen. Dat is ook niet strikt
nodig. De ontwikkeling van het na
tionale staatsbestel tot een parle
mentaire democratie heeft zich in
hoofdzaak voltrokken door een ver
andering in de wijze waarop de
grondwettelijke bevoegdheden wor
den uitgeoefend. Veel minder door
de toekenning van nieuwe bevoegd
heden. Artikel 86, tweede lid, van de
Nederlandse grondwet („de Koning
benoemt ministers en ontslaat hen
naar welgevallen") heeft de ont
plooiing van ons parlementaire stel
sel niet in de weg gestaan.
Met een herinnering aan deze
grondwetsbepaling en de parlemen
taire geschiedenis heeft het redac
tionele commentaar in dit blad van
12 Juni jongstleden dan ook terecht
gewezen op de mogelijkheid, dat
het Europese Parlement zich des
noods met herhaling bedient van
het hem gegeven recht de Europese
Commissie tot aftreden te dwingen,
teneinde zich zo zeggenschap te ver
werven over de benoeming van de
Europese Commissie door de geza
menlijke regeringen.
Samenstelling van de commissie op
een zodanige wijze dat deze bij
voorbaat verzekerd is van het ver
trouwen en de steun van het parle
ment, zou haar politieke gezag aan
zienlijk verhogen en haar kunnen
opheffen uit de bescheiden, de geza
menlijke regeringen dienende func
tie, waarin zij sinds de roemruchte
dagen van Hallstein en Mansholt
verzonken lijkt.
Het zou bovendien de meest aange
wezen weg voor het parlement zijn
om zijn invloed in de Europese be
leidsvorming tot gelding te bren
gen. Aan dit proces neemt de com
missie immers ten volle deel. Zij
beschikt daarbij over troefkaarten
die, mits zij ze durft uit te spelen,
haar een belangrijke stem daarin
verzekeren. Een commissie die haar
politiek gezag kan putten uit het
vertrouwen van het parlement, is
voor dat parlement bij uitstek een
kanaal naar het machtscentrum in
de gemeenschap.
Een ander kanaal
Er is nog een ander kanaal naar de
macht. Waarom zou niet de gewoon
te ingang kunnen vinden, dat de
Raad van Ministers zijn beslissings
bevoegdheid in belangrijke zaken
niet uitoefent dan na zich vergewist
te hebben van de instemming van
het Europese Parlement? Om dat af
te dwingen behoeft het parlement
niet eens naar het paardemlddel
van de verwerping van de begroting
te grijpen. Zolang de eenstemmig
heid praktijk blijft bij de besluit
vorming in de Raad van Ministers,
zou het al voldoende zijn, Indien één
regering, bv. de Nederlandse, zou
verklaren dat zij geen medewerking
aan gewichtige beslissingen zal ver
lenen, indien niet vaststaat dat het
Europese Parlement daarmee in
stemt. Ook de commissie kan in
zo'n geval een beslissende bijdrage
leveren. Trekt het zijn voorstel in,
dan kan de Raad van Ministers
geen besluit meer nemen. En zou de
raad ooit met de eenstemmigheids-
praktijk willen breken: meerder
heidsbesluiten kunnen alleen met
medewerking van de commissie tot
stand komen.
Mogelijkheden genoeg. Maar het
graven van deze kanalen naar de
macht vereist de bereidheid des
noods een institutionele crisis te
forceren. Dat vraagt politieke wil en
moed. Er moeten risico's worden
genomen en er moet enige kans op
succes bestaan. Die kans is er al
leen, indien het parlement op vol
doende politieke steun kan rekenen
in de negen landen. Nu heeft het zo
juist wel een politiek mandaat ont
vangen van de kiezers. Maar dat
mandaat heeft een knauw gekregen
door de geringe opkomst in enkele
landen.
De mobilisatie van politieke krach
ten in alle negen landen is dan ook
broodnodig. En dat kan alleen, in
dien het parlement de kiezers, maar
ook de thuisblijvers, duidelijk
maakt, waarom en hoe de macht
suitoefening in de gemeenschap
kan worden aangewend om bij te
dragen aan de oplossing van proble
men waarvoor de samenleving zich
in de Jaren tachtig gesteld ziet. Het
parlement zal zich aan de publieke
opinie op overtuigende wijze moe
ten presenteren als degene die het
vermogen de verlangens van de vol
ken te registreren paart met vol
doende politieke verbeeldings
kracht en durf om een Europees
beleid te ontwikkelen dat perspec
tieven opent voor een verbetering
van de samenleving. Slaagt het
daarin, dan is de kans ook minder
groot, dat parlementaire zeggen
schap in het Europese beleid alleen
maar negatief zal werken op de be
sluitvaardigheid van de gemeen
schap. Het parlement zal dan im
mers in staat zijn de noodzakelijke
politieke druk in de samenleving op
te roepen om de regeringen ertoe te
bewegen de beslissingsmacht in de
gemeenschap in de door hem ge
wenste zin te gebruiken.
Mr. P. J. G. Kapteyn is lid van de
Raad van State en (mede)auteur
van een handboek voor het Euro
pees recht.