Kubus of piramide 2 )e opvolgers van Somoza Europees parlement moet risico's durven nemen Zogezegd gezeg Bij het graven van kanalen naar de macht IDAG 29 JUNI 1979 TROUW/KWARTET 13 door Okke Jager In de Apocalyps van Johannes wordt de toekomstige wereld «schreven als een vierkantige stad: „Haar lengte en haar breedte inhaar hoogte waren gelijk." Behalve aan Roma Quadrata en san de quadrangles van Oxford doet het nieuwe Jeruzalem denken lan een schilderij uit de kubistische ïode. Alle vormen zijn iggebracht tot een regelmatig ivlak. Zo'n stilering heeft een ithetische bekoring. Het imetrische heeft iets van een ïdadige rust, een overzichtelijke le, een doelmatige organisatie, in efficiënte constructie, een lerlijk evenwicht, een harmonie inder oppositie. ;enwoordig zijn wij nogal verig voor zo'n geordend geheel, (t ligt voor ons te veel in de lijn de rationele opbouw van een inocratische samenleving. Of an de machinale onmenselijkheid an een bureaucratische omputer-wereld. Of van het armoniemodel van een heersende lite die ordelievend werkvolk odig heeft. Bij een rechtlijnige ubus denken wij eerder aan de ijlmermeer met de Bijlmerbajes an aan de stad van onze dromen. laar wat ons in onze aatschappij moet tegenstaan, is iet het rationele en doelmatige, et technische en etenschappelijke als zodanig. Het juist het irrationele van de dbachtenverspillende concurrentie X j ihet ondoelmatige van irerbodige produkten, waardoor :e samenleving geen werkelijke imenléving kan zijn. Als wij mwege de strijd tegen deze „orde" harmonie-als-versluiering oeten verwerpen, is dat geen keer van orde en harmonie. Uitgerekend het socialisme dat het harmoniemodel onder de bestaande verhoudingen afwijst, streeft naar de harmonie van een klassenloze maatschappij. Ook de bijbelse gerechtigheid wil van de samenleving een kunstwerk maken, waarin elk deel eerrelgen bijdrage geeft aan het geheel. Het nieuwe Jeruzalem is tot in alle uithoeken een stad zonder belangenstrijd. De rapsodie van toevalligheden waardoor de prestatie van de enkeling voor de gemeenschap zowel nuttig als schadelijk kan zijn, zal daar plaatsmaken voor een wérkelijk rationele organisatie, waarin de lijnen van de totaliteit niet meer scheefgetrokken kunnen worden door het eigenbelang van individuen. Het is niet voor niets, dat sociale utopieën de lokale bijzonderheden van hun ideale steden of staten altijd construeren volgens het beginsel van de symmetrie. De gebouwen worden steeds in kringen of vierkanten geordend. In de Zonnestaat van Campanella is het plan van de hoofdstad mathematisch afgepast. Blijkbaar heeft de voorstelling van een harmonische ordening een diepe aantrekkingskracht: er zal toch eindelijk eens paal en perk gesteld moeten worden aan de onredelijke willekeur van losse enkelingen. Ethiek en esthetica ontmoeten elkaar in het „orde op zaken stellen". De sociale kwestie is niet alleen een ethisch, maar tevens een esthetisch vraagstuk. Ook het sociale leven moet gestileerd worden. De asymmetrie van onze individualistische maatschappij met haar uiteenlopende belangen vloekt met de evenwichtigheid van Jeruzalem. De schoonheid van Gods stad ligt in de gelijkheid die er heerst. „Jeruzalem is gebouwd als een stad die wèl samengevoegd is Vrede zij binnen uw muur, rust in uw burchten" (psalm 122). Maar dan moet het wel de gelijkheid zijn die dóór heerst. Er is ook een symmetrie die haaks staat op deze kubus: de piramide. De Egyptische piramiden zijn de symbolen van het politieke bouwwerk, dat door de grote oosterse despoten is opgericht: een volledig symmetrische structuur van de samenleving, waarvan de elementen naar boven toe aan omvang snel afnemen en aan macht snel toenemen, totdat zij uitmonden in een spits die het geheel gelijkmatig beheerst Ook deze vormgeving heeft een esthetische aantrekkingskracht. Ook hier heerst de harmonie. WIJ staan niet alleen voor de keus tussen een niet-symmetrische maatschappijvorm waarin elk element zich volgens zijn eigen voorwaarden in vrijheid en onafhankelijkheid moet kunnen uitleven, én een symmetrische samenleving waarin de gemeenschap voor een geregeld en gelijkmatig geheel zorgt. Wij staan bovendien voor de keus tussen de symmetrie van de piramide én de symmetrie van de kubus. Miljoenen die droomden van het socialisme van de kubus, zijn ontwaakt in het communisme van de piramide. Johannes kon niet voorzien welke associaties zijn kubus bij ons zou oproepen. Maar wij moeten de politieke geladenheid van zijn beeldspraak niet onderschatten. Zijn stad staat vierkant tegenover de piramide van het Romeinse keizerrijk. Misschien kijken exegeten bedenkelijk bij zo'n vergelijking, maar het lijkt mij niet al te stoutmoedig om te spreken over de architectonische kritiek van Johannes. De symmetrie van Jeruzalem mist de spits van Rome. De verbeeldingskracht van de apostel maakt sociale en politieke structuren zintuiglijk waarneembaar. Het laatste bijbelboek is ook de tekening van de stad van de vrede onverstaanbaar zonder het boek Exodus. Het brengt de uittocht in beeld. Het grondvlak van de piramide van de farao wordt doorgetrokken naar het bovenvlak. Eigenlijk heeft een kubus geen onderkant of bovenkant. In de stad van de toekomst wordt de oppositie niet onderdrukt door een spits, maar overbodig gemaakt door de ruimte van gelijke rechten. De gelijkheid van lengte, breedte en hoogte geeft aan dit bestek iets eentonigs, maar tot de gelijke rechten behoort ook het recht om verschillend te zijn. Voor die variatie zijn weer andere beelden nodig: „En de fundamenten van de muur der stad waren met ALLERLEI edelgesteenten versierd." In het nieuwe Jeruzalem staat de gelijkheid op goede voet met de verscheidenheid. De toekomst is aan de afwisseling, die in de vele vormen en kleuren van twaalf edelstenen zichtbaar wordt. Daarom is de moderne bouwwijze er fundamenteel naast. Wij wonen monotoon, in een blok. Onze steden zijn zo opgezet dat wij ze op zon- en feestdagen massaal moeten ontvluchten. Ons onderwijs leert ons meer over plaatsnamen dan over kwaliteiten van de ruimte. Churchill zei: „Eerst bouwt de mens zijn omgeving; daarna bouwt de omgeving de mens." Welk soort mens zou gevormd worden door wat wij na de oorlog gebouwd hebben? Onze afkeer van eenvormigheid behoeft niet voort te komen uit de romantische kortzichtigheid die het rationele en efficiënte als boze geesten ziet. Ethiek en esthetica mogen niet in elkaar opgaan, maar een zandweg die de boeren louter last bezorgt, is nauwelijks mooi te noemen voor wie wil ademen in de ruimte van Jeruzalem. Als wij afgaan op spandoeken, lijkt het alsof ieder die niet tot de spits behoort, naar de kubus van gelijke rechten hunkert. Maar is er ruimte genoeg voor mijn recht op het wandelen over zandwegen naast het recht van landbouwers op verharde wegen voor tractoren? Verleden week ontvluchtte ik de akoustische en aromatische maffia van een boulevard naar een afgelegen terras van een statig hotel om als eenling de zon te zien ondergaan in de zee. Maar zelfs dóór beschikte de jeugdige ober over een eigen radiotoestel om de zonsondergang te doen óndergaan in de „popstand der horden" (Barnard) van Hilversum III. Had ik er recht op, eindelijk eens niets anders te horen dan het ruisen van de zee? Of had hij er recht op, ook eens iets anders te horen dan dat eeuwige ruisen van de zee? Of moest er een chef worden bijgehaald, een piramide-spits, voor een laatste woord vanuit de belangen van zijn bedrijf, een machtswoord van de top tegen de pop? Ik besefte dat een ruimte van gelijke rechten niet zo gemakkelijk te ontwerpen is. Wellicht kan zij pas dóór ontstaan, waar het centrum van de stad de standplaats is voor het Lam: het offer. Molenaar: „Góéde muziek be aat als zodanig niet: zij dient al- in met hart en ziel te worden speeld. Om die reden zijn de ac- rdeon-ballades van onbekende elui vaak evenzeer de moeite lard als de nocturnes van Cho- (RU-Groningen). Bijlsma: „Natuurbeheer is vech- tegen evolutie" (RU-Groningen) J. Feenstra: „Het bezit van een ccalculator is niet bevorderlijk or de vaardigheid in het hoofdre- nen; het bezit van een digitaal loge wel" (RU-Oroningen). Holsaucr: .Harde journalistiek vordert de agressie in de samen- ing" (RU-Utrecht). 3. Brinkman: „Wat betreft de sa- nwerking van christenen in het A is in een niet gering aantal rallen sprake van valse oekume- (VU-Amsterdam). C. M. Beek: „Een draaiorgel is :hts het predikaat 'stadsorgel' ardig, indien het zijn muziek >r de hele stad laat horen" (KU- megen). Tom is nog steeds op stap. Vandaar dat Stayskal, de te kenaar van de Chicago Tri bune, deze week invalt. „Koop kolen" adviseerden ze me vanmorgen nog op de beurs Ir H.J. Neuman iet de moeite waard kennis met te maken? Ik bedoel: met de mensen die samen de voorlopi- „junta" vormen van de Sandi- ische guerrilla-beweging in Nl- agrua. De vraag wordt niet inge- en door de gedachte dat Somoza schien kans zou zien zich te dhaven. Het aantal regeringen het westelijk halfrond dat met man niets meer te maken wil ben breidt zich zienderogen uit. ador, Panama, Mexico, Costari- :n Brazilië behoren tot de lan- die de diplomatieke betrekkin- met de huidige regering van tragua hebben afgebroken, r ook de regering van de Ver- [de Staten, met aan het hoofd natuurlijk Jimmy Carter, de presi dent die zoveel mensenrechten in zijn beleid doet, ook de regering van de Verenigde Staten geeft Anastasio („Tachito") Somoza geen enkel krediet meer, letterlijk noch figuurlijk. Neen, de vraag of het werkelijk de moeite waard is ken nis met die vijf mensen te maken spruit voort uit onzekerheid, of zij de werkelijke opvolgers van Somo za zullen zijn. Laten we eerst eens kijken, wie de vijf leden van de junta zijn. Daar is in de eerste plaats mevrouw Vio- letta Barrios de Chamorro, wedu we van de vroegere hoofdredacteur van het dagblad „La Prensa", Pe dro Joaquin Chamorro, die op 10 januari 1978 werd vermoord. De binnenlandse spanningen in Nica ragua, die toch al hoog waren opge lopen, namen als gevolg van die moord nóg scherpere vormen aan. Zo werd er o.m. gestaakt teneinde kracht bij te zetten aan de eis van de oppositie dat de moord op Cha morro zou worden uitgezocht en bestraft. „La Prensa" weigerde ad vertenties op te nemen en de redac tie fungeerde als een nationaal sta kingscoördinatiecentrum. Me vrouw Chamorro is van mening dat haar man op last van of met goedkeuring van Somoza van het leven is beroofd. De zaak is nooit tot op de bodem uitgezocht en daarom kan haar overtuiging bevestigd noch gelo genstraft worden. Zeker is dat Cha morro, als journalist en als opposi tieleider, Somoza het leven bijzon der zuur heeft gemaakt. Daar staat echter tegenover dat hij óók diende als Somoza's alibi: hij was het be wijs dat er in Nicaragua toch een laatste restant van politieke vrij heid en een onafhankelijke pers was overgebleven. Bovendien kon Somoza op zijn vingers natellen dat het hem persoonlijk in de schoenen zou worden geschoven, indien Chamorro ook maar een haar op zijn hoofd werd gekrenkt. Hoe dan ook, de aanwezigheid in de junta van de weduwe symboliseert alle gevoelens die vorig jaar janua ri en februari naar boven kwamen. In de hele junta heeft eigenlijk maar één werkelijke marxist zit ting. Het is de ervaren guerrilla leider Daniel Ortega Saavedra. Dlctato Somoza heeft iedereen die het wilde horen trachten in te pren ten (met name zijn vrienden in het Amerikaanse congres) dat het ver zet tegen zijn bewind geleid en ge ïnspireerd werd door marxisten van het Cubaans-fidellstische kali ber. Nu vormt de guerrilla-bewe ging een junta, en ziedaar: van de vijf leden is er maar één marxist. Weliswaar krijgt hij steun van twee academici die eveneens in de junta zijn benoemd: Sergio Rami rez Mercado en Moises Hassan Mo rales. Maar dat zijn sociaal-demo craten die naar onze opvatting er gens aan de rechterzijde van de Partij van de Arbeid thuis zouden horen. En tenslotte is in de junta ook het Nicaraguaanse bedrijfsleven ver tegenwoordigd. Als zodanig treedt op de uiterst welgestelde industri eel Alfonso Robelo Callejas. Maar zowel voor hem als voor mevrouw Chamorro geldt dat zij in feite geen van tweeën behoren tot het zoge naamde Brede („Amplio") Opposi tiefront dat tot dusver werd veron dersteld de niet-marxistische op positie tegen Somoza te hebben ge bundeld. In feite was in Nicaragua de aanhang en de populariteit van dit Brede Front nogal teruggelo pen, nadat het vorig najaar enige tijd zijn medewerking had ver leend aan een bemiddelingspoging van de Verenigde Staten, Guate mala en de Dominicaanse Repu bliek. Als die bemiddeling was ge lukt -- ze stuitte tenslotte af op het verzet van de Sandinisten én van Somoza was er wellicht een be wind ontstaan dat men zou kunnen kenschetsen als „somozisme zon der Somoza". Weliswaar distanti eerde het Brede Front zich van de bemiddelingspoging ongeveer een maand voordat de Amerikaanse af gezant William G. Bowdler de defi nitieve mislukking ervan consta teerde. Maar toen was voor het Bre de Front al veel kwaad geschied. De afwezigheid in de junta van een vertegenwoordiger van de verenig de oppositie zou uitgelegd kunnen worden cn dat is intussen ook al gedaan als een aanwijzing dat de Sandinistische bevrijdingsorgani satie en hel Front geen kans heb ben gezien een gemeenschappelijk program van uitgangspunten te formuleren. Dat kan o.m. verband houden met het feit dat het Brede Front in wezen een samenraapsel is van veertien verschillende groe peringen (met daartussen maar een paar die links van het centrum staan). Zo omvat de Democratische Bevrijdings-Unie maar liefst acht organisaties; de Christen-Demo craten en een groep van zakenlie den, de Nicaraguaanse Democrati sche Beweging, hebben geweigerd zich bij de D.B.U. aan te sluiten. De vanouds bekende Conservatieve Partij, eveneens deelnemend in het Brede Front, is verdeeld in vier min of meer vijandige groepe ringen. Maar ook de Sandinisten vormen geen onverbrekelijk geheel. Hun Nationale Bevrijdingsfront dat bij de oprichting, zeventien jaar gele den, kennelijk was geïnspireerd op de overwinning van Fidel Castro op Cuba, ontleent zijn naam aan een niet-marxistische nationalist, „generaal" Augusto César Sandino, die in 1934 sneuvelde tijdens zijn strijd tegen Amerikaanse interven tie-eenheden. In mei 1977 deed zich in het front een scheuring voor. De zgn. Tertiairen, die de militaire hoofdmacht vormden, besloten te gaan samenwerken met de „bur gerlijke" oppositie: radicale katho lieken en jonge zakenlieden. Twee marxistische groeperingen, de Pro letarische Richting en de Bewe ging voor de Voortgezette Volks oorlog, waren het met dat besluit niet eens en pas tijdens de algeme ne revolte tegen Somoza in septem ber van het vorig jaar hervonden de drie Sandinistische groepen zij het bepaald niet zonder moeite hun eenheid. Het is in het licht van zoveel, al dan niet latente, ver deeldheid dat ik de vraag herhaal: is het werkelijk de moeite waard kennis te maken met de vijf leden van de Sandinistische junta? door mr. P. J. G. Kapteyn De komende vijf jaar zullen van beslissende betekenis zijn voor de toekomst van het Europese Parlement. In die jaren moet het nu rechtstreeks verkozen parlement medezeggen schap in de machtsuitoefening binnen de Europese Ge meenschap veroveren. Slaagt het daarin niet, dan zou het aantal thuisblijvers bij de verkiezingen van 1984 wel eens zó kunnen oplopen, dat het parlement zijn geloofwaardigheid, als vertolker van de wil van de in de gemeenschap verenigde volken geheel verliest. En juist daarin is het gezag van dit parlement geworteld. Verliest het die geloofwaardigheid dan zal zijn gezag in de gemeenschap nog geringer zijn dan dat van zijn voorganger. Het oude parlement was immers samengesteld uit nationale parlementariërs, die ten minste in hun eigen parlement nog iets te zeggen hadden over de wijze waarop hun eigen regering meespeelt in de machtsuit oefening in de gemeenschap. Aan de meeste direct verkozen parlementariërs is deze toegang tot de macht versperd omdat zij niet tevens in het nationale parlement zitten. De macht in de gemeenschap be rust bij de gezamenlijke regeringen en de hen ondersteunende nationa le bureaucratieën. Geen belangrijke beslissing wordt genomen dan na dat zij het, vaak na langdurige en moeizame onderhandelingen, eens zijn geworden. Bij hen ligt niet al leen de macht om te beslissen, maar ook om niet te beslissen: om de landbouwpolitiek niet te verande ren, de energiepolitiek en het werk gelegenheidsbeleid niet van de grond te brengen, de ontwikkeling van een milieu- en industriebeleid te traineren, of om na te laten een constructief standpunt in te nemen bij de conferenties over een nieuwe internationale economische orde. Zonder overdrijving kan men stel len, dat de negatieve beslissings macht van de Gemeenschap op het ogenblik groter is dan de positieve. De weg naar het machtscentrum in de gemeenschap te vinden is voor het Europese parlement niet ge makkelijk. Het moet immers in vloed verwerven op onderhande lingsprocessen. Op zich zelf al een moeilijke opgave, zoals de nationa le parlementen dagelijks ondervin den. wanneer zij een greep proberen te krijgen op het nationale sociaal- economische beleid, dat met kunst en vliegwerk door sociale partners en regering pleegt te worden „uiton derhandeld". Minder beslissend Het optreden van het Europese Par lement als deelnemer in enigerlei vorm aan het onderhandelingspro ces in de gemeenschap levert bo vendien het gevaar op, dat er nog minder beslist zal worden dan nu al het geval is. Een lastige partner méér maakt het bereiken van over eenstemming alleen maar moeilij ker. Medezeggenschap van het par lement zou nu juist niet alleen moe ten betekenen zeggenschap in wat maar ook in dat er wordt beslist op terreinen waar beslissingen wense lijk en noodzakelijk zijn. Er zijn natuurlijk kiezers (vooral in Denemarken) en thuisblijvers (vooral in Engeland) geweest die het zouden toejuichen, als het parle ment een spaak zou steken in het wiel van de Europese besluitvor ming. Maar het zou dan een graf delven voor de gemeenschap, waar in het ook zelf zou verdwijnen. Ge lukkig lijkt dat niet de wens van de meerderheid van de Europese burgers. Zeggenschap over het Europese be leid zou het parlement kunnen ver krijgen door alle middelen die de verdragen bieden, maximaal uit te bulten. Op toekenning van nieuwe verdragsbevoegdheden in de ko mende vijf jaar behoeft het niet te hopen, gezien de houding van enke le regeringen. Dat is ook niet strikt nodig. De ontwikkeling van het na tionale staatsbestel tot een parle mentaire democratie heeft zich in hoofdzaak voltrokken door een ver andering in de wijze waarop de grondwettelijke bevoegdheden wor den uitgeoefend. Veel minder door de toekenning van nieuwe bevoegd heden. Artikel 86, tweede lid, van de Nederlandse grondwet („de Koning benoemt ministers en ontslaat hen naar welgevallen") heeft de ont plooiing van ons parlementaire stel sel niet in de weg gestaan. Met een herinnering aan deze grondwetsbepaling en de parlemen taire geschiedenis heeft het redac tionele commentaar in dit blad van 12 Juni jongstleden dan ook terecht gewezen op de mogelijkheid, dat het Europese Parlement zich des noods met herhaling bedient van het hem gegeven recht de Europese Commissie tot aftreden te dwingen, teneinde zich zo zeggenschap te ver werven over de benoeming van de Europese Commissie door de geza menlijke regeringen. Samenstelling van de commissie op een zodanige wijze dat deze bij voorbaat verzekerd is van het ver trouwen en de steun van het parle ment, zou haar politieke gezag aan zienlijk verhogen en haar kunnen opheffen uit de bescheiden, de geza menlijke regeringen dienende func tie, waarin zij sinds de roemruchte dagen van Hallstein en Mansholt verzonken lijkt. Het zou bovendien de meest aange wezen weg voor het parlement zijn om zijn invloed in de Europese be leidsvorming tot gelding te bren gen. Aan dit proces neemt de com missie immers ten volle deel. Zij beschikt daarbij over troefkaarten die, mits zij ze durft uit te spelen, haar een belangrijke stem daarin verzekeren. Een commissie die haar politiek gezag kan putten uit het vertrouwen van het parlement, is voor dat parlement bij uitstek een kanaal naar het machtscentrum in de gemeenschap. Een ander kanaal Er is nog een ander kanaal naar de macht. Waarom zou niet de gewoon te ingang kunnen vinden, dat de Raad van Ministers zijn beslissings bevoegdheid in belangrijke zaken niet uitoefent dan na zich vergewist te hebben van de instemming van het Europese Parlement? Om dat af te dwingen behoeft het parlement niet eens naar het paardemlddel van de verwerping van de begroting te grijpen. Zolang de eenstemmig heid praktijk blijft bij de besluit vorming in de Raad van Ministers, zou het al voldoende zijn, Indien één regering, bv. de Nederlandse, zou verklaren dat zij geen medewerking aan gewichtige beslissingen zal ver lenen, indien niet vaststaat dat het Europese Parlement daarmee in stemt. Ook de commissie kan in zo'n geval een beslissende bijdrage leveren. Trekt het zijn voorstel in, dan kan de Raad van Ministers geen besluit meer nemen. En zou de raad ooit met de eenstemmigheids- praktijk willen breken: meerder heidsbesluiten kunnen alleen met medewerking van de commissie tot stand komen. Mogelijkheden genoeg. Maar het graven van deze kanalen naar de macht vereist de bereidheid des noods een institutionele crisis te forceren. Dat vraagt politieke wil en moed. Er moeten risico's worden genomen en er moet enige kans op succes bestaan. Die kans is er al leen, indien het parlement op vol doende politieke steun kan rekenen in de negen landen. Nu heeft het zo juist wel een politiek mandaat ont vangen van de kiezers. Maar dat mandaat heeft een knauw gekregen door de geringe opkomst in enkele landen. De mobilisatie van politieke krach ten in alle negen landen is dan ook broodnodig. En dat kan alleen, in dien het parlement de kiezers, maar ook de thuisblijvers, duidelijk maakt, waarom en hoe de macht suitoefening in de gemeenschap kan worden aangewend om bij te dragen aan de oplossing van proble men waarvoor de samenleving zich in de Jaren tachtig gesteld ziet. Het parlement zal zich aan de publieke opinie op overtuigende wijze moe ten presenteren als degene die het vermogen de verlangens van de vol ken te registreren paart met vol doende politieke verbeeldings kracht en durf om een Europees beleid te ontwikkelen dat perspec tieven opent voor een verbetering van de samenleving. Slaagt het daarin, dan is de kans ook minder groot, dat parlementaire zeggen schap in het Europese beleid alleen maar negatief zal werken op de be sluitvaardigheid van de gemeen schap. Het parlement zal dan im mers in staat zijn de noodzakelijke politieke druk in de samenleving op te roepen om de regeringen ertoe te bewegen de beslissingsmacht in de gemeenschap in de door hem ge wenste zin te gebruiken. Mr. P. J. G. Kapteyn is lid van de Raad van State en (mede)auteur van een handboek voor het Euro pees recht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 13