Bericht van het Welzij nsfront Over bestuurders, directeuren, stafleden en hun Objecten De Structuur Het Bureau De Opvolging De Goede Afloop rERDAG 16 JUNI 1979 TROUW/KWARTET 1b Laten we haar noemen de NFWO, de Nederlandse Federatie ter bevordering van het Welzijn van het Object. Een naam die niet grappig is bedoeld, maar is gekozen om het verhaal algemeen te houden. Het verhaal gaat over het welzijnswerk. Dat is in Nederland goed georganiseerd. Werklozen, zigeuners, homofielen, werkende jongeren, bejaarden, gehandicapten, psychiatrische patiënten, gastarbeiders, vrouwen, zwakzinnigen, gevangenen, kortom al die „probleem groepen worden begeleid door grote aantallen van dezelfde instanties die steeds weer een soort NFWO voor hun sector in het leven hebben geroepen: een „koepel", een „platform" of een federatie, waar afgevaardigden van al die organisaties rond de tafel zitten en praten, praten en nog eens praten over hun object. NFWO staat daarom in dit verhaal vooral die landelijke overkoepelende organisaties, die tezamen het welzijn bevorderen van pakweg negentig procent van onze bevolking. Dat is eigenlijk iedereen buiten het kleine groepje geslaagde mannelijke dertigers uit welstands klasse A/B, op weg naar de top, één wettelijke vrouw, twee gezonde kinderen, consumptief, kortom de man uit de Ster-spot. Gelijkenis met bestaande organisaties zal het hierna volgende verhaal daarom beslist wel in zich dragen. Dat is allerminst toevallig. door Ludo Heems DE NFWO is bepaald geen club, waar direct en spontaan hulp wordt geboden aan het object. Integendeel. In de NFWO komen tal van landelijke organisaties sa men, die allen op de een of andere manier te maken hebben met de zorg voor het object. Ook weer niet direct, want die landelijke organisaties hebben hun stedelij ke (soms ook nog regionale of provinciale) kantoren en in grote steden ook nog eens hun wijkbu reaus. Pas daar wordt hulp verstrekt. Niet door de directeur van zo'n bureau natuurlijk die coördineert, stimuleert, leidt, maakt beleid en overlegt met andere directeuren. Ook niet door staffunctionarissen, laat staan door bestuursleden. Pas de werkers helemaal onderaan, de machtsladder doen iets met mensen. Zij staan het dichtst bij het object, hebben de meeste I binding met hem en kennen zijn noden. Y Paradoxaal genoeg hebben de werkers tevens de minste invloed op het lot van oe, het object. Een opmerkelijk verschijnsel: des te minder men met het object te mdken heeft des te groter invloed heeft men op zijn lot. Sommige mensen hele maal bovenaan in de NFWO hebben nog nooit een object gezien, laat staan er een gesproken. Toch maken zij het beleid. Het is een lange, lange weg van de tastba re zorg voor het object naar de vergaderin gen rond de onderhandeltafel van de NFWO. Daar komen nog wat compliceren de factoren bij. Zo zijn de landelijke orga nisaties, die zitting hebben in de NFWO, zeer verschillend van aard en ook hun belangen zijn ongelijksoortig. De ene or ganisatie. bijvoorbeeld de club die zich bezighoudt met de huisvesting van objec ten in instituten heeft heel andere belan gen dan de andere organisatie. Bijvoor beeld de instelling, die hulp biedt aan thuiswonende objecten. De eerste groep ?zal instituten willen bouwen, de tweede zal de mensen thuis hulp willen bieden. Toch moeten al die instanties met al hun verschillende inzichten en doelstellingen samen het beleid voor de toekomst uit stippelen. Ze moeten het eens zien te worden, zodat ze de overheid een gemeen schappelijk standpunt kunnen leveren. En het object zelf dan? Ook dit mag er tegenwoordig bij komen zitten. Sinds een aantal jaren is het object zelf vertegen woordigd in de NFWO door iemand van de objecten-belangenorganisatie. Ditlijkt mooi. maar is in wezen een wrange grap. Het object is niet gewend, over zijn eigen lot te mogen meebeslissen. Van oudsher is er over hem beslist. Hij heeft onvoldoende kennis en spraakwater en begrip van de wijze, waarop besturen besturen. Vandaar dat hij er slechts bij zit voor de vorm. De (spreek-)tijd, waarin hij moeizaam formu lerend zijn standpunten uiteenzet benut ten zijn mede-bestuursleden door even een sanitaire pauze voor zichzelf in te lassen. Wat het object te vertellen heeft is toch oninteressant en onbegrijpelijk of van weinig realiteitszin getuigend. De NFWO, wat moet u zich daar nu pre cies bij voorstellen? Ze zetelt in een fraai pand in een grote stad in Nederland. In dat pand werken stafleden en .overige medewerkers'. De stafleden zijn door gaans jong en nog niet lang geleden afge studeerd. Ze vormen de hersens van het bedrijf, bereiden de besluiten van het be stuur voor, hebben het altijd erg druk, zijn veel op stap voor contacten met andere denkers of werken thuis. De .overige me dewerkers' typen, maken kopietjes of zet ten koffie. Dat doen ze van half negen tot vijf. De directeur .bewaakt het beleid' ziet er op toe dat alles goed verloopt roept bijvoorbeeld stafleden tot de orde wan neer ze, jong en onervaren, te veel contact zoeken met het object. Boven dit alles zweeft het bestuur, dat de touwtjes in handen heeft. Het Algemeen Bestuur of AB waarin een afgevaardigde uit ieder der aangesloten organisaties zit ting heeft. Het AB heeft uit zijn midden enkele mensen aangewezen die samen het Dagelijks Bestuur of DB vormen. Wat in de top van het welzijnswerk gebeurt is" voor een gewoon mens nauwelijks meer te volgen. Het is een wereldje van specialis ten en deskundigen, bezig in besturen, werkgroepjes en stuurgroepen. Met hun eigen voor anderen onverstaanbare taal. Het object valt er buiten, maar ook de samenleving staat er buiten. Tóch betaalt diezelfde samenleving iedere cent die er om gaat. Leest u daarom toch nog even door. TTTE moeten nu een paar jaar terug naar de tijd waarin er nog niet veel gebeurde in de NFWO (wanneer wel in dit soort organisaties?). De staf was nog volledig bezet en de leden gingen nog vreedzaam met elkaar om. Dat was onder de oude directeur, de heer Zalf. De heer Zalf was een beminnelijk mens, uiterst gewetensvol en volledig gespeend van creativiteit humor of voorstellings vermogen. Zijn jonge stafleden liet hij maar zo'n beetje hun gang gaan. Eigenlijk werd de leiding van het bureau uitgeoe fend door de heer Kruyper, de adjunct directeur. Hij was een man, die beschikte over de niet ongebruikelijke karaktercom binatie van grote beperktheid en grote ijdelheid. Voor Kruyper bestond er geen groter genoegen dan vergaderen. Hij zorg de er voor, alle stukken te kennen en had zich tot gewoonte gemaakt om altijd iets op te merken tijdens een vergadering, onverschillig wat. Door zijn goedlachs heid, zijn vermogen om nooit ergens kwaad om te worden en zijn voorliefde voor het goede in het leven, zoals voor de vele prijzige vergadersigaren, stal hij in de loop der jaren de sympathie van veel belangrijke bestuursleden. De wekelijkse stafvergaderingen werden dit met het oog op de aanstaande pensionering van de heer Zalf voorgeze ten door de heer Kruyper. Na verloop van tijd voelde Kruyper zich dan ook al hele maal directeur. Hij twijfelde er niet aan, of hij zou de heer Zalf bij diens verdwijnen automatisch opvolgen. Omdat Kruyper zoals gezegd dol was op vergaderen, agen da punctueel afwerken, stukken, beslui tenlijst, woordenspel, waren zijn contac ten met mindere goden zoals stafleden, „overige medewerkers", werkers en objec ten onderontwikkeld. De heer Kruyper had bij voorbeeld nooit contacten met objecten. Hij had wel ergens ver weg een vaag familielid ook object, zodls hij vaak vertelde maar verder sprak hij er nooit een. Op een dag, tijdens een manifestatie van de belangenvereniging van objecten, de staatssecretaris was er ook, hield de heer Kruyper bij uitzondering een lezing over-het welbevinden van het object. De zaal zat stampvol objecten en de heer Kruyper droeg met veel armbewegingen en grapjes tussendoor zijn lezing voor. Dat er hier en daar „booeeee" werd geroe pen scheen hem te ontgaan. Elk der NFWO-stafleden beheerde een eigen „veld", dat wil zeggen ieder hield zich bezig met een bepaald aspect van het object. Huisvesting, emancipatie, gezond heid, wetenschappelijk onderzoek, publi citeit dat soort zaken. Iedere maandag werd tijdens de stafvergadering een aan tal onderwerpen en activiteiten bespro ken. Flinke hoeveelheden papier werden daartoe gefotocopieerd en uitgedeeld. Eenieder had het verschrikkelijk druk met zijn eigen winkeltje. De commissies rezen als paddestoelen uit de grond, rap porten stapelden zich op. congressen moesten worden bezocht en vergaderin gen bijgewoond. Toch, hoewel het bureau als los zand aan elkaar hing en men niet toekwam aan het gezamenlijk actuele zaken aanpakken, hoewel de dingen die men deed halfzacht gebeurden, draaide de zaak. Ook de „ove rige medewerkers", hoewel vastgeprikt op bureaufuncties, hadden het best naar hun zin. Door de grote goedheid van de direc teur en de permanente afwezigheid van de overige stafleden genoot men een luizele- ventje. De werktijden werden soepel ge hanteerd. Zo schoof de NFWO bij haar subsidiegever geruisloos voorbij de grens van de anderhalf miljoen per jaar. O, er waren ook wel enkele figuren in huis, die dwars tegen de stroom in hun werk vol idealisme bleven doen. Die je overal kon aantreffen, waar nieuwe ontwikkelingen rond het object te signaleren vielen. Maar ze stonden te zeer alleen en hun belang stelling voor het bestuurlijk niveau was aanzienlijk geringer dan hun belangstel ling voor het object en voor de veldwer kers. Hierdoor was het krediet, dat ze genoten bij bestuurderen minimaal. Maar, was er dan geen sterke voorzitter? Die voorzitter wós er en hij was zelfs zó sterk, dat hij naast het voorzitterschap van de NFWO nog een flinke handvol voorzitterschappen bekleedde. Wat in de praktijk betekende, dat hij in razend tem po van de ene club naar de andere moest snellen, af en toe de neiging vertoonde om de diverse onderwerpen van „zijn" clubs met elkaar te verwarren en slechts oog kon hebben voor wat hij noemde „de grote lijnen". Zo was de situatie binnen de NFWO op het moment, dat de heer Zalf gepensioneerd zou worden en de opvol ging definitief moest worden geregeld. En toen ging ineens van alles grondig mis. TVTATUURLIJK, de heer Kruy- per maakte ,een erg grote kans', maar toch zou het goed zijn om een heuse sollicitatieprocedu re in gang te zetten, zo betoogde de voorzitter. De grote lijn, die hij deze keer voor ogen hield, was: die Kruyper heb ik nooit gemo gen, hij moet het niet worden. Dat was niet gering, maar direct nadat hij deze richtlijn in verhul de vorm had gegeven stapte hij op zonder het resultaat af te wachten. Inmiddels zette men zich aan het „invul len van het profiel" van de toekomstige directeur. De heer Kruyper kreeg regelma tig het verzoek bepaalde vergaderingen te verlaten in verband met het agendapunt „nieuwe directeur", verzoeken waar hij geamuseerd aan voldeed. Er voltrok zich echter een klein wonder. De „nep"-kandidaten werden met steeds meer belangstelling aangehoord. De twij fel aan de heer Kruyper groeide en tenslotte werd er zelfs iemand anders voorgedragen voor benoeming. Wel even een heel ander type dan de NFWO gewend was. Niet de zweverige academicus, maar een self-made-man, op geklommen van omroeper bij de Hema via tal van cursussen tot „bedrijfskundige". Deze krachtige persoonlijkheid zo meende men zou nu eens voortvarend de omsmeding van de NFWO-staf tot een stevig en enthousiast geheel ter hand kun nen nemen. Goed, hij kende „het veld" niet en was wat eigenwijs, maar dat zou den de mede-stafleden wel kunnen bij stellen De nieuwe man, de heer Haantjes, werd aangenomen. Het kostte de heer Kruyper een week óm dit feit te accepteren. Eerst was hij, voor het eerst van zijn leven, boos en teleurgesteld en hij voelde zich niet zo lekker. Toen maakte hij kennis met de heer Haantjes en liet hij weten dat deze „goed bij hem was overgekomen" en dat er „met hem te werken viel". Vanaf dit moment nam de zaak een fatale wending. De heer Haantjes bleek niet de bezielende stimulator, waar iedereen op zat te wach ten. Hij bleek boven alles een leider oude stijl, die best mensen wilde raadplegen, maar z'n beslissingen alleen nam. zonder gezeur aan zijn hoofd. Zowel zijn groepsdynamische als z'n be- drijfstechnische kwaliteiten waren slechts brokken onverwerkte cursusstof. waar mee hij vreemde toeren uithaalde. Erger nog dan dit alles was de onverwacht opbloeiende vriendschap tussen Kruyper en Haantjes, aanvankelijk door eeniedei met dankbaarheid gesignaleerd, want hoe moeilijk zou het niet zijn geworden, als Kruyper zijn rivaal zou zijn gaan haten. De vriendschap tussen de twee „directeu ren" was. zo bleek spoedig, gebaseerd op een wonderlijke ruil: Kruyper mocht bij de dagelijkse gang van zaken de directeur blijven spelen mits hij Haantjes onvoor waardelijk in alles steunde. In plaats van één directeur met de gewen ste democratische instelling waren er nu twee directeuren gekomen, die het roer stevig in handen namen en nauwelijks inspraak duldden. Over de te volgen koers kwam het al snel tot conflicten met de staf. Kruyper en Haantjes wilden van de NFWO puur een overlegorgaan maken. Kruyper verloochende daarmee een ont wikkeling van jaren waaraan hij van harte had meegewerkt. Er ontstond een verlam mende tweespalt binnen het „bureau". Terwijl de twee directie-leden hun nieuwe filosofie uitdroegen, veel samen beraad slaagden achter gesloten deuren en samen op pad gingen naar bestuurders en instel lingen om sympathie te winnen, dreven de stafleden stuurloos rond. In het beste ge val gingen ze voort op de eigenhandig gebaande paden. T^E hel moest wel losbreken. De U „polisarisatie" schreed voort, staf en directie kwamen tegen over elkaar te staan. Eerst werd op vele, vele lange stafvergade ring geprobeerd zelf de impasse te doorbreken. Na de lange fase van „oriëntatie" die de nieuwe directeur nodig had gehad, kwam de fase van ontreddering, onder ling wantrouwen, strijd en ge praat, gepraat, gepraat. Ingrijpen door het bestuur leek noodzake lijk. De uitslag daarvan leek al bij voor baat vast te staan. Het waren immers Kruyper en Haantjes die de contacten met het bestuur onderhielden. Alleen de opstelling van de nieuwe voorzitter, de heer Wijs, was niet helemaal zeker. Wijs had al enkele, orginele beslissingen voor gesteld en zijn betrokkenheid bij het ob ject was bekend. Zou hij Het onmogelijke gebeurde. Na bewogen vergaderingen en gesprekken tussen afge vaardigden van het bestuur en de diverse partijen kwam men tot de uitspraak dat het voor de NFWO beter zou zijn als de directeur zijn biezen zou pakken. Ad junct-directeur Kruyper kwam omstreeks die tijd met de verrassende mededeling dat hij een functie had aanvaard bij een van de aangesloten instellingen. Toch was de lucht niet helemaal opge klaard. Twee stafleden, moe van alle ge praat en verwikkelingen, bleken inmid dels ook elders eem functie te hebben aanvaard. Er waren dus nu drie vacatures ontstaan, terwijl de vierde (de directeurs- post) in het verschiet lag. Het bestuur wilde daarom voor alles nieuwe mensen aantrekken en dus werd een sollicitatie commissie geformeerd. In die commissie zaten ook weer alle bestaande tegenstel lingen. wat leidde tot een serie onverkwik kelijke meningsverschillen en veel ver warring voor de kandidaten, maar er kwam uiteindelijk toch een voordracht. Een aparte sollicitatiecommissie kwam er voor de functie van de heer Kruyper. Die kon er zelf niet in natuurlijk, en de ideeën van de heer Haantjes strookten niet met die richting die de organisatie op wilde, zodat, die zich ook terugtrok. Maar toen was er die fatale db-vergade- ring. Beide directieleden waren aanwezig, plus een drietal stafleden: de heer Boos, de opportunistische heer Windmee en de timide heer Van As. Van de overige stafle den waren er inmiddels twee voorgoed vertrokken en de rest was op vakantie. Ook in het door vakanties zeer uitgedun de kamp van de db-leden ontbraken won derlijk genoeg juist alle ondubbelzinnige voorstanders van de staf-opvattingen. De vergadering had een onstuimig ver loop. Eerst werd geheel onverwacht mee- degedeeld, dat nu ook de heer Van As zijn ontslag had genomen. Vervolgens werd een brief voorgelezen, waarin een ab-lid zijn ongenoegen uitsprak over het aan de heer Haantjes aangezegde ontslag. Er ont stond een discussie, waarbij plotseling vraagtekens werden geplaatst over het aan de heer Haantjes aangezegde ontslag. Er ontstond een discussie, waarbij plotse ling vraagtekens werden geplaatst bij het eerder genomen besluit. Had men nu echt wel aangedrongen op ontslag? Was het niet eerder een open vraag geweest? Was het wel allemaal zo bedoeld? Ook de samenstelling van de nieuwe solli citatiecommissie werd besproken. De keu ze voor Boos, was die wel democratisch tot stand gekomen0 Hadden 411e mede werkers meebeslist? O nee? Dan moest de stemming worden overgedaan. Boos dus voorlopig maar niet. Wel Haantjes natuur lijk. die was per slot van rekening de directeur. En Windmee. die kon er beter ook maar in. Aldus werd beslist. De nieu we sollicitatiecommissie draait naar ge noegen. Kruyper is inmiddels weg, maar Windmee heeft de fakkel overgenomen. Verschillende stafleden kijken uit naar andere banen. Nog enkele weken en Haantjes en Windmee kunnen het bureau overnemen. Er is een kans dat de subsidie gever eens wat informatie zal willen heb ben, maar daar zullen wel geen brokken van komen. Zo'n orgaan van overleg is wel gemakkelijk, echt last heb Je er nooit van. Je moet er toch niet aan denken, dat het object zelf, of de mensen die er direct mee werken, zouden ontwaken en om zich heen zouden zien. Dan zou de hele wel- zijnsmoloch beginnen te wankelen. De gevolgen zijn dan niet te overzien. Nee, de NFWO gaat nooit verloren. Want we hebben het beste met de mensen voor.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 15