M ;RDAG 23 JUNI 1979 13 Na ruim een half jaar zwijgen en een terug getrokken leven, is gisteren Willem Aantjes weer in Den Haag en in het publieke leven teruggekeerd. Ontspannen, goed van de feiten op de hoogte zijn woorden zorgvuldig wikkend en we gend, maar geen moment hakkelend en voor al: strijdbaarder dan ooit. Na de officiële publikatie van de rapporten van de parlementaire commissie-Patijn en de zgn. „commissie van drie" (resp. over het politiek functioneren van Aantjes in het parlement in de afgelopen negentien jaar en de gebeurtenis sen in de oorlog) gaf hij een persconferentie en was er gelegenheid nog wat na te praten. Aantjes strijdbaar terug door Willem Breedveld en Jan Kuijk ven voor een ministerschap, uitgerekend op een moment dat de ARP zich met veel twijfels in CDA-verband begaf? Ik heb die vraag ontkennend beantwoord. Ik voelde mij geheel op mijn plaats in het parlement. Bovendien was het mijn wens de jonge fractie op dat spoor te zetten. En als ik nu terug kijk op mijn fractievoorzit terschap, moet ik zeggen dat het me tot op zekere hoogte nog is gelukt ook. Welnu, ik had dat graag nogieen paar jaar gedaan en ik zou het roer dan met vreugde hebben overgedragen aan Ruud Lubbers, die nu op nogal overrompelende wijze met het fractievooreitterschap is opgezadeld. Toch stelde u zich beschikbaar als mi nister? Aantjes: Ja, maar dat had heel andere oorzaken. De kabinetsformatie was vast gelopen, omdat de partijvoorzitters van de KVP, ARP en CHU hun eerste mensen, Andriessen, Aantjes en Kruisinga op een vooraanstaande plaats wilden. Bovendien wilde de KVP op een gegeven ogenblik Andriessen in plaats van Lubbers op eco: nomischë zaken. Ik heb dat onjuist gevonA den. Het gaat niet aan partijgenoot Lub bers, die economische zaken goed beheerd had, te passeren en nog wel in een kabinet met dezelfde constellatie. Maar er was niets aan te doen. Dat was het plaatje. Toen hebben Van Agt en de partijvoorzit ters tegen mij gezegd: „Wij kunnen er alleen nog uitkomen, als jij bereid bent in het kabinet zitting te nemen." In die pat stelling besloten de partijvoorzitters dat ik in ieder geval in het kabinet zou moe ten. En toen heb ik me daarvoor ook beschikbaar gesteld. Ik zou binnenlandse zaken doen en Van Agt justitie. De PvdA verzette zich daarte gen. Ik zou justitie moeten doen en Van Agt binnenlandse zaken. Daartegen heb ik echter geprotesteerd, omdat de PvdA dan voor honderd procent haar zin zou krijgen. Pronk op ontwikkelingshulp. Van Kemenade op onderwijs, Schaeffer op volkshuisvesting, Van der Stoel op buiten landse zaken, Meyer op CRM en voor het CDA o.a. Boersma op sociale zaken en Lubbers op economische zaken. Een dat terwijl in een eerdere fase de PvdA wel degelijk bereid was een prijs te betalen wanneer Van Agt zou afzien van Justitie. Maar de PvdA werpt u iedere keer voor de voeten, dat u ieder departement kon krijgen wat u maar wilde, behalve na tuurlijk het premierschap. Dat was voor de grote baas. Aantjes: Dat is wel zo. Maar daar ging het niet om. Het ging om van Agt op justitie. De PvdA wilde honderd procent. Ik heb m'n nek ver uitgestoken, om niet te zeg gen: mijn hoofd in de strop gestoken voor een kabinet met de PvdA. Ze hebben alles kunnen krijgen wat ze maar hebben wil den, tot en met Andriessen weg van eco nomische zaken. Maar het laatste ooilam. Van Agt ook nog weg van justitie, daarvan heb ik gezegd: die prijs betaalt het CDA niet Resteert nog het verwijt, dat de ARP-top uit die tijd (commlssie-Patijp) latere be stuurders van de partij niet of onvolledig heeft ingelicht over Aantjes oorlogsver leden. Aantjes: Mensen als Smallenbroek en Bruins Slot hebben zich van meet af aan op het standpunt gesteld, dat het verzet niet is gevoerd om na de oorlog dappere mensen aan een baantje te helpen. Het ging hen erom dat de democratie in ons land zou worden hersteld. Dat betekende onder meer, dat het Nederlandse volk zelf zou uitmaken wie het tot zijn politieke leiders koos. De ARP is een door en door democratische partij. - Het heeft hen gehinderd, dat daardoor mensen uit de Nederlandse Unie, zulke •vooraanstaande politieke posities konden innemen. Maar het was voor hen een afge dane zaak. En wie meer dan zij hadden het recht zo te oordelen? Het is ongehoord om naar aanleiding van het gebeuren om mij de reputatie van de ARP als verzetspartij in discrediet te brengen. Het is toch iets geweldigs dat een partij met zo'n verzetsverleden zo'n beslis sing neemt. Als één partij het morele recht had en heeft te oordelen dat het recht vaardig is ergens eén streep onder te zet ten. dan toch wel de partij van Berghui6, Bruins Slot, Smallenbroek en Schakel is het u sinds november vorig jaar srgaan; hoe heeft u die tijd beleefd? intjes: In die eerste dagen was het wel _Jioeilijk. Ik voelde me opgejaagd, er was een tijd voor bezinning. Maar later begon et onderzoek van beide commissies. Ver- eeld heb ik mij beslist niet. Maar ander- ijds ik heb ook wel eens het gevoel ehad dat de geschiedenis op 7 november 1978 voor mij een beetje is blijven stil- gJitaan. Ik yoel me erg opgelucht nu die qmpporten èr zijn. moet ook zeggen, dat ik mij steeds esteund héb geweten door alle reacties, c kreeg zeker vijfduizend brieven, waar- an er maar vijf negatief waren de nonieme natuurlijk buiten beschouwing elaten. Ik neb die brieven, hoe sympat- iek ook, niet beantwoord. Dat zou fysiek ezien al onmogelijk zijn geweest, maar et had voor mij ook iets principieels. Ik ad me voorlopig terug getrokken, ik wil-x e niets zeggen. Daarom wilde ik ook oorkomen, dat iemand opeens met een rief van Aantjes zou gaan zwaaien en dat aar dan weet ik wat voor conclusies aan erbonden zouden worden. Ik wilde pas- ief blijven, maar dat betekent niet dat ik "•til gezeten heb. Al die blijken van sym- athie hebben mij ondertussen wel goed edaan. Teel steun heb ik vooral ook van mijn ezin gehad. Het thuisfront heeft geen ïoment gewankeld en ook dat heeft mij vereind gehouden. Ik heb gemerkt dat ok zij er hinder van hadden ondervon- en; dat er mensen lastig en onredelijk egen hen waren. Zij wilden het niet laten ïerken, maar hoe gaat het? Het vreet .rioch aap je. Anderzijds ontmoetten zij ok menden, die sympathiek reageerden. k moet ook anderen noemen mensen, bereid waren door formele dingen een te kijken. Ik ben geweldig onder de 'ndruk gekomen van het verslag van het esprek van minister Pais met de commis- ie-Patijn. Laat ik ook de naam van Jan lico Scholten noemen. Het was een pu- iliek geheim dat het in de fractie tussen •m en mij niet altijd klikte, hoewel we tt politiek volkomen eens waren. Met 'at hij tegen de commissie heeft gezegd, r^ien ik erg blij. Ook Hans de Boer en Ruud .ubbers ze waren opeens met een help ware taak belast. Lubbers moest van de ne op de andere dag de fractie leiden en ook de ARP werd op het gebeuren =3angezien en dat heeft Hans de Boer heel ^^oed en open opgevangen. Dan moet ik ig door het vele persoonlijke contact het ^/ezin van onze buren, burgemeester Von- loff noemen. Ook mijn wijkpredikant, M loewel ik zelden bij hem kerkte, is zeer' 9em ïadrukkelijk aanwezig geweest. noemt de namen van bijvoorbeeld Van Lgt of De Ruiter niet. J bent wel tevreden, met name over het fapport van de commissie van drie? ntjes: Tevreden? Nee. maar ik ben ook let tevreden over mijzelf. Laat ik nog ^aar evpn herhalen wat ik op de perscon- entie heb gezegd: „ik concludeer met [oldoening dat de bevindingen van de [ommissie van drie aanzienlijk meer met werkelijke gang van zaken overeen- mmen dan de beweringen van het rap- iort-De Jong. vind het heel knap wat die commissie •ft gedaan. Er staan zelfs dingen in, die niet wist me in elk geval niet bewust 'as. Zo die hele „postale" sfeer thuis, faarin ook mijn gaan naar Duitsland be- pen moet worden. Als je bij ons thuis 'er „Het Hoofdbestuur" hoorde praten, was dat echt met hoofdletters en als het hoofdbestuur je oproept om naar )uitsland te gaan. tjaDoor die opmer- oJcingen van de commissie van drie herken "f Ie dat opeens. Je weet het wel, maar een a mder maakt het je bewust. Dat is knap p'rjr werk en het getuigt van meer inlevingsge- Hj «oei dan het rapport van het RIOD. 'at ik mis in het rapport van de drie iet zijn toch stuk voor stuk gezaghebben- pope mannen is een persoonlijk oordeel en in oordeel in politieke en morele zin. tfaar dat zat helaas in de opdracht zoals :e door Kamervoorzitter Vondeling was [eïnterpreteerd. Ook de commissie-Patijn tad zich aan de opdracht te houden. Toch lijn een paar getuigen van die commissie tr op ingegaan Ik heb toen ook de immissie gezegd; „hier heb je een lijst van mijn klasgenoten; ik wijs niemand aan. Zoeken jullie er een paar uit om te loren. Dan krijg je een beter beeld. Wat lliè nu hebben is niet juist." Maar de comnusSie selecteerde volgens eigen crite ria. Annelien Kappeyne (een lid van de commissie-Patijn, red. Tr.) zei wat krib big: „dan kunnen we het hele land! wel gaan verhoren". Het blijft vreemd, dat u steeds in al uw verhalen en verklaringen vóór november 1978 net dat ene essentiële gegeven, die twee letters „SS" niet hebt genoemd. „Aan Aantjes verhalen hebben steeds net twee letters ontbroken" schreef Trouw. Aantjes: Waarom heb ik het niet gezegd? Ik ben naar mijn beste overtuiging nooit lid gewéést. Al concludeert de commissie van drie tot een „formeel" lidmaatschap van enkele weken, ik zet daar tegenover dat daar nergens iets van gebleken is en dat ik niets heb gedaan dat aan een even tueel formeel lidmaatschap enige inhoud zou hebben gegeven. Ik merkte meteen in Port Natal al hoe geladen die twee letters SS waren en in de verklaringen die ik heb afgegeven interviews en dergelijke ben ik verder gegaan, dan ik had moeten gaan: wachtbataljons, politiediensten. Die woorden passeerden rustig, terwijl ik daarmee mijn nek verder uitstak dan no dig was. Dat was namelijk niet waar, zoals de commissie van drie ook heeft vastge steld. Maar daarmee heb ik als het ware willen compenseren dat die die twee let ters in het algemeen vermeed. Een heel bekend jurist laat ik zijn naam maar niet noemen zei tegen mij na het bekend worden van het rapport van het RIOD: „Kijk, als je die twee letters in 1945 had genoemd, dan was je meteen aange houden anderhalf jaar lang, in afwach ting van een proces, misschien daarna nog eens een half jaar. Dan hadden ze je een verklaring laten tekenen met een pf ande re tekst. In dat geval had jé je kiesrecht voor tien jaar verloren, maar je was vrij geweest. Toen ik zei: dat zou ik vertikt hebben, ik had een behoorlijke rechtsple ging willen hebben, antwoordde hij: je zou getekend hebben, want je had niet zo maar twee, drie jaar van je leven verloren willen laten gaan terwijl je zo'n achter stand had door die oorlog, want je zou ontdekt hebben dat de rechtspleging on voldoende was. Hoe het met de rechtsstaat toen stond, kan ieder nalezen in het boek van Belifante „In plaats van Bijltjesdag". Ook Schakel heeft verklaard: „Als dat bekend geweest was, zou hij zijn gearres teerd". „Laat ik er dan wel bij zeggen, dat ik bij terugkeer gezegd heb lid te zijn geweest van een wachtbataljon en die stonden ook op de arrestatieiijst. Toch ben ik niet gearresteerd. Maar goed. wat Schakel zegt (die er dan ook nog aan toevoegt: „al was het alleen maar om hem te beschermen") betekent nog niet dat ik dan ook veróördeeld zou zijn. Ik ben na het bekend worden van het RIOD-rapport opgebeld door mr Holla uit Vught. Die zei mij: „ik heb als president van een tribu naal een aantal soortgelijke gevallen te behandelen gehad, maar zij zijn allemaal vrijgelaten, want het was voor hen alle maal slechts een vluchtweg geweest. Trouwens: lees het verslag van de com missie-Patijn. Daar zegt Meulink iets der gelijks". Dat zijn rationalisaties achteraf. Dat weet u nü. Het verzwijgen begon meteen al in 1945, bij de bevrijding. Aantjes: Meteen toen wij uit het kamp kwamen, hoorden we de berichten over het optreden van de Waffen-SS. Als het op dit ogenblik al bijna niet doenlijk is het verschil tussen de Allgemeine-SS en de Waffen-SS uit te leggen, hoe denkt u, dat het toen zat? Het was toen en nü onmoge lijk die twee tot symboolteken geworden letters te gebruiken. Bovendien kende ik het onderscheid en was ik mij niet bewust van een lidmaatschap.'Ik wilde niets met de Duitse oorlogvoering te maken hebben. Daarom wilde ik in Duitsland niet in een wapenfabriek werken; niet omdat ik daar te goed voor zou zijn, maar vanwege die directe betrokkenheid. Ik geef toe: post bij boeren rondbrengen versterkte het moreel en is dus ook dienstbaar aan de oorlogvoering, maar ja. die directe band wilde ik niet. Er waren ook jongens die er via de Kriegs- marine tussen uit piepten. Dat wilde ik beslist niet. Ik wilde niet langs de weg van militaire organisatie terug naar Neder land. Waarom? De landing in Normandië was geweest en het knaagde geruime tijd aan mij dat ik gedwongen was wegge voerd en toen niet meteen was ondergedo ken. Dat was met enige moeite mogelijk geweest. Nee, ik ben niet bij een razzia opgepakt. Ik had er geen flauw idee van wat ik zou moeten doen in Nederland en nog minder hoe het er in Nederland zou uitzien. Ik schrok toen ik in 1944 weer in Nederland, in Drente kwam. Dat was een ander land dan ik in 1943 in Bleskensgraaf had verla ten. Maar het was een zuiver vaderlands lievende reden, die mij terugdreef naar Nederland. Ik moet ook zeggen ik ben in 1945 nog eens verhoord in Sliedrecht. Dat was een uiterst onaangename ervaring. Het was juli en snikheet. Ik moest in die kamer in de zon zitten toen ik werd verhoord. „U schijnt het knap benauwd te hebben" zei die man. Ik antwoordde: „Zullen we eens van plaats verwisselen en dan kijken wie het benauwd heeft?". Ik zag al gauw, dat in feite daar van mij werd gevraagd zelf de strop te strikken vopr mijn eigen hoofd. Dat doe ik niet, was 'mijn gedachte toen. want daar is ook geen enkele reden toe. Uw oorlogsverleden is mogelijk van in vloed geweest op uw politieke gedrag. Wellicht nam u bepaalde standpunten wel of juist niet in, om te voorkomen dat bepaalde personen hun kennis omtrent zijn oorlogsverleden aan de grote klok zouden hangen. De directeur van het rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie dr L. de Jong meende zelfs dat u chanta bel was. Aantjes: „Niemand zal kunnen beweren dat ik me in de afgelopen jaren niet heel vaak kwetsbaar heb durven opstellen. Ik denk in dit verband aan mijn rol tijdens de kabinetsformatie van 1973 (de tot standkoming van het eerste kabinet-Den Uyl). Maar ook bij de laatste kabinetsfor matie heb ik mijn nek knap ver uitgesto ken. Uiteindelijk behoorde ik tot de loya listen, die grote moeite hadden met de totstandkoming van het kabinet-Van Agt. Mijn opstelling in het recente debat over de eventuele invoering van de neutronenbom liet al evenzeer aan duidelijkheid weinig te wensen over. Ik kan u verzekeren, dat ik voor mogelijke chantage nimmer uit de weg zou zijn gegaan. Ik ben niet te chante ren. De Jong heeft nog overwogen mij tot aftreden te dwingen door met publikatie te dreigen. Daarvoor zou ik ook niet zijn gezwicht. Maar afgezien van dit chantage- element dook toch iedere keer weer in politiek Den Haag het fluisterend rondvertelde verhaal op: Aantjes kan geen minister worden in verband met zijn oorlogsverle den. Voor sommige reikte die kennis niet veel verder dan verhalen over „een uni form" en „kampbewaking", anderen daarentegen waren nauwkeurig op de hoogte van zijn aanmelding bij de Ger maanse SS., Smallenbroek, Bruins Slot, en Berghuis behoorden volgens de com missie Patijn tot deze categorie, maar ook de huidige commissaris van de ko ningin in Gelderland, mr Gcertsema. De commissie-Patijn verbond daaraan zelfs de vergaande conclusie, dat de ARP-poli- ,tici onder hen wel een grote verantwoor delijkheid op zich genomen hebben door voor zichzelf wèl vast te stellen, dat mr Aantjes bepaalde politieke functies niet zou kunnen bekleden maar latere be stuurders van de partij niet of niet volle dig te hebben ingelicht. Evenmin hebben zij Aantjes voorgehouden zijn verdere politieke loopbaan daarop af te stemmen. Aantjes (verontwaardigd): „Dat ik geen minister mocht worden heeft nooit ie mand openlijk tegen mij gezegd. Wel heeft Berghuis tijdens de kabinetsformatie van 1967 (kabinet-De Jong) gewaarschuwd, maar de keuze aan mij gelaten. Hij heeft mij herhaaldelijk gezegd, dat ik wel heel sterk in mijn schoenen moest staan om deze functie te kunnen aanvaarden. Ik heb om strikt persoonlijke redenen beslist. x Bij de laatste kabinetsformatie doken de verhalen weer in verhevigde mate op. Uitgerekend toen sneuvelde de formatie van het kabinet Den Uyl op een moment (3 november 1977) dat een ministerschap voor Aantjes in het geding was. Op die gedenkwaardige nacht sprak PvdA-on- derhandelaar Ed van Thijn met Aantjes. In zijn dagboek zegt hij: „Ik begrijp het niet. Nu heeft Aantjes toch de sleutels in handen. Wat wil hij nu eigenlijk(.We praten. Hij legt uit waarom hij niet naar justitie wil. Eigenlijk wil hij helemaal niet in het kabinet. „Sorry Ed, ik ben niet bij machte nog een oplossing aan te dra gen." Hij herhaalt nog eens de woorden „niet bij machte". Helemaal begrijpen doe ik het niet," aldus Ed van Thijn. Aantjes (bits): „Ja, ik begrijp al waar u heen wilt. Het kabinet-Den Uyl zou niet tot stand zijn gekomen, omdat ik geen minister kon of wilde worden. Het is een gegeven dat er als koek ingaat. Ook Den Uyl (overigens niets dan goeds over zijn verklaringen) wekt in zijn getuigenis voor de commissie-Patijn de indruk, dat mijn gedrag in de oorlog de kabinetsformatie in een nieuw licht heeft geplaatst. De waar heid is echter een andere. Om te beginnen en merkwaardigerwijze wil niemand dat van mij geloven had ik geen enkele ambitie voor het ministerschap. Ik had slopende jaren achter de rug. Tege lijkertijd waren het echter ook jaren waar in ik in klimmende mate kans heb gezien mijn idealen voor een christelijke politiek te verwoorden en daarvoor respons te krijgen, ook in de katholieke wereld. Zou Ik dat werk grotendeels prijs moeten ge lantjes: Ik probeer geen opsommingen te (even van namen, ik noem nu maar wat imen die mij het eerst in de gedachten :hieten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 13