Opmerkelijke rol van ïr. Gerrit van Dam Aan de vooravond van de persconferentie Uit brieven van lezers Zaak- Aantjes rklaring CDA'er strijdig met lezing Aantjes ieactie Oorlogsdocumentatie IDAG 23 JUNI 1979 BINNENLAND TROUW/KWARTET H S 11 ïze parlementsredactie IAAG Het Anti-revolutionaire CDA-Tweede Kamerlid mr Gerrit van Dam heeft op baa ruciale momenten in het politieke leven van zijn oud-klasgenoot mr Willem Aantjes een n9e kelijke rol gespeeld. len kt uit de verklaringen die hij tjes hebben afgelegd tegen- commissie-Patijn. In beide i de eerste keer in 1967, de keer tien jaar later trad itiev m op tegen achtergrond van =cht gelijk ministerschap van Aan- aar daar houdt de övereen- >P rt 1967 krijgt Aantjes van zijn eider Biesheuvel te horen dat oort tot .de drie ministerskan- van de ARP. Aantjes tegen missie-Patijn: ,,Dan zitje toch vraag: wie zou ik nou eens om vragen?" Zijn keus valt op ran Dam, zijn vroegere dorps genoot. Na de gymnasiumtijd' Meikaar uit het oog verloren, vertrekt in 1943 naar Duits- gaat na de oorlog in Utrecht n. Van Dam studeert in Am- n aan de VU. Na hun studie ten ze elkaar weer door hun. i. Aantjes i£ terechtgekomen Christelijke Aannemersbond, tm bij het Christelijk Werkge- •rbond. 1t- blokkades van gereformeerd en hervormd en dat stadsverschil te boven war;en. Er ontwikkelde zich echt een wat hartelijker verhouding tussen ons waarover ik mij zeer ver heugde en hij stellig ook." Eerder heeft Aantjes verklaard, dat ondanks een gemeenschappelijke levensgang „van een echte vriendschap in hun jeugdjaren niet kan worden ge sproken." Brief Piet Los Aantjes dus naar Van Dam om ad vies. Hij legt Gerrit voor, dat hij enige tijd geleden een brief heeft gekregen van hun gezamenlijke oud-klasge noot Piet Los, waarin deze aan Aan tjes vroeg of de kiezers er geen recht op hadden in kennis gesteld te wor- reden vinden een eventueel minister schap niet te aanvaarden." Nu de lezing van Gerrit van Dam, die eerst aan de commissie-Patijn heeft verteld wat hij zich herinnerde van Aantjes' optreden ip de eerste oor logsjaren op het Marnix-gymnasium. ,,Wat in mijn geheugen is blijven voortleven', zegt Van Dam, „is een wat koketteren en een wat provoce ren met opvattingen die gingen in de richting van het nationaal-cocialis- me. Ik heb dat echter altijd be schouwd als een soort jeugdzonde die op geen enkele manier meer iemand moest worden nagedragen." Van Dam veronderstelde, dat Los tot „een groep" behoort die, naar hij be grijpt, vindt dat wanneer iemand met het verleden van de heer Aantjes door Hare Majesteit in een bepaalde functie zou worden benoemd, daar mee het gezag van Hare Majesteit zozeer zou worden aangetast dat het ontoelaatbaar was. Later bleek Van Dam overigens dat Los iiiet tot een „groep" behoorde, en dat van zo'n groep ook geen sprake was. Maar nu de aanleiding voor Van Dam om Los te bellen en de boodschap die hij aan hem. doorgaf: Van Dam: „Ik denk, dat de concrete aanleiding was het feit, dat een ministerschap van Wim Aantjes een oplossing zou kun nen bieden voor de impasse waarin wij zaten". Hij herhaalde; „Een mi nisterschap van Wim Aantjes zou de oplossing kunnen bieden voor de im passe waarin de kabinetsformatie verkeerde". Deze rubriek is uitsluitend bestemd voor korte reacties op in deze krant gelezeq berichten, artikelen en commentaren, en niet vpor open brieven, gedichten,, oproepen of reacties op advertenties (deze laatste dienen tot de directie gericht t» worden). De redactie behoudt zich het recht van bekorting voor. Hierover of over- het niet plaatsen (meestal door ruimtegebrek) kunnen wij helaas niet corresponded ren. Brieven adresseren aan Secretaris hoofdredactie Trouw, Postbus 859,100(f AW Amsterdam. Bij publikatie worden naam en woonplaats van de schrijve^ vermeld. wel te vrezenZwicht men hier Met duidelijk voor de handvollen demon stranten. die de vrijheid, waanöor ons volk steeds ópkomt, op ergerlijke manier misbruiken? In het Iten Randwijkplantsoen in Amsterdam Niet bevredigend Mr. G. C. van Dam Vervolg van pagina 1 bleek Aantjes, in tegenstelling tot zijn verwachting, in Nederland niet in Avegoor terecht te komen maar in het opleidingskamp van de Land storm te Hoogeveen. Daar weigerde hij echter ondanks zware druk, vodr deze militaire organisatie te tekenen en belandde daardoor als straf in het werkkamp Port Natal. Niet als bewa ker. zoals De Jong voor mogelijk hield, maar als dwangarbeider. Wel Mondriaan Op het gevaar af. dat ik als oud- protestante en „nieuwbakken" ka tholieke door Jan Kuijk ook als „po cherig" wordt bestempeld, wil ik toch graag een aanvullende opmerking maken n.a.v. zijn artikel over het nieuwe cultuurmuseum Catharijne- convent in Trouw van 9 juni. Die opmerking betreft Kuijks kritiek t.a.v. de manco's op de reformatori sche afdeling van het museum, want gTaag zou hij de schilder Mondriaan Mijdrecht en de Stijlgroep hierop vertegenwoor digd zien als representanten van de reformatie. Ik beperk mij tot Mondri aan en Kuijks stelling, dat het ab- strakte in Mondriaans werken regel recht uit de protestantse kerk is ge plukt. Voor geïnteresseerden is het dan wtlbcht zinvol het- niet geraak- Naar aanleidtag van de opruiei$e keliike. doch zeer zorevuldte eeschre- toespraak op de protestbijeenkomst te Utrecht het volgende: De heer Kok kan er zich op beroemen, dat hij dobr staat op een monument ter ere vpn een strijder tegen de Naziterr$ir: „Een volk dat voor tirannen zwidft, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht". G. van der Laan- Binnendijk Arbeidsplaatsen elijker Volgens Van Dam wist hij, toen Aan- tjes hem in 1967 benaderde, niet meer den van de bedenkelijkheid van zijn over diens oorlogsverleden dan wat r0mmi«fpvnnrrltt*r vrnnrt dan of NpfforlftnHprcrhan Dolitieke verleden. Los was van me- hij in de periode 1940-42 van Aantjes 11eueriailUCrSCIIdp had meegemaakt. Op de vraag van de commissie wat zijn advies was, zegt Van Dam: „Het is misschien eeh ad vies in formele zin geweest. Er werd mij gevraagd: Wat moet ik doen? Mijn advies is toen negatief geweest: je moet het niet doen." politieke verleden. Los was van me ning dat Aantjes in de eerste oorlogs jaren openlijk getuigde van een na- tionaal-sccialistische gezindheid. „Ik had een soortgelijke en had het gevoel dat wij toch die merkwaardige jeugd- A an tjes volgens zijn verklaring tegen Van Dam: „Wat vind jij daarvan? Vind jij, dat het naar jouw herinne ring zodanig is, dat dat moeilijkhe den oplevert?" Naar de lezing, van Aantjes antwoordde Van Dam: ,<jk Mpf foorprmn zou mii van die Querulant niets aan- AT1CI zou mij van die querulant niets aan trekken. Daarin zou ik geen enkele Van Dam bij de heer Los wilde na gaan of naar zijn oordeel daarbij iets in de weg zou worden gelegd. Van Dam: „Dat vermoeden had ik en op grond daarvan heb ik hem toegespro ken". Volgens Van Dam heeft hij te gen Los gezegd: „Hou nou eens op met dat gezeur" (over het oorlogsver leden van Aantjes), maar heeft hij v^n Los geen bevredigend antwoord gekregen. A. J. v?m der Leeuw t Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie heeft gisteren als volgt eageerd op onze berichtgeving over de conclusies van de commis- •nen i de d; -Enschede (commissie van drie): eachte redactie, berichtgeving in de krant Van ienmorgen omtrent de inhoud het rapport van de Commissie drie en met name ook omtrent rapport van november 1978 is ernstige mate onjuist. Op enke- belangrijke punten geeft u de loud van ons rapport van no- nber 1978 onjuist weer en Stelt evenzeer ten onrechte, dat dit iport op die punten zou zijn erlegd. noemen de volgende punten: an tjes is niet toegetreden tot de Jfen-SS." hebben wij niet gesteld. Wij bben vermeld, dat hij door het -Hauptamt is opgeroepen voor litaire dienst en dat hij, aange- imen in het depot van de Land- orm Nederland te Hoogeveen, weigerd heeft als militair te vél- te trekken. Op dit punt viel er êts te weerleggen. Lantjes heeft zich aangemeld bij Germaanse SS." it hebben wij wel vermoed, maar et in ons rapport opgenomen, adat de heer Aantjes het tegen- er ons uitdrukkelijk had ont- nd. Overigens is in Neurenberg et alleen de Waffen-SS, maar de hele SS, dus ook de Allgemeine Germaanse SS tot „misdadige ganisatie" verklaard. iantjes is niet vrijwillig naar uitsland vertrokken, om daar te erk te worden gesteld." It hebben wij niet gesteld. Wij ïbben alleen geconstateerd, dat j aan de eerste oproep voor te- erkstelling gehoor heeft gege- ;n. Hier viel dus opnieuw niets te' eerleggen. )e Commissie van drie toont aan at de Germaanse SS als trans- ddel wel meer gebruikt is." it is onjuist. De Commissie eeft aangetoond, dat aanmelding u' de Germaanse SS de mogelijk heid bood deel te nemen aan een cursus, op de SS-Schule Avegoor bij Ellécom. Voorts heeft zij even als wij geconstateerd, dat om streeks oktober 1944 een aantal Nederlandse arbeiders in Duits land zich heeft aangemeld bij de Waffen-SS (Landstorm Neder land) om zo aan een spoorkaartje naar Hoogeveen te komen. Tussen de grens en Hoogeveen hebben zij dan de benen genomen. Die weg heeft Aantjes niet gevolgd. Slechts op één punt heeft de Com missie van drie een wezenlijke ver betering in onze voorlopige con clusie aangebracht. Dit betreft Aantjes' functie in Port Natal. De weinige getuigen, met wie wij kon den spreken, hadden Aantjes al leen meegemaakt in de periode januari/april 1945, toen hij als gevangene een administratieve functie in het kamp vervulde en niet in de maanden november/de cember 1944 toen hij graafwerk moest verrichten. Terecht heeft de Commissie geconcludeerd: „Aantjes was in Port Natal geen bewaker of staflid maar gevange ne of dwangarbeider." Voor het overige verwijzen wij u naar ons commentaar op het rap port van de Commissie van drie, dat is afgedrukt op bladzijde 89 en volgende van dat rapport." Hoogachtend, dr. L. de Jong A. J. van der Leeuw Naschrift redactie: Wij hebben de brief van de heren De Jong en Van der Leeuw onver kort in onze krant opgenomen. Op slechts één punt willen wij in gaan door een deel van de letter lijke tekst van het rapport van het RIOD (uit een tussentijdse evaluatie) hier onder af te druk ken. Later komt in dat rapport zelfs nog een keer de aanduiding voer „zijn mobilisatie door de Waffen-SS". Dienstneming bi.1 de ïïaffen-SS - Mr. Aantjes la op 12 oktober 19^W- in werkelijke dienst geroepen door-j dat hij vrijwillig gereageerd heeft op oproepen, uitgaande van Aratsgruppe D van het SS-Hauptamt, om zich aan te melden voor de militaire dienst de Landstorm Nederland. Het commissielid Wolff (CPN) wil dan De commissie-Patijn confronteert weten of Van Dam in de periode van Aantjes later met deze lezing van Van 1957 tot 1977 zijn opvatting over de Dam, die strijdig is met de zijne, mogelijkheid van een ministerschap Aantjes: „Dat heb ik ook gelezen. Ik van Aantjes heeft gewijzigd. Van zeg het met grote tegenzin, want ik Dam antwoordt: „In 1967 was het niet twijfel niet eraan dat het zich achter- mijn eigen standpunt dat hij op basis af bij hem zo gevormd heeft, maar van (je eerste twee jaar van de oorlog daarvoor heb ik geen verklaring. Ik geen ministerschap zou kunnen aan heb stellig wel tegen anderen gezegd, vaarden. Mijn advies is toen onge- dat ik toen bij de heer Van Dam ben twijfeld mede ingegeven door het geweest en dat advies („wel het mi- hele gesprek en door toch blijkbaar nisterschap aanvaarden") heb mee- de bezwaren die Wim Aantjes zelf gekregen". 0ok zag in dat opzicht. Ik heb u al 1 verteld wat mijn motief was in 1977. Dat motief speelde niet in 1967." Volgens zijn eigen zeggen vond mr. Van Dam dus in 1967 dat Aantjes geen ministerschap kon aanvaarden. We maken nu een sprongetje naar 1977. De kabinetsformatie-Den Uyl is in een impasse geraakt. Het struikel blok: de personele bezetting van de ministersposten. Van Dam komt op nieuw, maar nu uit zichzelf, in actie. Hij belt met mr. Piet Los, dezelfde die Aantjes tien jaar tevoren een brief stuurde. Wolff wil een nadere verduidelijking. Volgens hem heeft Van Dam zijn op vatting gewijzigd in die tien jaar. Van Dam: „Nee, ik geloof niet dat u dat zo kunt zeggen. De twee situaties waren volledig verschillend en dat leidde ook tot een verschillend wegen van wat in die eerste twee jaar was ge beurd," Omdat van indiensttreding bij de Waffen SS geen sprake was, heeft Aantjes ook zijn Nederlanderschap niet verloren, oordeelde de commis sie. De commissie heeft hiermee van de hoofdpijlers waarop dr De Jong zijn bevindingen stoelde niets overge laten, vindt mr Aantjes. Dat geldt volgens hem ook voor een aantal bij komende zaken zoals zijn beweerde pro-Duitse insteling tijdens zijn te werkstelling in Duitsland en in de daaraan voorafgaande schooltijd op het Marnixcollege. Hij betreurt het dat er naar zijn schooljaren geen on derzoek is ingesteld. Overigens, zo zei Aantjes gisteren, wil ik niet schoonpraten dat ik niet snel genoeg het duivelse karakter van het nationaal-sopcialisme heb ingezien. Ik heb dazar enige tijd over gedaan, maar zeker geen twee jaar en in ieder geval korter dan het bestaan van de Nederlandse Unie" (een brede politie ke partijformatie onder gedeeld lei derschap van de latere Nederlandse katholieke premier De Quay, die de bezetting aanvaardde als een nieuwe politieke orde waarin met de Duitsers moest worden samengewerkt). Achteraf vindt hij inhoudelijk gezien dat zijn aftreden in november vorig jaar niet nodig was geweest, maar dat het toch een juist besluit was gezien de mate waarin hij in opspraak raak te, om ?o het aanzien van de politiek te beschermen. kelijke. doch zeer zorgvuldig geschre ven artikel van J. M. Harthoom in Tableu No. 3. Jan./febr. '79 eens ter an,,c hand te nemen. Daarin wordtbe- arbeid het aantal arbeii schreven, dat Mondriaan In 1904-1005 plaat5en met duizenden heelt vff- - zoekend naar een meuwe levensin- mind„d Door zlJn toedoen ia h"t houd na een persoonlijke crisis - In arbeldslci,maat me, zeer ongunsUg. Brabant kennis maakte met het ka- inventieve ondernemers laten hun tholicisme en daarin nieuwe levensin- ldeWn ln het bultenland uitwerken spiratle vond. Ook heelt hij zich be- en ,abriceren Maar de vakbond? Kan zlggehouden met de Theosophie en die gMn v00rbeeld nemcn aan de later—in Parijs heelt hij zich sterk Duitse vakbond? Die voor tiendui- aangetrokken gevoeld tot deVriJmet- 2enden arbeidsplaatsen zorgt. Ik her- selarlj en pogingen gedaan lid te wor- lnr,rr me et,n uitspraak van de h.eerll den van een Loge aldaar. Mondriaans R1JsstmuSi penningmeester van fiet abstrahering komt eigenlijk meer FNV het itnancleel-economlsohe voort uit datgene, wat ieder kunstzin- Magazlne van 1 Juni 1878, waarin nig mens beoogt, de kern.van het staat: „De vakbeweging heelt in het leven zichtbaar maken. Olte wel: de verleden in van alles geld gestoken, geest ontdoen van zijn stollelljke om- maar steeds liep het weer lout. Neem hulsels om te leven. nu alleen de Coöperatie maar. Vak- bonden moeten niet proberen onder- Geldrop Rita van der Burgt nemer spelen. Daar hebben zij de verkeerde mentaliteit voor. Trou wens er moet ook te veel overlegd worden. Daar is de Coöperatie aan kapot gegaan. Democratiseren is leuk, maar er moet ook gewerkt wor den". Indien de heer Kok het met zijn penningsmeester eens is, moet het doordenkend deel van zijn leden zijn toespraak afdoen met de woorden: Vrije universiteit (3) Met ontsteltenis vernamen wij dat dr Arts van het academisch ziekenhuis der Vrije Universiteit door de directie wordt gedwongen toe te laten dat op de afdeling waar hij de verantwoorde lijkheid draagt, abortus provocatus gepleegd wordt, en dat de onafhanke lijke rechter tegen de geldende lands wetten in, de directie hierbij steunt. Dr Arts moet dus ingaan tegen de wet, tegen zijn ambtseed, en vooral tegen zijn geweten. Wij begrijpen niet, hoe een christelijk ziekenhuis op deze manier in opspraak durft te ko men en zijn verplegend personeel zo duidelijk in gewetensnood brengt. Als abortus provocatus eens „wettig" verklaard wordt, hoe zal het dèn wor den met de zo in het vooruitzicht gestelde vrijheid om zelf te beslissen of men al of niet zijn medewerking hieraan wil verlenen. Het ergste valt pure demagogie. Indien hij het echter oneens is met zijn penningmeester komt de vraag op: Waarom blijven de miljoenen van de vakbond belegd bij Shell en consorten? Waarom belegt men het niet in bedrijven die steun nodig hebben, om op deze wijze de werkgelegenheid te vermeerderen? Onder uw leden zitten toch veel capa bele mensen. Kom op, meneer Kok, gezamelijk aan de slag! Geen onrust meer zaaien, misschien is er nog veel te redden! Hatten A. van der Sluis Meer brieven op pagina 26 Van onze parlementsredactie DEN HAAG Premier Van Agt tegenover de commissie-Patijn: „Ik herinner mij dat wij bij het verlaten van het huis-De Kuiter, al lopende door het huis-De Ruiter, zoekende naar jassen, de tassen bijeen pakkende in dat stadium vernamen, dat de heer De Jong die avond een persconferentie zou geven. Daarover is dus niet formeel met hem gepraat. Dat vingen wij op". De minister-president verhaalt over maandagmiddag 6 november 1978. Kort tevoren, ten huize van minister De Ruiter (justitie) te Naarden, is de tekst vastgesteld van de brief aan de Tweede Kamer. Over de wijze waarop de buitenwereld kennis moet nemen van het zogenoemde rapport-Aantjes wordt niet gepraat, 's Avonds geven de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie dr Lou de Jong en zijn medewerker A. J. van der Leeuw, hun, later veelbesproken persconferentie. Heel Nederland zit aan de buis gekluisterd. Man van gezag „Ik had het nog kunnen tegenhou den, want ik wist het", vervolgt Van Agt zijn relaas tegenover de commis sie-Patijn. „Ik had ook kunnen zeg gen: ho, ho, ho, wat krijgen we nou? Dat heb ik niet gedaan. Dat heeft geen van ons gedaan. Wij dachten: die man zal dat werk natuurlijk voor treffelijk doen, het is een man van gezag en naam". In het laatste „hectische halfuur" (Van Agt) op die maandagmiddag concentreren de minister-president, en de direct betrokken ministers De Ruiter en Pais (verantwoordelijk voor het RIOD) zich volledig op „overeenstemming Aantjes". Van Agt: „Nu valt de klap. daarop kwam het eigenlijk toch neer. Wat schrijven wij aan de Kamer?". Mr Willem Aantjes is bij die gebeurte nis aanwezig. Volgens Van Agt wordt de brief aan de Kamer over de bevin dingen van het RIOD met Aantjes' instemming opgesteld. Dat gebeurt na een gesprek tussen de drie minis ters, dr Lou de Jong, A. J. van der Leeuw, directeur van de Rijksvoor lichtingsdienst Van der Wiel en raad sadviseur Van der Voet. Voor de drie bewindslieden begint de zaak te spelen op donderdag 2 no vember. Dr de Jong laat 's ochtends vroeg aan raadsadviseur Van der Voet weten dat hij over documenten beschikt waaruit blijkt dat Aantjes zich in oktober 1944 vrijwillig bij de SS (in Hamburg) heeft gemeld. Weg staat vast 's Middags komen de ministers met de twee onderzoekers van het RIOD in het Catshuis bijeen. De te volgen weg staat voor dr Lou de Jong dan al vast. Tegen de commissie-Patijn zegt hij: „Ik heb in dit eerste gesprek met de ministers van meet af aan van mijn kant duidelijk gemaakt, dat als de heer Aantjes de feiten en stukken, zoals die nu op tafel lagen, niet zou kunnen weerleggen, al uit de belan gen van oorlogsdocumentatie voort vloeide dat dit wereldkundig moest worden gemaakt." fen, dat naar mijn gevoel de minister president het als een plicht moet be schouwen om hier zelf mededeling van te doen." De kwestie binnenskamers regelen Protest was voor De Jong onaanvaardbaar. Zijn instituut zou daardoor immers volstrekt ongeloofwaardig worden, en hij zou dan ook z'n consequenties hebben moeten trekken. Tot die donderdag had De Jong een scenario in gedachten, dat later door hemzelf en ook door de commissie- Patijn als onjuist van de hand wordt gewezen. Hij zou de zaak persoonlijk met Aantjes uitpraten. Mocht Aan tjes de bezwaren niet kunnen ontze nuwen, dan zou De Jong hem in de gelegenheid stellen zich in betrekke lijk korte tijd terug te trekken uit de politiek. Niemand zou er dan ooit meer lets van vernemen. De Jong zou alleen de verantwoordelijke minister voor het RIOD, Pais, op de hoogte moeten brengen. Geen consideratie Zou Aantjes weigeren, dan zou De Jong de publiciteit zoeken. Want, ver telt De Jong aan de commissie-Pa tijn: „Voor mij stond wel vast: zijn deze feiten juist, dan moet deze man uit de politiek verdwijnen. En op dat punt zou ik geen consideratie kennen." Het laatste illustreert De Jong met een uitspraak die hij tegenover een getuige had gedaan: „Ik heb gezegd: ik loop ermee naar de regering, ik ben ervan overtuigd, dan gebeuren er wel dingen mee, en naar de CDA-top, en als mij dat alles niet lukt, dan gaat het naar de pers." Tegenover de commissie-Patijn er kent De Jong dat dit eerste scenario op z'n minst naar pressie riekte. Hij wilde op die manier weliswaar Aan tjes en zijn gezin voor schade behoe den. Maar als het eens Zou uitkomen, dan zou wat hij zeker niet wilde het RIOD onmiddellijk ter discussie staan. Plicht Terug naar het overleg van donder dag 2 november. De Jong en Van der Leeuw zijn er steevast van overtuigd dat minister-president Van Agt dege ne is die de zaak wereldkundig moet maken. Hij heeft de speech, die de premier voor de media zou moeten afsteken, al op zak. Hij vertelt: „Mijn denkbeeld was, dit is de taak van de minister-president. Ik vind dit een zo belangrijke zaak, een zaak ook die het Nederlandse volk zo diep zal tref- Een „spontaan reagerende" Van Agt tekent onmiddellijk protest aan. De Jong tegenover de commissie: „hij zei: ik heb alle begrip voor je argu mentatie, maar dit kan niet. Als ik dit doe, dan wordt dit in een verkeerde sfeer getrokken. Eer doen geruchten de ronde, berichten, dat de verhou ding tussen de heer Aantjes en mij gespannen is, ongunstig is. Wanneer ik met zo een mededeling kom over de heer Aantjes, dan vermoedt men hier een politieke zet, een politieke rel achter, terwijl dit niet in het minst het geval is." De verklaring waarmee de premier naar buiten zou moeten treden, wordt door minister De Ruiter tegenover de commissie Patijn als dramatisch om schreven. De Ruiter: „toen hebben we gezegd: daar is het materiaal on voldoende voor. Daar is de zaak ge woon niet rijp voor, voor je met de betrokkene hebt gesproken, voordat je je althans van het waarheidsgehal te van de meest naar voren springen de punten wat nader op de hoogte hebt gesteld. We vonden dat niet juist." Beraad De drie ministers trekken zich terug in onderling beraad. Pais werpt een groot aantal vragen op. Geeft blijk van een groot invoelend vermogen waar het de rol van Aantjes in de oorlog betreft. „De man heeft recht erop te weten: dit wordt nu tegen jou ingebracht en wat is jouw visie daar op. Over dat soort zaken heeft met name die gedachtenwisseling van de drie zich toen in dat Catshuis afge speeld", vertelt hij aan de commissie. Het is tegen de avond als Van Agt en De Ruiter een gesprek hebben met oud-premier De Jong over de kabi netsformatie van 1967. Later op de avond gebeurt hetzelfde met oud-pre mier Biesheuvel. Inmiddels zijn R.I.O.D. directeur De Jong en mede werker Van der Leeuw door de drie bewindslieden bestookt met vragen Er is nog veel onduidelijk Ook de vraag hoe het moet met een eventue le publikatie wordt nog met een dik ke mistdeken omgeven In de ochtend van vrijdag 3 novem ber speurt RIOD-medewerker Van der Leeuw in de PTT-archieven naar een dossier, 's Middags ontvangen de Premier Van Agt bewindslieden mr Dolk op het minis terie van justitie. Gespannen Ook Aantjes wordt uitgenodigd. Hij komt pas later. Veronderstelt dat het gesprek zal gaan over het abortus wetsontwerp. Krijgt het RIOD-rap- port overhandigd en leest het door. Zijn commentaar: wat juist is, is be kend. Wat niet bekend was, is niet juist. Met één uitzondering: dat de weg heeft gelopen via een aanmel ding bij de Germaanse SS was niet algemeen bekend. Het gesprek, waarbij later ook dr De Jong en Van der Leeuw zich voegen, verloopt gespannen. De indruk die Aantjes heeft van De Jong is: ontoe gankelijk voor een andere visie. Als Aantjes vertelt over zijn gymnasium tijd valt De Jong naar hem uit: „u probeert heel slim alles wat vroeger in de tijd te plaatsen. Natuurlijk om dat u toen jonger was, maar daarvan klopt niets." Aantjes protesteert. De Ruiter maant De Jong tot kalmte. Al snel echter' interrumpeert De Jong opnieuw. Dit maal betreft het de loyaliteitsverkla ring, die Aantjes zegt niet te hebben willen tekenen. „U liegt," bijt De Jong hem toe en herinnert hem eraan dat er in 1942, toen Aantjes eindexa men gymnasium deed, er nog geen loyaliteitsverklaring was. „Er klopt helemaal niets van uw verhaal." roept hij Tegenover de commissie-Patijn zegt De Jong „De heer Aantjes is in dit gesprek in mijn achting gedaald. In vergaande mate." In een na-gesprek tussen de bewindslieden en de RIOD- onderzoekers. wordt vastgesteld dat er over een aantal punten waaron der de rol van Aantjes in Port Natal grote onduidelijkheid bestaat. In het weekeinde zullen de onderzoekers daaraan gaan werken. 's Avonds praat Aantjes tijdens éen bijeenkomst van de CDA-top in Noordwijkerhout met minister De Ruiter. Deze geeft hem de indruk dat hij met zijn commentaar op het rap port twijfel heeft doen rijzen over c juistheid van enkele punten. Aantj gaat ervan uit dat het onderzoek h naar nog wel geruime tijd in beslag zal nemen. Voor dat onderzoek is overigens for meel geen opdracht gegeven doorjde drie bewindslieden. De Jong vertblt. aan de commissie-Patijn dat hij met begrijpt waarom dat niet is gebeurd De Jong: „De heer Van der Leeuw vroeg: wilt u ons opdracht geveh of wilt u goedkeuren dat wij dit onder zoek verder uitvoeren? De drie minis ters zwegen". De Jong trekt daaruit z'n conclusies en besluit als „verantwoordelijkheid dragend staatsburger" en als RIOD- directeur de afronding van het onder zoek ter hand te nemen. Later, de zaak overziend, vraagt hij zich af ®f hij wel gerechtigd is om de kwesfle tegen Aantjes voort te zetten wan neer die voorstelling van zaken juiat is. „Ik zie me nog staan op die dagavond bij mijn auto op het I nenhof, geparkeerd voor het kabi^ van de minister-president". Zondagavond wordt dr. De Jong flfc- naderd door het Nieuwsblad van Noorden. De krant is op de hoo^e van de zaak-Aantjes. Van Agt, op ctat moment bij zijn schoonmoeder "!n Maastricht, wordt verwittigd. Besffi- ten wordt de volgende ochtend tgp huize van minister De Ruiter bij^n te komen. m De volgende ochtend brengen Be Jong en Van der Leeuw rapport fflt over hun verdere onderzoek. Aantjas arriveert 's middags. Minister Pais verbaast zich erover dat Aantjes rrdg geen puntsgewijs commentaar hejjt opgesteld naar aanleiding van qj:t eerste RIOD-rapport. Getracht wordt Kamervoorzitter Vondeling te berai- ken. Dezelfde dag zal het Nieuwsblad van het Noorden publiceren. De tttü dringt. Van Agt tegenover de commissie-Pa tijn: „De heer Van der Wiel, plicht als voorlichtingsambtenaar ij trouw, maande ons voordurend i spoed hij zei: elk uur is teveel, dadelijk is het land te klein, opschie ten, de kogel moet toch door de kerk. dus maak die brief en stuur hem nog uit. De brief aan de Kamer gaat uit, ver gezeld van het voorlopige definitieve RIOD-rapport s Avonds is de pers conferentie Heel Nederland is aan de buis gekluisterd De Jong later tegenover de commis sie-Patijn: „De zaak-Aantjes is zon der enige twijfel de allermoeilijkste zaak geweest waarmee ons instituut in de bijna 34 jaar dat ik er de leiding heb gehad te maken heeft gehad."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 11