=3oekarno naar het Binnenhof
'Dialoog'
betekent wederzijds^
ondervraging
)oorzichtige oceanen?
?ogezegd
logezegd
;alt2
De vragen om een CPN-er
bij het christelijk onderwijs
Over beperking van de bewapening gesproken
DAG 22 JUNI 1979
TROUWKWARTET
13
ir J. L. Jongerius
jcrantebedrijf stemt in zoverre
;en met de groenten- en
landel, dat beide het
ihijnsel van de primeur
en. De manier waarop zij er
omgaan is echter verschillend.
nteman zal de voorradige
eurs breed aankondigen op
i etalageruit (en misschien dan
t nog het mooie Nederlandse en
belse woord „eersteling"
iruiken). De journalist van een
ieuze krant is blij met zijn waar,
ar doet terughoudender omdat
weet dat zijn lezers toch het
meur-karakter van het bericht
^0 t of nauwelijks onderkennen en
ADVERTENTIE
i I/. Roschar
ilt 2 en de Luropese
iligheid f. 8,00
jpenfeiten 1979 f, 8,00
.gevensover bewapening.
'twapening en militaire
igaven, gebaseerd op het
IPRI-jaarboek 1979
.ikrijgbaar bij de boekhandel en
de Staatsuitgeverij, postbus
•014, Den Haag. Tel. 070 789911
vA/» staatsuitgeverij
H. M. van Schaik: „Tot de voor-
:hten die aan de doctorstitel zijn
•bonden, behoort niet een gega-
ideerde plaats op de arbeids-
irkt" (RU-Utrecht).
G. van Egmond: „Een vrouw-
endelij ke gynaecoloog is niet aan
geslacht gebonden"(RU-
recht).
vr. D. Gil-Gunzburger „Het ge
lik van een uitdrukking als .ik
jg nog liever een kind door mijn
ïsgaten' is op zijn minst voorba-
te achten" (RU-Utrecht).
Volwerk: Het verschaffen en
Drgeven van informatie op com-
rciële basis past niet in een de-
icratische open samenleving"
J-Utrecht).
G. Heymans: „De verwarmings-
arde van openhaardhout neemt
Drm toe als men het zelf met de
nd zaagt"(KU-Nijmegen).
I. Theunis: „Oprichting van een
tionaal anti-racisme comité dient
ïstig te worden overwogen" (KU-
megen).
E. Brinkman: „In het autover-
er wordt niet op een dode meer of
nder gekeken (de laatste jaren in
derland 2500 doden per jaar),
entengevolge dient even serieus
de vraag of een christen wel
roepsmilitair kan zijn ook de
aag overwogen te worden of een
risten wel autoverkoper kan
n."(VU-Amsterdam).
vooral ook: het belang er van
ternauwernood inzien. Kortom: de
primeur van de groenteman is voor
de klant, de primeur van de krant is
voor het moreel van de journalist.
Vandaag moet er een journalistieke
uitzondering worden gemaakt.
Alles wat hier volgt is een echte
primeur feiten die nog nooit
eerder zijn geopenbaard, die van
belang zijn en waarvoor
belangstelling verwacht mag
worden. De klassieke definitie van
nieuws dus. Dat die feiten eigenlijk
48 jaar geleden in de krant hadden
moeten staan, geef ik graag toe.
maar ach ik was toen nog niet
van deze wereld en anderen hebben
het er toen bij laten zitten.
Korten goed de feiten: de SDAP (de
vooroorlogse socialistische partij in
Nederlandheeft in het begin van
de jaren dertig geprobeerd de toen
in de gevangenis van Bandoeng
verblijvende Soekamo op de
kandidatenlijst van de SDAP voor
de Tweede Kamerverkiezingen van
1933 te plaatsen.
Dat blijkt uit een brief van de
toenmalige Indische specialist van
de SDAP, J. E. Stokvis aan een als
„Waarde Bob" aangesproken
vriend in Bandoeng. Op 16 juli 1931
schreef hij van uit Den Haag:
„Met Albarda (de voorzitter van de
Kamerfractie. J. L. J.) en Ankersmit
(de hoofdredacteur van de
partijkrant Het Volk. J. L. J.) heb ik
in strikt vertrouwen het denkbeeld
besproken om 1933 meteen
Indonesische kans-candidatuur uit
te komen. Zij voelden er alle twee
onmiddellijk veel voor, maar
begrepen even onmiddellijk zoo
goed als wij de praktische
bezwaren; zelfs was mijn lijstje nog
iets vollediger dan het hunne. Maar
op één punt waren zij strenger ik
sprak ze ieder afzonderlijk de
candidaat moest lid zijn of worden
van de Hollandsche partij; anders
was er geen denken aan. Ik dacht,
dat in dit geval een onderschrijving
van ons koloniaal program
voldoende mocht heeten. Conclusie
was echter, dat als de bezwaren
konden overwonnen en de juiste
man kon worden gevonden, de
Indonesische candidatuur door hen
krachtig zou worden bepleit en dan
voor een goede plaats op de lijst.
Tot zoover dus in orde. Zij gingen
zelfs zoover, dat de uitverkorene
vrij zou blijven in het kiezen van
richting binnen de partij.
Ankersmit was hierin milder dan
Albarda. Ik zou, na alle ervaringen,
iets voorzichtiger willen zijn maar
zo overigens geen waarborgen
weten te vinden om den man van de
linksche leiders af te houden. We
moeten trouwens den eigen invloed,
op den duur niet onderschatten."
Het is duidelijk: de heren vonaen
het een mooie stunt, maar bij de
uitwerking van het idee kwam het
oude trauma weer boven. Waren er
garanties dat de man in het veilige
midden geparkeerd zou blijven?
Dat illustreert de argwaan, die de
toenmalige SDAP en de Indische
zusterpartij ISDP haar ondanks
hadden tegen het Indonesisch
nationalisme. Steeds weer moest de
vraag gesteld worden: „Alles goed
en wel met dat nationalisme
natuurlijk zelfs, maar hoe houden
we het communisme buiten de
deur?"
Maar belangrijker dan deze
overwegingen was de naam de van
de kandidaat. Stokvis zelf zegt eerst
gedacht te hebben aan het lid van
de Volksraad Thamrin („een
parlementariër van aanleg, sociaal
een eind van ons verwijderd, maar
als koloniaal nationalist niettemin
principieel aannemelijk") maar hij
kan de gedachte niet van zich
afzetten dat Thamrin te veel naar
het baantje dingt.
Nee, dan Soekarno. „Na mijn
bezoek aan Soekamo in de
Bandoengsche gevangenis dook de
vraag bij me op, of wij met hem
geen juistere en betere keuze
zouden doen. Ik was den 25e te
Bandoeng en had geen tijd meer om
de zaak rustig met je te overleggen.
Gedurende de reis werd ik echter
meer en meer met mezelf eens dat
alle andere overwegingen nog
even terzijde gelaten Soekamo
voor ons in politieken zin een
gewenschte candidaat zou zijn. Hij
staat dichter bij ons dan Thamrin,
want staat niet alleen sociaal-links,
maar is ook bewoner van de
socialistische gedachtenwereld en
is ook theoretisch goed onderlegd.
Verder zou het voor onze
koloniaal-politieke positie
voortreffelijk zijn, indien wij
Soekamo van uit de gevangenis in
de Kamer zouden kunnen
brengen."
Er zijn echter ook bezwaren. „Zij
zijn voor het grootste deel dezelfde,
als bij een candidatuur-Thamrin
zouden moeten worden verwerkt,
maar juist omdat Soekamo meer
links staat, is het de vraag, of hij
voor ons niet te ver naar dien kant
zal gaan. Het is natuurlijk uiterst
moeilijk te zeggen, hoe hij zijn
harde ervaringen politiek zal
verwerken. Hij wordt een
onverzoenlijke, of hij is tot dieper
inzicht in de machtsverhoudingen
en mogelijkheden gekomen. Zooals
ik hem van vroeger ken. schijnt een
evolueering en laatstbedoelden zin
volstrekt niet uitgesloten. Ik heb
met Albarda alles heel zakelijk en
persoonlijk besproken en slotsom
was, dat, valt op hem de voorkeur,
er met Soekamo plain talk' zou
moeten worden gehouden."
Praktische moeilijkheden duiken
op: hoe bespreek je over een zo
grote afstand zulke belangrijke
zaken met een gevangene? Want:
„de zaak moet vóór hare afdoening,
in welken zin ook. strikt buiten de
openbaarheid blijven. En ook dit:
wij kunnen het risico van een
afwijzing van een min of meer
officieel aangeboden candidatuur
niet dragen". Stokvis vraagt zijn
Bandoengse vriend Bob dan ook:
„Zou het niet doenlijk zijn,
Soekamo in de gevangenis een brief
te sturen, waarin we hem onze
voornemens doen kennen? De
gevangenis-directeur heeft toch een
ambtsgeheim en de aangelegenheid
raakt zóó onmiddellijk zeer groote
belangen voor Soekamo, dat
terughouding van den brief
onverantwoordelijk zou zijn. Een
andere mogelijkheid: een gesprek
met Soekamo in de gevangenis,
desnoods in tegenwoordigheid van
een hoogeren ambtenaar, die toch
ook weer aan ambtsgeheim is
gebonden. Gaat S. op het aambod
in. dan is stipte geheimhouding niet
eens meerzoO noodzakelijk."
Een intrigerende zaak, die het is
bekend helaas niet is
doorgegaan. Niet de socialisten,
maar de communisten hadden in
1933 de eerste Indonesische
nationalist in hun fractie (in de
persoon van Roestam Effendi).
Een intrigerende vraag is ook wie
die door Stokvis met „Bob"
aangesproken Bandoengse socialist
was. Op de kopie van deze brief uit
het SDAP-archief (aanwezig in het
Internationaal Instituur voor
Sociale Geschiedenis in
Amsterdam) ontbreekt elke
aanwijzing over de identiteit van
deze Bandoengse Bob. Het is
allemaal al lang geleden en dus zal
de groep van de toenmalige
(Nederlandse) socialisten in
Bandoeng wel erg klein geweest
zijn. Maar als er nog iemand
rondloopt die enige aanwijzing kan
geven, laat hij of zij er dan een
briefkaartje aan wagen.
door H. G. Leih
Laat ik het maar meteen
zeggen, wanneer één van je
collega's, die je waardeert en
hoogacht ik heb het over
collega Pronk van het Pieter
Groen College in Katwijk
niet meer als docent te hand
haven is vanwege opvattin
gen die naar je overtuiging
tegen de grondslag en doel
stellingen van de school in
gaan, doet het je pijn. Je zou
alles in het werk willen stel
len en alles willen proberen
er nog zo goed mogelijk uit
te komen. Want die collega
is een levend mens. En als je
overtuigd bent van zijn eer
lijkheid, van de oprechtheid
van zijn streven en idealen,
als je weet dat hij een goed
leraar is, dan laat je niet
graag die collega zo maar
gaan.
Het is alleszins te begrijpen, dat
leerlingen en collega's de heer
Pronk proberen te handhaven. Het
is goed bedoeld. Men wil de persoon
redden. Maar men doet dit op een
wijze, die een sterk ideologisch ka
rakter vertoont, zonder dat de
grondvragen van het christelijk on
derwijs waarom het in de eerste
plaats gaat aan de orde komen.
Het wordt op zichzelf niet zo erg
gevonden, dat een docent aan een
christelijke school lid is van de
CPN. De politieke partijkeuze is een
persoonlijke aangelegenheid en de
CPN is een politieke partij in Neder
land, niet meer en niet minder.
Ik geloof, dat dit een tragische,
maar tevens onvergeeflijke vergis
sing is. Een vergissing, die overi
gens in de hand wordt gewerkt door
de leiding van de CPN zelf.
Onduidelijk
«ïuat*- 3 i --ou..
nd
Idi
Wat is de CPN voor een partij? Ik
moet zeggen dat dat allerminst dui
delijk is. Inderdaad heeft ze uiter
lijk zich in sterke mate geconfor
meerd aan de westerse, eventueel
door haar zelf als zodanig be
schouwde kapitalistische demo
cratie; ze speelt het parlementaire
spel braaf mee, hoewel ze principi
eel de parlementaire democratie
niet als ideaal ziet. Integendeel, in
haar ogen is de democratie principi
eel slechter dan de „dictatuur van
het proletariaat" in de Oostbloklan
den. Ze heeft zich al lange tijd
meestal niet al té anti-godsdienstig
geuit en wil christenen graag in
haar gelederen opnemen.
Maar de grondvraag is natuurlijk:
staat de CPN principieel èn prak
tisch, ondanks alle tactiek en op
portunisme die eenvoudig niet te
vermijden zijn, nog steeds op de
grondslag van de leer van het marx-
isme-leninisme? Want is dót het ge
val, dan ligt het lidmaatschap van
de CPN toch anders dan het lid
maatschap van de andere politieke
partijen in Nederland.
Er wordt gepleit voor een dialoog
tussen christenen en marxisten. Als
er sprake wil zijn van zo'n dialoog,
tor H. J. Neuman
t Internationale Instituut voor
edesonderzoek in Stockholm (Si
ll) heeft gisteren weer zijn veel-
lezen (althans veel geciteerde)
arboek uitgegeven. Nam Neder-
nd in 1977, tot veler verrassing,
achtste plaats in op de SIPRI-
st van belangrijke wapenexper-
urs naar de Derde Wereld (zij het
et een aandeel van niet meer dan
procent van de wereldmarkt)
rig jaar is ons land gezakt naar
veertiende plaats, nu met een
ideel van 0,3 procent van de we-
Imarkt.
het voorwoord dat ditmaal
rafgaat aan de Nederlandse sa-
tnvatting en vertaling („Wapen
feiten 1979", een uitgave van het
Nederlands Instituut voor Vredes
vraagstukken in Den Haag) wordt
uitgelegd hoe deze betrekkelijk
hoge notering van ons land tot
stand komt. Eén van de redenen is
dat het SIPRI zijn lijsten uitslui
tend baseert op zogenaamde „grote
wapensystemen", d.w.z. vliegtui
gen, raketten, schepen en pantser
voertuigen. Het zijn juist deze gro
te wapens, aldus het voorwoord,
die het leeuwedeel van de Neder
landse wapenexport vormen. De
wapenexport van sommige andere
landen, zoals België en Tsjechoslo-
wakije, bestaat weer voor een
groot deel uit kleine wapens, zoals
geweren, en munitie. Maar die
neemt het SIPRI niet op. En omdat
grote wapensystemen slechts de
helft van de totale wapenimporten
in de landen van de Derde Wereld
uitmaken, trad er in feite dus een
aanzienlijke vertekening van het
beeld op.
Eén van de belangwekkende onder
delen van „Wapenfeiten" is dit
maal hoofstuk 5 dat helemaal gaat
over de strategische onderzeeboot-
bestrijding en de gevolgen voor de
stabiliteit. Het lijkt een erg tech
nisch onderwerp, en tot op zekere
hoogte is het dat ook wel. Maar de
zaak is van zoveel belang omdat de
betrekkelijke „onvindbaarheid"
van raketdragende onderzeeboten
een van de pijlers vormt van het
strategisch evenwicht. Het gevaar
dat een van de grote kernmogend-
heden een verrassingsaanval on
derneemt tegen de ander zal uiterst
klein blijven, zolang niet de aan
zekerheid grenzende waarschijn
lijkheid bestaat dat zo'n „strategi
sche overval" tevens het vermogen
van die andere kernmogendheid
wegneemt om iets van belang terug
te doen. De would-be aanvaller zal
zich wel vele malen bedenken,
voordat hij een actie ontketent die
hem misschien met verschrikkelij
ke gevolgen zal worden vergolden.
De stabiliteit komt pas echt in ge
vaar, als een van beide partijen (of
beide) de mogelijkheid ontwikkelt
(of binnen haar bereik waant) om
de ander met één klap te beroven
van zijn kernwapenarsenaal. Er is
de laatste weken en maanden veel
te doen geweest om de kwetsbaar
heid van de op het land gestatio
neerde raketten. President Carter
heeft nu het besluit genomen die
raketten een zekere mobiliteit te
geven (de MX-raket). Maar waar
tot dusver nauwelijks aan werd
getwijfeld, was de „onvindbaar
heid" van de raketdragende onder
zeeboten. Het werd (en wordt voor
een deel nog steeds) onmogelijk ge
acht om met één klap alle onder
zeeboten van de tegenpartij, ver
spreid in de diepten van de ocea
nen, uit te schakelen.
Volgens het SIPRI begint daar nu
evenwel verandering in te komen.
Dramatische ontwikkelingen zijn
weliswaar niet op til, maar een
reeks van vorderingen, vooral op
het gebied van de opsporingstech
nologie, zou op het punt staan zijn
vruchten af te werpen. Zodra op
sporing en plaatsbepaling moge
lijk zijn geworden, is de vernieti
ging niet moeilijk meer. De wapens
voor de onderzeebootbestrijding
zijn al lang op die taak berekend.
Ze zouden in een minimum van tijd
het hele onder water gestationeer
de vergeldingspotentieel van de te
genstander kunnen vernietigen. In
de militaire betekenis van het
woord zouden aldus de oceanen
weldra doorzichtig zijn.
Onderzeeboten kunnen op grote af
stand worden opgespoord door
middel van lange ketens luisterap
paraten (hydrofoons) die ofwel zijn
vastgemaakt aan de zeebodem of
worden voortgesleept door opper
vlakteschepen. Patrouillevliegtui
gen werpen hydrofoons af. En alle
signalen die op die manier worden
opgepikt, kunnen op steeds geraffi
neerder wijze worden verwerkt. De
voortplanting van het geluid in de
oceaan blijkt veel coherenter te
zijn dan vroeger werd aangeno
men. Men kan alle geluiden die niet
van onderzeeboten (machine,
schroef e.d.) afkomstig zijn wegfil
teren, het gewenste signaal ver
sterken en in beginsel onderzeebo
ten op een afstand van duizenden
kilometers opsporen. Geluiden van
de zeefauna, bewegingen in de
aardkorst, oceaangolven, indu
striële bedrijvigheid (oliewinning
off-shore bijvoorbeeld) en van gro
te aantallen koopvaardijschepen
brengen de onderzeeboot bestrij
ders nauwelijks meer op een
dwaalspoor. Oceanografische
waarnemingen op grote schaal
hebben de kennis over de aard en
de snelheid van de voortplanting
van het geluid onder water sterk
doen toenemen. Men is een hele
boel aan de weet gekomen over
allerlei fysieke en chemische varia
belen van het zeewater, en in het
bijzonder over temperatuur, zout
gehalte en stroomsnelheden.
De conclusies die het SIPRI aan
zijn onderzoek verbindt zijn nog
niet spijkerhard. De vorderingen
die de Verenigde Staten op het ge
bied van de onderzeebootbestrij
ding hebben gemaakt schijnen in
ieder geval groter te zijn dan die
van de Sowjet-Unie. En ook bestaat
er nog altijd een zeker onderscheid
tussen de tactische onderzeeboot
bestrijding die gericht is tegen aan-
valsonderzeeërs en de strategische
onderzeebootbestrijding die zich
tegen de raketdragende onderzee
boten van de andere partij richt.
Maar, zo zegt het SIPRI, „het di
lemma van de huidige situatie is
dat de opstelling van steeds verbe
terde onderzeebootbestrijdingssys-
temen, zelfs al zijn ze uitsluitend
bedoeld voor tactische rollen, on
vermijdelijk uitdraait op het ver
mogen een strategische verras
singsaanval te ondernemen".
Als waar is wat het SIPRI signa
leert en als deze ontwikkeling zich
doorzet, dan dreigt het gevaar dat
de conceptie van de wederzijds
verzekerde vernietiging wordt ach
terhaald.
zal de CPN eerst radicaal duidelijk
moeten maken wat ze precies is en
wat ze precies wil. In een dialoog
moet je precies weten wat Je aan je
partner hebt. Het is opmerkelijk,
dat de leiding van de CPN over de
grondvragen, die in het geding zijn,
onduidelijk is. Om opportunisti
sche redenen?
Ik probeer enkele, uiteraard hier
onvolledige, maar wel wezenlijke
trekken van de CPN te geven, als
dat onjuist blijkt te zijn. nodig ik de
CPN-leiding graag uit meer duide
lijkheid te verschaffen. Ik doe dat
zonder communisten-angst of zon
der marxisme-huivering; maar het
gaat mij wel om de zaak van het
christelijk onderwijs, omdat het mij
gaat om de jonge mensen die recht
hebben op een zo goed en verant
woord mogelijk onderwijs, in het
licht van de goede boodschap die ik
alleen in het Evangelie vind.
Wat is de aard van de CPN? Uitwer
king en citaten kan men vinden in
het boek van de oud-CPN-er A. A.
de Jonjge („Het communisme in Ne
derland", een uitgave van Kruse-
man. Den Haag, met name hoofd
stuk XI).
De CPN is inderdaad méér dan al
leen maar een politieke partij, ze is
(ik citeer De Jonge) „draagster van
een leer, het marxisme-leninisme,
en in de ogen van haar aanhangers
is dit niet een 'leer', maar niets
minder dan het wetenschappelijk
denken van deze tijd".
Daarmee is meteen aangeduid dat
in de CPN-beginselen, die immers
niet anders zijn dan uitdrukking
van „het wetenschappelijk denken
van deze tijd", een enorm brok ab
soluutheid zit, waaraan niet te tor
nen valt!
In welke opzichten men ook wat
kan geven en nemen, niet op het
punt van wat de partij ziet als abso
lute waarheden, want die zijn en
blijven onaantastbaar. Wie in een
communistische partij, in welk land
ook (misschien vandaag Italië uit
gezonderd). weer kritische vragen
gaat stellen over die partijwaarhe
den maakt een goede kans uit de
partij te worden gezet: slechts in
tweederangs zaken mag men een
wat afwijkend standpunt innemen.
Ondanks het atheïstisch grondbe
ginsel van het marxisme-leninisme
mogen christenen binnen de partij
wel hun christen-zijn beleven; als zij
maar niet die grondwaarden, die
onaantastbare beginselen van het
maxisme-leninisme, betwijfelen.
'Geloofs'-trekken
De partij werkt ergens voor. name
lijk voor de realisering van het soci
alisme, ook in Nederland. Ze heeft
niet alleen kritiek op onze samenle
ving een kritiek die ik voor een
deel zeker versta, al acht ik haar
niet vrij van grote eenzijdigheid
maar zij heeft ook een bestek voor
een andere maatschappij; een be
stek door de partij als „wetenschap
pelijk" gezien, maar voor anderen,
ook voor mij. duidelijk ideologisch
bepaald. Het Ideaal heeft „geloofs"-
trekken.
Juist vanwege dat „geloofs"-karak-
ter van het marxisme meen ik dat
christelijk geloof en marxisme niet
met elkaar te verzoenen zijn. dat ze
principieel elkaar uitsluiten. Daar
mee pleit ik bepaald niet voor een
ongenuanceerd antl-marxisme en
antl-communisme, dat zich door
spookbeelden laat leiden, maar ik
vraag wel een duidelijke plaatsbe
paling. Als het bovengenoemde
wóór is; als inderdaad de CPN die
totalitaire en ideologische trekken
vertoont, als ze inderdaad principi
eel zich baseert op het marxisme, en
dan nog speciaal in leninistische
zin. dan is meen ik voor chris
tenen de mogelijkheid niet aanwe
zig leden van die partij op hün scho
len toe te laten.
Wie spreekt over „dialoog" kan dat
slechts doen, als zij of hij dialoog
ziet in de zin van „wederzijdse on
dervraging", heeft Roger Gaurau-
dy. voormalig marxist, gezegd. Wel
nu, wij vragen hier.
En die andere vraag moet dan ook
worden gesteld, hoe ziet de CPN de
„dictatuur van het proletariaat?" In
de zin van een tijdelijke. Ja. zéér
tijdelijke overgangsfase, in de zin
van de democratie van de „meer
derheid". zoals Marx dat kennelijk
heeft bedoeld? Of in de heel andere
zin die daaraan in Sowjet-Rusland
door het partijbestuur is gegeven?
Staat de CPN achter de tekening
van Stalin, die in 1969 door haar
erelid Paul de Groot werd gegeven?
En wel achter deze woorden: „De
beoordeling van de figuur van Sta
lin Is.een toetssteen, die uitwijst
of men leninist is of niet Of men
leninist is met de mond of met de
daad. Stalins politiek was het socia
lisme in de praktijk, niet foutloos,
niet Ideaal, geen model voor de hele
wereld. Maar ze was de enige moge
lijke in de gegeven omstandigheden
in Rusland.
Heeft de CPN definitief deze toets
steen veroordeeld? Een partij ver
liest onvermijdelijk zijn geloof
waardigheid, als men wel de misda
den van anderen, maar niet van zijn
partijgenoten elders in de wereld
veroordeelt. Waar is de CPN. als er
duidelijke staaltjes van onrecht in
de communistische wereld worden
gesignaleerd? En kan een christelij
ke school mensen als docent aan
vaarden. die dit minder erg zouden
vinden? Christen-zijn betekent toch
strijd tegen ólle zonde en ongerech
tigheid. tegen élke discriminatie en
tegen élk systeem van arrestaties
en doodvonnissen vanwege een an
dere overtuiging?
Wat wij zouden willen is dat marxis
ten eens duidelijk maken wat hun
marxisme werkelijk is, in hoeverre
zij Marx en Lenin wel of niet meer
navolgen. Want dat de CPN zich
over haar grondslagen nog steeds
glashelder en voor geen andere uit
leg vatbaar uitspreekt, is moeilijk
te beweren. Het Nederlandse com
munisme is méér dan alleen een
emancipatiebeweging. Waarin zit
dat méér?
Wij weten het, de CPN noemt zich
de partij van het arbeidersproletari
aat. Wij weten het ook dat ze de
laatste jaren steeds meer heeft ge
mikt op de studerende jeugd en dat
niet zonder succes, al beweren wij
bepaald niet dat elke studentenac
tie gestimuleerd is door de CPN.
Radicaal verweer
En de christelijke scholen ian?
Wanneer die weigeren let n van
deze partij aan te stellen, of êtaê tot
ontslag of nlet-herbenoeming over
gaan, schreeuwen sommigen moord
en brand. Ook de CPN zeil Maar
wat wil men dan? Wil de CPN door
middel van bepaalde leden, die op
christelijke scholen zouden willen
lesgeven, die christelijke scholen
dienen? Het lijkt dat de bedoeling
even anders is. In „Onderwijs in
beweging" (Amsterdam. 1978)
wordt van „marxistische" zijde ver
klaard dat „de oude scheidslijnen
tussen openbaar en bijzonder on
derwijs van binnen uit dienen te
worden opengebroken." Van binnen
uit!
Is het niet zo. dat iedereen, ook
christenen het grondwettelijk recht
hebben eigen scholen op te richten
en naar eigen overtuiging in te rich
ten? Die christenen hebben ook het
recht te weren hen die naar eigen
overtuiging niet op hun school thuis
horen. Ja hoe ongelooflijk het in
sommiger oren zal klinken zij
mogen zelfs alle geëigende maatre
gelen nemen teneinde pogingen om
„van binnen uit" deze vrijheid te
doorbreken of uit te hollen radicaal
te weerstaan.
Ik denk dat het goed zal zijn, ook
om nieuwe moeilijkheden te voor
komen vooral ook om trieste te
leurstellingen als van de heer Pronk
voortaan te vermijden, dat de chris
telijke scholen duidelijk uitspreken
dat het marxisme op die scholen
geen plaats dient te krijgen.
Onverzoenlijk, intolerant, hoor ik al
roepen. En dat alleen tegen het
marxisme, altijd weer alleen tegen
het marxisme en het communisme.
Laat ik het dan maar zeggen: ik
neem het marxisme serieus, en juist
dóórom vraag ik van de marxisten
dat zij dat ook doen Ik heb een
afkeer van tactische slimmigheid
jes. van een opportunistische le
venshouding die het zo voorstelt
dat het allemaal niet zo erg is als de
mensen denken. CPN, bént u mar-
xistisch-leninistisch of niet. Want
enkelen van ons weten ook iets van
Marx en Lenin en met alle res
pect dat wij voor hen wel terdege
kunnen opbrengen wij zeggen
hier: onaanvaardbaar.
Alléén marxisme? Persoonlijk ben
ik ervan overtuigd dat mensen die
hun ziel en zaligheld hebben ver
pand aan een onverantwoordelijke
consumptiemaatschappij, dat men
sen die het kapitalisme vereren of
onrecht elders, bijv. in Zuid-Afrlka,
niet radicaal afwijzen niet waarach
tig stimulerend christelijk onder
wijs zullen kunnen geven Altijd
weer ben in gegrepen door het
woord van Buskes „De man voor
de klas moet een christen zijn.
Christenen in de volle zin van het
woord moeten we tot onderwijzers
hebben, wil de christelijke school
niet de grootste van alle leugens
zijn."
Ik ben ervan overtuigd dat de in
houd van het Evangelie van een
wezenlijk andere orde is dan die van
onze burgerlijke, laat-kapltalisti-
sche, op consumptie beluste wereld.
Maar het beloofde heil is ook van
een volslagen andere orde dan wat
het marxisme, in welke vorm of
nuancering ook. verkondigt.
Drs. H. G. Leih Is leraar geschiede
nis in Kampen.
Onze tekenaar Tom is met
vakantie. Omdat in dit land
tijn evenknie als politiek te
kenaar niet te vinden was,
hebben wij een vervanger
van over de grens moeten
lenen. Dat is dit keer de
Amerikaan C. P. Houston
van de Houston Chronicle.