=3oekarno naar het Binnenhof 'Dialoog' betekent wederzijds^ ondervraging )oorzichtige oceanen? ?ogezegd logezegd ;alt2 De vragen om een CPN-er bij het christelijk onderwijs Over beperking van de bewapening gesproken DAG 22 JUNI 1979 TROUWKWARTET 13 ir J. L. Jongerius jcrantebedrijf stemt in zoverre ;en met de groenten- en landel, dat beide het ihijnsel van de primeur en. De manier waarop zij er omgaan is echter verschillend. nteman zal de voorradige eurs breed aankondigen op i etalageruit (en misschien dan t nog het mooie Nederlandse en belse woord „eersteling" iruiken). De journalist van een ieuze krant is blij met zijn waar, ar doet terughoudender omdat weet dat zijn lezers toch het meur-karakter van het bericht ^0 t of nauwelijks onderkennen en ADVERTENTIE i I/. Roschar ilt 2 en de Luropese iligheid f. 8,00 jpenfeiten 1979 f, 8,00 .gevensover bewapening. 'twapening en militaire igaven, gebaseerd op het IPRI-jaarboek 1979 .ikrijgbaar bij de boekhandel en de Staatsuitgeverij, postbus •014, Den Haag. Tel. 070 789911 vA/» staatsuitgeverij H. M. van Schaik: „Tot de voor- :hten die aan de doctorstitel zijn •bonden, behoort niet een gega- ideerde plaats op de arbeids- irkt" (RU-Utrecht). G. van Egmond: „Een vrouw- endelij ke gynaecoloog is niet aan geslacht gebonden"(RU- recht). vr. D. Gil-Gunzburger „Het ge lik van een uitdrukking als .ik jg nog liever een kind door mijn ïsgaten' is op zijn minst voorba- te achten" (RU-Utrecht). Volwerk: Het verschaffen en Drgeven van informatie op com- rciële basis past niet in een de- icratische open samenleving" J-Utrecht). G. Heymans: „De verwarmings- arde van openhaardhout neemt Drm toe als men het zelf met de nd zaagt"(KU-Nijmegen). I. Theunis: „Oprichting van een tionaal anti-racisme comité dient ïstig te worden overwogen" (KU- megen). E. Brinkman: „In het autover- er wordt niet op een dode meer of nder gekeken (de laatste jaren in derland 2500 doden per jaar), entengevolge dient even serieus de vraag of een christen wel roepsmilitair kan zijn ook de aag overwogen te worden of een risten wel autoverkoper kan n."(VU-Amsterdam). vooral ook: het belang er van ternauwernood inzien. Kortom: de primeur van de groenteman is voor de klant, de primeur van de krant is voor het moreel van de journalist. Vandaag moet er een journalistieke uitzondering worden gemaakt. Alles wat hier volgt is een echte primeur feiten die nog nooit eerder zijn geopenbaard, die van belang zijn en waarvoor belangstelling verwacht mag worden. De klassieke definitie van nieuws dus. Dat die feiten eigenlijk 48 jaar geleden in de krant hadden moeten staan, geef ik graag toe. maar ach ik was toen nog niet van deze wereld en anderen hebben het er toen bij laten zitten. Korten goed de feiten: de SDAP (de vooroorlogse socialistische partij in Nederlandheeft in het begin van de jaren dertig geprobeerd de toen in de gevangenis van Bandoeng verblijvende Soekamo op de kandidatenlijst van de SDAP voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1933 te plaatsen. Dat blijkt uit een brief van de toenmalige Indische specialist van de SDAP, J. E. Stokvis aan een als „Waarde Bob" aangesproken vriend in Bandoeng. Op 16 juli 1931 schreef hij van uit Den Haag: „Met Albarda (de voorzitter van de Kamerfractie. J. L. J.) en Ankersmit (de hoofdredacteur van de partijkrant Het Volk. J. L. J.) heb ik in strikt vertrouwen het denkbeeld besproken om 1933 meteen Indonesische kans-candidatuur uit te komen. Zij voelden er alle twee onmiddellijk veel voor, maar begrepen even onmiddellijk zoo goed als wij de praktische bezwaren; zelfs was mijn lijstje nog iets vollediger dan het hunne. Maar op één punt waren zij strenger ik sprak ze ieder afzonderlijk de candidaat moest lid zijn of worden van de Hollandsche partij; anders was er geen denken aan. Ik dacht, dat in dit geval een onderschrijving van ons koloniaal program voldoende mocht heeten. Conclusie was echter, dat als de bezwaren konden overwonnen en de juiste man kon worden gevonden, de Indonesische candidatuur door hen krachtig zou worden bepleit en dan voor een goede plaats op de lijst. Tot zoover dus in orde. Zij gingen zelfs zoover, dat de uitverkorene vrij zou blijven in het kiezen van richting binnen de partij. Ankersmit was hierin milder dan Albarda. Ik zou, na alle ervaringen, iets voorzichtiger willen zijn maar zo overigens geen waarborgen weten te vinden om den man van de linksche leiders af te houden. We moeten trouwens den eigen invloed, op den duur niet onderschatten." Het is duidelijk: de heren vonaen het een mooie stunt, maar bij de uitwerking van het idee kwam het oude trauma weer boven. Waren er garanties dat de man in het veilige midden geparkeerd zou blijven? Dat illustreert de argwaan, die de toenmalige SDAP en de Indische zusterpartij ISDP haar ondanks hadden tegen het Indonesisch nationalisme. Steeds weer moest de vraag gesteld worden: „Alles goed en wel met dat nationalisme natuurlijk zelfs, maar hoe houden we het communisme buiten de deur?" Maar belangrijker dan deze overwegingen was de naam de van de kandidaat. Stokvis zelf zegt eerst gedacht te hebben aan het lid van de Volksraad Thamrin („een parlementariër van aanleg, sociaal een eind van ons verwijderd, maar als koloniaal nationalist niettemin principieel aannemelijk") maar hij kan de gedachte niet van zich afzetten dat Thamrin te veel naar het baantje dingt. Nee, dan Soekarno. „Na mijn bezoek aan Soekamo in de Bandoengsche gevangenis dook de vraag bij me op, of wij met hem geen juistere en betere keuze zouden doen. Ik was den 25e te Bandoeng en had geen tijd meer om de zaak rustig met je te overleggen. Gedurende de reis werd ik echter meer en meer met mezelf eens dat alle andere overwegingen nog even terzijde gelaten Soekamo voor ons in politieken zin een gewenschte candidaat zou zijn. Hij staat dichter bij ons dan Thamrin, want staat niet alleen sociaal-links, maar is ook bewoner van de socialistische gedachtenwereld en is ook theoretisch goed onderlegd. Verder zou het voor onze koloniaal-politieke positie voortreffelijk zijn, indien wij Soekamo van uit de gevangenis in de Kamer zouden kunnen brengen." Er zijn echter ook bezwaren. „Zij zijn voor het grootste deel dezelfde, als bij een candidatuur-Thamrin zouden moeten worden verwerkt, maar juist omdat Soekamo meer links staat, is het de vraag, of hij voor ons niet te ver naar dien kant zal gaan. Het is natuurlijk uiterst moeilijk te zeggen, hoe hij zijn harde ervaringen politiek zal verwerken. Hij wordt een onverzoenlijke, of hij is tot dieper inzicht in de machtsverhoudingen en mogelijkheden gekomen. Zooals ik hem van vroeger ken. schijnt een evolueering en laatstbedoelden zin volstrekt niet uitgesloten. Ik heb met Albarda alles heel zakelijk en persoonlijk besproken en slotsom was, dat, valt op hem de voorkeur, er met Soekamo plain talk' zou moeten worden gehouden." Praktische moeilijkheden duiken op: hoe bespreek je over een zo grote afstand zulke belangrijke zaken met een gevangene? Want: „de zaak moet vóór hare afdoening, in welken zin ook. strikt buiten de openbaarheid blijven. En ook dit: wij kunnen het risico van een afwijzing van een min of meer officieel aangeboden candidatuur niet dragen". Stokvis vraagt zijn Bandoengse vriend Bob dan ook: „Zou het niet doenlijk zijn, Soekamo in de gevangenis een brief te sturen, waarin we hem onze voornemens doen kennen? De gevangenis-directeur heeft toch een ambtsgeheim en de aangelegenheid raakt zóó onmiddellijk zeer groote belangen voor Soekamo, dat terughouding van den brief onverantwoordelijk zou zijn. Een andere mogelijkheid: een gesprek met Soekamo in de gevangenis, desnoods in tegenwoordigheid van een hoogeren ambtenaar, die toch ook weer aan ambtsgeheim is gebonden. Gaat S. op het aambod in. dan is stipte geheimhouding niet eens meerzoO noodzakelijk." Een intrigerende zaak, die het is bekend helaas niet is doorgegaan. Niet de socialisten, maar de communisten hadden in 1933 de eerste Indonesische nationalist in hun fractie (in de persoon van Roestam Effendi). Een intrigerende vraag is ook wie die door Stokvis met „Bob" aangesproken Bandoengse socialist was. Op de kopie van deze brief uit het SDAP-archief (aanwezig in het Internationaal Instituur voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam) ontbreekt elke aanwijzing over de identiteit van deze Bandoengse Bob. Het is allemaal al lang geleden en dus zal de groep van de toenmalige (Nederlandse) socialisten in Bandoeng wel erg klein geweest zijn. Maar als er nog iemand rondloopt die enige aanwijzing kan geven, laat hij of zij er dan een briefkaartje aan wagen. door H. G. Leih Laat ik het maar meteen zeggen, wanneer één van je collega's, die je waardeert en hoogacht ik heb het over collega Pronk van het Pieter Groen College in Katwijk niet meer als docent te hand haven is vanwege opvattin gen die naar je overtuiging tegen de grondslag en doel stellingen van de school in gaan, doet het je pijn. Je zou alles in het werk willen stel len en alles willen proberen er nog zo goed mogelijk uit te komen. Want die collega is een levend mens. En als je overtuigd bent van zijn eer lijkheid, van de oprechtheid van zijn streven en idealen, als je weet dat hij een goed leraar is, dan laat je niet graag die collega zo maar gaan. Het is alleszins te begrijpen, dat leerlingen en collega's de heer Pronk proberen te handhaven. Het is goed bedoeld. Men wil de persoon redden. Maar men doet dit op een wijze, die een sterk ideologisch ka rakter vertoont, zonder dat de grondvragen van het christelijk on derwijs waarom het in de eerste plaats gaat aan de orde komen. Het wordt op zichzelf niet zo erg gevonden, dat een docent aan een christelijke school lid is van de CPN. De politieke partijkeuze is een persoonlijke aangelegenheid en de CPN is een politieke partij in Neder land, niet meer en niet minder. Ik geloof, dat dit een tragische, maar tevens onvergeeflijke vergis sing is. Een vergissing, die overi gens in de hand wordt gewerkt door de leiding van de CPN zelf. Onduidelijk «ïuat*- 3 i --ou.. nd Idi Wat is de CPN voor een partij? Ik moet zeggen dat dat allerminst dui delijk is. Inderdaad heeft ze uiter lijk zich in sterke mate geconfor meerd aan de westerse, eventueel door haar zelf als zodanig be schouwde kapitalistische demo cratie; ze speelt het parlementaire spel braaf mee, hoewel ze principi eel de parlementaire democratie niet als ideaal ziet. Integendeel, in haar ogen is de democratie principi eel slechter dan de „dictatuur van het proletariaat" in de Oostbloklan den. Ze heeft zich al lange tijd meestal niet al té anti-godsdienstig geuit en wil christenen graag in haar gelederen opnemen. Maar de grondvraag is natuurlijk: staat de CPN principieel èn prak tisch, ondanks alle tactiek en op portunisme die eenvoudig niet te vermijden zijn, nog steeds op de grondslag van de leer van het marx- isme-leninisme? Want is dót het ge val, dan ligt het lidmaatschap van de CPN toch anders dan het lid maatschap van de andere politieke partijen in Nederland. Er wordt gepleit voor een dialoog tussen christenen en marxisten. Als er sprake wil zijn van zo'n dialoog, tor H. J. Neuman t Internationale Instituut voor edesonderzoek in Stockholm (Si ll) heeft gisteren weer zijn veel- lezen (althans veel geciteerde) arboek uitgegeven. Nam Neder- nd in 1977, tot veler verrassing, achtste plaats in op de SIPRI- st van belangrijke wapenexper- urs naar de Derde Wereld (zij het et een aandeel van niet meer dan procent van de wereldmarkt) rig jaar is ons land gezakt naar veertiende plaats, nu met een ideel van 0,3 procent van de we- Imarkt. het voorwoord dat ditmaal rafgaat aan de Nederlandse sa- tnvatting en vertaling („Wapen feiten 1979", een uitgave van het Nederlands Instituut voor Vredes vraagstukken in Den Haag) wordt uitgelegd hoe deze betrekkelijk hoge notering van ons land tot stand komt. Eén van de redenen is dat het SIPRI zijn lijsten uitslui tend baseert op zogenaamde „grote wapensystemen", d.w.z. vliegtui gen, raketten, schepen en pantser voertuigen. Het zijn juist deze gro te wapens, aldus het voorwoord, die het leeuwedeel van de Neder landse wapenexport vormen. De wapenexport van sommige andere landen, zoals België en Tsjechoslo- wakije, bestaat weer voor een groot deel uit kleine wapens, zoals geweren, en munitie. Maar die neemt het SIPRI niet op. En omdat grote wapensystemen slechts de helft van de totale wapenimporten in de landen van de Derde Wereld uitmaken, trad er in feite dus een aanzienlijke vertekening van het beeld op. Eén van de belangwekkende onder delen van „Wapenfeiten" is dit maal hoofstuk 5 dat helemaal gaat over de strategische onderzeeboot- bestrijding en de gevolgen voor de stabiliteit. Het lijkt een erg tech nisch onderwerp, en tot op zekere hoogte is het dat ook wel. Maar de zaak is van zoveel belang omdat de betrekkelijke „onvindbaarheid" van raketdragende onderzeeboten een van de pijlers vormt van het strategisch evenwicht. Het gevaar dat een van de grote kernmogend- heden een verrassingsaanval on derneemt tegen de ander zal uiterst klein blijven, zolang niet de aan zekerheid grenzende waarschijn lijkheid bestaat dat zo'n „strategi sche overval" tevens het vermogen van die andere kernmogendheid wegneemt om iets van belang terug te doen. De would-be aanvaller zal zich wel vele malen bedenken, voordat hij een actie ontketent die hem misschien met verschrikkelij ke gevolgen zal worden vergolden. De stabiliteit komt pas echt in ge vaar, als een van beide partijen (of beide) de mogelijkheid ontwikkelt (of binnen haar bereik waant) om de ander met één klap te beroven van zijn kernwapenarsenaal. Er is de laatste weken en maanden veel te doen geweest om de kwetsbaar heid van de op het land gestatio neerde raketten. President Carter heeft nu het besluit genomen die raketten een zekere mobiliteit te geven (de MX-raket). Maar waar tot dusver nauwelijks aan werd getwijfeld, was de „onvindbaar heid" van de raketdragende onder zeeboten. Het werd (en wordt voor een deel nog steeds) onmogelijk ge acht om met één klap alle onder zeeboten van de tegenpartij, ver spreid in de diepten van de ocea nen, uit te schakelen. Volgens het SIPRI begint daar nu evenwel verandering in te komen. Dramatische ontwikkelingen zijn weliswaar niet op til, maar een reeks van vorderingen, vooral op het gebied van de opsporingstech nologie, zou op het punt staan zijn vruchten af te werpen. Zodra op sporing en plaatsbepaling moge lijk zijn geworden, is de vernieti ging niet moeilijk meer. De wapens voor de onderzeebootbestrijding zijn al lang op die taak berekend. Ze zouden in een minimum van tijd het hele onder water gestationeer de vergeldingspotentieel van de te genstander kunnen vernietigen. In de militaire betekenis van het woord zouden aldus de oceanen weldra doorzichtig zijn. Onderzeeboten kunnen op grote af stand worden opgespoord door middel van lange ketens luisterap paraten (hydrofoons) die ofwel zijn vastgemaakt aan de zeebodem of worden voortgesleept door opper vlakteschepen. Patrouillevliegtui gen werpen hydrofoons af. En alle signalen die op die manier worden opgepikt, kunnen op steeds geraffi neerder wijze worden verwerkt. De voortplanting van het geluid in de oceaan blijkt veel coherenter te zijn dan vroeger werd aangeno men. Men kan alle geluiden die niet van onderzeeboten (machine, schroef e.d.) afkomstig zijn wegfil teren, het gewenste signaal ver sterken en in beginsel onderzeebo ten op een afstand van duizenden kilometers opsporen. Geluiden van de zeefauna, bewegingen in de aardkorst, oceaangolven, indu striële bedrijvigheid (oliewinning off-shore bijvoorbeeld) en van gro te aantallen koopvaardijschepen brengen de onderzeeboot bestrij ders nauwelijks meer op een dwaalspoor. Oceanografische waarnemingen op grote schaal hebben de kennis over de aard en de snelheid van de voortplanting van het geluid onder water sterk doen toenemen. Men is een hele boel aan de weet gekomen over allerlei fysieke en chemische varia belen van het zeewater, en in het bijzonder over temperatuur, zout gehalte en stroomsnelheden. De conclusies die het SIPRI aan zijn onderzoek verbindt zijn nog niet spijkerhard. De vorderingen die de Verenigde Staten op het ge bied van de onderzeebootbestrij ding hebben gemaakt schijnen in ieder geval groter te zijn dan die van de Sowjet-Unie. En ook bestaat er nog altijd een zeker onderscheid tussen de tactische onderzeeboot bestrijding die gericht is tegen aan- valsonderzeeërs en de strategische onderzeebootbestrijding die zich tegen de raketdragende onderzee boten van de andere partij richt. Maar, zo zegt het SIPRI, „het di lemma van de huidige situatie is dat de opstelling van steeds verbe terde onderzeebootbestrijdingssys- temen, zelfs al zijn ze uitsluitend bedoeld voor tactische rollen, on vermijdelijk uitdraait op het ver mogen een strategische verras singsaanval te ondernemen". Als waar is wat het SIPRI signa leert en als deze ontwikkeling zich doorzet, dan dreigt het gevaar dat de conceptie van de wederzijds verzekerde vernietiging wordt ach terhaald. zal de CPN eerst radicaal duidelijk moeten maken wat ze precies is en wat ze precies wil. In een dialoog moet je precies weten wat Je aan je partner hebt. Het is opmerkelijk, dat de leiding van de CPN over de grondvragen, die in het geding zijn, onduidelijk is. Om opportunisti sche redenen? Ik probeer enkele, uiteraard hier onvolledige, maar wel wezenlijke trekken van de CPN te geven, als dat onjuist blijkt te zijn. nodig ik de CPN-leiding graag uit meer duide lijkheid te verschaffen. Ik doe dat zonder communisten-angst of zon der marxisme-huivering; maar het gaat mij wel om de zaak van het christelijk onderwijs, omdat het mij gaat om de jonge mensen die recht hebben op een zo goed en verant woord mogelijk onderwijs, in het licht van de goede boodschap die ik alleen in het Evangelie vind. Wat is de aard van de CPN? Uitwer king en citaten kan men vinden in het boek van de oud-CPN-er A. A. de Jonjge („Het communisme in Ne derland", een uitgave van Kruse- man. Den Haag, met name hoofd stuk XI). De CPN is inderdaad méér dan al leen maar een politieke partij, ze is (ik citeer De Jonge) „draagster van een leer, het marxisme-leninisme, en in de ogen van haar aanhangers is dit niet een 'leer', maar niets minder dan het wetenschappelijk denken van deze tijd". Daarmee is meteen aangeduid dat in de CPN-beginselen, die immers niet anders zijn dan uitdrukking van „het wetenschappelijk denken van deze tijd", een enorm brok ab soluutheid zit, waaraan niet te tor nen valt! In welke opzichten men ook wat kan geven en nemen, niet op het punt van wat de partij ziet als abso lute waarheden, want die zijn en blijven onaantastbaar. Wie in een communistische partij, in welk land ook (misschien vandaag Italië uit gezonderd). weer kritische vragen gaat stellen over die partijwaarhe den maakt een goede kans uit de partij te worden gezet: slechts in tweederangs zaken mag men een wat afwijkend standpunt innemen. Ondanks het atheïstisch grondbe ginsel van het marxisme-leninisme mogen christenen binnen de partij wel hun christen-zijn beleven; als zij maar niet die grondwaarden, die onaantastbare beginselen van het maxisme-leninisme, betwijfelen. 'Geloofs'-trekken De partij werkt ergens voor. name lijk voor de realisering van het soci alisme, ook in Nederland. Ze heeft niet alleen kritiek op onze samenle ving een kritiek die ik voor een deel zeker versta, al acht ik haar niet vrij van grote eenzijdigheid maar zij heeft ook een bestek voor een andere maatschappij; een be stek door de partij als „wetenschap pelijk" gezien, maar voor anderen, ook voor mij. duidelijk ideologisch bepaald. Het Ideaal heeft „geloofs"- trekken. Juist vanwege dat „geloofs"-karak- ter van het marxisme meen ik dat christelijk geloof en marxisme niet met elkaar te verzoenen zijn. dat ze principieel elkaar uitsluiten. Daar mee pleit ik bepaald niet voor een ongenuanceerd antl-marxisme en antl-communisme, dat zich door spookbeelden laat leiden, maar ik vraag wel een duidelijke plaatsbe paling. Als het bovengenoemde wóór is; als inderdaad de CPN die totalitaire en ideologische trekken vertoont, als ze inderdaad principi eel zich baseert op het marxisme, en dan nog speciaal in leninistische zin. dan is meen ik voor chris tenen de mogelijkheid niet aanwe zig leden van die partij op hün scho len toe te laten. Wie spreekt over „dialoog" kan dat slechts doen, als zij of hij dialoog ziet in de zin van „wederzijdse on dervraging", heeft Roger Gaurau- dy. voormalig marxist, gezegd. Wel nu, wij vragen hier. En die andere vraag moet dan ook worden gesteld, hoe ziet de CPN de „dictatuur van het proletariaat?" In de zin van een tijdelijke. Ja. zéér tijdelijke overgangsfase, in de zin van de democratie van de „meer derheid". zoals Marx dat kennelijk heeft bedoeld? Of in de heel andere zin die daaraan in Sowjet-Rusland door het partijbestuur is gegeven? Staat de CPN achter de tekening van Stalin, die in 1969 door haar erelid Paul de Groot werd gegeven? En wel achter deze woorden: „De beoordeling van de figuur van Sta lin Is.een toetssteen, die uitwijst of men leninist is of niet Of men leninist is met de mond of met de daad. Stalins politiek was het socia lisme in de praktijk, niet foutloos, niet Ideaal, geen model voor de hele wereld. Maar ze was de enige moge lijke in de gegeven omstandigheden in Rusland. Heeft de CPN definitief deze toets steen veroordeeld? Een partij ver liest onvermijdelijk zijn geloof waardigheid, als men wel de misda den van anderen, maar niet van zijn partijgenoten elders in de wereld veroordeelt. Waar is de CPN. als er duidelijke staaltjes van onrecht in de communistische wereld worden gesignaleerd? En kan een christelij ke school mensen als docent aan vaarden. die dit minder erg zouden vinden? Christen-zijn betekent toch strijd tegen ólle zonde en ongerech tigheid. tegen élke discriminatie en tegen élk systeem van arrestaties en doodvonnissen vanwege een an dere overtuiging? Wat wij zouden willen is dat marxis ten eens duidelijk maken wat hun marxisme werkelijk is, in hoeverre zij Marx en Lenin wel of niet meer navolgen. Want dat de CPN zich over haar grondslagen nog steeds glashelder en voor geen andere uit leg vatbaar uitspreekt, is moeilijk te beweren. Het Nederlandse com munisme is méér dan alleen een emancipatiebeweging. Waarin zit dat méér? Wij weten het, de CPN noemt zich de partij van het arbeidersproletari aat. Wij weten het ook dat ze de laatste jaren steeds meer heeft ge mikt op de studerende jeugd en dat niet zonder succes, al beweren wij bepaald niet dat elke studentenac tie gestimuleerd is door de CPN. Radicaal verweer En de christelijke scholen ian? Wanneer die weigeren let n van deze partij aan te stellen, of êtaê tot ontslag of nlet-herbenoeming over gaan, schreeuwen sommigen moord en brand. Ook de CPN zeil Maar wat wil men dan? Wil de CPN door middel van bepaalde leden, die op christelijke scholen zouden willen lesgeven, die christelijke scholen dienen? Het lijkt dat de bedoeling even anders is. In „Onderwijs in beweging" (Amsterdam. 1978) wordt van „marxistische" zijde ver klaard dat „de oude scheidslijnen tussen openbaar en bijzonder on derwijs van binnen uit dienen te worden opengebroken." Van binnen uit! Is het niet zo. dat iedereen, ook christenen het grondwettelijk recht hebben eigen scholen op te richten en naar eigen overtuiging in te rich ten? Die christenen hebben ook het recht te weren hen die naar eigen overtuiging niet op hun school thuis horen. Ja hoe ongelooflijk het in sommiger oren zal klinken zij mogen zelfs alle geëigende maatre gelen nemen teneinde pogingen om „van binnen uit" deze vrijheid te doorbreken of uit te hollen radicaal te weerstaan. Ik denk dat het goed zal zijn, ook om nieuwe moeilijkheden te voor komen vooral ook om trieste te leurstellingen als van de heer Pronk voortaan te vermijden, dat de chris telijke scholen duidelijk uitspreken dat het marxisme op die scholen geen plaats dient te krijgen. Onverzoenlijk, intolerant, hoor ik al roepen. En dat alleen tegen het marxisme, altijd weer alleen tegen het marxisme en het communisme. Laat ik het dan maar zeggen: ik neem het marxisme serieus, en juist dóórom vraag ik van de marxisten dat zij dat ook doen Ik heb een afkeer van tactische slimmigheid jes. van een opportunistische le venshouding die het zo voorstelt dat het allemaal niet zo erg is als de mensen denken. CPN, bént u mar- xistisch-leninistisch of niet. Want enkelen van ons weten ook iets van Marx en Lenin en met alle res pect dat wij voor hen wel terdege kunnen opbrengen wij zeggen hier: onaanvaardbaar. Alléén marxisme? Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat mensen die hun ziel en zaligheld hebben ver pand aan een onverantwoordelijke consumptiemaatschappij, dat men sen die het kapitalisme vereren of onrecht elders, bijv. in Zuid-Afrlka, niet radicaal afwijzen niet waarach tig stimulerend christelijk onder wijs zullen kunnen geven Altijd weer ben in gegrepen door het woord van Buskes „De man voor de klas moet een christen zijn. Christenen in de volle zin van het woord moeten we tot onderwijzers hebben, wil de christelijke school niet de grootste van alle leugens zijn." Ik ben ervan overtuigd dat de in houd van het Evangelie van een wezenlijk andere orde is dan die van onze burgerlijke, laat-kapltalisti- sche, op consumptie beluste wereld. Maar het beloofde heil is ook van een volslagen andere orde dan wat het marxisme, in welke vorm of nuancering ook. verkondigt. Drs. H. G. Leih Is leraar geschiede nis in Kampen. Onze tekenaar Tom is met vakantie. Omdat in dit land tijn evenknie als politiek te kenaar niet te vinden was, hebben wij een vervanger van over de grens moeten lenen. Dat is dit keer de Amerikaan C. P. Houston van de Houston Chronicle.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 13