aVondst in onderzoek
Voeding en vetzucht
Plannen voor derd
wereldhandelscent
Walter
Frankel:
nu iets
doen
Viet iedereen
"Optimistisch
"Over kansen
^ran Stichting
Alliance
ZHp rJrCZ31-
1DAG 16 JUNI 1979
TROUW/KWARTET
31
ot nu toe kon een leek aan de hand van
belletjes tamelijk nauwkeurig uitrekenen
N peveel voedseloalorleën hij ot zij per dag
mam. Maar wat daar aan verbruik aan
weging dus tegenover stond, bleef een
aag. Er bestaan een paar vage sohemaatjes
die aangeven hoeveel energie een man of vrouw
van een bepaalde leeftijdsgroep gemiddeld per
dag verbruikt, maar zulk een indicatie blijft
altijd een slag in de luoht. De oplossing van dat
probleem lijkt nu nabij
n di j
tal
zieI
oor Willem Sehrama
OTTERDAM Noem
it een bewegingsmeter, ot
n trimmeter desnoods.
?nd j de Octrooiraad staat hij
elk geval geregistreerd
„klnetograaf", afgeleid
kn het Griekse kinesis (be-
iging) en grafein (schrij-
>n, registreren). Het is
3ets meer of minder dan
'/a"a n zelfopwlndend mecha-
sch polshorloge, waarvan
nodige onderdelen zijn
r/i/krwijderd.
idereoek heeft aangetoond dat
apparaat bevestigd aan het
venbeen vrij nauwkeurig het
wegingspatroon van een per-
on aangeeft. In wetenschappe-
k onderzoek naar het verband
ssen lichamelijke activiteit en
tzucht (adipositas) werd een
rgelijk eenvoudig meetmecha-
sme tot nu toe node gemist.
uitvinder ervan, de 54-jarige
otterdamse jeugdarts J. C. Groe-
iwegen, promoveerde afgelopen
tiensdag óp basis van zijn onder-
lekingen met het apparaat tot
ictor in de geneeskunde. Toen
destijds op basis van hoopvol
lorbereidend werk en op advies
in zijn promotor een aanvraag
diende voor een bedrag van der-
[duizend gulden ter derving van
de onderzoekskosten, werd hij
niet geheel voor vol aangezien.
Zijn verzoek werd afgewezen.
Electronisoh
Voor dr. Groenewegen was dat
aanleiding om te juichen, zegt hij.
En niet zonder trots laat hij erop
volgen dat hij mede dankzij een
bevriende horlogemaker en een in
electronica gespecialiseerde buur
man de schade heeft weten te
beperken tot een bedrag van 105
gulden, zijnde de aanschaf van
een electronisch rekenmachientje
dat volgens hetzelfde principe
werd omgebouwd tot een verbe
terde versie van zijn bewegings
meter. Wat hem nu nog rest is een
statistischgetal te vinden waar
mee de meetresultaten van zijn
vinding kunnen worden omgere
kend in de energiemaat calores of
Joule. Daarna zal voor elke leek de
optelsom van zijn dagelijkse be
wegingen een fluitje van een cent
zijn.
Even terug naar het prototype,
het zelfopwindende polshorloge.
Er ging bij de heer Groenewegen
een lichtje branden toen hij ont
dekte dat een bedlegerige patiënt
weinig voordeel van dit techni
sche snufje ondervond, omdat hij
zich onvoldoende bewoog. Daar
door stond het horloge voortdu
rend stil. Logisch natuurlijk, want
het veermechanisme wordt ge
spannen door een halvemaanvor
mig schijfje dat soepel in het uur
werk ronddraait, mits het horloge
maar in geweging is.
Vondst
Om een lang en technisch verhaal
kort te maken: met behulp van de
horlogemaker in zijn vroegere
woonplaats Schiedam (waar hij in
navolging van zijn vader zes jaar
een huisartsenpraktijk voerde)
werd het tijdmechanisme uitge
schakeld zodat bij elke beweging
van het horloge de wijzers in het
rond vlogen. Zo snel, dat een hor
loge met dagaanduiding bij enke
le uren bewegen al een week had
afgelegd. En na vier „weken" staat
de dagaanduiding weer op 1, dus
dat is moeilijk meten. De vondst
lag in de combinatie dag- en datu
maanduiding, waarmee de meet-
capaciteit maar liefst zeven maal
werd vergroot.
De heer Groenewegen restte nu
'nog één( vraag, alvorens hij met
zijn onderzoek kon beginnen: op
welke plaats wordt de lichaamsbe
weging het meest nauwkeurig ge
registreerd? Na enig experimente
ren bleek het bovenbeen de meest
voor de hand liggende plaats van
aanbrenging, en wel in voor-ach
terwaartse richting omdaff een
mens zich in die richting ook
merkelijke ontdekking. Duidelijk
werd dat de bekende vlcieuse cir
kel bij volwassenen minder be
wegen, meer eten, weer minder
bewegen, enz. bij de kinderen
niet opging. Bij minder activiteit
bleek er lang niet altijd méér gege
ten te worden.
En dat is een zekere bewijsvoering
in de opvatting) die ook dr.
Groenewegen aanhangt dat de
basis van vetzucht al in het eerste
levensjaar wordt gelégd. Bij over
voering van een kind in de eerste
levensjaren wordt volgens deze
opvatting tegelijk met vornien
van de levenscellen ook „maga
zijnruimte" voor vetopslag ge-
kweekt.Zijn die opslagmogelijk
heden in het begin al ruim aanwe
zig, dan zijn de kansen op een
tenger leven bij voorbaat reeds
gering, al moet daaraan onmiddel
lijk wordén toegevoegd dat de oor
zaak van vetzucht over het alge
meen wel wat complexer is.
DL J. C. Groenewegen met de bewegingsmeter: „Ik ga door
voortbeweegt. Fiets- en loopbewe
gingen worden op deze manier
goed geregistreerd, terwijl het zit
ten in een voertuig of op een stoel
terecht nauwelijks,beweging aan
geeft.
Voeding
Het onderzoek kon beginnen.
Door zijn activiteiten als school
arts was het voor dokter Groene
wegen niet moeilijk om een groot
aantal kinderen van 6 tot 12 jaar
té selecteren. Na onderzoek met
een huidplooldiktemeter een
aanzienlijk exacter middel om
vetopslag te meten dan de talrijke
gangbare vuistregels en gewichts
tabellen hield hij vier groepen
van elk vijftig kinderen over: dik
ke jongens en dikke meisjes, dun
ne Jongens en dunne meisjes. Met
medewerking van de ouders voer
de hij het experiment uit op don
derdag, vrijdag en zaterdag; een
representatieve dwarsdoorsnede
van een week uit het leven van een
scholier.
Als altijd uit op eenvoud, smolt
dokter Groenewegen het „horlo
ge" dicht in een plastic doosje
waarin normaliter zoetjes(l) wor
den verpakt en bevestigde het ge
heel met knoopsgatelastiek aan
de onderscheidene bovenbenen.
Zo kon de bewegingsmeter zelfs
bij het zwemmen worden gedra
gen, zo werd beschadiging voorko
men, en bovendien werden de kin
deren niet in de gelegenheid ge
bracht om het meetresultaat van
die interessant snel ronddraaien
de wijzertjes te beïnvloeden.Hoe-
wel het dr. Groenewegen er aan
vankelijk alleen maar om ging of
hij met zijn meter de reeds beken
de hypothese kon toetsen, dat dik
ke mensen zich minder bewegen
dan tengere, vergde het promotie-
karakter van zijn onderzoek bo
vendien nog het uitvoerig naplui
zen van het voedingspatroon van
de proefpersonen. Dat gebeurde
door zowel de kinderen als hun
ouders en de schoolleiding te en-
queteren. Waar de ge'gevens niet
overeenkwamen, volgde elimina
tie uit het onderzoek.
Nieuw
Wat op deze wijze aanvankelijk
werd. aangetoond was bepaald
niet wereldschokkend, namelijk
dat dikke kinderen zich inderdaad
minder bewegen dan hun tengere
leeftijdgenoten. Maar het nieuwe
van deze onderzoekmethode de
meter zorgde wel voor een op-
Mogelijkheden
Hoe dan ook, voorlopig biedt de
meter van dr. Groenewegen aan
zienlijk meer mogelijkheden dan
de reeds bestaande en tamelijk
nutteloze „pedometer", die alleen
maar stappen telt. In wetenschap
pelijk onderzoek (bij TNO en bij
de Katholieke Universiteit van
Nijmegen is men er al druk mee
bezig), maar ook bij het opstellen
van diëten. En natuurlijk is het
ding uitermate praktisch voor
trimmers en afslankers, die hun
eigen bewegings-streefgetal willen
bepalen en dat ook daadwerkelijk
kunnen controleren. Ten aanzien
van dit laatste de vraag aan dr
Groenewegen of Ijij zijn octrooi
ook zakelijk wil gaan uitbuiten,
een niet zo gebruikelijke zaak in
de wetenschap. Hij stelt zich voor
alsnog voorzichtig op, zolang zijn
apparaat nog geen absolute een
heden aangeeft. „Mijn onderzoek
is opgezet om te kunnen bewijzen
dat A bijvoorbeeld tweemaal zo
veel beweegt als B. Dat is gelukt
maar hoevéél dat exact is, weten
we nog1 niet. Bij mijn promotie is
me van alle kanten gevraagd om
door te gaan. Dat doe ik ook. En
de eerste plaats omdat deze zaak
mij boeit. Ik ben geen koopman,
maar als de industrie er iets zin
nigs mee van plan is zal ik dat niet
schuwen."
„Met veel waardering heb ik kennis genomen van de
plannen van de Stiohting Alliance. Deze zullen, als ze
worden verwerkelijkt, zeker een bijdrage leveren aan de
verbetering van de verhoudingen tussen onze samenleving
en die van de Derde Wereld en daarmee helpen één van de
grootste problemen van deze tijd nader tot een oplossing te
brengen."
Dit schrijft premier Van Agt in de brochure „Oasis" waarin
de Stichting Alliano haar nogal opzienbarende plannen
presenteert. De premier vervolgt: „De juich het toe dat ook
vanuit de particuliere sfeer initiatieven worden ontwikkeld
die gebaseerd zijn op de gedaohte dat alleen door een
sterkere vervleohting van de westerse economie met die van
de landen in ontwikkeling en door een grotere deelname van
de ontwikkelingslanden in economisch opzicht gelijkwaar
digheid kan worden bereikt. Uw plannen getuigen van
moed en fantasie, ook ai zal er nog veel aan moeten worden
bijgeschaafd." Van Agt besluit met de bemoediging: „Ga
met durf en energie verder op de ingeslagen weg".
„Zo'n voorwoord van zo'n prominente Nederlander bewijst
dat we met onze ideeën op de goede weg zitten," zegt
directeur Walter Frenkel (06) van de Stiohting Alliance.
„Ons plan is midden in de roos."
Wat die plannen inhouden? De Stiohting Alliance, die zich
tot doel stelt „het bevorderen van de internationale economi
sche samenwerking en handel", wil zo gauw de mogelijkhe
den het toelatren het startsein geven voor een grote mani
festatie, waarop alle facetten van het leven in de Derde
Wereld worden belicht. Dit gebeuren moet uitmonden in een
permanente manifestatie in de vorm van een Derde Wereld
handelscentrum. Dit oentrum zou een knooppunt van con-
tacten op economisch en cultureel gebied tussen de westerse
en de Afrikaanse wereld moeten worden.
Want, zegt Walter Frenkel, de komende twintig jaar kan
onze toekomst niet los worden gezien van de problematiek
van de Derde Wereld. „We zuplen moeten zoeken naar
samenwerking met de ontwikkelingslanden op basis van
gelijkwaardigheid, willen we niet onze toekomst en die van
de derde wereld in de waagschaal stellen."
Een visie die niet nieuw is, wel de wijze waarop de Stichting
Alliance haar vorm wil geven. Maar: hoe concreet zijn de
plannen van de stichting en hoe groot is de kans dat ze
daadwerkelijk uitgevoerd worden? Vragen waarop in on
derstaand artikel ook wordt ingegaan.
ROTTERDAM Directeur Walter Frenkel van de Stichting Alliance
Rotterdammer van origine en zich in het dagelijks leven „directeur van
en handelsonderneming" noemend heeft de tijd mee.
let de wereldhandelsconferentie UNCTAD V nog vers in het geheugen, is het niet
noeilijk ingang te vinden .bij ieder die zich maar (enigszins) betrokken voelt bij de
iroblematiek van de ontwikkelingslanden.
n Manila, waar UNCTAD V werd
ehouden, werd gepraat en onder-
ïandeld. Walter Frenkel noemt
ich een man-van-de-praktijk. „Er
noeten daden gesteld worden,"
egt hij. „Je kunt jarenlang filoso-
eren, maar je kunt niet voorbij
an de vraag wat je in de praktijk
loet met al dat gefilosofeer."
Venkel meent dat hij of al-
hans de Stichting Alliance het
tntwoord op die vraag gevonden
leeft. Voortbordurend op zijn filo-
ofie kwam hij tot de slotsom dat
r een centrum zou moeten zijn
Raar Europese bedrijven en in-
tellingen, en vertegenwoordigers
1 ""an de ontwikkelingslanden ruim-
kunnen huren. In dat centrum
Jou men kennis kunnen nemen
'an eikaars produkten en zouden
J fontacten op economisch en cul-
ureel terrein gelegd en gecoördi-
leerd moeten worden. Kortom:
en wereldhandelscentrum voor
de derde wereld.
Venkel. „Dat deze visie juist is
blijkt uit het feit dat ons nu al
veizoeken om informatie, ja zelfs
concrete opdrachten bereiken."
Frenkel geeft toe dat zo'n centrum
wel de nodige voorbereiding kost.
Maar wat nog veel belangrijker is.
Beent hij, is dat het publiek, de
inan-in-de-straat, eindelijk eens
iuidelijk uiteengezet wordt wat in
feite de derde wereld inhoudt.
Tl 'ar
e l
Negatief beeld
Voorafgaand aan de verwerkelij
king van een derde-wereldhan
delscentrum zou dan ook een gro-
e expositie moeten worden ge
houden, meent Frenkel, waarop
alle aspecten van het leven in de
mtwikkelingslanden worden be-
icht. „Als we nu iets horen over
deze landen, is het vaak in het
negatieve getrokken. We hebben
een negatief beeld van de derde
wereld. Natuurlijk zijn er grote
problemen, maar omdat deze lan
den altijd en alleen als arm en
onderontwikkeld worden afge
schilderd, zouden we ook eens iets
positiefs kunnen zeggen over deze
•landen.
En er zijn zoveel positieve kan
ten," vervolgt Walter Frenkel. „De
culturele en economische moge
lijkheden van met name de ACP-
landen zijn enorm." De ACP-Ian-
den zijn dan een groep van 57
Afrikaanse, Caribische en Pacific-
staten die door middel van de con
ventie van Lomé verbonden zijn
met de E.G. In de ogen van de
stichting kan haar plan waarmee
een bedrag v'an circa zestig mil
joen gulden is gemoeid een eerste
aanzet zijn tot economische sa
menwerking tussen Europa en
Afrika op basis van gelijkwaardig
heid
De Stichting Alliance werd eind
1977 op initiatief van mevrouw A.
M. Kurvers. Zij woonde zelf een
groot aantal jaren in een ontwik
kelingsland, waar haar echtge
noot een baan had. „Door de toe
standen die daar heersten ben ik
gemotiveerd om iets concreets te
doen. Eenmaal terug in Nederland
is het plan geboren om vla een
manifestatie de mensen voor te
lichten en zo toe te werken naar
een andere opstelling jegens de
ontwikkelingslanden.
De Stichting Alliance heeft een
vaste kern van vijf zes personen.
Allemaal mensen, volgens haar,
die hun vrije tijd besteden aan de
stichting. Verder kent de stichting
enkele tientallen sympathisanten,
vertelt mevrouw Kurvers.
door Henny de Lange
Toen de stichting tot de slotsom
was gekomen dat er een Derde-
Wereldhandelscentrum moet ko
men, werden tientallen (over-
heids)instellingen en personen be
naderd. De stichting schreef Am
sterdam, Rotterdam, Parijs, Brus
sel, Londen, Antwerpen en Gent
aan met het verzoek of ze de even
tuele sympathie voor dit plan wil
den vertalen, het liefst in de vorm
van geld en ruimte. „Overwegend
positieve reacties kregen we," ver
telt Frenkel. Als bewijs daarvoor
laat hij enkele brieven zien. Daar
uit blijkt dat de reacties veelal
neerkomen op antwoorden in de
vorm van: „We hebben met be
langstelling kennis genomen van
uw plannen. We verzoeken u op-'
nieuw contact op te nemen als uw
plannen wat meer concreet zijn."
(Citaat uit brief van de wethouder
economische zaken van Am
sterdam).
De gemeente Gent reageerde via
burgemeester P. de Paepe in feite
precies zoals de stichting wenste,
vertelt Frenkel. Een terrein van
honderd hectare, de komende
acht jaar gratis te gebruiken, plus
nog een bedrag van tien miljoen
werden toegezegd. Voorts heeft
een Belgische ontwikkelingsmaat
schappij zich bereid verklaard 25
miljoen gulden beschikbaar te
stellen op voorwaarde dat de EG
eenzelfde bedrag geeft, aldus
Frenkel. Het door Gent aangebo
den terrein ligt gunstig: op dó
kruising van de E3 (Stockholm-
Lissabon) en E5 (Londen-Istan-
boel). „Dus wat wil Je nog meer"
merkt Frenkel op. „Het eerste
schetsontwerp ligt klaar en kan
[VERC
VERGACEREN
Schetsontwerp voor een „derde wereld-handelscentrum"
als basis dienen voor de verdere
werkzaamheden, zodra de ACP-
landen van hun akkoord blijk ge
ven." Maar volgens Frenkel is dat
geen probleem, gezien de reactie
van K. B. Asante, ambassadeur
van Ghana, die namens alle ACP-
ambassadeurs in een brief heeft
laten weten „great interest" te
hebben in het project van de
Stichting Alliance.
Niet iedereen blijkt echter zo opti
mistisch over de realiseringskan
sen van een derde wereldhandels
centrum. Burgemeester De Paepe
van Gent wil in eerste instantie
niet ingaan op zijn brief die in het
bezit is van Frenkel, maar laat
later weten dat er „nog niets offi
cieel is. Volgens hem is er geen
sprake van dat Gent vaste toezeg
gingen heeft gedaan. Wel heeft de
gemeente zich in principe bereid
verklaard medewerking te verle
nen om de plannen van de Stich
ting Alliance te verwezenlijken.
„Er is geen sprake van dat bedra
gen of terreinen al zijn toegezegd,"
laat zijn kabinetschef weten.
Frenkel: „Ach, ze weten natuur
lijk niet wie u bent. Er zijn beslist
afspraken gemaakt. Het gaat al
leen niet door als de ACP-landen
negatief reageren op onze locatie
keuze."
Zoals gezegd wordt het derde we
reldhandelscentrum in de opzet
van Frenkel voorafgegaan door
een expositie, die duizenden Euro
peanen op de been moet brengen
In de brochure wordt uitgebreid
uit de doeken gedaan hoe deze
manifestatie, OASIS, eruit gaat
zien. OASIS dat wil zeggen: Occi
dental African Social Economie
Integration Show, ofte wel een
ontwikkelingssamenwerkings-
show waaraan het westen en Afri
ka deelnemen.
Mini-Sahara mho*
Een show wordt het inderdaad, als
je afgaat op de tekeningen in de
brochure. Behalve informatiege
bouwen voor de EEG en Afrika
komt èr onder meer een mini-Sa
hara. terwijl ook een safari-park
met planteneters niet zal ontbre
ken. „Dat is leuk voor de kinde
ren," zegt Frenkel, „die moeten
ook bezig gehouden worden als
hun ouders zich laten informeren
over de Derde Wereld."
Bovendien leer je volgens hem op
deze „speelse" manier de mensen
veel beter hoe het leven in de
ontwikkelingslanden is, Om het
publiek helemdél het idee te ge
ven dat het zich in de „Derde
Wereld" bevindt, is er ook een
kllmatron: dat is een ruimte waar
in de bezoeker achtereenvolgens
van subtropisch droge in subtro
pisch vochtige en van tropisch
droge in tropisch vochtige atmos
feren komt. Zonne- en speelweides
zullen verder een handelsbeurs en
paviljoens waarin de groei van de
ontwikkelingssamenwerking
wordt belicht, afwisselen. Kort
om: een show
'Vaag'»
Iemand die in eerste instantie be
trokken is geweest bij de plannen
voor OASIS, is ir. C. Dijkgraaf,
directeur van de afdeling interna
tionale educatie van het Bouw
centrum in Rotterdam. „Ik werd
vorig jaar door Frenkel benaderd
voor een Afrikaanse manifestatie.
Tijdens een bespreking met deze
man zijn er meer vragen gesteld
dan hij kon beantwoorden. Boven
dien was alles nogal vaag. Dat
heeft toen voor ons de deur dicht
gedaan." Desalniettemin prijkt de
naam van ir. Dijkgraaf in de bro
chure.
Dijkgraaf: „Ik heb bij Frenkel ge
ïnformeerd hoe dat kon en hij ver
telde me dat hij dacht dat ik,
gezien mijn aanvankelijke interes
se, graag deel wilde uitmaken van
de werkgroep. Ik heb hem toen
duidelijk gemaakt dat ik helemaal
geen ambities heb in die richting."
Mevrouw Kurvers van de stich
ting: „Ach, Jé hebt altijd mensen
die terugkrabbelen als het alle
maal wat langer gaat durèn."
Kribbig
De heer Th. Lieftinck, hoofd bu
reau Rotterdam Promotie,' die
eveneèns in het comité van aanbe
veling wordt genoemd, reageert
wat kribbig bij het horen van de
naaip wan Frenkel. Lieftinck:
„Frertkel praat met allerlei men
sen tot op de hoogste posten toe.
die hij vervolgens bombardeert
tot lid van het comité van aanbe
veling. Bóvendien speelt hij onze
namen weer uit tegen andere men
sen, die hij er ook graag bij wil
hebben. Ik heb hem verboden
mijn naam nog te noemen."
De Rotterdamse hoogleraar Men
nes van de afdeling ontwikke-
llngsprogrammering van de Eras-
musuniversiteit ten slotte: „Ik heb
al driekwart jaar niets meer ge
hoord van Frenkel. Ik heb wel de)
brochure gekregen en ik zit inder
daad in een werkgroep. Mijn taak
was om de ideeën van de stichting
wetenschappelijk te ondersteu
nen, maar tot nu toe heb ik nog
niets hoeven te doen."
De heer Frenkel, geconfronteerd
met deze reacties: „De mensen
zien niet in hoeveel werk er ge
daan moet worden door onze
stichting voordat er iets zichtbaar
is. Dan krijg je dat soort reac
ties Maar ik heb alle toezeggin
gen zwaTt-op-wit, dat hebt u met
eigen ogen gezien."