Winand
Leschot
heeft niet
bestaan
Boerenzoon
yj
i 1
1
r
?p" -
If Ij
Nederland was
'akelig neutraal
[SOCIAAL BERECHT;
-my
fERDAG 16 JUNI 1979
TROUW/KWARTET 27
)nder de Nederlandse kandidaten voor een zetel in het
juropese parlement bevond zich het buiten Zuid-Lim-
iurg onbekende gemeenteraadslid Winand Leschot. De
[iesdrempel bleek voor hem nog hoger te zijn dan voor de
ndig jeine partijen die in de Tweede Kamer zijn vertegen-
''9 roordigd. Toch heeft hij aan zijn kandidatuur green kater
ivergehouden
loor Leo Kleyn
Hoewel hij er vier weken
ang intensief voor geijverd
eft, is het de zachtaardi-
Limburger Winand Le-
ichot niet gelukt een zetel
n het Europese parlement
le bemachtigen. Maar het
juitenbeentje onder de Ne-
jerlandse lijsttrekkers
roeit zich allerminst uit het
'dei reI(j gesiagen. Als zijn cam
pagne twee weken langer
Sad geduurd, denkt hij,
had hij nu naar Straats-
fj J burg kunnen afreizen.
Het is de 50-jarige aanvoerder van
tea ijst 10 eigenlijk wonderlijk te
noede dat hij er ondanks alle te-
1 inwerking nog in geslaagd is bij-
25.000 stemmen te trekken. Bij
Je Europese verkiezingen was Wi-
^'ve nand Leschot weliswaar de opval-
elai endste. maar paradoxaal genoeg
t m iok de onbekendste kandidaat,
ng njdens de stembusstrijd genoot
hij hooguit bekendheid in zijn aan
qen Kerkrade grenzende woonplaats
jEygelshoven, waar hij zitting
heeft in de gemeenteraad als lid
an de tweemansfractie Leefbaar
Eygelshoven.
'del Ms adspirant-Europeaan werd het
de bronsgroene volksvertegen-
voordiger niet gemakkelijk ge-
anr naakt. Dat journalisten en autori-
srla
00
lUtO Vi
teiten zijn kandidatuur niet seri
eus namen, zit de hekkesluiter van
de lijsttrekkers meer dwars dan de
nederlaag die hij vorige week
heeft geleden. Aan de onder papie
ren bedolven tafel in zijn huiska
mer somt hij van zijn veronacht
zaming het ene treffende staaltje
na het andere op.
Hij vat zijn grieven zelf vaardig
samen met de woorden: „Ik heb
gewoon niet bestaan". In het offi
ciële voorlichtingsmateriaal dat
hij onder ogen kreeg, zocht hij
tevergeefs naar de vermelding van
de Lijst-Leschot. Het viel hem
mee dat die lijst op de stembiljet
ten niet over het hoofd was gezien.
„Ik heb zelfs", zegt hij niet zonder
een zweem van verbittering, „zo
ernstig niet bestaan, dat er bij het
plakken moeilijkheden ontston
den. Politieagenten grepen in, om
dat ze maar negen lijsten kenden.
Wat dat Leschot is, weten we niet,
zeiden ze."
Don QuiohotMw
Persvertegenwoordigers wensten
de vreemde eend in de bijt al even
zeer over het hoofd te zien. Toen
hij eind april in het Haagse pers
centrum Nieuwspoort ruchtbaar
heid gaf aan zijn kandidatuur, zou
de Limburgse Europeaan te ver
staan zijn gegeven dut hem geen
publiciteit zou worden gegund.
Blijkens een handvol interviews in
overwegend regionale dagbladen,
die Leschot onder handbereik
heeft, is het daarmee wel losgelo
pen. Maar het weekblad Margriet
(„dat de dames ook even wilde
vertellen op wie ze moesten stem
men") presteerde het aan de voor
avond van de verkiezingen toch
maar de laatste kandidaat in de rij
zelfs niet te noemen.
De journalisten die het fenomeen
wel een woord of wat waardig
keurden, deden dat veelal op
meesmuilende toon. Leschot figu
reerde in hun publikaties als een
Don Quichot of een potsenmaker.
Het slachtoffer van deze karikatu
raal getinte berichtgeving kan
zich nog lichtelijk opwinden over
de krant die de lezers wijsmaakte
dat zij hier met een grap te doen
hadden. Ook het dagblad dat
meende dat hij „voor de aardig
heid" meedeed, heeft het bij Le
schot verbruid. „Ik weet niet",
schampert hij, „of u voor de aar
digheid 50.000 gulden over de balk
gooit. Nee? Nou, ik ook niet."
De onbekend gebleven lijsttrek
ker schrijft het gebrek aan journa
listieke belangstelling, waarvan in
Nieuwspoort al blijk zou zijn gege
ven, toe aan onwetendheid. „Ze
hebben niet begrepen wat ik heb
bedoeld. Op die persconferentie
waren ze niet op de hoogte van de
groene lijsten in Europa. Ze heb
ben me beschouwd als een nieu
wigheid, als een excentrieke fi
guur."
Hoewel het nu eigenlijk te laat is,
legt Winand Leschot uit dat lijst
10 beschouwd moest worden als
het Nederlandse equivalent van
de „Grüne Liste" in West-Duits-
land. Ook in België en Frankrijk
deden overeenkomstige, op het
milieu toegespitste groeperingen
aan de Europese verkiezingen
mee.
Anders dan zijn buitenlandse
geestverwanten, heeft Leschot
zijn kracht niet louter in het be
dreigde milieu gezocht. „Ik heb de
klemtoon op de leefbaarheid ge
legd. Het gaat niet alleen om het
milieu, maar om het totale leefkli
maat. Ik denk daarbij aan de
werklozen, aan het contact tussen
de burgers en het bestuur, aan de
wijze waarop de schaalvergroting
plaatsvindt. Het gaat, in het alge
meen, om het niet meer centraal
staan van de mens. Ja, ik dacht
dat dat het is."
Juist die bekommernis om de
mens, die op de Europese markt
geen daalder meer waard lijkt te
zijn, inspireerde de sociaal bewo
gen Limburger ertoe naar een ze
tel in Straatsburg te dingen. Hij
had daar duidelijk willen maken
dat Europa zich niet dient vast te
klampen aan artikel 2 van het
Verdrag van Rome, dat, zo leest
hij het, onverbloemd stelt dat het
in de EG om louter economische
belangen draait.
„Als je zo vanuit economische be
langen redeneert, kun Je hier de
mijnindustrie sluiten, zonder re
kening te houden met de mensen
die er werken. Die mensen is het
financieel goed gegaan, maar toch
zie je dat ze agressiever zijn ge
worden. Zo'n maatregel had moe
ten worden getoetst aan leefbaar-
héld, dienstbaarheid en mede
menselijkheid. Het gaat niet al
leen om de klamotten (om het
geld, red.)."
Dat het hem vorige week niet ge
geven is de grens te overschrijden
om in Europees verband zijn
kleinschalige idealen uit te dra
gen, heeft Winand Leschot geen of
weinig hartzeer bezorgd. Wat hij
wel betreurt, is dat nergens in Eu
ropa voldoende kiezers zijn warm
gelopen voor de leefbaarheid. „En
dat de PPR er ook niet in is geko
men, vind ik even erg."
Smoesjes
De kiezers, denkt Leschot, hebben
hun belangstelling voor Europa
verloren, doordat ze de heren die
er de dienst uitmaken, niet meer
vertrouwen. Een aantal van dié
heren heeft wel geroepen dat het
de stemgerechtigden aan kennis
ontbrak, maar de Limburgse lijst
trekker bestempelt zulke uitspra
ken als „flauwekul". Zijn diagnose
luidt anders. „Er zijn geen leiders
meer. De mensen hebben geen
vertrouwen meer, ook niet in mij
en mijn smoesjes".
Hij heeft dat zelf ervaren aan
den lijve, mag je wel zeggen. Toen
hij tijdens zijn verkiezingscam
pagne ook op het Amsterdamse
Rembrandtplein verzeild raakte,
werd hem onverhoeds een stevige
knuist op de schouders gelegd:
„Er stond een man achter me, wel
een kop groter dan ik. Man. ik heb
respect voor je. zei hij, maar stem
men, dat doe ik nooit meer".
Dorpsgek
De politici, vindt Winand Leschot,
hebben het er zelf naar gemaakt.
„Politiek begint een vies woord te
worden", constateert hij, waarna
hij beaamt: „Voor mij ook, ja".
Zelf houdt hij zich weliswaar ook
met politiek bezig, legt hij uit,
maar hem is het niet, zoals zijn
professionele collega's om macht
als doel te doen. De volbloed poli
tici, van links tot rechts, betitelt
hij als „baantjesjagers", die zich
vooral onderscheiden door krach
tig ontwikkelde ellebogen.
Zijn afkeer van de politieke zeden
heeft hem -toch niet op het kussen
gebracht, maar het Limburgse ge
meenteraadslid denkt dat de kie
zers er al evenmin trek in hadden
hun stem te geven aan iemand die
ze, zoals hij zegt. als een „dorps
gek" beschouwden. Dat vele dui
zenden beter hebben geweten,
geeft hem de moed om door te
gaan.
Met voldoening constateert hij
dat de op hem uitgebrachte stem
men uit het hele land afkomstig
zijn, „tot op de eilanden toe". Hij
is nog doende met de bestudering
van alle stembusuitslagen, maar
tot nu toe blijkt in slechts zes
gemeenten niemand op hem ge
stemd te hebben. De twee televi
sie-uitzendingen waarin hij zijn
idealen mocht uitdragen, moeten
toch indruk hebben gemaakt.
De stemmen die op hem zijn uitge
bracht, zijn niet weggegooid, want
Winand Leschot zal er naar alle
waarschijnlijkheid de kracht uit
putten zich straks („misschien cfit
jaar al") kandidaat te stellen voor
de verkiezingen van de Tweede
Kamer. En ook bij de statenver
kiezingen zal hij vermoedelijk van
de partij zijn. Hij wijst er niet
zonder trots op dat het in hem
gestelde vertrouwen nu al vol
doende was geweest voor een zetel
in de Limburgse staten en. op een
procent of tien na. in de Tweede
Kamer.
Dagelijks ontvangt hij nog tien
tallen brieven waarin adhesie m?t
zijn standpunten wordt betuigd
Na de verkiezingen, zegt hij. is hij
bekender geworden dan tijdens
zijn campagne. Anders dan de Eu
ropese, ziet hij de Nederlandse
markt voor zich open liggen.
door Huub Elzerman
khi
Hij was zo'n maand of acht als opperman in dienst
bij een aannemingsbedrijf, tofen de baas hem bij
zich riep. „Het spijt me", zei de aannemer, „maar we
zitten zonder werk. We moeten je ontslaan." Zo
gaat dat in het wisselvallige bouwbedrijf en de man
- een boerenzoon liet zich op 10 januari inschrij
ven als werkzoekende. Eigenlijk had hij zijn eerste
WW-uitkering nog maar nauwelijks binnen of daar
verscheen de aannemer weer.
„Ik heb goed nieuws", riep hij, „je kunt op 28
februari weer beginnen. Er is in België werk losge
komen." Ook de werkloze opperman beschouwde
va dat als goed nieuws, maar toch moest hij een paar
weken later om precies te zijn op 23 februari
st^ laten weten dat hij helaas niet op het aanbod om in
België te gaan werken kon ingaan.
.Mijn vader is zojuist met een hartinfarct opgeno-
mer in het ziekenhuis en dat betekent,dat ik niet in
België kan gaan werken. Als ik deze baan aanneem
moet ik 's morgens om zes uur naar het bouwobject
vertrekken. Maar ik moet, zolang mijn vader ziek is,
morgens en 's middags de koeien melken en
verzorgen. Ik kan hoogstens om half zeven klaar
zijn met melken, maar dat is te ^laat, begrijp ik."
„Dat is jammer", antwoordde de aannemer. ..de
ploeg vertrekt inderdaad om zes uur naar België.
We moeten je dus afschrijven." Ook op het geweste
lijk arbeidsbureau vertelde de boerenzoon wat er
aan de hand was. „Ik kan die baan echt niet
accepteren, zei hij tegen de ambtenaar, want ik kan
niet midden in de nacht al beginnen met het
melken van de koeien. Ik ben bereid om vanaf half
vijf te gaan werken, niet eerder. Bovendien." zei hij
ten slotte, „moet ik al in mei opkomen voor militai
re dienst. Het aannemen van een vaste baan heeft
dus op dit moment toch al niet zoveel zin."
De boerenzoon vertrok naar de boerderij van zijn
vader en verzorgde daar in afwachting van diens
herstel elke dag de koeien. De sociale verzekerings
mannen lieten het er echter niet bij zitten. Zij
stuurden een briefje, waaruit bleek dat de boeren
zoon zijn WW-uitkering zou gaan verliezen. „Wij
menen", schreven de sociale verzekeringsmannen,
,dat u vanaf het moment dat u moest invallen voor
uw vader op 23 februari niet meer werkloos
bent en dat u per 28 februari geen uitkering meer
kan worden toegekend. Op die datum liet u immers
na passende arbeid bij de aannemer te aanvaarden,
althans u kreeg die baan niet door eigen toedoen."
Tot zover het briefje van de bedrijfsvereniging, dat
overigens eindigde met de opmerking dat de reeds
verstrekte uitkeringen zouden worden teruggevor
derd. Zo op het eerste gezicht lag het probleem
Juridisch eenvoudig. De werkloosheidswet is op dit
punt heel duidelijk: „Geen wachtgeld wordt toege
kend aan dé werknemer, die nalaat passende arbeid
te aanvaarden of die door eigen schuld of eigen
medoen geen arbeid verkrijgt of behoudt." Toch
vond de boerenzoon dat hem geen recht was gedaan
en hij legde de zaak voor aan de Raad van Beroep.
Daar hoorde hij tot zijn verrassing dat hij wel
degelijk in zijn recht stond. Ook de beroepsrechter
vond de noodzaak om de koeien te melken een
geldig excuus. „De boerenzoon heeft ook na 23
februari recht op zijn uitkering", besliste de be
roepsrechter.
Maar met die uitspraak had de bedrijfsvereniging
geen vrede. „Wanneer de rechter vindt dat de
boerenzoon, ondanks zijn werkzaamheden op de
boerderij, nog steeds recht heeft op een WW-uitke
ring, dan ligt er nog ons verwijt dat hij op 28
februari heeft geweigerd passende arbeid te aan
vaarden. Op die dag kon hij immers in dienst treden
bij zijn vroegers werkgever", zo redeneerde de soci
ale verzekeringsmannen en zij legden de zaak voor
aan de hoogste instantie in dit soort zaken, de
Centrale Raad van Beroep.
De centrale raad stelde eerst vast dat de boeren
zoon in dienst van de aannemer nog nooit zover van
huis werkzaam was geweest als op 28 februari het
geval zou zijn geweest. Vervolgens bevestigde de
centrale raad nog eens de uitspraak van de Raad
van Beroep. „Ook wij menen dat de boerenzoon
niet heeft nagelaten passende arbeid te aanvaarden
of door eigen toedoen geen arbeid heeft verkregen
door zijn mededeling dat hij niet reeds 's morgens
om zes uur maar pas om half zeven beschikbaar was
om thuis te worden afgehaald", zeiden de rechters.
„Het is een volstrekt voor de hand liggende zaak",
zo vervolgde het wijze college, „dat de boerenzoon
na het wegvallen van zijn vader 's morgens en 's
middags de koeien ging melken en verzorgen." De
centrale raad nam daarbij aan dat er zeker op korte
termijn geen andere oplossing kon worden gevon
den en dat de boerenzoon zijn werkzaamheden niet
zo kon inrichten, dat hij elke morgen al om zes uur
klaar kon staan om door de aannemer te worden
opgehaald. Nu had de bedrijfsvereninging erop
gewezen dat de boerenzoon een vertrektijd van half
zeven blijkbaar geen beletsel vond om bij de aanne
mer in dienst te treden en dat hij met een wat
flexibeler opstelling dan ook wel in staat zou zijn
geweest om reeds om zes uur met zijn werk klaar te
zijn.
Ook dit verweer wees de centrale raad van de hand:
„Gelet op het belang van een juiste verzorging van
het vee is half zeven naar ons oordeel het vroegst
mogelijke tijdstip, waarop de boerenzoon redelij
kerwijs beschikbaar kon zijn om naar zijn werk te
vertrekken. Daarvoor moest hij toch al reeds om
vier uur 's morgens met het werk beginnen." De
raad concludeerde dan ook dat onder de gegeveq
omstandigheden niet kon worden gezegd, dat de
boerenzoon door zich eerst van half zeven 's mor
gens af voor het vertrek naar zijn werk beschikbaar
te stellen, zich beperkter heeft opgesteld dan voor
de toepassing van de Werkloosheidswet van hem in
redelijkheid kon worden verlangd. De belangen van
de boerenzoon waren, met andere woorden, zo „ern
stig, dat hij deze zwaarder mocht laten wegen dan
het risico werkloos te blijven. Daarbij merkte de
raad op dat de boerenzoon er na zijn gesprek op het
arbeidsbureau ook van mocht uitgaan dat het risico
niet erg groot was. Daar was hem immers gezegd
dat het niet lang zou duren, voordat er een baan
dichter bij huis was gevonden. „Dat die baan uitein
delijk niet is gevonden", zo besloot de raad, „hangt
samen met het feit dat hij slechts voor een tijdelijke
indiensttreding beschikbaar was in verband met de
naderende oproep voor de militaire dienst. Ook dat
kon de boerenzoon niet worden aangerekend."
Zo kreeg hij in hoogste instantie te horen, dat
sociale verzekeringsmannen met de wet in de hand
veel kunnen eisen van een werkloze, maar niet dat
iemand opstaat op een moment waarop zij zichzelf
nog verscheidene malen in bed omdraaien.
Wie van aardige taal houdt
kwam dezer dagen maar matig
aan zijn trekken. De politici
brachten weinig leven in de
brouwerij, en waar een woord
wel opviel deed het je soms ver
baasd opkijken. Zo had de Ne
derlandse stichting voor geluid
hinder de aardige gedachte een
.(verbodsbord" voor draagbare
radio's te ontwerpen, maar o
schrik, wat staat er op dat bord?
Juist: „Verboden voor port
ables", alsof de vreemde talen
ons nog niet genoeg onder de
voet lopen. Gelukkig is er dan
de geschiedenis om het leed
te verzachten. Deze keer wil
de ik u meenemen naar zon
dag 3 september 1939, weldra
veertig jaar geleden. Duitsers
vertrappen en verwoesten Polen,
de nazi's negeren _een Brits-
Frans ultimatum en als de men
sen die zondagmorgen uit de
kerk komen en op de Engelse
radio afstemmen kunnen ze nog
net het staartje horen van de
rede waarin de Britse premier
Chamberlain het een „wrede
slag" noemt dat zijn „lange wor
steling om de vrede te redden
gefaald heeft". Chamberlain is
eindelijk tot de overtuiging ge
komen dat Hitier slechts door
geweld gestuit zal kunnen
worden.
Dezelfde dag nog blijkt dat Ne
derland de dingen niet op hun
beloop laat. Koningin Wilhelmi-
na heeft nog geen week geleden,
op de dag van de algemene mo
bilisatie. voor de radio gezegd
dat ons land in geval van een
conflict neutraal zal zijn, maar
het kabinet-De Geer wil kenne
lijk elke onduidelijkheid vermij
den. Nog zondagmiddag komt er
eén door vijf ministers geteken
de „Buitengewone Nederland-
sche Staatscourant" van de pers.
waarin ter kennis gebracht
wordt„van ieder wien zulks aan
gaat" dat Nederland „ter zake
van de oorlogstoestand die is
ontstaan tusschen eenige vreem
de Mogendheden, volstrekte
eenzijdigheid in acht zal nemen
In een indrukwekkend lan
ge. stijlvol in de oude spelling
Jhr. mr. D. J. de Geer, minister
president in september 1939
gestelde tekst wordt de oorlogs
voerenden op strenge toon aan
gezegd wat er allemaal niet mag.
Ten eerste is dat „het bezetten
van eenig deel van het (Neder
landse) rechtsgebied" Verder
rhogen troepenvan de oorlog
voerenden ons land niet door
trekken, hun vliegtuigen moeten
ons luchtruim mijden, in ons
land zullen geen ..strijderskorp
sen" ten behoeve van een der
partijen gevormd mogen worden
en ook zullen hier geen „prijzen"
worden toegelaten (dat blijken
buitgemaakte schepen te zijn. zo
leer je uit zo'n stuk ook nog eens
wat!)
De forse lijst verboden blijkt
niet tot dovemansoren gericht:
de volgende dag reeds deelt mi
nister-president De Oeer in de
Tweede Kamer mee dat van de
„belligerente mogendheden" de
verzekerirg ontvangen is „dat
deze onze neutraliteit zullen ont
zien" De Geer voegt eraan toe
dat de regering vertrouwen stelt
„in den ernst en de oprechtheid
dier vereekeringen In het
licht van wat er .later gebeurd is
klinkt het allemaal nogal wrang.
Het zou te ver gaan te beweren
dat een andere dan een neutrale
houding toen aan te bevelen was
geweest, maar voor velen beho
ren de herinneringen aan die pe
riode van onzijdigheid niet tot
de allerfijnste. Werd in het
„vlammend protest" dat de ra
dionieuwslezer van het ANP op
10 mei 's morgens voorlas nog
gezegd dat ons land „met angst
vallige nauwgezetheid al dezé
maanden een stipte neutraliteit
in acht genomen had", De Stan
daard die op die vrijdag nog in
een beperkt gebied verspreid
werd. schreef dat we „akelig neu
traal" geweest waren. Het „mur
melen over neutraliteit" had vol
gens de a r krant niet veel te
betekenen gehad, neutraliteit
als middel tot veiligheid moest
volgens De Standaard voorgoed
afgeschreven worden. In het illi-
gale Trouw van november 1943
stond het heel wat scherper: „Als
wij één bezwaar hebben tegen de
vooroorlogse neutraliteitspoli
tiek dan is het dit dat deze
politiek de mogelijkheid open
liet dat wij aan den ver-
keerden kant konden komen te
staan". Uiteraard zonder haar
naam te noemen werd een uit
spraak van Trouw-oprichtster
Gesina van der Molen weergege
ven. Toen die op 10 mei 's mor
gens naar buiten keek en de ken
tekenen van de aanvallende
vliegtuigen zag. riep zij: „Wij zijn
in oorlog, maar Goddank, aan
den goeden kant".
Er was een groep Nederlanders
die nog aan „neutraliteitspoli
tiek" vasthield toen de Duitsers
al geruime tijd hier waren. Dat
waren de communisten, voor wie
de oorlog een strijd was tussen
kapitalistische machten onder
ling en die daarom aarzelden
zich tegenover één van die par
tijen op te stellen. Aan deze
„neutraliteit" kwam, zoals uit
het pas verschenen boekje van
Frits Reuter over de CPN in oor
logstijd blijkt, pas goed een eind
in de zomer van 1941, toen dé
Duitsers Rusland binnenvielen.
Uit Reuters herinneringen blijkt
ook hoe vreemd het is als de taal
van nu tot de taal van toen ge
maakt wordt Volgens hem vond
de CPN-leiding dat alles „be
spreekbaar" moest zijn. Zouden
ze dat toen echt zo gezegd
hebben0