Vogeleiland
nog niet af
MI[HM
Harde noten over energie
Kankeronderzoek en verder
Wetenschap en techniek
Het instrümentarium
TERDAG 16 JUNI 1979
TROUW/KWARTET 23
In 1969 werd besloten het vogeleiland Sasseplaat in het Hollands
piep ten behoeve van het industrieterrein Moerdijk gedeeltelijk al
te graven. Tegelijkertijd werd vastgelegd dat het eiland in westelij
ke richting zou worden hersteld. Sindsdien hebben de industrieel
^belanghebbenden geprobeerd onder de aangegane verplichtingen
uit te komen en wachten de vogelbeschermers nog steeds op het
moment dat de Sasseplaat weer de vogelwijkplaats zal zijn die zij
eens is geweest.
door Hans Schmit
De natuur in het zuidweste
lijk deel van de randstad
heeft in de naoorlogse jaren
zware klappen moeten in
casseren.
Zo verdween ten gevolge van de
"T industriële expansie het vermaar
de vogeleiland De Beer onder de
Maasvlakte, werden de meeste
grasgorzen langs de Oude Maas
opgespoten en' eisten nieuwe ver
bindingen te land en te water her
en der hun tol. De afsluiting van
zeearmen veranderde het ka
rakter van het voormalige getij-
dengebied aanzienlijk en de toe
nemende activiteiten van (water)-
e a recreanten kwamen de delta
bji evenmin ten goede.
in de
Z "*ri
ante
In de jaren zestig sneuvelde opnieuw een
iteressant vogelgebied: het drassige bie-
iterrein aan het Hollands Diep, waar
het nieuwe industrieterrein Moerdijk ver
rees. Tegenover dat industrieterrein ligt
belangrijk reserv&at voor waterwild,
it sinds 1945 door de Nederlandse vere-
iging tot bescherming van vogels wordt
gepacht. Het. belangrijkste onderdeel van
it 850 hectare grote reservaat is een klein
vogeleiland, de Sasseplaat. Het eilandje,
dat na de afsluiting van het Haringvliet in
waarde steeg, is een belangrijk
toevluchtsoord voor wilde ganzen, een ge
liefde ruiplaats voor diverse eenden, een
onmisbare schakel in de trekroute van
vogels en een ovemachtingsplaats voor
steltlopers en meeuwen.
oo spronkelijke Sasseplaat lag echter
wat ongunstig: precies in de vaargeul die
de schepen naar het industrieterrein
loerdijk zou moeten brengen. Ten behoe-
van die vaargeul zou 290 hectare van
it .Hollands Diep moeten worden ont-
lud en daarbij zou, Jammer, maar het
in niet anders, dchttien hectare van de
iseplaat Verdwijnen. Dat nu was echter
een beetje te gortig en het provinciaal
bestuur van Noord-Brabant verbond aan
de afgraving een aantal voorgaarden. Zo
moest de Sasseplaat in westelijke richting
met achttien hectare worden uitgebreid,
moést aan de zuidzijde een dam en in
westelijke richting een strekdam-worden
aangelegd. Ook zou het nieuwe deel van
de Sasseplaat in 1971 met biezen moeten
zijn beplant. Een prima plan, dat, zo dach
ten velen, toch maar bewijst dat industrie
en natuur met wat goede wil best naast
elkaar kunnen voortbestaan.
Kosten te hoog
Het pakte echter anders uit. Dewaargeul
werd verdiept, maar met de Sasseplaat
gebeurde niets. In 1975 probeerde Ijet in
dustrie- ,en havenschap Moerdijk stille
tjes, achter de rug van Vogelbescherming
om, onder de verplichtingen uitte komen:
in een brief aan het provinciaal bestuur
van Noord-Brabant werd meegedeeld dat
door het feit dat de waterstanden na af
sluiting van het Haringvliet anders waren
dan destijds werd verondersteld, de kos
ten van het herstel van de Sasseplaat te
hoog zijn geworden. Vier miljoen gulden
is, zo schreef het industrie- en havenschap
Moerdijk, economisch niet verantwoord.
Dus ontsla ons maar van de verplichtin
gen, vroeg het schap.
De pogingen om onder de verplichtingen
uit te komen, riepen het nodige verzet op
en de toenmalige minister van verkeer en
waterstaat, Wester terp, greep uiteindelijk
(onder meer na Kamervragen van zijn
huidige opvolger Tuijnman) in. Eind 1975
verklaarde het industrie- en havenschap
Moerdijk zich bereid de verplichtingen na
te komen. Het daarna gevoerde overleg
met Rijkswaterstaat, die de herstelwerk
zaamheden uitvoert, resulteerde zelfs in
een extra uitbreiding van de Sasseplaat
met veertien hectare: voor het verloren
gegane deel van achttien hectare komt 32
hectare in de plaats. Voor Rijkswaterstaat
was dat ook een gelukkige ontwikkeling,
omdat daarmee een mogelijkheid ont
stond de specie te bergen die vrijkwam bij
een rechttrekking van de Dordtse Kil.
Moeili j kheden
Rijkswaterstaat kon aan de slag, maar
opnieuw dienden zich moeilijkheden aan.
De Sasseplaat wordt namelijk van west
naar oost doorsneden door een denkbare
lijn die de grens vormt tussen de provin
cies Zuid-Holland en Noord-Brabant. Op
het Noord-Brabantse deel rust geen ge
meentelijk bestemmingsplan, zodat
Rijkswaterstaat voor dat deel geen aan-
legvergunning hoefde aan te vragen. Dat
geldt echter wel voor het Zuidhollandse
deel, zodat Zuid-Holland bij de gemeente
Strijen een aanlegvergunning aanvroeg.
Ook het opspuiten van het nieuwe eiland
\,kon Rijkswaterstaat niet zonder meer uit
voeren, omdat (in tegenstelling tot Noord-
Brabant) in Zuid-Holland een provinciale
verordening van kracht is. Dus werd bij de
provincie Zuid-Holland een opspuitver-
gunning aangevraagd.
In eerste instantie leek het niet dat zich
nieuwe moeilijkheden zouden aandienen.
In de zoiper van 1977 lag de aanvraag voor
een aanlegvergunning bij de gemeente
Strijen ter visie, maar niemand diende
binnen de geldende termijn bezwaar in.
Totdat Shell Chemie Moerdijk en de re
gionale kamer van koophandel achteraf
alsnog met bezwaren kwamen, die tot nu
toe door de betrokken instanties zijn afge
wezen, maar waarmee Shell Chemie (en
kele weken terug) in beroep is gegaan bij
de Raad van State. Shell Chemie heeft
verder bij de provincie Zuid-Holland be
roep aangetekend tegen de gevraagde op-
spuitvergunning. Hangende deze proce
dures wacht Rijkswaterstaat af en ligt de
Sasseplaat er „on-af" bij: de strekdam is
aangelegd, het eerste deel van de uitbrei
ding (achttien hectare) is nagenoeg geheel
opgespoten en het tweede deel (veertien
hectare) is er nog niet.
Verbazing
De reactie van Shell Chemie Moerdijk
heeft bij Vogelbescherming de nodige ver
bazing opgeroepen. Zo spreekt Shell Che
mie over de geruisloze wijze waarop de
Sasseplaat wordt uitgebreid, daarbij voor
bijgaand aan het feit dat het bedrijf de
tervisielegging van de aanlegvergunning
over het hoofd heeft gezien. Tevens spre
ken Shell Chemie en de regionale kamer
van koophandel er hun verbazing over uit
dat er zomaar „een vogeleiland voor de
deur van een industrieterrein komt te
liggen". Nico de Haan van Vogelbescher
ming: „Dit is een wel zeer merkwaardige
omdraaiing van de zaak. Er lag Immers al
lang een Sasseplaat in het Hollands Diep
voor er sprake was van de aanleg van een
industrieterrein en de vestiging van Shell
Chemie daarop."
Overigens verzet Shell zich niet tegen een
vogeleiland in het Hollands Diep, als het
maar niet voor de deur van Shell komt te
liggen. Zo heeft Shell vorig jaar een loka-
tie voorgesteld tussen Noordschans en
Willemstad. Prof. dr. K. H.'Voous van de
VU in Amsterdam, die zich vanaf het
begin met de Sasseplaat hèeft bezigge
houden vroeg zich bij dit geheel nieuwe
plan onder meer af wie de extra kosten
zou gaan betalen, of er een garantie is dat
op de nieuwe plaat de geschikte vegetatie
(biezen/ voor de ganzen) kan worden ver
kregen en of er geen nieuwe bezwaren van
elders op de Moerdijk gevestigde in
dustrieën zouden komen. Op het verwijt
van Shell Chemie dat de natuurbescher
mers een gouden kans hebben gemist
door niet in te haken op een andere loka-
tie, reageert prof. Voous met: „Als er van
een .gemiste gouden kans' gesproken zou
moeten worden, dan zou het deze zijn, dat
in vorm, aanleg en beheer van de Sasse
plaat als natuurgebied, Shell Chemie de
boot dreigt te missen of door zijn beleid
reeds gemist heeft om industrie en na
tuurbehoud, letterlijk onder eikaars rook,
met elkaar te verzoenen."
Koelwater
Waarom veizet Shell Chemie zich tegen de
afbouw van de Sasseplaat? Afgezien van
het merkwaardige argument dat door de
uitbreiding van de Sasseplaat „diep wordt
ingegrepen in de aard van het gebied"
(alsof de aanleg van een industrieterrein
en de vestiging van een chemisch bedrijf
niet heeft ingegrepen in de aard van het
gebied), is het voornaamste bezwaar van
Shell de vrees belemmerd te worden in de
lozing van koelwater door het daaruit
voortkomende risico van botulisme, dat
optreedt in ondiep, warm water (meer dan
twintig graden). Sinds 1973 heeft Shell
Chemie een voorwaardelijke vergunning
tot lozing van koelwater tot dertig graden.
Een nieuwe vergunning om nog meer af
valwarmte te lozen, ligt bij de Raad van
State te wachten op behandeling van het
beroep dat onder meer de stichting Na
tuur en Milieu heeft aangespannen.
De lozing van warm water verhoogt de
kans op botulisme. Nico de Haan: „Rond
om de Sasseplaat bevindt zich een gebied
dat ondiep is, zo'n twintig centimeter. In
dat gebied is een verhoogd gevaar voor
botulisme, waar Je bij het stellen van een
norm aan het koelwater rekening mee zou
moeten houden. Ik kan me indenken dat
de thermische verontreiniging van het af
valwater moet worden teruggebracht. Dat
kan bij voorbeeld door de bouw van koel
torens, hoewel dat landschappelijk geen
fraaie oplossing is. Een andere mogelijk
heid die is geopperd, is de aanleg van een
geperforeerde leiding over de bodem van
het Hollands Diep, waardoor over de gehe
le lengte het koelwater kan worden afge
geven."
Dergelijke voorzieningen kosten geld en
daar nu wringt de schoen. Shell vreest dpt
het gevaar van botulisme door het lozen
van te warm koelwater op haar zal worden
afgewenteld en dat om die reden de bè-
staande normen voor de lozing van koel
water zullen worden beperkt. Shell wil
dan ook dat of de Sasseplaat verdwijnt, of
de lozing van koelwater niet wordt be
perkt of bemoeilijkt. Deze afwijzende hou
ding van Shell Chemie ervaart Vogelbe
scherming als bijzonder teleurstellend, te
meer daar er aanvankelijk alle bereidheid
van de zijde van Shell bestond mee te
werken. Maar de tijden veranderen.
ffiBl
door Rob Foppema
De mogelijkheden van wetenschappelijk
onderzoek ten behoeve van de concrete
u" energievoorziening moeten niet worden
overschat. „Interessante resultaten zijn nu
eenmaal niet te programmeren. Dit
betekent dat voor de oplossing van het
energievraagstuk primair politieke
besluitvorming van belang is." Met deze
vaststelling heeft de Raad van advies voor
het wetenschapsbeleid een spijker op de
kop geslagen diè nogal eens over het hoofd
wordt gezien.
ehi
In het jaarlijkse
beleidsadvies aan de
regering heeft de
RAWB harde noten
te kraken over het
onderzoek in de
ltZi energiesector. Maar
juist daarom is die
voorafgaande
opmerking
behartigenswaardig.
Want er is een soort
standaardverhaal in
omloop, dat „ze veel
meer onderzoek
moeten doen naar de
toepassing van zon,
en wind, en andere
onuitputtelijke
energiebronnen".
Dat verhaal is zeker zinnig,
maar het wekt nog wel
eens al of niet bedoeld
de indruk dat daarmee ook
de oplossing voor de
energieproblemen op
afzienbare termijn wordt
aangedragen. En die
indruk is minder zinnig,
want zo vlot gaat dat t
gewoon niet. Op afzienbare
iermijn steekt het
inderdaad op politieke
besluitvorming over
Warmte-isolatie van huizen
en gebouwen,
stadsverwarming,
maximumtsnelheden en
meer zulke binnen
handbereik liggende
maatregelen om de vraag
te beperken.
Dat neemt niet weg dat het
onderzoek een belangrijke
strategische factor voor de
wat langere termijn is.
Maar ook dat mag niet tot
automatische conclusies
leiden, aldus de RAWB:
„Algemeen wordt er van
uitgegaan dat de totale
omvang van het
(energie-)onderzoek moet
stijgen of tenminste gelijk
moet blijven; dat dus ook
een inkrimping van het
kernenergetisch onderzoek
gepaard moet gaan met
een even grote uitbreiding
van het onderzoek op
andere gebieden".
Voor de raad is dat geen
wet van Meden en Perzen.
Het is best denkbaar dat
die inkrimping niet of
'maar ten dele kan worden
opgevangen door zinvolle
projecten op andere
gebieden. „In dat geval
dient, ondanks het belang
van het terrein, de
conclusie te zijn dat de
totale omvang van het
energieonderzoek
verminderd moet worden."
Dat is niet een gedachte
van het soort waar je
politiek populair door
wordt. Maar misschien kan
juist een adviesraad het
daarom zo duidelijk
opschrijven. Meer geld
betekent niet automatisch
meer en betere
onderzoekresultaten voor
een bepaald onderwerp.
Daar zijn bovendien
verstandige ideeën,
bekwame mensen en tijd
.voor nodig. En die zijn
maar zeer ten dele te koop.
Na deze filosofische inlei
ding de echt harde noten.
We hadden het nu wel over
een inkrimping van het
kernenergie-onderzoek,
maar waar blijft die eigen
lijk? De herprogramme
ring waartoe de regering al
in januari 1977 besloot,
verkeert volgens de RAWB
in een impasse. Het voor
malige Reactorcentrum
Nederland - nu Energie-on
derzoekcentrum (ECN)
krijgt almaar de daarover
toegezegde nota niet klaar.
„Weliswaar wordt van jaar
tot jaar in de begroting van
het ECN minder geld onder
„kernenergie" verant
woord, maar het is niet vol
doende duidelijk welke ex
perimentele andere projec
ten daarvoor in de plaats
gekomen zijn."
De RAWB noemt het veel
zeggen^ dat het ministerie
van economische zaken
zijn extra geld voor het na
tionaal programma ener
gieonderzoek en voor de
ombuiging in het kernon
derzoek, maar voor een
klein deel heeft uitgege-.
ven. En ECN is niet het
enige zorgenkind. Welis
waar heeft TNO wél een
beleidsnota over zijn toe
komstplannen voor ener
gieonderzoek op tafel ge
legd. Maar dat stuk heeft
de kenmerken van een ver
langlijstje, vindt de
RAWB. „De indruk wordt
zo gewekt dat men slechts
tot nieuw onderzoek bereid
is, indien daarvoor extra
geld op tafel komt. Het
vraagstuk van de herpro
grammering, dat wil zeg
gen het vervangen van be
staand onderzoek door
nieuw onderzoek op ande
re terreinen, wordt in de
beleidsnota dus omzeld."
Als de raad zich een alge
meen beeld van de situatie
vormt, komen daarin de
volgende vaststellingen
voor. „Noch bij het ECN,
noch bij TNO bestaan con
crete en uitgewerkte plan
nen tot vermindering van
het kernenergetisch onder
zoek. Enerzijds wordt de
hërprogrammering van het
nucleaire onderzoek afhan
kelijk gesteld van de moge
lijkheid om alternatieve
projecten te kunnen uit
roeren, anderzijds wordt in
veel gevallen het stand
punt ingenomen dat alter
natieve projecten niet of
niet goed kunnen worden
uitgevoerd tenzij er extra
geld op tafel komt. De, on
der loekplannen van het
ECN en TNO overlappen
elkaar gedeeltelijk; de
coördinatie tussen beide
insteüingen is nog onvol
doende." Dat is harde taal,
die in Petten, Den Haag,/
Apeldoorn en Hengelo
hard zal aankomen.
De aanbevelingen die de
RAWB eraan verbindt, zijn
van een bijpassende duide
lijkheid. „Gegeven de ver
wachting dat tot het jaar
2000 maximaal drie kern
centrales gebouwd zullen
worden", moet een onder
zoekprogramma worden
opgesteld dat de daarvoor
minimaal noodzakelijke
deskundigheid in stand
houdt. De overheid moet
op korte termijn van ECN,
TNO en de KEMA verlan
gen dat zij aangeven wat
hun specifieke bijdrage
moet zijn aan een dergelijk
minimum-programma
voor het „openhouden van
de optie kernenergie". En
dat programma moet ver
volgens door een onafhan
kelijk orgaan worden geë
valueerd. „De overheid
kan zich dan op basis van
een dergelijk programma
uitspreken over de wense
lijke omvang van het kern
onderzoek in Nederland."
Kortom, wie niet herpro
grammeren wil, moet maar
voelen.
Dat meer geld niet altijd
wijzer maakt, is een stel
ling die de RAWB ook ten
aanzien van het kankeron
derzoek nadrukkelijk laat
gelden. De mening die on
langs in een hoorzitting
van de Kamercommissie
voor volksgezondheid naar
voren werd gebracht, dat
de kankerresearch in Ne
derland onvoldoendé
wordt gestimuleerd, vindt
bij de adviesraad geen in
stemming. Die opvatting is
gebaseerd op een eenvou
dig verband tussen het
aantal sterfgevallen en de
hoeveelheid onderzoek
geld, maar dat is al te een
voudig gedacht, vindt de
RAWB.
„Daarmee wordt voorbij
gegaan aan de geheel ver
schillende waarschijnlijk
heden waarmee onderzoek
op verschillende gebieden
tot succes zal leiden, aan
de duur van de vereiste on
derzoeksinspanning, aan
de activiteiten in andere
landen, aan de aanwezig-
,heid van specifieke des
kundigheid in eigen land.
aan de vraag of de oplos
sing van een probleem af
hankelijk is van een door
braak in het fundamenteel
wetenschappelijk onder
zoek dan wel van het resul
taat van gericht toegepast
onderzoek."
De raad juicht het voorne
men toe om eindelijk ten
behoeve vdn het onderzoek
een algemene registratie
van kankergevallen op te
zetten. Maar het probleem
van de gebrekkige registra
tie reikt verder dan de sec
tor van het kankeronder
zoek, aldus de RAWB. Ook
ten aanzien van hart- en
vaatziekten, chronische
ademhalingsklachten en
reumatiek Is de registratie
van ziektegevallen vaak
onvolledig en weinig syste
matisch.
Verder zijn een aantal gro
te medische gegevensver
zamelingen die voor ande
re doelen worden bijgehou
den, niet toegankelijk or
geschikt voor wetenschap
pelijk onderzoek. Reorga
nisaties, herstructurering
en bewerking daarvan zou
een belangrijke eerste Im
puls kunnen betekenen
voor het onderzoek naar
het vóórkomen van ziekten
in Nederland. En dat ls een
belangrijke voorwaarde
voor het onderzoek naar
het voorkómen van die
ziekten, waar best wat
meer aan zou mogen ge
beuren.
De Raad van advies voor het wetenschapsbeleid maakt al
jarenlang ongeruste geluiden over de bewerktuiging van
de Nederlandse onderzoeker. BIJ een wat krappe financie
ring en de groei is er al sinds 1972 uit wordt er
uiteraard makkelijker op nieuwe apparatuur bezuinigd
dan op mensen. Of dat in de praktijk ook gebeurt, is niet
uit de begrotingsstukken te halen. De RAWB beeft in zijn
nieuwe jaaradvies in ieder geval een globaal Idee van die
werkelijkheid ontwikkeld door 'wat te goochelen met
gegevens van het Centraal bureau voor de statistiek.
Daaruit komt naar voren dat materiële uitgaven van de
(semi-)overheidsinstituten naar verhouding nogal achter
blijven bij die van de industriële en de universitaire
laboratoria. De CBS-gegevens zijn onvoldoende toege
spitst om harde conclusies te trekken. Maar het vermoe
den is ernstig genoeg om zulke gegevens wél gericht te
gaan verzamelen, vind de RAWB. Want op de lange duur
zou hier sprake kunnen zijn van een onaanvaardbare
achterstand in het aanschaffen van apparatuur, waardoor
de kostbare onderzoekers minder zouden kunnen preste
ren dan ze in hun mars hebben.