De kruiswegstaties van Aad de Haas \bU. Een luchtige verliefdheid Het zijn als geheim TERDAG 9 JUNI 1979 TROUW/KWARTET 19 De zestien kruiswegstaties, die de Rotterdamse schilder Aad de Haas (1920-1972) in 1947 schilderde voor de kerk te Wahlwiller ei die daar twee jaar later op last van de bisschop van Roermond verwijderd werden, zullen daar na de restauratie van de kerk weer terugkeren. Ze zijn nu, met ander werk van deze kunstenaar te zien in de Tiendschuur te Weert. door G. Kruis In de woelige late jaren veertig haalden twee kunstenaarsnamen tel kens weer de voorpagi na's van de dagbladen: die van Han van Meege ren en die van Aad de Haas. De eerste stond voor een burgelijke rechtbank terecht als een vervalser en de an der werd door een (blijk baar nog bestaande) In quisitie „ontaard" ver klaard. Ten tweeden- male overigens, want hetzelfde was hem al eerder, in 1943 over komen... Als je nu in de Tiendschuur, Recolleqtenstraat 5a, Weert, waar tot 18 juni een tentoon stelling wordt gehouden van S Passie, 1954: Christus gegeseld Passie 1961: Pilatus Passie 1961: Langs de kruisweg De tentoonstelling in Weert is geopend op woensdag-, vrij dag- en zondagmiddag van 14.00 tot 17.00 uur. een deel van Aad de Haas' grote oeuvre, die verguisde kruiswegstatie ziet. die in 1949 na twee jaar intrigeren verwij derd werd uit het kerkje te Wahlwiller, houd je dat toen malige schandaal niet voor mogelijk. Te meer niet, ais je weet, dat uitgerekend in die direct na oorlogse jaren Aad de Haas' zelf een gelovig katholiek kerkelijke tegenstanders ge bruik maakten van de twijfel achtige gaven van een toen pas vrijgelaten nazi als Albert Kuyle. Diens ronduit smerige artike len in het Limburgs Dagblad en De Linie (toen nog niet „Nieuw") maakten in Rpme zoveel indruk, dat er in 1949 een boek met lijdensmedita ties geïllustreerd door De Haas, verboden werd, waarna, zoals dat toen onder woorden gebracht werd, „ten respecte van Rome" ook maar gelijk de kruiswegstaties weggewerkt werden uit de kerk van Wahl willer. Dat is, heel in 't kort de smoezelige geschiedenis van een stukje arm Rooms leven. Nogmaals, ik rakelde dit alles op. omdat het nu allemaal gelukkig zo ongelooflijk lijkt. Als die geschilderde kruiswegstaties nu nog iets to doeh hadden gehad met de keiharde, niets verbloemende sfeer van zijn grafiek, zijn et sen uit de oorlog bij voor beeld, zijn monotypes uit 1954 of zijn lino's uit 1961, zou je althans meer begrijpen van die tegenstand van toen. Maar dat deze reeks tedere schilde rijen zoveel kwaadaardigheid heeft kunnen oproepen, ge tuigt van een beangstigende liefdeloosheid en een onmen selijke onbarmhartigheid. Want het doorslaggevende thema van deze werken is een diepe smartelijkheid; zeer be heerst, dichterlijk (en zelfs: es thetisch) weergegeven. Geen benadrukking van een felle emotie, maar wel en steeds v,an een intense droefheid, die gelaten, in overgaVe en vooral eenzaam ondergaan wordt. Poëtische schilderijen, eigen lijk nog helemaal in de lijn van De Haas' vroege werk: wonderlijk fijnzinnige schil derijen van een prachtig diep koloriet, dromerig en heel stil. Schilderijen, tekeningen, et sen en lino's van zomaar men sen en dingen. Maar naast deze zachtaardige verbeeldin gen, maakte hij felle gfafiek, waarin niet zelden zijn gevoe lens voor de bezetter duidelijk en Wrang tot uiting kwamen. En, terwijl hij ai geruime tijd „entartet" verklaard was, ex poseerde hij ze toch nog bij de Kunsthandel Van Zanten in zijn geboortestad Rotterdam. Hij werd gearresteerd door de Gestapo en veertien dagen lang verhoord; een half jaar later, in augustus 1943 wist hij uit de gevangenis te ontsnap pen waarna hij in Limburg onderdook. De felheid van de vroege gra fiek komt, in het begin der jaren vijftig meer en meer tot uiting in zijn geschilderde oeuvre. Dat werk is niet meer dat van die stille dromer, die. omdat hij er zoveel vreugde aan beleeft „zomaar" mensen en dingen schildert, t Is een bittere aanklacht, bitter niet alleen waar het de onderwer pen betreft, maar ook naar kleur en vorm. Zware expres sionistische schilderijen zijn het, die aan de bezetenheid maar zeker niet aan de „Nor- dische" mystiek van een Nolde doen denken. Geen poëzie meer. maar angst, angst voor de wereld, angst voor de mensheid, die er zo'n geweldige rotzooi van maakt. Zo diep als zijn mededogen is met de lijdenden, zo fel is zijn steeds terugkerende requisi toir tegen degenen die laten lijden en tegen hen die niets doen om dat lijden te verhin deren of te verzachten. Dat is de symboliek van zijn prachti ge Passie-prenten er is hier een veertigtal waar de mens naast en om Christus keihard getoond wordt in al zijn besti aliteit en tekort aan mede menselijkheid. De figuren in deze serie zijn van een schok kende (niet: modieuze) eigen tijdsheid. Zijn soldaten zijn niet romantisch-romeins uit gemonsterd, maar dragen pet ten en moderne helmen, 2ijn hogepriester is gekleed als een kerkelijk hoogwaardigheids bekleder van vandaag en Pila tus is een aandachtig luiste rend, quasi-meelevend, maar heel voorzichtig man, die bij alles wat hij doet, afweegt wat wel en wat niet zijn carrière in gevaar kan brengen. En langs de kruisweg tref je soms smart, maar veel meer stomme nieuwsgierigheid aan: een man. dikgegeten, het servet nog voorgeknoopt, kijkt geboeid uit het raam, een ander houdt de hand gevoelig als hij is voor de ogen van een vrouw... Al die hiergenoemde opeenvolgende facetten, die zich apart manifesteren in de verschil lende perloden, lijken in het werk van de laatste Jaren sa mengebald te zijn tot één brok indrukwekkende schil derkunstige zeggingskracht. Het is waarschijnlijk de laat ste keer dat de zestien kruis wegstaties op een expositie te zien zijn. Ze zullen, na dertig jaar weer teruggebracht wor den. waar ze thuis horen, waar ze voor gemaakt zijn, het ge restaureerde kerkje te Wahl willer. Mensen die meer werk van De Haas willen zien. kunnen al tijd terecht in het Documen tatiecentrum Aad de Haas. Heerlenseweg 162, waar Nel de Haas-Koekman op een overzichtelijke wijze een tach tigtal schilderijen en vele bla den grafiek van haar in 1972 overleden man toont. Jaap van Manen debuteert met een vlotte roman over verliefdheid, van een man voor een man. De soepelheid waarmee in „Verliefd" met ingrijpende gebeurtenissen wordt omgesprongen kan T. van Deel maar ten dele boeien. door T. van Deel Het romandebuut van Jaap van iManen, „Verliefd", is als verhaal I wel genietbaar. Het heeft een I deugdelijke plot, er gebeuren in f korte tijd veel dingen die op een f lnginieuze wijze met elkaar sa- 1 mnhangen, er is een soepele af- Ij 'wisseling van lokaties, het gaat Ij over liefde, ouder worden en dood, tl en het speelt bovendien ten dele in een müveu van homosexuelen. We waren, wat dat laatste betreft, in literatuur nog nauwelijks toegekomen aan een verhaal waarin homosexualiteit geen pro bleem meer is en „Verliefd" is in dat opzicht mogelijk zoals de recensent van VN vond „zelfs emancipatorisch" Toch vraag ik me af of zoiets niet te veel eer is voor dit boek. Een verhaal krijgt tenslotte pas bete kenis en werking als het gedragen wordt door een stijl die verrast en boeit. „Verliefd" heeft echter nau welijks een eigen stijl; het wordt verteld door een veertigjarige man die vlot van de tongriem is gesne den dat wel maar alleen door z'n vaart aan eefi opvallende ba naliteit ontsnapt. Het is de stijl van „Zonlicht spatte in mijn ge zicht, golfjes klotsten zacht tégen de warmbeschenen steiger" en de stijl van „Wat een belachelijk be drag voor zo'n ding, tenminste ofh het etvoor te betalen". Dat laatste is dan een Innerlijke overweging van de hoofdpersoon. Het is ook de stijl van fouten als: „Misschien waren er nog eieren of een blikje vis, waar ik mijn maal mee kon doen". Jaap van Manen. Verliefd. Ro man. Amsterdam, Querido, 1979. 196 blz. 24,50. Deze manier van vertellen is niet erg interessant en levert weinig inzicht op in de beschreven ge beurtenissen. Aangezien die nogal ingrijpend zijn, blijft eigenlijk de kern van de roman oppervlakkig beschreven. Globaal is het verhaal als volgt. De hoofdpersoon Wouter raakt be trokken bij een romance tussen Eileen, een vroegere studievrien din, en Willem, de veel Jongere zoon van zijn bovenbuurvrouw. Eileen wil, nu zij het ware leven heeft geproefd, scheiden van haar man, en zij arrangeert, in vuur en vlam, een tripje met WlUem en Wouter naar Venetië. Daar wordt' Wouter verliefd op Willem, overi gens zonder dat Eileen daar iets van merkt. Hij vertrekt, overstuur door deze ervaring, eerder naar Nederland. Even later blijkt de verhouding tussen Willem en Ei- leen verbroken en de bovenbuur vrouw op de hoogte van de ge beurtenissen tussen die twee. Zij steekt het tuinhuisje in brand waarin Eileen logeert. Intussen is ook nog de grootvader van Willem gestorven, die een belangrijke functie voor Wouter had. Het is, zo verteld, een kermis van voorvallen en betrekkingen. Van Manen weet deze plot moeiteloos en luchtig te presenteren en dat is zeker een verdienste van de ro man. Maar waar het uiteindelijk om gaat, de verliefdheid van Wou ter, komt slecht uit de verf. Bijna overal waar van veel emotie spra ke is, blijkt de stijl van Van Manen ontoereikend. Dat is zo in de be schrijving van het eerste sexuele contact tussen Wouter en Willem, dat is ook later zo als de verliefd heid brandt in het hoofd van deze veertigjarige, die nu juist zijn le ven op het isolement had inge steld. „Ik dacht aan Willem. Wil lem. Willem. Wat zou hij nu doen? Waar zou hij nu aan denken?" De figuur van Willem is trouwens een extra probleem. Wie leest wat hij zegt en hoe hij zich gedraagt moet hem wel een modieuze onbe nul vinden, die als hij Wouter on- Jaap van Manen verhoeds bevredigt, zegt: „Daar was je wel aan toe" en: „Lekker, weer eens met een man". Het is de jongen die de wereld rondtrekt, naar India gaat en platitudes ver koopt als: „Ik kan dat niet verdra gen, het idee dat ik mijn hele leven aan iemand vast zou zitten". Van Manen geeft hem weinig of geen reliëf, of liever gezegd: Wouter overweegt zijn gevoelens voor Wil lem zo weinig specifiek, dat er geen inleving in zijn verliefdheid uit kan resulteren. Dat geldt eigenlijk voor alle figu ren uit deze roman: ze zijn uit oppervlakte samengesteld. Het beste slaagt Van Manen dan ook als hij oppervlakte moet weerge ven, zoals de omgang ln een nich- tcncafé. of het wezenloos langs nachtkroegen lopen, op zoek naar Willem. Maar. eerlijk gezegd, ner gens krijgt deze verliefdheid vleu gels, nergens wordt het een drama terwijl wel degelijk wordt ge suggereerd dat de gebeurtenissen voor Wouter nogal tragisch zijn. De kracht van „Verliefd" zit, kort om, in het verhaal, niet ln de stijl. Of anders gezegd: de kracht schuilt in de oppervlakte. Daaron der tref ik weinig boeiends aan, maar misschien hoeft dat ook niet, en is luchtig èn met verve vertellen al aardig genoeg. Het absurde als een weefsel dat op geheimzinnige wijze is ingesponnen in het spel van de schering en inslag der realiteit. Dat is de gemeenschappelijke noemer waaronder J. van Doorne de drie boeken brengt die hij in onderstaand artikel bespreekt. door J. van Doorne Het woord absurd dat op een La tijns woord voor onwelluidend heid teruggaat, betekent in het Nederlands: strijdig met de rede, ongerijmd. In dagelijks gebruik: onzinnig want ogenschijnlijk on bestaanbaar, niet te geloven. De terra absurdisme komt in de moderne toneelgeschiedenis voor als de aanduiding van een stroming die de voosheid van de burgerlijke samenleving wil aantonen ,;door middel van onzinnige situaties en landelingen. Toch kan men de term zeer wel gebruiken op het gebied van de literatuur in wijde iln. Onder absurdisme valt dan alles wat in de loop der tijden doelbewust geschre ven is om het oude, vertrouwde beeld van de ons zo gewone en ops zo logisch voorko mende werkelijkheid te ontmaskeren. Dat is eén aspect. Het andere is. dat het de Werkelijkheid helemaal niet ontmaskeren wil, maar van het onwerkelijke gebruik wil maken om de lezer iets te leren. Ik denk aan de fabeldichter die de lezer heus niet wil doen geloven dat dieren spreken kunnen op de wijze der mensen Deze beide aspecten vallen soms samen. Het echte absurdisme is het ontmaskeren de. Daarvan is Kafka het grote voorbeeld. Br is ook een speels absurdisme, waartoe ie de vocalise zou kunnen rekenen. Maar W zijn vele vormen. Weefsel» Dezer dagen heb ik enkele verhalen gele zen van auteurs die aantonen dat het Thomas Pynchon: „De veiling van nr. 49" Oorspronkelijke titel: „The crying of Lot". Vertaald door Ronald Jonkers. Bij Agathon te Bussum. Paperback. 180 bladz. Carel Swinkels: „De Sieraden". Uitgave van het Provinciaal Genoot schap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. 's-Hertogenbosch 1978. Paperback. 84 bladz. Charms, Vvedenski en Kazakov: „Bam en ander proza". Uit het Russisch vertaald en van een Na woord voorzien door Charles B. Timmer. Bij G. A. van Oorschot te Amsterdam. Deel van de reeks „Russische miniatu ren". Paperback. 200 bladz. absurde als een weefsel kan gevonden worden dat op geheimzinnige wijze inge sponnen is in het spel van de schering en inslag der realiteit. Het speelse element is hierbij onmiskenbaar. Het eerste is dat van de Amerikaan Tho mas Pynchon, genaamd „De veiling van nr. 49". De hoofdfiguur van de korte ro man is ene Oepida Maas, de vrouw van een disk-jockey, die benoemd is tot execu teur-testamentair van een grote nalaten schap van een vroegere minnaar van haar. Bij deze werkzaamheden stoot zij op een ondergronds web van een al eeuwenlang bestaand post-bedrijf, een alternatief postbedrijf, dat zich tijdens het post-mo- nopolie van de graven van Thurn und Taxis had ontwikkeld. Dit graven-ge slacht heeft van 1505 tot 1867 een post- monopolie gehad dat Duitsland, Italië en de Nederlanden omvatte. Oepid^ stuit plotseling op een geheimzin nig teken, dat zij nooit eerder gezien heeft. Zij kan het niet duiden, totdat zij er achterkomt, dat het een gestopte post hoorn verbeeldt. Nu zijn er in de nalatenschap ook enkele kavels postzegels. Zij bevatten vervalsin gen waarop het teken van de gestopte posthoorn voorkomt. Zij geraakt hele maal in de ban van het alternatieve post bedrijf, dat tot in het huidige Amerika nog altijd bezig zou zijn. Talloze onderzoekin gen moet zij doen voor zij, historisch ge zien, vaste grond onder de voeten krijgt. Als zij ontheven wordt van haar plichten als executeur, wil zij nog de veiling bijwo nen van de postzegels, waarbij nö. 49 behoort, een kostbare vervalsing van de alternatieve postdienst. Als de veiling dan beginnen zal. is het boek uit. Het Is een uitermate ingewikkeld samen gesteld boek. Er is geen duidelijke samen hang en toch is er die wel degelijk: een alternatieve samenhang die door de mens geschapen wordt. Het is de samenhang van wie aan aóhtervolgings-waanzin lijdt. Hij wordt niet achtervolgd, maar wat baat hem dat? Er is maar één werkelijkheid: de zijne. Dit boek Is niet het verslag van zulk een ziektebeeld, maar de verbeelding er van op een geheel ander plan. Een heel knap boek. dat de lezer in verwarring achterlaat. Wat bestaat echt? Is wat be staat wel echt? Uitleg" Het zal Carel Swinkels misschien enigs zins verwonderen dat ik zijn novelle „De Sieraden" in verband breng met. het ab surde. Ik ben hem dus uitleg verschuldigd. Er is een sterke overeenkomst met „De veiling van nr. 49". Het boek van Pynchon houdt zich niet bezig met een postzegel- velling en het boek van 8winkels houdt zich niet bezig met de lotgevallen van de familie-juwelen waafvan in het boek spra ke is. De in het vooruitzicht gestelde postzegel veiling en de in het verleden verdwenen juwelen doen dienst als een soort van geestelijke katalysator. Zij veroorzaken processen zonder aan die processen deel te nemen. Er is nog een andere overeenkomst. De hoofdfiguur van Pinchons boek stuit op een ondergrondse organisatie, een zinne loze organisatie. Bij Swinkels is dat even eens het geval: een zinloos neo-fascistisch web. amateuristisch spinsel dat volstrekt irreëel is. De hoofdfiguur bij Swinkels wil weten wat hem eigenlijk in zijn leven dwars zit. Hij gaat op zoek in het verleden met behulp van een bevriende psychiater. Die „ik" is loot van een eertijds zeef vermogende familie. Fortuinen zijn verloren gegaan, de familie-juwelen verdwenen. Maar de „ik" is niet op zoek naar geld en goed. Hij zoekt zichzelf. Mede door de hernieuwde omgang met een neef die wel degelijk op zoek is naar de juwelen, ontdoet hij zich van wat in het verleden onverwerkt geble ven is. En tegelijkertijd ontdekt hij het spinrag van een ijdele sub-realiteit. „De juwelen" Is een uitstekend geschre ven novelle, vol sfeer en vol bizarre rela ties. Carel Swinkels is niet iemand die literair gezien aan de weg timmert. Wat hij geschreven heeft, is altijd voor fijnproe vers geweest. Bij „De sieraden" is dat eveneens het geval. Russen Nu is er behalve het ontmaskerende ab surdisme ook een genre, dat niet ontmas keren wil, maar vernietigen. Het wil de zin ontnemen aan de taal. Niet het logische, Carel Swinkels, auteur van een van de boeken die in dit artikel worden be sproken. maar de associatie moet de taal beheer sen, de inval, die zich onttrekt aan con structief denken en verbeelden. Mert kan zulk een absurdisme dan ook niet meer duiden, dat wil zeggen, er geen zin aan geven, ook niet een geheime of symboli sche. Tot die absurdisten behoren de drie Rus sische auteurs, waarvan de bundei „Bam" voorbeelden geeft. Het zijn Daniil Charms (D. I. Joevatsjof 1906 - 1942); Alexandr Vvedenski (1904 - 1941) en Vladimir Vlasa- kov (1938). De twee eerstgenoemden zijn beiden in gevangenschap gestorven. Zij behoorden tot de groep de zogenaamde Oberloeten, een literaire beweging die ln navolging van de sociale revolutie ook een literaire revolutie voorstond. De groep ontstond ln 1928 en was geen lang leven beschoren. Het spoedig opkomend sociaal-realisme ln het begin van de jaren '30 maakte een einde aan de activiteiten van de gspep. Het enige dat de leden vam de groep overbleef, was zich storten in het sprookje en andere kinderliteratuur. De derde hier genoemde. Kazakov, heeft in Rusland nooit iets van zijn omvangrijk werk offi cieel kunnen uitgeven. Zijn werk behoort tot de Sami2dat-literatuur, de onder grondse letterkunde. Deze auteurs waren of zijn geen dissiden ten. Zij dachten binnen de nieuwe vrijheid nu ook als auteurs vrij te mogen zijn om hun experimenten met de taal te kunnen uitvoeren. Zij vergisten zich deerlijk. In het Nawoord van de verzamelbundel zegt de onvolprezen Charles B. Timmer er dit van: „De absurdistische literatuur wil geen onzin voortbrengen, maar streeft naar een directe uitbeelding van de chaos die wij 2ijn en die wij maken, met ieder wegschuiven van zingeving ln de verwach ting dat daardoor nieuwe bewustzijnsin houden of -ervaringen loskomen, het liefst in de vorm van een schok van verbazing, van het ondergaan van een „AhaJ-Erleb- nis". De lezer krijgt hiertoe bij het lezen van de bundel alle gelegenheid. Toch is het lezen van deze absurdistische literatuur een al thans voor mij lichte teleurstelling. Het absurdisme van bij voorbeeld Kafka ont maskert de realiteit als een zich „gewoon" voordoend mysterie. Het vernietigt de rea liteit niet maar voegt er een dimensie aan toe. De hier genoemde Russen vernietigen de realiteit tot chaos. Nu is de realiteit ln bepaald opzicht chaotisch, maar zij rijst daaruit op, wat iets heel anders ls. Kafka is scheppend. Het zuivere absurdisme is een doodlopen de weg. Wat nog niet wil zeggen, dat het waardeloos is. Het vernietigt het cliché matige, het g'adde schrijven, de vanzelf sprekendheid van de geijkte wending en de voor ons vanzelfsprekende situaties en handelingen. De bundel is dan ook alles zins de moeite van het lezen waard.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 19