Kerk met de glazen bijna weer gaaf Computer dringt in tekst door Wetenschap en techniek IERDAG 2 JUNI 1979 BINNENLAND! h 1980 zal de Sint Janskerk in Gouda weer den bezoekers. Koster Nico Metselaar, die bruikneming zijn unieke kostersmantel p volle glorie ter beschikking staan van de de in 1964 begonnen restauratie van begin kunnen aantrekken: „Een periode van stof ervormde gemeente en van de tienduizen- tot eind volgde zal bij de feestelijke inge- en rommel is dan voorbij." door Huib Goudriaan tekeningen Tom Janssen rekt tel: Ddi- ïOUDA In het chemerige, immense niddenschip van de ïoudse Sint Jans- terk rijdt nog een rorkheftruck rond, taan ijzeren staket sels en is het voor be- ;oekers verboden net het oog op hun reiligheid het „be- rrijdingsglas" uit 947 van Charles Syck te benaderen. Wel kunnen 'gebrand schilderde ramen uit ie zestiende eeuw Van de gebroeders Srabeth, waaraan de terk baar internatio nale faam dankt, worden bewonderd, ïoster Nico Metse- aar ziet het einde ran de zestien jaar iurende restauratie ïaderen: „Over ruim een jaar, in de nazo mer of in het najaar van 1980, zal het werk voltooid zijn." Metselaar, de enige Neder- landse koster die, bij tijd en wijle, een zeventiende- Jeeuws kosterkleed met staf draagt, heeft in functie Inooit een gave St Janskerk meegemaakt. „In 1964 be gon de restauratie en toen kwam ik ook naar Gouda. Zolang ik hier ben, staat de kerk in de steigers, is er stof en rommel en moeten niettemin de diensten en concerten doorgaan. Dat geeft natuurlijk weieens spanningen, maar deze pe riode heeft ook als voor deel dat ik de kerk in hart en nieren heb leren ken nen." De hervormde ge meente, de bevolking van Gouda en de duizenden be zoekers leerden een koster waarderen, die met bezie ling zijn werk doet. Een man ook die met flair en kennis van zaken als gids in de kerk optreedt. In deze tijd van het jaar komen de meeste bezoe kers: „In april en mei èn in september en oktober is het hier op z'n drukst. Wij ontvangen ongeveer vijf tigduizend bezoekers per jaar, waarvan de helft bui tenlanders. Rondleidingen zijn er alleen op verzoek en na afspraak voor scholen, personeels- of gezellig heidsverenigingen." Metselaar verheelt niet dat het grote aantal bezoekers niet los kan worden gezien van de aantrekkingskracht van de stad Gouda. Toch zien veel buitenlanders de verfijnde voorbeelden van glasschilderkunst in de kerk als hoofddoel van hun bezoek. Een hoogtepunt van deze kunst is in Frank rijk te vinden in de kathe draal van Chartres met glasschilderingen uit de twaalfde en dertiende eeuw. In Gouda is de laat ste fase van het glasschil deren, gedurende de re naissance en de hervor ming, te zien in deze in 1552 herbouwde laatgoti sche kruiskerk. Koster Metselaar: „De Fransen weten dat zo goed uit de Michelin-reisgids, die met drie sterren aangeeft dat deze kerk een speciale reis waard is. Zover ik weet, trekt alleen de Delftse Nieuwe Kerk met het graf van Willem van Oranje meer belangstelling." De laatste jaren hebben ook heel wat geïnteresseer den in de restauratie ar chitecten, personeelsleden van bouwbedrijven in de St Janskerk rondge dwaald. De methode, die werd toegepast bij de ver nieuwing van de fundering kreeg vooral veel aan dacht. Tijdens de restaura tie werd ontdekt, dat de kerk aan het verzakken was en dat hiertegen iets moest worden onderno men. Er werden driehon derd stalen buizen in de grond gedreven, opgevuld met beton en daarna ver bonden met de oude funde ring. Metselaar: „Die bui zen kwamen op een ingeni euze manier op hun plaats; ze werden met hydrauli sche druk als het ware de grond in geschroefd." Opknapbeurt De kerk krijgt in deze eeuw voor de tweede keer een .opknapbeurt. De eerste restauratie was omstreeks de eeuwwisseling, waarna de kerk tot het uitbreken van de tweede wereldoor log normaal werd onder houden. In de oorlogsjaren (de glazen waren in 1939 met het oog op mogelijke bombardementen gede monteerd en in boerderijen rondom Gouda onderge bracht) werd de Sint Jan verwaarloosd, evenals in de jaren vijftig. In die tijd werd alle krachtsinspan ning van restaurerend Ne derland gewijd aan het herstel van de in de oorlog beschadigde kerken. In 1963 werd vastgesteld dat de toren van de Sint Jan aan restauratie toe was, waarmee in 1964 een begin werd gemaakt. In 1965 bleek dat de dakvoet en gootbodems van het kerk gebouw in zeer slechte staat verkeerden en werd de kerk aangepakt. Het be roemde orgel, gebouwd door Jean Francois Mo- reau van 1733 tot 1736, krijgt ook een grote op knapbeurt. De restauratie van het kerkgebouw is thans in de laatste fase ge komen, nu de vernieuwing van de fundering praktisch is voltooid. De kosten van de gehele restauratie zijn begroot op 24 miljoen gul den, die worden geput uit subsidies van rijk, provin cie en gemeente. De her vormde gemeente, eigena res van de kerk, neemt één procent voor haar reke ning. „Een restauratiecom missie verzint van alles om geld bijeen te krijgen. Er zijn kleurenreprodukties van de originele prenten uit het archief, met voor stellingen van de glazen, uitgebracht en dit jaar zijn er drieduizend kalenders met transparante foto's van de glazen verkocht, waarvan de opbrengst voor de restauratiepot is." Kostersmantel De 49-jarige koster Nico Metselaar heeft een steen tje bijgedragen evenals zijn vrouw die ook dag in dag uit bezoekers te woord staat door als „schilder achtig inventarisstuk" (zoals dat is getypeerd) op te treden. Hij versterkte hierdoor de populariteit van de kerk als toeristisch trekpleister en als centrum van muzikale evenemen ten. Metselaar, nu vijftien jaar aan de kerk verbon den, trekt sinds 1972 sterk de aandacht door soms zijn kostersmantel aan te trekken. Hij doet dit bij bijzondere gebeurtenissen, zoals vorig jaar tijdens het bezoek van koningin Juliana en nu om onze te- .de enige Nederlandse koster, die xich in een zeventiende-eeuws kosterkleed steekt kenaar terwille te zijn. In 1972, toen Gouda zeven honderd jaar bestond en veel inwoners zich een his torisch kostuum lieten aanmeten, zocht ook Nico Metselaar een passende kledij. Hij besloot zich voor het pak te laten inspi reren door een prent van de Dordtse synode, waarop de vaderen in sobere, zwar te kostuums rondschrij- den. „Ik liet mij hierbij ad viseren door een deskundi ge en kwam zelf op de ge dachte over dit kostuum heen de Engelse kosters mantel te dragen. Ik heb deze mantel cadeau gekre gen van de koster van Saint Paul's Cathedral, die ik goed ken. Ik ben name lijk al twaalf jaar lid van het Engelse kostersgilde, waarmee ik in contact kwam dank zij een Engels man, die ik eens ontmoette op de Duitse Kirchentag." Volgens de Engelse tradi tie moet de mantel de ken merkende symbolen heb ben van de kerk. waaraan de koster is verbonden. Daarom werd de mantel van Metselaar afgezet met wit en rood, de kleuren van Johannes de Doper (Sint- Jan), naar wie de kerk is genoemd. „Wit is het sym bool van de reinheid van Johannes en rood het sym bool van het martelaar schap, want Johannes was de eerste martelaar van Christus." Nico Metselaar draagt, eveneens volgens de Britse traditie, een staf waarmee ook de verbon denheid met de St. Jan wordt getoond. Op de staf bevindt zich het in hout gesneden tafereel van de doop van Jezus in de Jor- daan door Johannes, de voorstelling die in het oud ste glasraam is te zien. Metselaar: „Deze afbeel ding prijkt ook op de wind vaan op het dak, dat ik destijds om een kopie te krijgen heb gefotogra feerd. We hebben daarna een patroon gezaagd en een beeldhouwer heeft deze voorstelling voor de staf uitgesneden." Nico Metselaar vindt dat zijn kosters-outfit, om het eens oneerbiedig te zeggen, geenszins uit de toon valt in de nuchtere koopmans stad Gouda. Weliswaar heeft zijn idee in ons wars van enig vertoon zijnde, van de calvinistische geest doordrenkte land, nog geen navolging gevonden. „Maar," vertelt hij, „ik heb er ook niet mee te koop gelopen!" Dan zegt hij: „Dit lijkt allemaal wel ge richt op entourage en op smuk, maar het heeft een stijl, die past bij het eigen karakter van deze kerk, die met haar schoonheid en kunst belangstelling trekt van ver over de grenzen." door Rob Foppema Als argument om op de basisschool het ontleden maar uit de taallessen te schrappen, is eens opgeworpen dat zelfs een com puter het niet kan: en daar val je dan die kinderen mee lastig. Het argument is sinds vorige week achterhaald. Geprogrammeerd door de eigenzinnige taalgeleerde Martin Boot, kan de computer van de Utrechtse universiteit het wél. En daar zitten aller hande aardige dingen aan vast. Bij buitenstaanders leeft gewoonlijk het idee dat men maar naar de compu ter hoeft te gaan, en er ligt al een 'uitdraai' te wachten voor men zich omkeert", schrijft dr. Boot in het voorwoord van zijn proef schrift. Zo ging het dus niet. Hij begon in 1971. De relatie tussen taalkundig onderzoek en de computer is moeizaam, zegt hij. De oomputer was tenslotte van huis uit ontworpen als rekenaar. En het onder scheid tussen rekenen en taal is zo fundamenteel dat het op de basisschool al in het oog springt. Toch kan de verbinding tussen die twee leiden tot boeiende resultaten. Nog algezien van praktische toepassingen, het gebruik van het reken tuig voor de analyse van teksten dwingt tot een exacte aan pak die nieuw taalkundig inzicht kan opleveren. Boot gebruikte een zeer menselijke strategie, die hij al toepaste in de tijd dat hij op het gymnasium (alfa!) met Latijnse verta lingen worstelde. Kom je een onbekend woord te gen, dan bekijk je welke informatie de rest van de zin al oplevert. Daaruit kun je dan vaak opmaken wat er in het „gat" moet staan. Die strategie wordt in het Utrechtse ontl eedpro gramma in twee richtingen toegepast. Boot onder scheidt namelijk twee soorten van woorden in een zin: structuurwoorden, die de constructie van de zin dragen, en inhouds woorden, die de boodschap overbrengen wat er aan de hand is. In de zin DE WAS HANGT BUITEN is DE een structuurwoord, de overige drie zijn inhouds woorden. In de zin HET WAS MOOI WEER zijn HET en WAS structuur woorden (WAS geeft alleen aan dat het in het verleden speelt, niet wat er aan de hand was). Wij stuiten hier op een bij zonderheid die aan school kinderen eenvoudiger is uit te leggen dan aan com puters: de dubbelzinnig heid van de woordvorm WAS. De ene keer het woord voor iets dat buiten aan de lijn wappert, de an dere keer een vervoeging van het (hulpwerk)woord ZIJN, die slechts aangeeft dat we het niet hebben over nu of straks, maar over het verleden. Taalkundigen noemen dit soort dubbelzinnigheid ho mografie. Het verschijnsel werd gezien als een lastige hinderpaal op de weg naar structuurbeschrijving van zinnen per computer. Som mige taalkundigen waren volstrekt van mening dat het probleem van de homo grafie onoplosbaar zou zijn. Boot dankt in zijn voorwoord twee van hen, die hij in 1971 op een stu diereis in Saarbrücken ont moette, voor hun „stimule rende invloed op mijn werk". Want hij loste het probleem wél op. Boot formuleerde het pro bleem op een nieuwe ma nier. Het gaat in wezen, zei hij, om het bepalen van de woordklasse. Wanneer in ons concrete voorbeeld WAS in een zin als hulp werkwoord is vastgepind, kan het niet meer verward worden met WAS die in de wind wappert. En hij ont wierp een automatische procedure voor het toeken nen van woordklassen. Op een proeflapje moeilijke informatieve tekst deed het programma dat voor 99,4 procent van de woor den correct. De computer mag dus nu tot de betere scholieren worden gere kend. Het programma begint met het indelen van de woorden in structuur- en inhoudswoorden. Wanneer het dubbelzinnigheden te genkomt, hikt het even, en neemt de oude strategie van Boot te baat. Uit de overige structuurwoorden bepaalt het wat er met een dubieus inhoudswoord aan de hand is. Omgekeerd kunnen aan de hand van inhoudswoorden beslissin gen over dubbelzinnige structuurwoorden worden genomen. „Het probleem met zo'n systeem is, dat je niet in logische cirkelrede neringen terecht moet ko men". zegt Boot. „Dat is gelukt". Nu er eenmaal automa tisch en dus in rap tem po kan worden ontleed, worden er aardige dingen mogelijk. Daarbij is het van belang dat de nu wat taalgevoelige computer nog steeds erg goed kan rekenen en tellen. Zo kan geturfd worden hoe vaak bepaalde zinsconstructies in teksten voorkomen. Er is een theorie dat je daar aan de schrijver moet kun nen herkennen. Het is wei nig uitgezocht, omdat je er eerst zo vreselijk veel voor moet ontleden en turven. Van meer praktische bete kenis is het onderzoek van taalleergangen op hun sys tematische opbouw. Zo bleek bij de toch als goed bekend staande leergang Deutsch als Fremdspra- che, zestig procent van de oefenstof niet te passen bij de op dat moment al aan de leerling aangeboden grammatica. Dat is vol gens Boot geen absolute ramp. Een heleboel taal kennis doe je toch op indi recte manieren op. Maar het is wel degelijk een zaak om in de gaten te houden. Want het kan frustrerend zijn om als leerling fouten aangerekend te krijgen als je nog niet geleerd had hoe het goed moest. Boot voelt zich in elk geval zedelijk- verplicht om de Duitse leergangen voor VWO/HA VO die van zijn hand ver schenen, met zijn nieuwe techniek door te lichten. Het ontleedprogramma is ontwikkeld voor het Duits, waarin Boot vijf jaar les gegeven heeft in het voort gezet onderwijs. Dat maakte het herkennen van inhoudswoorden in tek sten wat makkelijker, om dat in het Duits alle zelf standige naamwoorden (al tijd Inhoudswoorden) met een Hoofdletter worden ge- rRicwiS -j-nm5 aaaaaoBDODDi oooaaaQDDaai UOOODDOD1" DB »r» rum t» (P223B "°T •ch CB schreven. (Die Gewoonte volgen wij nu ook even, om het Effect te illustreren). Het Programma kan voor verwante Talen makkelijk worden aangepast, veree- kert Boot. Maar het is voor het Nederlands dus iets in gewikkelder, omdat daar die Hoofdletters geen Steun geven bij de eerste Indeling van de Woorden. Boot denkt dat dat niet alleen voor Computers, maar ook voor Mensen, de Indeling van een Zin In In- houds- en Structuurwoor den belangrijk is voor het Begrijpen van wat er Staat. Hij zou best eens een Psycholoog willen zien uitzoeken of Mensen daar bij hetzelfde soort automa tische Beslissingsprocédés gebruiken dat hij voor de Computer ontwikkelde. Hij denkt van wel. en hij denkt dus ook dat die Hoofdletters Duitsers hel pen bij het Begrijpen van wat zij lezen. Hij denkt zelfs dat Duitsers het zich daarom kunnen veroorlo ven om langere Zinnen te schrijven („Dat gebeurt niet alleen in moeilijke Teksten. Een populaire Schrijver als Heinrich Böll doet het ook"). Bij ons. denkt Boot, moeten Zin nen wel korter zijn, omdat ze anders lastig te begrij pen worden. Hij is het dus niet eens met de Suggestie om al die Hoofdletters In het Duits maar af te schaffen. Zoals hij in het Algemeen waar schuwt tegen ondoordach te Spellings-„Vereenvoudi gingen". Je zou eerst eens moeten nagaan, zegt hij, hoeveel van die „overbodi ge" Informatie onbewust toch gebruikt wordt, voor dat Je bijvoorbeeld de Dt van „wordt" zou afschaf fen. Het zou best eens een Verarming kunnen blijken. Met dat Standpunt be vindt hij zich in goed Ge zelschap. De vermaarde Chomsky, wiens Taalkun de Boot overigens te ab stract vindt, te weinig be trokken op de Communi catie tussen Mensen, noemde de inconsequente Spelling van het Engels ideaal voor die Taal (Sound Patterns of Eng lish, 1967). Ik denk, zegt Boot, dat Spellingssyste men nogal aardig in Even wicht zijn met de Behoefte aan Informatie van de Lezers. Ook op eenvoudiger ni veau houdt de computer techniek zich met taal be zig. Betaalbare geheugen circuits op micro-formaat maken elektronische „zak woordenboeken" mogelijk met een omvang van enke le duizenden woorden. Maar ze werken wat onbe holpen en missen voorals nog elk spoor van taalbe grip.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 17