mislukte aanslag op Hitler in 1939
Dude geschiedenis
Nederlandse historie
Jan 'Wie is van hout' tot
'Wie is van Bhagwan'
eorg Eiser wilde bloedvergieten voorkomen
thuiskomst van psychiater Jan Foudraine
N3DAG 30 MEI 1979
BOEKEN
TROUW/KWARTET
H 15
C. G. van Zweden
w
s stroom lectuur over
JJ 'weede Wereldoorlog
dt aan. Drie publika-
die de moeite (min of
r) waard zijn wil ik
aanstippen: in de
te plaats het „Dos-
Elser" dat handelt
de eerste aanslag op
»r in 1939, verder
i huilbui van jaren",
episoden bevat uit
[even van Rita Koop-
en tenslotte „De
jgsbazen", van de
se historicus A. J. P.
or, dat biografieën
n&t van oorlogsleiders
»de Tweede Wereld-
og.
.Dossier Eiser" handelt
de befaamde aanslag op
6ir van 8 november 1939 in
vajürgerbraukeller te Mün-
die mislukte doordat
kort voor het tijdstip
h4>P de bom explodeerde
ial verliet (in afwijking
^ijn schema).
sier is het proces-verbaal van
apo (geheime politie) en bevat
jerlijke verslagen van de beken-
i van de dader, Georg Eiser,
Opzienbarend is dat proces-verbaal
niet. We leren Georg Eiser, die zijn
levensgeschiedenis aan zijn onder
vragers moest vertellen, kennen als
een uitstekend vakman (meubelma
ker) en als een knap knutselaar, maar
verder als een erg eenvoudig man,
wiens overleggingen zelden meer dan
één enkel motief bevatten. Een zeer
eenzelvig man, die moeilijk contac
ten legde met andere mensen, die
nimmer een boek las, en nauwelijks
een krant inkeek. Hij las alleen het
vakblad voor de meubelmakers. Deze
Eiser pleegde de aanslag op grond
van het motief dat hij groter bloed
vergieten wilde voorkomen, maar uit
zijn uitvoerige bekentenissen is geen
enkele nadere politieke motivering te
halen. Eiser was zo ongeïnteresseerd
in de wereld om hem heen (althans:
hij wist er zó weinig van), dat de
politieke actualiteit hem geheel
ontging.
Zo was hij niet op de hoogte van het
feit dat Hitier aanvankelijk zijn
komst naar München had afgezegd.
Eiser ging rustig door met de voorbe
reidingen van zijn aanslag, in zalige
onwetendheid, hoewel het voor het
slagen van een aanslag een eerste
vereiste is dat het slachtoffer metter
daad aanwezig is. Hitler had in
het najaar van 1939 heel wat aan zijn
hoofd in verband met de juist begon
nen oorlog. Vandaar dat hij zijn
komst naar de Bürgerbrau afgelast
te en bepaalde dat in zijn plaats Hess
de redevoering zou houden. De afge
lasting was het gesprek van de dag in
München, en de kranten stonden er
vol van, maar onthutsend genoeg
Eiser wist van niets, en werkte
verder aan zijn bom. Deze man leefde
zo op een stilte-eiland, en zo zonder
contacten, dat zelfs de onmiddellijke
actualiteit hem ontging. Achteraf is
het juist geweest dat hij onverstoor
baar verder werkte, want Hitier
kwam terug op zijn aanvankelijke
afzegging. Hij wilde de reeds gegroei
de traditie niet verbreken.
Johann Georg Eiser
Maar deze feiten onthullen wel iets
over de vreemd geïsoleerde man die
Eiser was. De motieven achter zijn
handelingen zijn steeds éénsporig;
het is bij deze man net alsof een
tweede motief de zaken al te gecom
pliceerd maakt. Ook toen de aanslag
mislukte, redeneerde hij heel primi
tief. Kennelijk was het Gods bedoe
ling niet geweest dat de aanslag ge
lukte zo redeneerde hij en daar
uit volgde dat zijn daad blijkbaar
verkeerd was geweest.
Zijn ondervragers zijn vast wel eens
1 verbaasd geweest. Het heeft de natio-
naal-socialisten immers niet aan pro
pagandistische talenten ontbroken,
maar in Eiser troffen ze een man. aan
wie alles, letterlijk alles voorbij was
gegaan. Enkele begrippen uit de na-
tionaal-socialistische levensbeschou
wing moesten de beklaagde in de
gevangenis worden uitgelegd, lezen
we, en dat blijkt geen cynisme te zijn.
De gedachtenwereld van de nazi's
was voor Eiser inderdaad een geslo
ten boek. Zelfs de propaganda-ma
chine van Goebbels was met geen
enkel geluid tot het stilte-eiland Eiser
doorgedrongen. Op zichzelf is die to
tale geïsoleerdheid, en die uiterste
karigheid van motieven, misschien^
het interessantste van dit boek, waar-
in verder alle ranzige details van Ei
sers privé-leven worden uitgespeld.
Het is niet te begrijpen waarom dit
in die zin onbeduidende dossier na
de oorlog twintig jaar in geheime
kluizen moest blijven. Alsof de zaak
Eiser sprankelende historische de
tails bevatte, die een schok zouden
veroorzaken als ze openbaar werden
gemaakt. In plaats daarvan een ver
haal dat van onbeduidendheid aan
elkaar hangt. Vandaar dat de onderti
tel van dit boek („onthullingen")
meer belooft dan er in zit. Inderdaad
komt de lezer globaal te weten hoe
Eiser te werk ging, ofschoon zijn uit
eenzetting van de „helse machine" de
lezer ontgaat, omdat de oorspronke
lijke werktekening waarnaar hij ver
wijst verloren zou zijn gegaan. De
Nederlandse uitgave is trouwens niet
bijster actueel, want in Duitsland
werd de geschiedenis tien jaar gele
den gepubliceerd.
Sober verslag
Het tweede boek waarop ik uw aan
dacht zou willen vestigen is „Een
huilbui van jaren", episoden uit het
leven van Rita Koopman. Dit boek
werd knap geredigeerd door Dick
Walda. De geschiedenis van Rita
Koopman, die als Jodin de concen
tratiekampen overleefde, is bekend
geworden door de televisieuitzendin
gen van de NRCV. Dick Walda heeft
het wedervaren van deze vrouw vast
gelegd in een zeer sobere, en daardoor
indrukwekkende tekst. Dit boekje
(dat ook enkele foto's van kampen
bevat) is met een prijzenswaardige
terughoudendheid geschreven, en is
met name voor jongeren, die een au
thentiek beeld willen krijgen van wat
gebeurd is, zeer aan te bevelen. Een
simpel verslag, dat de lezer veel laat
vermoeden.
Het derde boek is „De oorlogsbazen'*
van de ook in Nederland niet onver
maarde Britse historicus A. J. P. Tay
lor. Het boekje van Taylor bevat vijf
uiterst beknopte biografieën van
Mussolini. Hitler. Churchill, Stalin en
Roosevelt. Een zesde, eveneens kort
gehouden hoofdstukje handelt over
de „anonieme oorlogsbazen van Ja
pan. Deze kleine biografieën zijn van
origine lezingen die Taylor hield voor
de BBC televisie. Nagenoeg letterlijk
zijn deze lezingen in het boekje opge
nomen. De teksten zijn aangevuld
met maar liefst 162 foto's. Vooral die
overvloed aan illustraties maakt het
boekje misschien aantrekkelijk.
Maar over de teksten kan men zijn
twijfel hebben. Taylor heeft zó be
knopt moeten werken dat hij nauwe
lijks de kans had een visie te ontwer
pen. en dat is goed te merken. Hij
heeft allerlei opmerkingen, die door
de karigheid nu niet tot hun recht
komen. Zo beweert hij b.v. over Hitier
dat zijn lijk nooit is gevonden. Dat is
in tegenspraak met wat wij „de fei
ten" plegen te noemen. Het heeft niet
veel zin om op deze manier uitdagen
de dingen te zeggen. Op z'n minst had
Taylor een paar ondersteunende fei
ten of argumenten moeten noemen.
Nog een voorbeeld: Taylor schrijft
Dossier Eiser. Onthullingen
over de eerste aanslag op Hitier.
Uitg. De Haan, Haarlem. (Serie
Tijd Contouren) Paperback. Om
vang 132 pag. Prijs 24,50.
Dick Walda: „Een huilbui van
jaren". Episoden uit het leven
van Rita Koopman. Uitg. H. J. W.
Becht, Amsterdam. Paperback.
Geïllustreerd. Omvang 128 pag.
Prijs 17,90.
A. J. P. Taylor: „De oorlogsbaien".
Uitf. L. J. Veen. Ede.
Goed geïllustreerd. Omvang 192 pag.
Prijs f 23,50.
over de moord op de Joden niet meer
dan tien woorden. En (derde voor
beeld) over de nooit nauwkeurig ver
klaarde oorlogsverklaring van Hitier
aan Amerika, zegt Taylor dat Hitier
geïnspireerd was door de aanval van
Japan op Pearl Harbour. „Deze gaf
hem het gevoel dat er, ver weg, aan
het andere eind van de wereld, een'
bondgenoot was die hem zou steu
nen. Om deze reden, en geen andere,
stortte hij zich in de Japanse
oorlog." aldus Taylor. Het behoeft
nauwelijks betoog dat met dergelijke
globale en slordige beschrijvingen
aan weinig mensen een dienst wordt
bewezen. Voor lezers die een snel en
oppervlakkig overzicht wensen is het
boekje wel geschikt. De uitgever
heeft de oorspronkelijke kakelbonte
Engelse omslag voor het boekje ge
bruikt. Jammer, want die is smake
loos.
ildi
f W. F. Stafleu
air-wetenschappelijke
:n over oude geschiede-
iorzien blijkbaar in een
fte. Dat er bij voorbeeld
e vloek van de farao's
Philipp Vandenberg en
L unnen van Hermann
jiber nieuwe drukken
&erschenen, is een bewijs
die populariteit, vooral
Duitse publicisten.
is wat degelijker met zijn
buropgave, de ander schrijft
yat vlotter, maar in het alge-
pehoort dit soort tot de bruik-
i leesbare boeken, die de ge-
Jenis van minder bekende vol-
jvoor een groot publiek dichter-
ingen.
Dat geldt zeker voor de nieuwste aan
winst in de serie, een fors werk over
Sparta, van de archaïsche tijd tot het
Romeinse rijk: opkomst, bioei en on
dergang van een stadstaat die eeu
wenlang leven en cultuur op de Pele-
ponnesus heeft beheerst, zeg maar
onveilig gemaakt. Het thema is be
kend genoeg: Sparta tegenover Athe
ne, dat betekende op een gegeven
moment oligarchie tegenover demo
cratie. De schrijver neemt de afschu
welijke Spartaanse opvoeding en het
ellendige lot der slaven, de oorlogs
propaganda, het imperialisme, de
Herrenvolkmoraal, en zo meer onder
de loep, en het is goed deze ontmy
thologisering te volgen. Terecht zegt
Weber dat hij een politiek boek ge
schreven heeft: het antieke Sparta
deugt inderdaad niet als model voor
een twintigste eeuwse democratische
maatschappij.
Maar ontmythologisering is óók ver
menselijking, en Weber heeft er naar
gestreefd de Spartanen als gewone'
mensen, vertellenderwijs te beschrij
ven. Hij geeft bovendien royale infor
matie over religie en cultuur van
Griekenland in het algemeen. Een
prima boek, zowel wat inhoud als
opvattingen betreft.
Leiden kreeg een poosje geleden een
Nubische tempel binnen zijn muren:
een tweeduizend jaar oud Isisheilig-
dom uit Taffeh als dank van Egyp
te voor Nederlands aandeel in de red
dingsactie van monumenten. Door de
bouw van de tweede Assoeandam is
Nubië namelijk in het water van een
stuwmeer verdwenen, en er is dank
zij veler hulp althans veel van oud
heidkundige waarde behouden geble
ven. Het prachtige land zelf niet;
tachtigduizend Nubiërs moesten eva
cueren, en het is nog maar de vraag of
dat volk zonder land de. moed zal
hebben opnieuw te beginnen in de
jonge palmaanplant langs de oevers
van het meer, waarin de wortels van
zijn cultuur zijn opgelost. De direc
teur van het Rijksmuseum van Oud-
De Spartanen, door Carl W.
Weber, 360 blz. ƒ37,50; De
vloek van de farao's, door
Philipp Vandenberg, 228 blz.,
37,50; De Hunnen door Her
mann Schreiber, 303 blz.,
36,75, alle uitgaven van H.
Meulenhoff.
Taffeh rond de wederop
bouw van een Nubische tem
pel, door Hans D. Schneider,
Staatsuitgeverij, 129 blz.,
ƒ35.
heden, prof. dr Hans Schneider, heeft
een boek over de tempel geschreven,»
over de Nubische cultuur, over de
Isiscultus, over de verhuizing van het
gebouwtje naar Nederland. Een fasci
nerend boek, want over dat oude land
van Koesj en het rijk van Meroë was
maar weinig bekend. De wetenschap
bemoeit zich er naar ik meen pas
enkele tientallen jaren mee. Daarom
is het goed, een (aanbevelenswaardig)
bezoek aan de gerestaureerde tempel
op de binnenplaats van het museum
■aan het Rapenburg te completeren
met de lezing van dit rijk geïllustreer
de boekje.
De studie van prof. Haley
een van die tamelijk veel be
wonderenswaardige Britse
historici die zich voor ons
land interesseren over de
Republiek is na jaren nu ge
lukkig ook in vertaling ver
schenen.
Dat is plezierig, want niet alleen heeft
Haley een goede naam onder zijn
collega's, hij hanteert ook prima de
pen en elke geïnteresseerde leek kan
hem uitstekend volgen. Hij heeft de
Nederlandse uitgave bijgewerkt, met
name de bibliografie, al ontbreken
daaraan natuurlijk weer net de recen
te publikaties over de Utrechtse
Unieherdenking.
De Republiek in de zeven
tiende eeuw, door K. H. D.
Haley. Uitgave Fibula-Van
Dishoeck, 132 blz., 26,50.
Nederland in de Napoleonti
sche tijd 1795-1815, door Ger-
lof Homan. Uitgave Fibula
van Dishoeck, 222 bis.,
29,50.
bliek heb ik wel eens minder nauw
keurig uiteengezet gezien dan hier.
De soepele vertaling van drs. A. E.
Reinders-Reeser maakt het lezen van
dit loflied op onze gouden eeuw tot
een genot.
Haley besteedt aandacht aan de NdDOlGOII
staatkundige en militaire verwikke
lingen, maar behandelt ook de econo
mie, de sociale verhoudingen, kunst
en religie op evenwichtige wijze. De
verre van eenvoudige kwestie van de
verhouding tussen de verschillende
religieuze groeperingen in de Repu-
Minder gelukkig ben Ik met Homans
boek over wat hij nogal breed de
„Napoleontische tijd" noemt. Oerlof
Homan is een Amerikaans hoogleraar
van Nederlandse afkomst, die zich
verdiept heeft in een periode van
onze geschiedenis, waarover lang
zaamaan al vrij wat geschreven is: de
Franse tijd. Zijn manuscript is nogal
slordig, vaak zelfs gebrekkig, uit het
Engels vertaald, maar ook de auteur
zelf gaat te makkelijk met feiten,
jaartallen en cijfers om. En dan te
bedenken dat er zo'n prima Engels
boek over diezelfde periode name-
'lijk 8chama's Patriots and Liberators
op vertaling wacht. (Schama's1
doorwrochte werk komt overigens in
Homans uitvoerige literatuuropgave
niet voor). Het aardigste van Homans'
boek ls misschien nog de uitvoerige
beschrijving van daden en houding
van de populaire koning Lodewijk en
zijn eindeloze ruzies met zijn grote
broer. Het gemarchandeer rondom de
Franse annexatie van 1810 is weer
veel te gedetailleerd behandeld.
Volgt dan nog een belangwekkender
hoofdstuk over de inzet van Neder
landse soldaten, van wie er vijftien
duizend aan Napoleons Oostfront
sneuvelden een feit dat veel te
weinig bekend is onder ons. Overi
gens vind ik Homans herhaalde ver
gelijkingen met de bezettingsjaren
van 1940-'45 rijkelijk overbodig.
I Kees de Leeuw
It jaar na het ver-
jnen van de onver-
elijke bestseller
e is van hout" is van
hand van Jan Fou-
gJne, die overigens nu
^r luistert naar de
n)m Swami Deva Amri-
'een nieuw boek ver
enen onder de titel
^rspronkelijk ge
nt". Had het eerste
k als ondertitel „een
g door de psychia-
in het tweede is er
Ike van „een gang
-r huis", maar het
ird „martelgang"
me uiteindelijk be-
iran toepassing, want
lielijk wordt wel dat
.Swami" het niet alle-
U cadeau heeft ge-
fcen.
Igendeel. er moet heel wat
|en afgezien, voordat „ik
(ven jaar rijp was voor de
(stem van een Verlichte",
itt hij in het voorwoord op
*1
merkt. Die Verlichte is voor
hem Bhagwan Shree Raj-
neesh, een Indiase heilige die
een Ashram heeft in Poona en
een grote aantrekkingskracht
uitoefent op de hippies van
weleer, intellectuele dolers en
mensen die tot de Jetset
behoren.
Kortom, een min of meer geflipte
bovenlaag die eigenlijk al van alles
geprobeerd heeft in de hoop eens te
stuiten op die bijzondere kick die
verder zoeken overbodig maakt, want
er wordt wat afgeleden in dit wereld
je. Foudraine zelf kan daar over
meepraten en voor hem is de ontmoe
ting met de Meester dan ook het
belangrijkste dat hem in zijn leven is
overkomen.
Het boek kan worden gezien als een
afrekening met de psychiater Jan
Foudraine en als een rechtvaardiging
voor Swami Deva Amrito. Het laat
zich lezen als een boeiende bekerings
geschiedenis met alle voor- en nade
len die daaraan kleven.
Verguizing
Dat Foudraine boeiend kan schrijven
en ook zichzelf daarbij niet spaart
in die zin dat hij de lezer meer dan
eens een kijkje gunt in zijn eigen
innerlijk bewees hij al met „Wie is
van hout". Nog nooit eerder en
zeker niet in Nederland vond een
dergelijk boek geschreven door een
vakman zo gretig aftrek bij de geïnte
resseerde leek en wekte daarnaast
zulke haast onvoorstelbare weerstan
den bij de gevestigde wetenschap, in
dit geval de heren psychiaters.
Verguizing is zijn deel en het „weg
met hem" is in die jaren dan ook niet
van de lucht, zo genadeloos wordt hij
door zijn meeste vakbroeders de
grond in gesabeld. Dat alles verhin
dert niet dat „Wie is van hout" in
Nederland alleen al een oplage haalt
van meer dan honderdvijftigduizend,
dat het boek in tal van landen in
vertaling verschijnt met even groot
succes en dat de schrijver een veelge
vraagd spreker wordt.
Hij bereikt de status van „superster"
en dit luidt tevens zijn ondergang in,
want hij kan bij lange na niet voldoen
aan de vraag uit binnen- en buiten
land naar interviews, optreden als
gastspreker en uitnodigingen om deel
te nemen aan discussie-programma's.
Het wordt hem allemaal teveel en de
man die zich zo afzette tegen het
medische model en terecht moet
zich nu op de been zien te houden met
pep en slaapmiddelen en wordt daar
mee het slachtoffer van het beeld dat
hij van de psychiatrie en vooral van
zichzelf heeft opgeroepen.
Verdwalen
In deel I van zijn boek wordt onder
het kopje „Verdwalen" dit alles uitr
voerig uit de doeken gedaan. De man
komt haast nergens meer aan de bak
en het handjevol collega's dat nog
wel met hem in zee durft, laat het bij
nader inzien ook afweten. Waar het
hem in een paar gevallen nog wel
lukt. haakt hij korte tijd later zelf af
uit onvrede, rusteloosheid en uit
vrees zich voor eens en altijd te be
graven. Symbolisch voor het geheel is
het aantal huizen dat hij in die tijd
betrekt en even zo rap weer verlaat.
Diep teleurgesteld en niet ln staat
ziin ervaringen te verwerken vlucht
hij van het een naar het ander ei.
stort zich keer op keer in een nieuwe
therapie, die hem er bovenop moet
helpen.
Dit gedeelte beschrijft zijn teloor
gang, heeft het karakter van een sleu
telroman en voor wie een beetje thuis
is in het psychiatrische wereldje dat
soms verdacht veel lijkt op Peyton
Place, kan aardig uit de voeten, want
Foudraine verzuimt niet functies en
initialen te noemen van tal van zijn
collega's. Maar net als in een span
nend jongensboek geldt ook hier: als
de nood het hoogst is, is de redding
nabij. Deze keer in de gedaante van
Bhagwan, van wie hij in een Amster
damse boekwinkel een boek (And the
flowers showered) aantreft, er even in
bladert en het koopt.
Een jongen in de boekwinkel met veel
ervaring zegt nog: „Meneer, als je dat
eenmaal leest, ga je voor de bijl. Ik
heb er al heel wat zien gaan, hier",
maar Foudraine is eigenlijk op dat
moment al verloren. Of beter gefor
muleerd gewonnen voor de Meester,
van wie hij alles probeert aan te
schaffen in de vorm van boeken en
bandjes met lezingen. En na nog een
mislukte therapie in Boston besluit
hij de gok te wagen en naar Poona af
te reizen.
Hij had inmiddels „Not made of
wood" (de Engelse vertaling) naar de
Meester opgestuurd en krijgt tot zijn
verrassing een bandopname terug,
waarin Bhagwan praat tegen een psy
chiater die aan zijn succes te gronde
is gegaan. „Uiterlijk succes is niets,
alleen innerlijk succes is waar het om
gaat", zo luidt de boodschap en tref
fender kan het haast niet. Hij moet en
zal weten wie die Bhagwan dan wel ls.
die even makkelijk met Freud. Mas-
low en Laing op de proppen komt als
Bhagwan Shree Rajneesh
met Jezus, Boeddha, Socrates en Mo
hammed.
WedergeboQrte
Op naar Poona dus en wat hij daar
allemaal ervaart en beleeft zijn
wedergeboorte wordt uitvoerig in
het tweede deel op weg naar huis uit
de doeken gedaan. Fascinerend be
schrijft hij na tal van aarzelingen
te hebben overwonnen, want als man
van 48 en als bekend psychiater heeft
hij toch de nodige schroom te over
winnen de zeven dagen encounter,
waaraan hij zich letterlijk en figuur
lijk overlevert.
Hoogte- en dieptepunten wisselen el
kaar in snel tempo af gedurende die
week. maar wat uiteindelijk blijft ls
een topervaring en Jan. zoals hij daar
wordt genoemd, beseft dat „het nooit
meer zal worden als voorheen Hij
heeft de vuurproef doorstaan, is er
geleuterd uitgekomen en wordt san-
nyasin (discipel) van Bhagwan, die
Jan Foudraine
Swami Deva Amrito v/h Jan
Foudraine Oorspronkelijk
gezicht: een gang naar huis.
Uitg. Ambo Baarn. Prijs;
25,—, 263 blz.
hem niet alleen een nieuwe naam
geeft maar tevens de opdracht zijn
ervaringen te boek te stellen.
En daarmee kom ik op de nadelen
van deze bekeringsgeschiedenis,
want hoe meer Foudraine het licht
heeft gezien en zich als 8wami Deva
Amrito gaat gedragen, hoe onverteer
baarder het boek wordt. In zijn po
ging de ideeën van de Meester zo
goed mogelijk uit te dragen, citeert
hij deze pagina's lang. zodat Je op een
gegeven moment dichtklapt en
denkt: ja, dat weten we nou wel. Als
je een aantal filosofieën en wereld
godsdiensten door elkaar mengt,
komt er altijd wel iets waardevols uit
Zeker als de boodschap luidt: .Alleen
liefde is therapie en er is geen ande
re". Daar kan geen zinnig mens op
tegen zijn. maar in zijn bekeringsijver
krijgt „de Swami" tevens iets dwepe
rigs, zo niet fanatieks over zich, wat
mij althans op den duur afstoot.
Dat neemt niet weg. dat Foudraine
al gedraagt hij zich soms als een
irritante boodschapper van iemand
wiens denkbeelden bepaald niet
nieuw in de zin van oorspronkelijk
zijn een meeslepend boek heeft
geschreven, dat vlot leest. Het is voor
hem dan ook te hopen, dat hij na
„Wie is van hout" niet opnieuw zal
worden fijngemalen door de publici-
teitsmachine en daardoor weer ten
onder zal gaan
Dat gun ik hem niet. want dan zou hij
opnieuw „een gang" moeten maken
en een beetje rust heeft hij na ai die
ellende wel verdiend. Het leven van
een psychiater was voor hem ook niet
alles, zoals nu is gebleken cn wat zijn
„nieuwe" leven betreft is het voorlo
pig afwachten geblazen, maar we
houden u op de hoogte.