mislukte aanslag op Hitler in 1939 Dude geschiedenis Nederlandse historie Jan 'Wie is van hout' tot 'Wie is van Bhagwan' eorg Eiser wilde bloedvergieten voorkomen thuiskomst van psychiater Jan Foudraine N3DAG 30 MEI 1979 BOEKEN TROUW/KWARTET H 15 C. G. van Zweden w s stroom lectuur over JJ 'weede Wereldoorlog dt aan. Drie publika- die de moeite (min of r) waard zijn wil ik aanstippen: in de te plaats het „Dos- Elser" dat handelt de eerste aanslag op »r in 1939, verder i huilbui van jaren", episoden bevat uit [even van Rita Koop- en tenslotte „De jgsbazen", van de se historicus A. J. P. or, dat biografieën n&t van oorlogsleiders »de Tweede Wereld- og. .Dossier Eiser" handelt de befaamde aanslag op 6ir van 8 november 1939 in vajürgerbraukeller te Mün- die mislukte doordat kort voor het tijdstip h4>P de bom explodeerde ial verliet (in afwijking ^ijn schema). sier is het proces-verbaal van apo (geheime politie) en bevat jerlijke verslagen van de beken- i van de dader, Georg Eiser, Opzienbarend is dat proces-verbaal niet. We leren Georg Eiser, die zijn levensgeschiedenis aan zijn onder vragers moest vertellen, kennen als een uitstekend vakman (meubelma ker) en als een knap knutselaar, maar verder als een erg eenvoudig man, wiens overleggingen zelden meer dan één enkel motief bevatten. Een zeer eenzelvig man, die moeilijk contac ten legde met andere mensen, die nimmer een boek las, en nauwelijks een krant inkeek. Hij las alleen het vakblad voor de meubelmakers. Deze Eiser pleegde de aanslag op grond van het motief dat hij groter bloed vergieten wilde voorkomen, maar uit zijn uitvoerige bekentenissen is geen enkele nadere politieke motivering te halen. Eiser was zo ongeïnteresseerd in de wereld om hem heen (althans: hij wist er zó weinig van), dat de politieke actualiteit hem geheel ontging. Zo was hij niet op de hoogte van het feit dat Hitier aanvankelijk zijn komst naar München had afgezegd. Eiser ging rustig door met de voorbe reidingen van zijn aanslag, in zalige onwetendheid, hoewel het voor het slagen van een aanslag een eerste vereiste is dat het slachtoffer metter daad aanwezig is. Hitler had in het najaar van 1939 heel wat aan zijn hoofd in verband met de juist begon nen oorlog. Vandaar dat hij zijn komst naar de Bürgerbrau afgelast te en bepaalde dat in zijn plaats Hess de redevoering zou houden. De afge lasting was het gesprek van de dag in München, en de kranten stonden er vol van, maar onthutsend genoeg Eiser wist van niets, en werkte verder aan zijn bom. Deze man leefde zo op een stilte-eiland, en zo zonder contacten, dat zelfs de onmiddellijke actualiteit hem ontging. Achteraf is het juist geweest dat hij onverstoor baar verder werkte, want Hitier kwam terug op zijn aanvankelijke afzegging. Hij wilde de reeds gegroei de traditie niet verbreken. Johann Georg Eiser Maar deze feiten onthullen wel iets over de vreemd geïsoleerde man die Eiser was. De motieven achter zijn handelingen zijn steeds éénsporig; het is bij deze man net alsof een tweede motief de zaken al te gecom pliceerd maakt. Ook toen de aanslag mislukte, redeneerde hij heel primi tief. Kennelijk was het Gods bedoe ling niet geweest dat de aanslag ge lukte zo redeneerde hij en daar uit volgde dat zijn daad blijkbaar verkeerd was geweest. Zijn ondervragers zijn vast wel eens 1 verbaasd geweest. Het heeft de natio- naal-socialisten immers niet aan pro pagandistische talenten ontbroken, maar in Eiser troffen ze een man. aan wie alles, letterlijk alles voorbij was gegaan. Enkele begrippen uit de na- tionaal-socialistische levensbeschou wing moesten de beklaagde in de gevangenis worden uitgelegd, lezen we, en dat blijkt geen cynisme te zijn. De gedachtenwereld van de nazi's was voor Eiser inderdaad een geslo ten boek. Zelfs de propaganda-ma chine van Goebbels was met geen enkel geluid tot het stilte-eiland Eiser doorgedrongen. Op zichzelf is die to tale geïsoleerdheid, en die uiterste karigheid van motieven, misschien^ het interessantste van dit boek, waar- in verder alle ranzige details van Ei sers privé-leven worden uitgespeld. Het is niet te begrijpen waarom dit in die zin onbeduidende dossier na de oorlog twintig jaar in geheime kluizen moest blijven. Alsof de zaak Eiser sprankelende historische de tails bevatte, die een schok zouden veroorzaken als ze openbaar werden gemaakt. In plaats daarvan een ver haal dat van onbeduidendheid aan elkaar hangt. Vandaar dat de onderti tel van dit boek („onthullingen") meer belooft dan er in zit. Inderdaad komt de lezer globaal te weten hoe Eiser te werk ging, ofschoon zijn uit eenzetting van de „helse machine" de lezer ontgaat, omdat de oorspronke lijke werktekening waarnaar hij ver wijst verloren zou zijn gegaan. De Nederlandse uitgave is trouwens niet bijster actueel, want in Duitsland werd de geschiedenis tien jaar gele den gepubliceerd. Sober verslag Het tweede boek waarop ik uw aan dacht zou willen vestigen is „Een huilbui van jaren", episoden uit het leven van Rita Koopman. Dit boek werd knap geredigeerd door Dick Walda. De geschiedenis van Rita Koopman, die als Jodin de concen tratiekampen overleefde, is bekend geworden door de televisieuitzendin gen van de NRCV. Dick Walda heeft het wedervaren van deze vrouw vast gelegd in een zeer sobere, en daardoor indrukwekkende tekst. Dit boekje (dat ook enkele foto's van kampen bevat) is met een prijzenswaardige terughoudendheid geschreven, en is met name voor jongeren, die een au thentiek beeld willen krijgen van wat gebeurd is, zeer aan te bevelen. Een simpel verslag, dat de lezer veel laat vermoeden. Het derde boek is „De oorlogsbazen'* van de ook in Nederland niet onver maarde Britse historicus A. J. P. Tay lor. Het boekje van Taylor bevat vijf uiterst beknopte biografieën van Mussolini. Hitler. Churchill, Stalin en Roosevelt. Een zesde, eveneens kort gehouden hoofdstukje handelt over de „anonieme oorlogsbazen van Ja pan. Deze kleine biografieën zijn van origine lezingen die Taylor hield voor de BBC televisie. Nagenoeg letterlijk zijn deze lezingen in het boekje opge nomen. De teksten zijn aangevuld met maar liefst 162 foto's. Vooral die overvloed aan illustraties maakt het boekje misschien aantrekkelijk. Maar over de teksten kan men zijn twijfel hebben. Taylor heeft zó be knopt moeten werken dat hij nauwe lijks de kans had een visie te ontwer pen. en dat is goed te merken. Hij heeft allerlei opmerkingen, die door de karigheid nu niet tot hun recht komen. Zo beweert hij b.v. over Hitier dat zijn lijk nooit is gevonden. Dat is in tegenspraak met wat wij „de fei ten" plegen te noemen. Het heeft niet veel zin om op deze manier uitdagen de dingen te zeggen. Op z'n minst had Taylor een paar ondersteunende fei ten of argumenten moeten noemen. Nog een voorbeeld: Taylor schrijft Dossier Eiser. Onthullingen over de eerste aanslag op Hitier. Uitg. De Haan, Haarlem. (Serie Tijd Contouren) Paperback. Om vang 132 pag. Prijs 24,50. Dick Walda: „Een huilbui van jaren". Episoden uit het leven van Rita Koopman. Uitg. H. J. W. Becht, Amsterdam. Paperback. Geïllustreerd. Omvang 128 pag. Prijs 17,90. A. J. P. Taylor: „De oorlogsbaien". Uitf. L. J. Veen. Ede. Goed geïllustreerd. Omvang 192 pag. Prijs f 23,50. over de moord op de Joden niet meer dan tien woorden. En (derde voor beeld) over de nooit nauwkeurig ver klaarde oorlogsverklaring van Hitier aan Amerika, zegt Taylor dat Hitier geïnspireerd was door de aanval van Japan op Pearl Harbour. „Deze gaf hem het gevoel dat er, ver weg, aan het andere eind van de wereld, een' bondgenoot was die hem zou steu nen. Om deze reden, en geen andere, stortte hij zich in de Japanse oorlog." aldus Taylor. Het behoeft nauwelijks betoog dat met dergelijke globale en slordige beschrijvingen aan weinig mensen een dienst wordt bewezen. Voor lezers die een snel en oppervlakkig overzicht wensen is het boekje wel geschikt. De uitgever heeft de oorspronkelijke kakelbonte Engelse omslag voor het boekje ge bruikt. Jammer, want die is smake loos. ildi f W. F. Stafleu air-wetenschappelijke :n over oude geschiede- iorzien blijkbaar in een fte. Dat er bij voorbeeld e vloek van de farao's Philipp Vandenberg en L unnen van Hermann jiber nieuwe drukken &erschenen, is een bewijs die populariteit, vooral Duitse publicisten. is wat degelijker met zijn buropgave, de ander schrijft yat vlotter, maar in het alge- pehoort dit soort tot de bruik- i leesbare boeken, die de ge- Jenis van minder bekende vol- jvoor een groot publiek dichter- ingen. Dat geldt zeker voor de nieuwste aan winst in de serie, een fors werk over Sparta, van de archaïsche tijd tot het Romeinse rijk: opkomst, bioei en on dergang van een stadstaat die eeu wenlang leven en cultuur op de Pele- ponnesus heeft beheerst, zeg maar onveilig gemaakt. Het thema is be kend genoeg: Sparta tegenover Athe ne, dat betekende op een gegeven moment oligarchie tegenover demo cratie. De schrijver neemt de afschu welijke Spartaanse opvoeding en het ellendige lot der slaven, de oorlogs propaganda, het imperialisme, de Herrenvolkmoraal, en zo meer onder de loep, en het is goed deze ontmy thologisering te volgen. Terecht zegt Weber dat hij een politiek boek ge schreven heeft: het antieke Sparta deugt inderdaad niet als model voor een twintigste eeuwse democratische maatschappij. Maar ontmythologisering is óók ver menselijking, en Weber heeft er naar gestreefd de Spartanen als gewone' mensen, vertellenderwijs te beschrij ven. Hij geeft bovendien royale infor matie over religie en cultuur van Griekenland in het algemeen. Een prima boek, zowel wat inhoud als opvattingen betreft. Leiden kreeg een poosje geleden een Nubische tempel binnen zijn muren: een tweeduizend jaar oud Isisheilig- dom uit Taffeh als dank van Egyp te voor Nederlands aandeel in de red dingsactie van monumenten. Door de bouw van de tweede Assoeandam is Nubië namelijk in het water van een stuwmeer verdwenen, en er is dank zij veler hulp althans veel van oud heidkundige waarde behouden geble ven. Het prachtige land zelf niet; tachtigduizend Nubiërs moesten eva cueren, en het is nog maar de vraag of dat volk zonder land de. moed zal hebben opnieuw te beginnen in de jonge palmaanplant langs de oevers van het meer, waarin de wortels van zijn cultuur zijn opgelost. De direc teur van het Rijksmuseum van Oud- De Spartanen, door Carl W. Weber, 360 blz. ƒ37,50; De vloek van de farao's, door Philipp Vandenberg, 228 blz., 37,50; De Hunnen door Her mann Schreiber, 303 blz., 36,75, alle uitgaven van H. Meulenhoff. Taffeh rond de wederop bouw van een Nubische tem pel, door Hans D. Schneider, Staatsuitgeverij, 129 blz., ƒ35. heden, prof. dr Hans Schneider, heeft een boek over de tempel geschreven,» over de Nubische cultuur, over de Isiscultus, over de verhuizing van het gebouwtje naar Nederland. Een fasci nerend boek, want over dat oude land van Koesj en het rijk van Meroë was maar weinig bekend. De wetenschap bemoeit zich er naar ik meen pas enkele tientallen jaren mee. Daarom is het goed, een (aanbevelenswaardig) bezoek aan de gerestaureerde tempel op de binnenplaats van het museum ■aan het Rapenburg te completeren met de lezing van dit rijk geïllustreer de boekje. De studie van prof. Haley een van die tamelijk veel be wonderenswaardige Britse historici die zich voor ons land interesseren over de Republiek is na jaren nu ge lukkig ook in vertaling ver schenen. Dat is plezierig, want niet alleen heeft Haley een goede naam onder zijn collega's, hij hanteert ook prima de pen en elke geïnteresseerde leek kan hem uitstekend volgen. Hij heeft de Nederlandse uitgave bijgewerkt, met name de bibliografie, al ontbreken daaraan natuurlijk weer net de recen te publikaties over de Utrechtse Unieherdenking. De Republiek in de zeven tiende eeuw, door K. H. D. Haley. Uitgave Fibula-Van Dishoeck, 132 blz., 26,50. Nederland in de Napoleonti sche tijd 1795-1815, door Ger- lof Homan. Uitgave Fibula van Dishoeck, 222 bis., 29,50. bliek heb ik wel eens minder nauw keurig uiteengezet gezien dan hier. De soepele vertaling van drs. A. E. Reinders-Reeser maakt het lezen van dit loflied op onze gouden eeuw tot een genot. Haley besteedt aandacht aan de NdDOlGOII staatkundige en militaire verwikke lingen, maar behandelt ook de econo mie, de sociale verhoudingen, kunst en religie op evenwichtige wijze. De verre van eenvoudige kwestie van de verhouding tussen de verschillende religieuze groeperingen in de Repu- Minder gelukkig ben Ik met Homans boek over wat hij nogal breed de „Napoleontische tijd" noemt. Oerlof Homan is een Amerikaans hoogleraar van Nederlandse afkomst, die zich verdiept heeft in een periode van onze geschiedenis, waarover lang zaamaan al vrij wat geschreven is: de Franse tijd. Zijn manuscript is nogal slordig, vaak zelfs gebrekkig, uit het Engels vertaald, maar ook de auteur zelf gaat te makkelijk met feiten, jaartallen en cijfers om. En dan te bedenken dat er zo'n prima Engels boek over diezelfde periode name- 'lijk 8chama's Patriots and Liberators op vertaling wacht. (Schama's1 doorwrochte werk komt overigens in Homans uitvoerige literatuuropgave niet voor). Het aardigste van Homans' boek ls misschien nog de uitvoerige beschrijving van daden en houding van de populaire koning Lodewijk en zijn eindeloze ruzies met zijn grote broer. Het gemarchandeer rondom de Franse annexatie van 1810 is weer veel te gedetailleerd behandeld. Volgt dan nog een belangwekkender hoofdstuk over de inzet van Neder landse soldaten, van wie er vijftien duizend aan Napoleons Oostfront sneuvelden een feit dat veel te weinig bekend is onder ons. Overi gens vind ik Homans herhaalde ver gelijkingen met de bezettingsjaren van 1940-'45 rijkelijk overbodig. I Kees de Leeuw It jaar na het ver- jnen van de onver- elijke bestseller e is van hout" is van hand van Jan Fou- gJne, die overigens nu ^r luistert naar de n)m Swami Deva Amri- 'een nieuw boek ver enen onder de titel ^rspronkelijk ge nt". Had het eerste k als ondertitel „een g door de psychia- in het tweede is er Ike van „een gang -r huis", maar het ird „martelgang" me uiteindelijk be- iran toepassing, want lielijk wordt wel dat .Swami" het niet alle- U cadeau heeft ge- fcen. Igendeel. er moet heel wat |en afgezien, voordat „ik (ven jaar rijp was voor de (stem van een Verlichte", itt hij in het voorwoord op *1 merkt. Die Verlichte is voor hem Bhagwan Shree Raj- neesh, een Indiase heilige die een Ashram heeft in Poona en een grote aantrekkingskracht uitoefent op de hippies van weleer, intellectuele dolers en mensen die tot de Jetset behoren. Kortom, een min of meer geflipte bovenlaag die eigenlijk al van alles geprobeerd heeft in de hoop eens te stuiten op die bijzondere kick die verder zoeken overbodig maakt, want er wordt wat afgeleden in dit wereld je. Foudraine zelf kan daar over meepraten en voor hem is de ontmoe ting met de Meester dan ook het belangrijkste dat hem in zijn leven is overkomen. Het boek kan worden gezien als een afrekening met de psychiater Jan Foudraine en als een rechtvaardiging voor Swami Deva Amrito. Het laat zich lezen als een boeiende bekerings geschiedenis met alle voor- en nade len die daaraan kleven. Verguizing Dat Foudraine boeiend kan schrijven en ook zichzelf daarbij niet spaart in die zin dat hij de lezer meer dan eens een kijkje gunt in zijn eigen innerlijk bewees hij al met „Wie is van hout". Nog nooit eerder en zeker niet in Nederland vond een dergelijk boek geschreven door een vakman zo gretig aftrek bij de geïnte resseerde leek en wekte daarnaast zulke haast onvoorstelbare weerstan den bij de gevestigde wetenschap, in dit geval de heren psychiaters. Verguizing is zijn deel en het „weg met hem" is in die jaren dan ook niet van de lucht, zo genadeloos wordt hij door zijn meeste vakbroeders de grond in gesabeld. Dat alles verhin dert niet dat „Wie is van hout" in Nederland alleen al een oplage haalt van meer dan honderdvijftigduizend, dat het boek in tal van landen in vertaling verschijnt met even groot succes en dat de schrijver een veelge vraagd spreker wordt. Hij bereikt de status van „superster" en dit luidt tevens zijn ondergang in, want hij kan bij lange na niet voldoen aan de vraag uit binnen- en buiten land naar interviews, optreden als gastspreker en uitnodigingen om deel te nemen aan discussie-programma's. Het wordt hem allemaal teveel en de man die zich zo afzette tegen het medische model en terecht moet zich nu op de been zien te houden met pep en slaapmiddelen en wordt daar mee het slachtoffer van het beeld dat hij van de psychiatrie en vooral van zichzelf heeft opgeroepen. Verdwalen In deel I van zijn boek wordt onder het kopje „Verdwalen" dit alles uitr voerig uit de doeken gedaan. De man komt haast nergens meer aan de bak en het handjevol collega's dat nog wel met hem in zee durft, laat het bij nader inzien ook afweten. Waar het hem in een paar gevallen nog wel lukt. haakt hij korte tijd later zelf af uit onvrede, rusteloosheid en uit vrees zich voor eens en altijd te be graven. Symbolisch voor het geheel is het aantal huizen dat hij in die tijd betrekt en even zo rap weer verlaat. Diep teleurgesteld en niet ln staat ziin ervaringen te verwerken vlucht hij van het een naar het ander ei. stort zich keer op keer in een nieuwe therapie, die hem er bovenop moet helpen. Dit gedeelte beschrijft zijn teloor gang, heeft het karakter van een sleu telroman en voor wie een beetje thuis is in het psychiatrische wereldje dat soms verdacht veel lijkt op Peyton Place, kan aardig uit de voeten, want Foudraine verzuimt niet functies en initialen te noemen van tal van zijn collega's. Maar net als in een span nend jongensboek geldt ook hier: als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Deze keer in de gedaante van Bhagwan, van wie hij in een Amster damse boekwinkel een boek (And the flowers showered) aantreft, er even in bladert en het koopt. Een jongen in de boekwinkel met veel ervaring zegt nog: „Meneer, als je dat eenmaal leest, ga je voor de bijl. Ik heb er al heel wat zien gaan, hier", maar Foudraine is eigenlijk op dat moment al verloren. Of beter gefor muleerd gewonnen voor de Meester, van wie hij alles probeert aan te schaffen in de vorm van boeken en bandjes met lezingen. En na nog een mislukte therapie in Boston besluit hij de gok te wagen en naar Poona af te reizen. Hij had inmiddels „Not made of wood" (de Engelse vertaling) naar de Meester opgestuurd en krijgt tot zijn verrassing een bandopname terug, waarin Bhagwan praat tegen een psy chiater die aan zijn succes te gronde is gegaan. „Uiterlijk succes is niets, alleen innerlijk succes is waar het om gaat", zo luidt de boodschap en tref fender kan het haast niet. Hij moet en zal weten wie die Bhagwan dan wel ls. die even makkelijk met Freud. Mas- low en Laing op de proppen komt als Bhagwan Shree Rajneesh met Jezus, Boeddha, Socrates en Mo hammed. WedergeboQrte Op naar Poona dus en wat hij daar allemaal ervaart en beleeft zijn wedergeboorte wordt uitvoerig in het tweede deel op weg naar huis uit de doeken gedaan. Fascinerend be schrijft hij na tal van aarzelingen te hebben overwonnen, want als man van 48 en als bekend psychiater heeft hij toch de nodige schroom te over winnen de zeven dagen encounter, waaraan hij zich letterlijk en figuur lijk overlevert. Hoogte- en dieptepunten wisselen el kaar in snel tempo af gedurende die week. maar wat uiteindelijk blijft ls een topervaring en Jan. zoals hij daar wordt genoemd, beseft dat „het nooit meer zal worden als voorheen Hij heeft de vuurproef doorstaan, is er geleuterd uitgekomen en wordt san- nyasin (discipel) van Bhagwan, die Jan Foudraine Swami Deva Amrito v/h Jan Foudraine Oorspronkelijk gezicht: een gang naar huis. Uitg. Ambo Baarn. Prijs; 25,—, 263 blz. hem niet alleen een nieuwe naam geeft maar tevens de opdracht zijn ervaringen te boek te stellen. En daarmee kom ik op de nadelen van deze bekeringsgeschiedenis, want hoe meer Foudraine het licht heeft gezien en zich als 8wami Deva Amrito gaat gedragen, hoe onverteer baarder het boek wordt. In zijn po ging de ideeën van de Meester zo goed mogelijk uit te dragen, citeert hij deze pagina's lang. zodat Je op een gegeven moment dichtklapt en denkt: ja, dat weten we nou wel. Als je een aantal filosofieën en wereld godsdiensten door elkaar mengt, komt er altijd wel iets waardevols uit Zeker als de boodschap luidt: .Alleen liefde is therapie en er is geen ande re". Daar kan geen zinnig mens op tegen zijn. maar in zijn bekeringsijver krijgt „de Swami" tevens iets dwepe rigs, zo niet fanatieks over zich, wat mij althans op den duur afstoot. Dat neemt niet weg. dat Foudraine al gedraagt hij zich soms als een irritante boodschapper van iemand wiens denkbeelden bepaald niet nieuw in de zin van oorspronkelijk zijn een meeslepend boek heeft geschreven, dat vlot leest. Het is voor hem dan ook te hopen, dat hij na „Wie is van hout" niet opnieuw zal worden fijngemalen door de publici- teitsmachine en daardoor weer ten onder zal gaan Dat gun ik hem niet. want dan zou hij opnieuw „een gang" moeten maken en een beetje rust heeft hij na ai die ellende wel verdiend. Het leven van een psychiater was voor hem ook niet alles, zoals nu is gebleken cn wat zijn „nieuwe" leven betreft is het voorlo pig afwachten geblazen, maar we houden u op de hoogte.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 15