Met twee engelbewaarders op
bet spoor van Joseph Roth
4
De vaderlijke adviezen van Hendrik Colijn
5 reneratie die moet vragen: „Joseph Roth, wie was dat?",
fant het is de laatste jaren wat stil rondom hem geworden.
Verdrietig, want zij die het werk van deze Oostenrijkse
ichrijver niet kennen, weten niet wat zij missen.
ERDAG 26 MEI 1979
TROUW/KWARTET
25
Anton van Duinkerken was er blijkens één van zijn gedich-
en trots op dat zijn kinderen later konden zeggen: „Vader
leeft Joseph Roth nog gekend, die aangrijpende schrijver".
N
N
■klammer genoeg is er nu in Nederland misschien al een hele
Als één man daarvan doordrongen is, is dat wel Koos van
Weringh. Hij is op het ogenblik in samenwerking met Toke
van Helmond bezig een boekje te schrijven over Roths
verblijf in Nederland. Maar omdat hij geen kans voorbij wil
laten gaan om van zijn bewondering en liefde voor het werk
van Roth te getuigen, greep hij ook de herdenking van
Roths sterfdag (morgen veertig jaar geleden) aan als aanlei
ding voor een beschouwing.
oor Koos van Weringh
tlangs heb ik in een auto geze-
Dat klinkt een beetje als een
kentenis van iemand, die een
ertreding heeft begaan, denkt
misschien. En helemaal onge-
hebt u dan niet.
nijn naaste omgeving waren ook men-
die méér deden dan hun hoofd schud
toen ze vernamen dat ik mij in een
o zou laten vervoeren. „Dat noemt zich
ser!". zei iemand schamper. Een ander
„Schrijf nog eens wat tegen de auto!"
leedvermaak over mijn blikken zon
al bloeide fel en vrolijk. Het enige dat
tan doen is het uit te leggen, zoals ook
verdachte zich voor de rechtbank mag
ledigen.
begon met een telefoontje. De redac-
secretaris van het kwartaalschrift „De
elbewaarder", Thijs Wierma, vertelde
in Frankfort een grote tentoonstelling
over Joseph Roth. Twee uitgevers,
van Gennep en Jaco Groot van de
tionie hadden hem daarvan op de
gte gebracht door een bespreking van
!;ï:jcatalogus te sturen, die in het Duitse
chandelsblad stond. Nu wil het geval
„De Engelbewaarder", kortgeleden
jjjst bekroond met de boekenprijs van de
fimissie voor de Collectieve Propagan-
ran het Nederlandse Boek. uitgereikt
de staatssecretaris van CRM, me-
iw J. Kraaijeveld-Wouters, een boekje
oorbereiding heeft over „Joseph Roth
lederland". Dat boekje wordt geschre-
door Toke van Helmond, ook van de
ctie van het kwartaalschrift en door
Wij zouden dus in ieder geval nog
Frankfort moeten, meende Wierema,
lat volgens de bespreking van de cata-
s veel onbekend materiaal over Roth
ie tentoonstelling te zien was. Zoals
goede redactie-secretaris betaamt
hij ook al een regeling getroffen. Op
lag 27 april moest ik om 13.00 uur bij
Litterair Café „De Engelbewaarder" in
sterdam zijn. Daar zouden we vertrek-
met de auto van Bas Lubberhuizen,
leens lid van de redactie van het kwar-
schrift.
a1ent
leek mij dat er weinig tegen in te
ïgen was. Een tentoonstelling over Jo-
Roth zou ik graag willen zien en ik
nog een weekje de tijd om mijn zaken
e organiseren dat ik een vrije middag
kunnen nemen. Wat mij enigszins
erirs zat was het feit dat ik er niet zelf
d< Ier gekomen was dat in Frankfort die
C oonstelling gehouden werd. Al jaren
probeer ik zo'n beetje bij te houden wat er
rondom Roth gebeurt en dan blijkt in
Frankfort een tentoonstelling te zijn zon
der dat ik dat weet. Gelukkig stuurde een
bevriende boekhandelaar. Vos uit Gronin
gen, mij de bespreking ook ongevraagd
op, zodat we toch op de hoogte zouden
zijn gekomen als die twee uitgevers niet zo
attent waren geweest. Zo kon het gebeu
ren dat ik op de bewuste middag op weg
ging naar de Bondsrepubliek Duitsland,
bij drie engelbewaarders in de auto. wat
mij toch een zeker gevoel van veiligheid
gaf.
De reis verliep voorspoedig. In het begin,
nog dicht bij Amsterdam, stonden we
lange tijd in een file. Tot dusver waren
files voor mij aantallen kilometers die je
kunt optellen als de verkeersinformatie
via de radio verstrekt wordt, maar ze
bestaan werkelijk. Ik vond het een sensa
tie via de radio van de auto waar ik in zat
te vernemen dat bij Amsterdam een file
stond, die je echt vóór, achter en nkast je
zag. Eenmaal op de Duitse „Autobahn"
gekomen ging het snel. Je komt ogen te
kort om te zien hoe dat systeem van
wegen in elkaar zit, maar het leek me
ingenieus, 's Avonds kwamen we aan in
Königstein, in de buurt van Frankfort.
Vanwege het tijdsverschil met Nederland
wisten we niet precies hoe laat het was,
maar het bleek daar een uur vroeger te
zijn. Het hotel dat we na enig heen-en-
weer-rijden vonden was van een oer-Duit-
se degelijkheid. Houten lambrizeringen,
veel pluche en zware, gebloemde overgor
dijnen.
Ontbi j ten
Bij de vraag hoe laat we de volgende
morgen het ontbijt wensten te gebruiken
raakte ik enigermate in conflict met de
engelbewaarders. Ik hoorde één van hen
zeggen. „Om tien üur", maar dat leek mij
veel te laat. Dat zou betekenen dat wij pas
aan het einde van de ochtend op de ten
toonstelling zouden zijn en misschien zou
den we dan niet alles kunnen bekijken en
eventueel opschrijven. Ik zei dus, dat ik
graag om acht uur wilde ontbijten en dan
wel met een taxi naar Frankfort zoU gaan.
Na een korte verbale oorlog, waarbij ter
men als „uitslover" en „stelletje feestvier
ders" als wapens werden gebruikt, werd
de vrede gesloten. We zouden om negen
uur ontbijten. En dat is ook gebeurd.
Frankfort maakte niet een onvergetelijke
indruk. Het kenmerkende van de Duitse
stad, dat je zo goed kent van de vele foto's
van voor de oorlog, zag je bijna niet meer.
Wel veel hoge, glazen nieuwbouw, die je
overal kunt zien en die het kenmerk van
de moderne tijd schijnt te zijn. Wij waren
op een zaterdag en dan word je met een
ander kenmerk van deze tijd geconfron
teerd: de winkels die 's middags gesloten
zijn. De saaiheid van een stad zonder
winkelend publiek op zaterdagmiddag is,
niet te beschrijven. Ik ben eens op een
zaterdagmiddag in Oost-Berlijn geweest,
de hoofdstad van de boeren- en arbeiders-
staat Duizenden mensen slenterden rond
over de Alexanderplatz. De winkels en
kiosken waren alle gesloten, het lukte mij
zelfs niet een exemplaar van het partij
blad „Neues Deutschland" op de kop te
tikken. Het leek alsof iedereen daar geza
menlijk de officiële vrije tijd liep te
beleven.
Turkse stad.
In Frankfort kwam die verveelde middag
mij weer voor de geest. De contouren van
de vakbondsstaat tekenden zich daar dui
delijk af. Allemaal op dezelfde tijd vrij: de
verveling als een sociaal grondrecht. Het
verschil met Oost-Berlijn werd gevormd
door de buitenlandse werknemers, die in
grote aantallen rondslenterden en vooral
bij het station rondhingen. Als je niet
zoveel geparkeerde Mercedessen zag
staan zou je denken in een Turkse stad te
lopen. Maar het is wel degelijk West-
Duitsland. Wanneer wij op het station
geld wisselen zien we bij de loketten pa
pieren liggen, waarop in rode letters de
opsporing wordt verzocht van terroristen
die in Darmstadt een bank hebben over
vallen. In kleine, zwarte letters wordt ver
meld dat het hoogstwaarschijnlijk om
terroristen gaat. Mensen die dat niet lezen
en alleen het groot en rood gedrukte „Ter
roristen" in zich opnemen zullen weer in
hun mening worden bevestigd dat de
Bondsrepubliek op het punt staat aan de
aanslagen van terroristen ten onder te
gaan. Het pamflet bevat montagefoto's
van de vermoedelijke daders, die regel
recht uit het boek met de criminele typen
van Lombroso lijken te zijn overgenomen.
Voorzichtig bekijk ik de mensen die voor
de verschillende loketten staan opgesteld,
maar gelukkig staan die louche typen er
niet tussen. Aan de andere kant vind ik
dat ook wel even jammer, want met de
uitgeloofde beloning van 50.000 Mark had
ik een mooi begin kunnen maken met de
financiering van één van mijn dagdromen.
Reisverslaggever
Het „Hauptbahnhof' in Frankfort is van
een indrukwekkende omvang. Vergelij
king met oude foto's leert dat zoveel mo
gelijk is getracht het bouwwerk in de
vooroorlogse staat terug te brengen. Jo
seph Roth was in de jaren twintig reisver
slaggever van de „Frankfurter Zeitung"
en hij zal het station vaak in- en uitgelo
pen zijn. realiseren wij ons. Het hotel waar
hij altijd logeerde als hij in Frankfort was,
„Englischer Hof", lag tegenover het sta
tion. Dat speelde zich af vóór 1933, het
jaar waarin hij Duitsland verliet en zich in
het trieste legioen van de ballingen voeg
de. Na een van hotel naar hotel zwervend
leven, in Parijs, Amsterdam, Nice. Brus
sel. Oostende en waar niet al. stierf hij in
Parijs op 27 mei 1939, nu veertig jaar
geleden.
De tentoonstelling is in de „Deutschen
Bibliothek" aan de Zeppelinallee. De hele
zaterdag is de bibliotheek geopend. Tien
tallen mensen zitten, zo te zien, ijverig te
studeren. Een functionaris van de biblio
theek, de heer Traiser, is zeer vereerd met
ons bezoek en biedt alle hulp aan, als hij
verneemt dat wij uit Amsterdam komen,
alléén om deze tentoonstelling te zien.
Later zal hij ons nog vier affiches van de
tentoonstelling nasturen, die hij 's mid
dags niet zo gauw kon vinden.
Boeiend ingericht
Hoe ook een expositie over een schrijver
boeiend kan worden ingericht laat deze
zien. Geen moeite is de samenstellers te
veel geweest om de bezoeker onder de
indruk te brengen van wie Joseph Roth nu
eigenlijk was. Het geduld en de zorg. waar
mee dit is gebeurd, rechtvaardigen de
veronderstelling dat hier aan eerhestel
wordt gedaan van een schrijver die niet
eens van oorsprong een Duitser was, maar
wiens boeken op 10 mei 1933 bij de eerste
officiële boekverbranding in Berlijn in de
vlammen werden gegooid. De boeken van
de joodse schrijver Joseph Roth. Hoewel
de tentoonstelling chronologisch is opge
bouwd loop ik eerst een tijdje betrekkelijk
doelloos rond. Het materiaal dat er ligt en
hangt maakt een overweldigende indruk
op mij. En op mij niet alleen. Onbekende
foto's, handschriften, edities van boeken
waarvan je niet wist dat ze bestonden,
brieven van en aan de schrijver, bespre
kingen van zijn boeken en exemplaren
van kranten waar zijn artikelen in ver
schenen. De catalogus, waarvan ons de
bespreking was toegestuurd, beslaat maar
liefst 551 bladzijden en is voor 24 Mark te
koop.
Opgevangen
De tentoonstelling maakt duidelijk dat
Roth in zijn werk in feite verslag doet van
VKulv,» Mw 'J#
wat hij heeft meegemaakt en opgevangen.
Hij werd geboren in 1894 in Brody. een
stadje ten Noordoosten van de Karpaten,
aan de grens van wat toen nog Oostenrijk-
Hongarije was en Rusland. Uit de tijd tot
de Eerste Wereldoorlog is veel fotomateri
aal bijeengebracht over het leven van de
joden in de geïsoleerde gemeenschappen
in Oost-Europa. Zij hielden verblijf in
getto's en werden getreiterd en veracht
door de anderen. Duizenden vertrokken
naar Amerika, zoals Mendel Singer, de
hoofdfiguur uit Job, één van de bekendste
boeken van Roth. Sommigen werden daar
niet gelukkig, zoals Tarabas. de hoofdfi
guur van een ander boek. Hij ging terug
naar Europa toen in 1914 de oorlog uit
brak en stortte zich in het revolutionaire
gebeuren van die dagen. De ontreddering
die op een aantal foto's te zien is maakt
een belangrijk thema uit, van Roths werk.
In die zin vormt de tentoonstelling een
goede aanvulling. Dat geldt met name
voor de laatste periode, 1933-1939, de tijd
van de ballingschap. Op buitengewoon
uitvoerige wijze wordt daarop ingegaan,
waarbij niet getracht wordt ook maar iets
te verbloemen. Zo worden de bezoekers,
ook de Duitse dus, geconfronteerd met de
richtlijnen voor de „zuivering" van de
Berlijnse volksbibliotheken in 1933, ten
gevolge waarvan de werken van 131 schrij
vers op de brandstapel terechtkwamen.
Elk document op de tentoonstelling is in
staat de bezoeker voor lange tijd aan het
nadenken te zetten. Onder welke omstan
digheden zou deze brief geschreven zijn?
Wat betekent het nu precies voortdurend
te worden opgejaagd en om de haverklap
bij de vreemdelingenpolitie langs te moe
ten? Tevergeefs probeer ik mij van al die
zaken een voorstelling te vormen. De bui
tenkant kunnen wij waarnemen. Wij kun
nen ongeveer nagaan wanneer Roth van
Parijs naar Amsterdam reisde of van Am
sterdam naar Brussel of Marseille. Wij
weten dat hij veel met vrienden en toeval
lige passanten in het café zat en immense
hoeveelheden alcohol innam, maar we zul
len nooit te weten komen wat hij daarbij
dacht en hoe hij zich voelde. Ellendig en
ongelukkig waarschijnlijk, maar zegt dat
iets?
Wij zijn als Nederlandse bezoekers met
enige trots vervuld als wij de boeken zien
liggen, die in die tijd van ballingschap zijn
uitgegeven door Allert de Lange en Queri-
do in Amsterdam en De Gemeenschap in
Bilthoven. Dat is óók Nederland in de
jaren dertig, crisis en oorlogsdreiging of
niet. En zonder enige zekerheid of het
financieel wel uitkon. Als wij die zaterdag
avond op de lange weg terug naar Amster
dam zijn, het voertuig nog steeds trefze
ker bestuurd door Bas Lubberhuizen, heb
ik het gevoel in Frankfort in het bestek
van een uur of drie de Europese geschiede
nis van 1900-1940 te hebben gadegeslagen,
aan de hand van het werk van één man.
een waarnemer en verteller bij uitstek. De
rit is lang. Na Emmerich, als we het regen
achtige Nederland binnenkomen, wordt
de autoradio aangezet. Er is een discussie
gaande over Holocaust. Ik constateer bij
mijzelf dat Joseph Roth dat einde niet
meer heeft gehaald.
inneer sprak oud-premier dr. Hendrik
ia lijn de geruststellende woorden tot het
(derlandse volk: „Wacht nu maar rustig
Dat was niet kort voor het uitbreken van
Tweede Wereldoorlog, zoals niet voor het
eerst, ook weer in de thans in roulatie zijnde
„Juliana-film" wordt gesuggereerd. Een
speurtocht in vele archieven wijst uit dat het
in een opname was die de inmiddels overleden
cameraman Marcel Douhard eind juli 1935
maakte voor het bioscoopjournaal. Dat neemt
niet weg dat Colijn er een handje van had zijn
landgenoten vaderlijk toe te spreken.
>r Fred Lammere
sterdam In de
„Juliana in zeven-
bewogen jaren" die
nu toe al 300.000 be
kers heeft getrokken
aan zijn vijfde week
ie Nederlandse bios-
en is begonnen,
I ;dt ook oud-premier
Hendrik Colijn voor
voetlicht als man
in de jaren dertig
grote rol speelde in
e nationale geschie-
lis.
die rol is het laatste
I nog niet gezegd. Naar-
meer archieven open
ie< i kan zijn persoon ook af-
idelijker worden bena-
Zoals de zaken er nu
staan is Colijn een nogal
treden figuur. Daarbij
dt echter te vaak verge-
dat je iemand moet be-
1,8 ielen tegen de achter-
id van zijn tijd.
r hoe je ook denkt over
vroegere AR-voorman,
e hem ten tonele voert is
jzaak dat eerlijk te doen.
nenstellers van de Juli-
l-fllm treft het verwijt, dat
pat dit betreft een steek
>en laten vallen. Na film
Dr. Hendrik Colijn „Wacht nu maar rustig af."
beelden over de feestelijkhe
den rond de geboorte van
prinses Irene in augustus 1939
brengen zij dr. Colijn in beeld,
die het volgende zegt. „Nu de
spanning, die in de laatste
paar weken de politieke sfeer
getekend heeft, begint te wij
ken, zou ik gaarne aan iedere
Nederlander een gemoedelij
ke raad geven, deze namelijk:
wacht nu maar rustig af." In
aansluiting daarop volgen
filmbeelden van de Duitse in
vasie in Polen en zegt de com
mentator: „De Duitsers had
den echter verzuimd naar Co
lijn te luisteren."
Daardoor wordt de indruk ge
wekt alsof Colijn het Neder
landse volk vlak voor het uit
breken van de Tweede We
reldoorlog met een kluitje in
het riet stuurde. Datzelfde ge
beurde in de film „Vrij en On-
verveerd", enige jaren na de
oorlog, en in „Wederzijds", de
documentaire die Gerard
Rutten in de jaren zestig
maakte over het leven van ko
ningin Wilhelmlna. De makers
van de „Juliana-film" hebben
van die opname gebruik ge
maakt. Inmiddels is men er
bij Cinecentrum in Hilver
sum, dat nauw bij de produk-
tie van de film was betrokken,
ook achter gekomen, dat de
Colijn-passage onjuist is ge
plaatst.
Imago
„We hebben echter gezocht
naar filmbeelden, die het ima
go dat Colijn heeft bij het
Nederlandse volk, illustre
ren," aldus de heer R. P. H.
Decossaux. uitvoerend produ
cent van Cinecentrum. De
grote vraag blijft: wanneer
heeft Colijn de gewraakte uit
spraak gedaan? Een speur
tocht in diverse archieven
maakt duidelijk dat hij er een
handje van had „het volk" op
vaderlijke toon, geruststel
lend toe te spreken.
Op de avond van de tweede
augustus 1935 hield Colijn een
lange radiotoespraak, een
paar dagen nadat er een eind
was gekomen aan een langdu
rige kabinetscrisis. Colijn was
opnieuw premier geworden.
Hij gaf de Nederlanders de
raad „rust te betrachten
Letterlijk liet hij daarop vol
gen; „Zonder rust geen zelfbe
heersing en zonder zelfbeheer
sing is vastberadenheid niet
mogelijk". De premier duidde
daarmee vooral op de dreigen
de devaluatie, die een jaar la
ter toch kwam.
Colijn verdedigde zich tegen
de geruchten: „om slechts een
enkel voorbeeld te noemen, ik
zelf zou, zo wordt rondverteld,
140 hofsteden hebben gekocht
en 400 woonhuizen uit vrees
voor devaluatie. Ik heb nim
mer ook maar één enkele hof
stede bezeten. De 400 huizen
moeten tot drie worden terug
gebracht en die bezit ik al tien
jaar."
Op 11 maart 1936, na Duits-
lands opzegging van het Lo-
carno-pact en de hermilitari
sering door Duitsland van het
Rijnland, kwam Colijn weer
voor de radiomicrofoon om te
vertellen dat de dienstplichti
gen die 14 maart 1936 met
groot verlof zouden gaan
voorlopig niet naar huis
mochten. Colijn bleef optimis
tisch: „Daarom maan ik nog
eens aan, om zich niet te laten
verontrusten. Het is beter dat
men later getuigen moet, dat
de regering wel heel erg voor
zichtig is geweest dan dat
haar, met hoe geringe kans
ook, later verweten zou kun
nen worden, dat zij gedut had
op een tijd, dat waakzaam
heid plicht was. Ik verzoek
den luisteraars dan ook om.
wanneer zij straks hunne le
gersteden opzoeken, even rus
tig te gaan slapen als zij dat
ook andere nachten doen. Er
is voorshands nog geen enkele
reden om werkelijk ongerust
te zijn. En daarmee, geachte
luisteraar, laat ik u over aan
de verpozing die de radio u
pleegt te bieden. Goeden
avond."
Aanvaarden
Op 15 maart 1938, twee dagen
na de Duitse annexatie van
In het satirische blad .De Notenkraker' stak G. van Raetn-
donck op 10 aurustus 1935 de draak met de woorden van
Colijn. Hij tekende de premier voor de microfoon met het
bijschrift: „Zo'n ding is toch handelbaarder dan een parle
ment, het spreekt je niet tegen en het jaagt je niet weg ook.'
Oostenrijk, zegt Colijn via de
radio: „Ten slotte doe ik een
beroep op het gehele vader
land om kracht te tonen door
rustige aanvaarding van wat
noodzakelijk is. En ik besluit
met de bede: dat de Almachti
ge God ons werelddeel en
daardoor ons vaderland be
hoede voor een nieuw arma
geddon."
Aan de vooravond van Mün-
chen, op 28 september 1938.
onderstreepte Colijn voor de
radio, dat Nederland neutraal
zal blijven in een eventueel
conflict tussen de grote mo
gendheden. Hij zegt dat de
hoop op het behoud van de
vrede weer is verlevendigd na
de stappen die de Britse mi
nister-president Chamberlain
heeft gedaan. „Hij deed den
eerste stap, waarvan wij allen
hopen, dat deze morgen zijn
bekroning vinden zal. Dit
werkelijk bemoedigende be
richt geeft mij vrijmoedigheid
dit korte woord te besluiten
met eenzelfde wens waarmede
Chamberlain gisteravond ein
digde: 'Goede nacht'."
Twee dagen later op de avond
van de dertigste september
1938 zei Chamberlain tegen de
menigte die voor zijn ambts
woning in Downlngstreet was
samengestroomd. „En nu
raad ik u aan naar huis te
gaan en met een gerust hart te
gaan slapen." woorden die in
de legendevorming Colijn in
de mond zijn gelegd. Maar
blijft de vraag wanneer Colijn
de gersutstellende woorden
uitsprak, die het Nederlamd
van nu worden voorgescho
teld in de Juliana-film.
Dat was niet in een radiorede
maar in een gefilmde verkla
ring. die Colijn eind juli 1935
aflegde ten behoeve van het
bioscoop-journaal van Poly
goon. De inmiddels overleden
cameraman Marcel Douhard
filmde de toenmalige premier,
zich onbewust van de nasleep
die deze opname in de ge
schiedenis zou krijgen