akbeweging te eel mannenclub Analfabeet 7! Eigen taal op tweede rang SOCIAAL BERECHT! 3DAG 26 MEI 1979 TROUWKWARTET ■BINNENLAND! steeds zijn veel meer mannen dan vrouwen bij een kbond aangesloten. Het vrouwensecretariaat van het ;V heeft daarom een speciale cursus opgezet om vrouwen met vergader- en discussietechnieken vertrouwd te maken. Het vrouwensecretariaat is ook niet erg te spreken over de contacten met het CDA. >r Anneke Visser HECHT „Ik be- mw het vrouwense- ariaat als iets wat den duur moet op- den te bestaan. ji ir er is weinig zicht ^dat dit ooit zal ge- iren". Dit zegt Duca ü}Bruin. Zij is sinds jaar beleidsmede- kster bij het CNV- f" iwensecretariaat. ook CNV-secreta- Gerrit Terpstra ac- is. voorgangster verliet be- n|^0 al na een jaar teleurge- het gebouw aan de :htse Maliebaan. Discus ver de rol en de positie le vrouw sloeg binnen de ond op dat moment niet Lange tijd legde men zich It feit neer. tot men be- het werk onder vrouwen aandacht te geven, zit nog niet te juichen iet tempo waarin de dls- nu plaatsvindt, maar tot wanhoop heeft ze „Het nadenken over rol iltle van de vrouw komt de bonden langzaam zeker op gang. Je moet 'ergeten dat de hele vak- ng altijd een mannen- ig is geweest, ook nu lling heeft onlangs uit- «1 dat het CNV 12,6 pro- •rouwelijke leden heeft, ruim een procent meer iet FNV (11,2 procent), onderwijsbond PCO het hoogst, met 15.504 en. Op de tweede plaats de Nederlandse Christe lijke Bond van Overheidsper soneel met 13.636 vrouwelijke leden. De rooms-katholieke bond voor overheidsperso neel, ARKA, heeft er 3.906. Op de onderste trap van de leden ladder staat de hout- en bouw bond met zeventig vrouwelij ke leden. Ondanks het toch vrij hoge totaalcijfer steekt de organi satiegraad onder vrouwen nog schril af in vergelijking met de mannelijke collega's. Dat is niet zo gek, vakbonden heb ben zich in het verleden nooit zo erg op de positie van vrou wen gericht. Zij op hun beurt voelden weinig behoefte zich te organiseren. Daar komt heel langzaam verandering in. Het vrouwensecretariaat richt CNV-secretaris drs G. H. Terpstra zich op zaken als de gelijke beloning van man en vrouw en de positie van de vrouw binnen de vakbeweging. Maar ook het rollenpatroon, de angst van veel vrouwen om hun mond open te doen en de trage doorstroming naar ho gere posities komen aan de orde. Er is een speciale cursus opgezet om vrouwen ver trouwd te maken met verga der- en discussietechnieken en om ze te leren over drem pels heen te stappen. Deson danks ziet het beeld er nog niet gunstig uit. Er wordt ge- discussiëerd, maar langzaam. En onder invloed van de eco nomische recessie dreigen be paalde verworvenheden weer op de tocht te komen staan. Teer punt Duca: „De vrouw op de ar beidsmarkt is een teer punt, zeker nu het met de economie zo slecht gaat. Er is een jaren lange strijd geleverd voor af- schaffing van vrouwenarbeid en het werd als een verwor venheid beschouwd dat de vrouw niet meer uit werken hoefde te gaan om het salaris van de man aan te vullen. In de jaren zestig waren er ineens weer vrouwen nodig. Dat heeft geleid tot discussies binnen de vakbonden, of men dat moest aanmoedigen of niet. Men vond een compro mis: de overheid moest de be lemmeringen wegnemen die het werken buitenshuis voor vrouwen in de weg stonden. Maar voor het overige wilde de vakbond de keus aan de vrouwen zelf overlaten. Ze mochten in ieder geval niet gebruikt worden als arbeids reserve, waarvan naar belie ven gebruik gemaakt kon worden". In de knel Destijds was er een tekort aan arbeidskrachten, vrouwen en gastarbeiders vulden dit op en iedereen was tevreden. Nu heerst er werkloosheid en biedt de arbeidsmarkt niet meer de aanblik van de jaren zestig. De positie van vrouwen komt in de knel. begrippen als kostwinnerschap gaan in de discussie over de eerlijke ver deling van werk een, zij het oneigenlijke, rol spelen. Eén inkomen per gezin, waarbij meestal wordt uitgegaan van de mannelijke werknemer. Een van de mogelijkheden om de arbeid eerlijker te verdelen is wellicht het scheppen van deeltijdarbeid. Duca: „De bonden moeten dat stimule ren. Vooral in de overheids sector zijn er legio mogelijk heden. Daar kun Je precies nagaan welke vacatures er zijn, beter dan in het particu lier bedrijfsleven. Wel moeten de arbeidsvoorwaarden bij deeltijdarbeid goed zijn, pro motiekansen bij voorbeeld mogen er niet door belem merd worden. Dat kan alle maal via de CAO worden gere geld". Een gevolg van deeltijdarbeid Duca de Bruin: vrouwen op de arbeidsmarkt nog altijd een teer punt. is volgens Duca ook dat het huishoudelijk werk en de op voeding van de kinderen eer lijker over de belde partners wordt verdeeld. Het is nog al tijd een onbewezen stelling die zegt dat vrouwen betere opvoeders zouden zijn dan mannen. Anti-vakbond Een aantal zaken waarvoor het vrouwensecretariaat zich inzet moet via het parlement de wettelijke basis krijgen. Over het contact met de „ei gen" partij, het CDA, is secre taris Gerrit Terpstra slecht te spreken: „Het CDA heeft te veel belang bij de FNV. De verhouding tussen ons en de fractie is erg gammel. Er heerst vanouds een anti-vak- bondsstemmlng". Ook tussen de CDA-vrouwen en het vrou wensecretariaat botert het niet erg. Duca: „Ze voeren een vaag beleid. Je kunt Je zelfs afvragen of er eigenlijk wel van een beleid sprake is". De relatie met de Partij van de Arbeid daarentegen is be ter. Op het punt van medezeg genschap in de bedrijven staat het CNV dichter bij de PvdA dan bij het CDA. Met de PvdA vindt periodiek overleg plaats, waarbij bepaalde kwesties doorgesproken wor den. Beide zetten dan hun standpunten bijvoorbeeld ten aanzien van Bestek '81 uiteen. De minister van CRM heeft onlangs laten weten dat er subsidie wordt verleend voor dertig emancipatiewerkers. Het CNV-vrouwensecretari- aat heeft besloten er twee aan te vragen. Een van hen moet zich gaan bezighouden met de vrouwen van buitenlandse werknemers en de problemen onder buitenlandse werkende vrouwen, de ander met het werk binnen de bonden. Discussie Binnen en buiten de vakbond is de beweging voor de gelijke rechten voor mannen en vrou wen in volle gang. Over het doel is men het doorgaans eens, het middel waarmee een en ander bevochten moet wor den is steeds punt van discus sie. Er bestaat weinig contact tussen de feministische vrou wenbeweging en het CNV- vrouwensecretariaat. Duca. .Groepen als Man Vrouw Maatschappij hebben geen voeling met problemen van vrouwen die werken in het be drijfsleven. Hun Ideeën en die van femlnistlsch-socialisten zijn op grote groepen vrouwen niet direct toepasbaar. Bin nen de vrouwenbeweging zijn er heel wat stromingen die al vrij ver zijn. Maar wij moeten oppassen de vrouwen niet af te schrikken. Wij moeten er voor zorgen dat we het con tact met de vrouwen voor wie we werken niet verliezen". Eensgezindheid bestaat er wel als het gaat om een oordeel over het beleid van de eerste staatssecretaris van emanci patiezaken, Kraaijeveld-Wou- tors. Duca: „Ik heb in al die tijd nog geen woord met haar gewisseld Dat ervaar ik wel als pijnlijk. Ze heeft nooit ge reageerd op onze brieven waarin wij onze standpunten over kabinetsbesluiten uit eenzetten. Eerlijk gezegd weet ik niet eens wat Kraaijeveld eigenlijk wil". door Huub Elzerman f, die op e;en kwade dag bij hem op de iat plofte, trok nauwelijks zijn aandacht. Hij ;1 dat het ging om een keurige vensterenvelop, verdere interesse toonde de man niet. Hij stak relop in zijn jaszak en vertrok naar een lid. Jiet er niet zo mooi uit," zei degene die hem de lad voorgelezen. „Ze hebben je heidsultkering ingetrokken, omdat je te solliciteert." nen ze dat nou zeggen?" riep de man rikt „Ze weten toch dat ik niet kan lezen of ipte. De man hij was 41 jaar was na een Itooide lagere schoolopleiding op de ij van zijn vader gaan werken. Daarna deed ;t als hulp in een kaasmakerij, als [naai houtbewerker en als schuurder. In het fvan de jaren zeventig ging hij als boorder en werken bij een apparatenfabriek. ïesl :e baas verrichte hij het eenvoudigste werk lba' ïoest regelmatig worden uitgekeken naar <nt» itjes, die hij gezien zijn beperkte geestelijke [efS gens aan zou kunnen. rtvs i paar jaar moest hij wegens rugklachten zijn en taken. Eerst kreeg hij zijn -he 8e,d-uitlcerin8. daarna een volledige songeschiktheidsuitkering, maar na een jaar sPfl lem te kennen gegeven dat hij nog maar voor te 15 procent arbeidsongeschikt werd geacht. meentelijke Medische Dienst kwam tot dit omdat de man in staat werd geacht om in iaak zittend werk te verrichten. De dienst gaf thij door verhoogd ziekteverzuim, verlies en een door zijn handicap! iderde inzetbaarheid niet op eigen kracht het umloon zou kunnen verdienen. Maar voor >3» ventig procent zou hij wèl in zijn eigen ioud kunnen voorzien. Geheel volgens de begaf de man zich naar het gewestelijk M f bureau om zich te laten inschrijven als «kende en op dezelfde dag verzocht hij de svereniging om een WW-uitkering als Hing op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering J rtig procent. aal van harte ging het niet. Tegen de naar van de bedrijfsvereniging zei hij dat hij >ep zou gaan tegen de verlaging van zijn uitkering en dat hij zich niet. ook niet telijk, voor werk beschikbaar zou stellen. Dat et zo n slimme opmerking, want in de tosheidswet staat heel duidelijk „Geen geld wordt toegekend aan de werknemer, die :moet worden werkloos te zijn of te blijven, it hij in onvoldoende mate tracht arbeid te Igen of door eigen schuld of eigen toedoen 'beid verkrijgt of behoudt." De gevolgen .s" waren er dan ook naar. Hij kreeg de al eerder genoemde brief. „U krijgt geen werkloosheidsuitkering." schreef de bedrijfsvereniging, „en daarbij nemen we het volgende in aanmerking: Tot 1 januari ontving u een uitkering naar een arbeidsongeschiktheidsuitkering van tachtig tot honderd procent. Met ingang van deze datum werd die uitkering herzien naar een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35 procent, omdat u in staat werd geacht om met u in billijkheid op te dragen arbeid ten minste gemiddeld zeventig procent van uw normale loon te verdienen. Deze arbeidsongeschiktheid is meermalen met u besproken Blijkens uw verklaring stelt u zich echter niet voor werk beschikbaar, omdat u zich niet tot werken in staat acht Het bestuur stelt zich op het standpunt dat in redelijkheid van u gevergd kan worden dat u zich voor arbeid beschikbaar stelt en dat u zoveel mogelijk tracht om arbeid te verkrijgen." Tot zover de brief Een brief, die de man overigens vier weken nadat hij zijn onverstandige opmerking tegenover de ambtenaar van de bedrijfsvereniging had gemaakt. in de bus kreeg. Hij stond toen zo'n week of tien als werkzoekende ingeschreven bij het arbeidsbureau. De hele operatie, waarbij de man eerst geheel arbeidsongeschikt, daarna gedeeltelijk arbeidsongeschikt, vervolgens werkloos, werkzoekend en uitkeringstrekker af was, voltrok zich in een paar maanden. Dat is voor dit soort affaires een vrij rap tempo en dat vond de bestuurder van de Industriebond NKV, tot wie hij zich richtte ook. De man tekende beroep aan en toen hij zijn zaak verloor, stapte hij op advies van de vakbondsbestuurder naar de hogere instantie in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep. „Aan deze man behoort alsnog een WW-uitkering te worden toegekend, omdat hem niets te verwijten valt." schreef de vakbondsbestuurder aan de centrale raad. Viel de man inderdaad niets te verwijten? Hij had toch gezegd dat hij niet wilde werken? „In de gedingstukken." zei de centrale raad. „wordt diverse malen melding gemaakt van de beperkte geestelijke vermogens van de man en wij hebben op grond van de indruk die hij heeft gemaakt op de rechtzitting geen reden om hierover anders te oordelen. De man heeft duidelijk gezegd dat hij niet kan lezen of schrijven." Dit gegeven voerde de raad tot de conclusie dat niet voldoende vast was komen te staan of de man ten volle de consequenties begreep van zijn opmerkingen tegen de ambtenaar van de bedrijfsvereniging. Verder vond de raad het zeer twijfelachtig of de man succes zou hebben gehad, indien hij wèl tijdig pogingen had gedaan om werk te vinden. „Hij wordt zelfs niet in staat geacht het minimumloon te verdienen, merkte de raad op. Weliswaar dient in dit soort gevallen twijfel niet ten gunste te werken van degene, die nalaat voldoende sollicitatie-activiteiten te ontplooien, maar met betrekking tot deze man rijst wel de vraag of het niet te ver van de werkelijkheid zou voeren om aan te nemen dat hij bij het zoeken naar werk ook kans van slagen zou hebben." De centrale raad verwees daarbij naar de mening van een bedrijfsarts, die de man inmiddels had gekeurd voor plaatsing op een sociale werkplaats. „Zijn analfabetisme is bij het zoeken naar geschikt werk een groter handicap dan het niet optimaal functioneren van zijn rug." vond deze arts. „Dit illustreert de moeilijkheden van deze man," zei de Centrale Raad ten slotte. „We nemen dan ook niet aan dat de man geen uitkering toekomt om dat hij in onvoldoende mate tracht werk te vinden." Het zal wel wat uitleg hebben gekost voordat de volle omvang van uitspraak tot de man was doorgedrongen Maar dank zij zijn behulpzame familie hoefde hij niet op de cheque te wachten om te begrijpen dat tot in hoogste instantie was uitgemaakt dat hij wel degelijk onvrijwillig werkeloos was Soms kun je overmand worden door twijfel of je nog wel in je eigen land bent, of je niet in een onbewaakt ogenblik de grens met het buitenland overschre den hebt. Zo'n moment doet zich voor als je op een in een voortuin geplaatst groot bord de woorden „Zimmer frei" leest. De twijfel wordt niet geringer als Je even verder dezelfde in forse letters uitgevoerde tekst achter het venster van een woonhuis ont waart. De bewoner van dat laat ste pand kan enig recht doen gelden op een wat gunstiger oor deel, want hij heeft er zij het in het blote oog moeilijk waar neembare lettertjes, een verta ling in gewoon Nederlands onder geplaatst, kamers vrij. Zo lang zamerhand zijn vooral de bewo ners van onze veelvuldig door Duitsers bezochte kuststreken aan dit soort waarnemingen wat gewend geraakt, maar dat neemt niet weg dat zelfs zij er af en toe nog onaangenaam door worden getroffen: hun eigen taal op de tweede rang! In een klein en zo zeer van zijn buren afhankelijk land als het onze is voorkomend heid tegenover buitenlandse be zoekers ongetwijfeld extra ge wenst, maar de vraag dringt zich op of we met die houding zó ver moeten gaan als op de mooie strook grond direct langs de Noordzeekust vaak het geval is. Het zou allemaal misschien wat minder ergernis veroorzaken als er ook op andere terreinen niet met onze moedertaal, omge sprongen werd op een manier die de gewone inwoner van dit land alleen maar op de bekende wijze naar het voorhoofd kan doen wijzen. Dit keer denk ik niet zo zeer aan wat ambtenaren en go gen van allerlei slag aan wartaal op het papier weten te krijgen, ik wilde even terug naar het deze week in onze krant vermelde plan om het aantal parkeer plaatsen bij de stations in zo'n 75 gemeenten uit te breiden. Een aardig plan: alles wat dienen kan om auto's niet te laten rijden maar ze te doen stilstaan moet toegejuicht worden. Maar o schrik, wat zullen we straks kun nen lezen op de borden die de automobilist naar die parkeer- Deel van het grafmonument van paus Adriaan VI in Rome plaatsen verwijzen? U hebt het misschien nog onthouden: in witte letters op blauwe achter grond komt er te staan „park en ride". Een mengelmoesje dus van twee Engelse woorden (park. ride parkeren, rijden) en het oeroude Nederlandse woordeke „en". Absolute zekerheid of mijn verklaring Juist is heb ik niet eens, want wie garandeert me dat niet het gewone Nederlandse woord „park" bedoeld wordt? Hebben we hier te maken met een poging om gewichtig te doen of hebben de bedenkers van dit fraais zich alleen maar laten meevoeren op de golven van een modieus taalgebruik? Je kunt slechts hopen dat de gemeente bestuurders plaatsing van deze borden zullen voorkomen: de be voegdheid om „nee" te zeggen tegen dergelijke taalvervalsin- gen zal niemand hun toch niet willen ontzeggen? Intussen moet het met ons volk niet zo best gesteld zijn. indien althans een uitspraak van onze vooroorlogse minister-president Colijn op waarheid berust Colijn schreef eens dat „de ziel van een volk" zich nergens zó scherp omlijnd en duidelijk herkenbaar uit spreekt als in de taal" Hoe treu rig moet de ziel er niet aan toe zijn die zich uit in onzin als hier voor vermeld' Maar op de .uit spraak van Colijn valt wel wat af te dingen Als een volk al een ziel heeft, blijven we zitten met een onoplosbaar probleem voor meertalige landen zoals België bij welk volksdeel. Vlamingen of Walen, uit die .ziel" zich het dui delijkst? De gedachte aan een volksziel doet me trouwens niet prettig aan; ze gaat me te veel in de richting van een wazigmys- tiek nationalistisch gevoel (iets wat Colijn nooit bedoeld of ge wild zal hebben) en met dat na tionalisme moeten we uitkijken, dat hebben de laatste tientallen Jaren ons wel geleerd. Tegenover dat laatste kun Je weer Vondels dichtregel stellen volgens welke „de liefde tot sijn land Is yeder aangeboren". Daar in zit iets waars, dat zal menig een van tijd tot tijd ervaren, maar die houding kan ook tot wonderlijke ervaringen leiden. Bijvoorbeeld een licht gevoel van teleurstelling als je in het buitenland op zoek gaat naar iets Nederlands en ontdekt dat het niet als zodanig herkend wordt. Zoiets kan Je overkomen als Je in de mooie stad Rome moeite doet het graf te vinden van de enige Nederlandse paus, Adriaan de zesde, wiens kort stondige pontificaat (1522-1523) geen geweldig succes geweest moet zijn. Het graf van Adriaan Florisz Boeyens, die in 1523 op 64-jarige leeftijd stierf en onder meer leermeester was van keizer Karei V. is te vinden in de midde leeuwse kerk 8anta Maria Dell' Anima, die nu door de Duitse rooms-katholieken in de Ita liaanse hoofdstad gebruikt wordt. Naast het hoogaltaar in deze vlak bij het eigentijdse Pi azza Navona gelegen kerk vind Je Adriaans grafmonument maar wat staat er in het boekje dat in de kerk te krijgen is' Daarin wordt Adriaan „de laatste Duitse paus" genoemd Toen Adriaan gekozen was werd er onder meer in Utrecht feest gevierd De negentiende eeuwer Busken Huët heeft dat mooi be schreven zelfs kregen de ingeze tenen die hun teertonnen het hoogst deden opvlammen een premie Is dat feest dus ten on rechte gevierd'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 15