Dude Pekela en het
ebelse jongerenwerk
■Hg&lCV 4
Dochterlief
Een loflied
op Europa
[SOCIAAL BERECHT!
fcflOAG 19 MEI 1979
TROUWKWARTET
17
BINNENLAND!
staf van de Stichting Opbouw Oude Pekela (SOOP) heeft
er wat morrend bij neergelegd, de gemeente is pas te,
er ure akkoord gegaan en het ministerie van CRM vindt
in principe wel een goede zaak dat „Boer en Beat" een wat
■rijkende behandeling krijgt.
loer" G. Begeman krijgt straks zijn salaris namelijk van de
SOOP, maar zijn jongerengroep Boer en Beat heeft verder
niets meer met die stichting te maken en mag rechtstreeks
verantwoording afleggen aan de gemeenteraad. Een opmer
kelijke constructie, die de „institutionalisering" van het
welzijnswerk lijkt te doorbreken. Ook een precedent dat
elders navolging zou kunnen krijgen. Van Begeman en zijn
jongeren mag dat.
lor Jan Sloothaak
Oer en Beat" is al die acht jaren
i zijn bestaan al een buiten-
Hitje geweest. Oude Pekela
eg pas nog een proeve van de
nerkelijke activiteiten waar-
e de jongeren die men nog al
is als „randmaatschappelijk"
aanmerken hun rechten
listen.
angs werd de reconstructie van het
fier Diep geopend. Met grote veront-
rdiging zagen de jongeren van Boer en
teen fraai uitgedoste boot ter gelegen-
van deze gebeurtenis uitvaren, vol-
jèouwd met notabelen en middenstan
ds Hadden zij ook niet meegedaan aan
nspraak? Waarom waren dan die Hoge
en wel en zij niet uitgenodigd? Waar
moesten zij toekijken hoe anderen
gebakjes naar binnen zaten te wer-
terwijl zij toch ook hun best hadden
aan! Kortom, de boot kreeg een regen
eieren te verduren.
5|cieel was Boer en Beat er niet bij
ikken, maar tochOnze kritische
p had gezegd: niet met eieren koge-
wel de brug blokkeren. Wij hebben het
in goede banen geleid, zodat er geen
pen gebeurden", zegt de heer
jman.
genzin
Boer en Beat-jongeren hebben een
e tegenzin tegen alle bazen en baasjes
er in deze wereld rondlopen, of dat nu
ll^chool is of in het bedrijf. Eigenlijk
II rt Boer en Beat thuis bij de SOOP.
Blotte is dat het geval met al het
üjnswerk in Oude Pekela en onlangs
d dat nog eens bevestigd. Een aanvan-
jk experimenteel onderwijsproject
d bij de stichting met zijn staf van
tveer twintig maatschappelijk wer-
t, jongerenleiders en andere welzijns-
Icundigen ondergebracht. Waarom dan
r en Beat niet?
poging daartoe is overigens wel on
dernomen. Het afgelopen jaar hebben
Boer en Beat en de SOOP een experiment
gehouden om na te gaan of een samen
optrekken toch niet tot de mogelijkheden
behoort. Toen de vraag aan de orde kwam
of dat experiment per 1 mei in een defini
tieve binding moest worden omgezet,
bleek het toch allemaal niet zo te boteren.
Boer en Beat wilde een verbintenis van
vijf jaar en de Stichting van hooguit twee
jaar (en daarna evalueren).
Achterliggende oorzaak is vooral ook de
angst bij Begeman en zijn jonge aanhang
dat een verbintenis zal uitlopen op een
volkomen inpassing in de stichting. „De
andere medewerkers wilden dat ik alle
stafvergaderingen bij zou wonen, ook als
het niets te maken had met Boer en Beat".
„Dat pikten wij niet. Zij praten steeds
over collegialiteit, maar dat interesseert
me geen moer. Het gaat om het jongeren
werk".
Het experiment leek dus op een dood
spoor uit te komen ondanks om met
wethouder L. Leeuwerik (CPN) te spreken
„twee onstuimige vergaderingen".
Vooral die tweede avond. „We hadden niet
alleen onze denkgroep meegenomen,
maar de actiegroep kwam ook mee. Het
liep wat uit de hand", geeft Begeman toe.
„Geen geweld of zo hoor, alleen maar
demonstratief, er werden wat bedreigin
gen geuit aan het adres van de meest
autoritaire bestuursleden van de stich
ting". Kort nadat Boer en Beat zich boos
en teleurgesteld had teruggetrokken,
kwam er een telefoontje van wethouder
Leeuwerik. Er werd gedacht aan een con
structie waarbij Begeman wel betaald zou
worden door de stichting, maar er geen
verantwoording aan hoefde af te leggen.
Dakzitten
De wordingsgeschiedenis van Boer en
Beat wortelt in een door de gemeente
beschikbaar gestelde boerderij waar jon
geren zich onder de naam „Beat in Peke
la" vestigden. Tot verdriet van de boeren
in de omgeving. Ook Begeman ergerde
zich aan het lawaaischopperige volkje.
Totdat hij met hen In contact kwam toen
ze het Nederlands record dakzitten gingen
verbeteren. Begeman merkte dat er wel
was te praten met dat „langharige en
werkschuwe tuig" en toen hij zich liet
ultsaneren als boer. toog hij naar de Soci
ale Academie in Hengelo om zich te laten
omscholen tot welzijnswerker.
De jongeren nestelden zich in zijn boerde
rij en de gemeentelijke soos moest worden
gesloten. „Dit soort jongeren voelt zich
niet thuis in een door sociologen geregelde
wereld", aldus Begeman. De jongeren
moesten niets hebben van de steungroep
van notabelen die de gemeentelijke boer
derij begeleidde en later kreeg een inmid
dels vertrokken directeur van de SOOP
een „flaterplak" door Boer en Beatjonge-
ren aangeboden.
Koude oorlog
Vanaf het begin was er een koude oorlog
met de officiële welzijnswerkers. De moei
lijkheid was echter dat Begeman zijn
boerderij (gratis) ter beschikking stelde,
maar geen inkomen meer had als boer. Hij
leefde van uitkeringen en om in Oude
Pekela welzijnswerker te kunnen zijn
moest hij solliciteren bij de SOOP. Zo
hoorde het, liet CRM weten.
Op initiatief van het ministerie begon
toen het experimentele Jaar. „Het leek
eerst best te gaan, maar nu proberen ze
ons toch steeds verder te integreren", al
dus Begeman.
De regeling dat hij nu door jaarlijkse
rapportering verantwoording moet afleg
gen aan de gemeenteraad vindt hij een
goede constructie. „Wij hebben er in feite
altijd naar gestreefd verantwoording af te
leggen aan een gekozen volksvertegen
woordiging en niet zó maar een stichtings
bestuur".
Iedereen is het er eigenlijk wel over eens
dat Boer en Beat verdient te blijven be
staan. De groep maakte een opmerkelijke
ontwikkeling door. Diezelfde jongeren die
niets voelden voor „institutionalisering in
de SOOP" bedachten een „horizontale"
structuur voor hun club. In plaats van een
organisatie met bestuur, commissies en
wat dies meer zij, kwam er een groepen-
systeem: een denkgroep, een actiegroep,
een doegroep, een kritische groep en der
gelijke. Begeman werd niet leider maar
begeleider en volgens hem staan de princi
piële uitgangspunten dat ieder gelijk is en
in vrijheid kan werken ook nu acht jaar
later nog steeds overeind.
De manier waarop bij Boer en Beat jonge
renwerk wordt bedreven, is ook opmerke
lijk. De betrokken jongeren en ook Bege
man zelf spreken met een zeker afgrijzen
over van bovenaf opgelegde activiteiten
in het officiële jongerenwerk, van het or
ganiseren van een Sinterklaasavond tot
het uitnodigen van beatgroepen. Bij Boer
en Beat bedenken de jongeren zelf wel
wat.
Zoals die „biggentocht" van Dalfsen naar
Oude Pekela. Een looptocht van 125 kilo
meter met twee in Dalfsen gekochte big
getjes in een wagentje. Of een dansmarat-
hon. „Hoe het mogelijk is weet ik niet,
maar ieder jaar slagen ze er toch weer in
om langer te dansen.
Er zit iets in van een prestatie willen
leveren, net als bij het begin die dakzlt-
stunt", meent Begeman. Verder worden er
bijvoorbeeld allerlei fiets- en looptochten
gehouden. Je leert deze Jongeren er eens
op uit te gaan en ze steken wat op. Geen
jeugd die altijd even gemakkelijk is, ge
tuige het eiergooien. geeft ook Begeman
wel toe, maar hij krijgt lof toegezwaaid
van bijvoorbeeld wethouder Leeuwerik:
„Begeman is bekwaam. Hij verstaat de
kunst om bezig te zijn met Jongeren".
Toen het experimentele jaar begon ressor
teerde de SOOP nog rechtstreeks onder
CRM. Begin dit jaar decentraliseerde dit
G. Begeman: geen institutionalisering maar vrijheid.
ministerie het welzijnswerk echter naar de
gemeenten toe. De heer P. M. Stevens,
medewerker van het bureau landelijk con
tact van CRM Groningen, bleef nadien
toch bij de zaak Boer en Beat betrokken
en wel als technisch voorzitter van de
vergaderingen met de SOOP. „Niemand
wilde het einde van Boer en Beat, maar de
Stichting vond een verbintenis voor vijf
jaar wel wat te veel carte blanche. Het
gaat tenslotte om gemeenschapsgeld en
enige controle daarop is toch wel een
vereiste", vindt hij. „Maar deze jongeren
willen geen afhankelijkheidsrelatie. Daar
om zijn wij wel ingenomen met deze oplos
sing. Het zou jammer zijn als in deze
overgeorganiseerde maatschappij dit
soort rebelse toestanden niet meer moge
lijk zou zijn, desnoods met een gekunstel
de constructie".
Wethouder Leeuwerik is ook content. „We
konden Begeman niet laten stikken. Als
iemand in staat is een behoorlijk deel van
de jeugd op te vangen, moet je daar reke
ning mee houden. Of Je het met het uit
gangspunt eens bent, speelt dan geen rol".
Een probleem is, aldus Leeuwerik, hoe
vertaal je het naar de staf toe dat één van
de medewerkers niet in het gareel hoeft te
lopen en zodoende een bevoorrechte posi
tie krijgt. Uiteindelijk bleek er geen ande
re oplossing mogelijk.
Voorzitter W. J. Draaisma van de SOOP:
„Als bestuur menen we niet zo star te
moeten zijn dat we alles vanuit de institu
tionalisering moeten benaderen. Wat stel
je voorop? Begeman verzet een uniek stuk
werk. En eigenlijk is het nog niet zo gek:
rechtstreeks verantwoording afleggen aan
de subsidiegever. Ik hoop dat de concur
rentie met het jeugdwerk in de „Boeken
kist" van de Stichting nu over is. De
relatie was niet altijd zo plezierig".
En Begeman zelf: „De zelfwerkzaamheid
van de jongeren zou méér moeten worden
gestimuleerd Alles wordt teveel geregeld
en daar vinden ze geen bevrediging in.
Officiële Jeugdhomes als Rayakimoes in
Stadskanaal en Stone Free in Winscho
ten. waar alles voor de jeugd georgani
seerd werd, zijn door ons overleefd".
Belangrijk vindt Begeman vooral ook dat
het jeugdwerk zoals Boer en Beat dat doet
veel goedkoper is. „Zorg dat er gebouwen
beschikbaar zijn, stel een begeleider aan
en laat de jeugd zelf zijn gang gaan". Voor
Begeman gaat het om meer dan het op
vangen van een toevallige groep jongeren,
voor hem is het vooral ook een filosofie
over het jeugdwerk als zodanig.
door Huub Elzerman
ee. ik ga niet mee! Wat moet ik in hemelsnaam in
abant? Ik heb hier in Amsterdam mijn werk,
jn vrienden en vriendinnen. Daar heb ik toch
ts te zoeken?"
ouders van het meisje, dat deze uitroep slaakte,
ilnden haar moeilijk ongelijk geven. Negentien
r was ze. geboren en getogen in Amsterdam. Het
kl voor de hand dat ze niet mee wilde verhuizen,
lied dan. zeiden ze. na lang praten. Je mag hier
liven Wij zullen proberen of je in dit huis kunt
llven wonen.
t was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hoe de
der ook soebatte om de gemeente Amsterdam te
wegen de (gemeente(woning aan zijn dochter te
\|huren: Hij kreeg nul op request. De tijd drong.
iet begin van het jaar zou de vader die
i eidsongeschikt was verklaard op medisch
A|vies teruggaan naar zijn geboortestreek in
abant. Voor die tijd wilde hij uiteraard zijn
iterblijvende dochter onder dak hebben. Toen
tniet lukte, regelden de ouders dat het meisje bij
ar getrouwde zuster, die ook in Amsterdam
onde, kon intrekken. Zo kon het ouderpaar
«el gerustgesteld naar het zoveel rustiger en
«ere Brabant vertrekken.
ar de berichten, die al na een paar maanden in
abant binnendruppelden, stemden hen niet
lijk Het ging met dochterlief geheel de
keerde kant op. Om te beginnen bleek zij niet
'thaar zuster te kunnen opschieten en de
inning was daar al gauw te snijden. Ze vertrok
Niet naar een scherp over de zeden wakende,
"ige hospita met een te dure zolderkamer op
fr-hoog-achter. Nee, ze kraakte samen met haar
end een woning en ging met hem samenwonen
ïrabant vroeg het ouderpaar zich ongerust af. of
er misschien niet beter aan hadden gedaan om
nminderjarige dochter toch maar mee te nemen
lezou dat gaan in zo'n kraakpand?
ging niet. De gemeente Amsterdam stak voor
tweede keer een spaak in het wiel en liet het
:e paar'op barse toon weten dat het de woning
st ontruimen. Pogingen om de bewoning van
t gekraakte pand alsnog te legaliseren liepen op
■éts uit. Er kwam geen woningvergunning en het
id van het liedje was dat de woning op 27 oktober
td ontruimd. Zo stond het jonge paar op straat.
*n dak boven het hoofd en een lange, barre
»ter in het vooruitzicht. In arren moede besloten
uit elkaar te gaan. De jongen vertrok naar zijn
ders, die op een woonboot woonden. Voor het
T«je was daar géén plaats. Even was er nog een
itpuntje. toen zij een kamer vond. Maar een
ichtige inspectie sloeg ook die hoop de bodem in.
ostinkend zolderkamertje, zonder raam, zonder
wasgelegenheid, zonder WC, waarvoor een prijs van
225 gulden per maand werd gevraagd. Bovendien
was het aanbod tijdelijk. Zodra de echtgenoot van
de verhuurster de gevangenisstraf, die hij
onderging zou hebben uitgezeten dat duurde nog
zo'n drie maanden zou ze moeten vertrekken
..Ik ben uit mijn huis gezet, zei ze tegen haar
werkgever. Bij mijn vriend kan ik niet blijven en op
zo korte termijn kan ik ook geen geschikte kamer
vinden. Ik ga dus maar naar mijn ouders in
Brabant. Iets anders kan ik ook niet bedenken
Twee weken zat ze nog in de ziektewet. Toen de
controleur haar op 13 december weer
arbeidsgeschikt verklaarde, meldde zij zich bij de
bedrijfsvereniging met het verzoek om een
WW-uitkering. De bedrijfsvereniging stuurde haar
een lange brief. In die brief legden de sociale
verzekeringsmannen haar uit dat een werknemer,
die zelf ontslag neemt in het algemeen geen
aanspraak kan maken op een WW-uitkering. Alleen
werknemers die onvrijwillig werkloos zijn en die
zich aan de voorschriften houden kunnen
aanspraak maken en een beroep doen op de sociale
verzekerings-kas. Kort samengevat verweet de
bedrijfsvereniging het meisje dat ze om particuliere
reden ontslag had genomen, dat ze er zelf de
voorkeur aan had gegeven in Amsterdam te blijven,
toen haar ouders haar Brabant vertrokken, dat zij
niet de legale weg had bewandeld om passende
woonruimte te verkrijgen, dat ze kon weten dat
kraakpanden op een gegeven moment worden
ontruimd en dat de gevolgen van een dergelijke
ontruiming voor haar eigen risico behoorden te
komen en dat een dergelijk risico niet kon worden
afgewenteld op de WW. Een hele serie verwijten
dus, maar het kwam er op neer dat ze geen
uitkering kreeg. „Ze is niet onvrijwillig werkloos."
zei de bedrijfsvereniging. Bovendien heeft ze pas op
14 december per aangetekende brief aangifte
gedaan van haar werklooshei^, zodat er sprake is
van een te late melding. Ook om die reden komt
haar geen uitkering toe."
Die laatste opmerking was niet eens louter
pietluttigheid. Iemand, die zijn baan kwijt is. dient
zich op de eerste dag van de werkloosheid te
melden bij het gewestelijk arbeidsbureau en met
het inschrijvingsbewijs van het arbeidsbureau gaat
hij of zij nog dezelfde dag naar de
bedrijfsvereniging. Volstaan met het sturen van een
aangetekende brief is niet voldoende. Het meisje
dacht daar heel anders over. Zij vond dat de
bedrijfsvereniging wel degelijk spijkers zocht op
laag water en ze ging in beroep. Dat beroep won
ze voor de helft. De Raad van Beroep stemde in
met haar verweer dat ze wél onvrijwillig werkloos
was, maar ook vond de raad dat zij zich te laat had
gemeld. Gemeten naar het resultaat betekent zo'n
halve overwinning niets. Ze kreeg nog steeds geen
Op naar de Centrale Raad van Beroep. Wat zou dit
wijze college zeggen? De heren toonden zich in
ieder geval bereid het wedervaren van het meisje op
de voet te volgen. ..Aan het meisje kan geenszins
worden verweten dat zij niet met haar ouders is
meegegaan, stelde de centrale raad vast. Zou zij wel -
zijn meegegaan, dan zou ze nog vóór de verhuizing
in Brabant een baantje hebben moeten zoeken. De
vraag of het meisje kon worden verweten dat ze het
onderdak bij haar zuster verloor, liet de raad in Jiet
midden. Daarvoor waren onvoldoende
aanwijzingen. Dat het meisje ten slotte met haar
vriend haar toevlucht nam tot het kraken van een
woning, wilde de raad haar ook niet aanrekenen.
„Maar, oordeelde de raad. zij is wel in gebreke
gebleven doordat zij heeft nagelaten terstond alles
in het werk te stellen om haar verblijf in die woning
gelegaliseerd te krijgen en zolang dat niet het geval
was alsnog naar een andere woning te zoeken. Nu
gebleken is dat zij op dit punt onvoldoende
activiteiten heeft ontplooid het hebben van
huisvesting is een onontkoombare voorwaarde voor
het behoud van een baan is zij niet onvrijwillig
werkloos. Ook is gebleken, zo besloot de centrale
raad, dat zij eenmaal aangekomen in Brabant
niet terstond alles heeft gedaan om weer werk te
vinden.
Zo kregen de ouders hun dochter weer terug. Dat ze
geheel berooid en zonder inkomsten aanklopte,
hebben ze maar voor lief genomen.
Een verkiezingsmanifest dat in
een bijna lyrische beschrijving
de lof van het oude werelddeel
Europa zingt, wie had daarvan
durven dromen? „Een weelderig
natuurschoon, een klimaat dat is
verzacht door de Golfstroom,
een hoog ontwikkelde weten
schap. een rijk cultureel leven,
bloeiende handel en nijverheid,
een trotse historie en een vrucht
bare bodem maken van Europa
een gebied op aarde waar het
lieflijk is om te wonen. God zege-
ne dat Europa. Wie zou er niet
van houden?" Ik schrijf dit
moois over uit een stuk dat het
Gereformeerd Politiek Verbond
opgesteld heeft met het oog op
de verkiezingen voor het Europe
se Parlement, die in ons land op
7 juni gehouden worden. De
vraag dringt zich even op of die
bijna-lyriek niet wat overtrok
ken is. Hoe kort is het nog maar
geleden dat dat lieflijke Europa
zichzelf in een puinhoop her
schiep? En die puinhoop moge
dan opgeruimd zijn. waarom zou
je de berichten niet geloven dat
onder die lieflijkheid-van-nu een
wapenarsenaal met een onge
kende vernietingskracht schuil
gaat?
Het gaat me nu echter om iets
anders: in het stuk van het GVP
ligt niet alleen de nadruk op de
noodzaak van „een goed geregel
de samenwerking van de sta
ten"; zeker niet minder accent
krijgt het behoud van de onaf
hankelijkheid („het streven naar
de zo best mogelijke ontplooiing
van een Europa waarin de zelf
standige staten blijven be
staan"). Een bondgenootschap
wil het GPV wel, maar van een
federatie naar Westduits of Ame
rikaans voorbeeld of van een su
perstaat wil het verbond niets
weten.
Voor wie wat bekend is met de
ontwikkeling van het denken in
orthodox-protestantse kring in
de laatste eeuw klinkt zo'n ge
luid niet zo vreemd. De grote
Abraham Kuyper zag al grote
bezwaren in een ontwikkeling
waardoor het „volkerenrecht
triomfen zou vieren „op de puin-
Vignet van het (Nederlandse)
„Nationaal Comité Europese
Verkiezingen".
hopen van het recht der natiën";
hij vreesde eenvormigheid als
grenzen „uitgewist" en verschil
len „weggeslepen" zouden wor
den. Dergelijke gedachten had
den vaak een niet geringe reli
gieuze lading. In het zicht van de
verkiezingen van 1909 schreef de
anti-revolutionair A. Brummel-
kamp dat ons land ons „naar de
Goddelijke beschikking" ge
schonken was en hij gaf uiting
aan de overtuiging „dat God aan
elke natie haar woonplaats en
haar roeping heeft be
schikt". De VU-hoogleraar dr. F.
W. Grosheide betoogde in een
brochure, die in 1920 verscheen,
zo ongeveer dat het bestaan van
afzonderlijke staten in overeen
stemming met de bijbel is. „De
gansche Schrift," aldus Groshei
de „acht het den normalen toe
stand dat volk naast volk staat,
met een eigen taal en een eigen
woonplaats Weliswaar was vol
gens Grosheide het ontstaan en
bestaan van verschillende vol
ken een gevolg van de zonde,
maar nu ze er zijn „openbaren ze
den rijkdom der schepselen
Gods". Grosheide: „Elk volk zal
in deze bedoeling eigen taal,
land. geschiedenis hebben."
Dan Colijn: hij was zeer interna
tionaal georiënteerd en in zijn
",.8aevls Tranquillus in Undis"
schreef hij dat de staten niet „los
en onverbonden", niet „zelfge
noegzaam" naast elkaar rhoch-
ten leven: er moest een hogere
eenheid, een hogere rechtsge
meenschap zijn. Maar elders in
hetzelfde boek betoogde Colijn
weer dat de rechtsgemeenschap
der afzonderlijke staten door
God gewild is. Volgens de minis
ter-president uit de jaren dertig
leert de bijbel ons dat de afzon
derlijke staten „een zelfstandige
taak en waarde" hebben en dat
„elke poging om deze indeling
terzijde te schuiven en de staten
te doen Ineensmelten in een we
reldstaat te veroordelen is".
Zelfs een „gedeeltelijke wereld
staat" was volgens Colijn in
strijd met de „ordinantiën
zoals die van Godswege zijn ge
steld".
De gedachten zijn sindsdien
nogal veranderd, dat is ook goed
te zien aan de ontwikkeling van
het a.r. beginselprogram. In het
program van 1934 stond nog dat
de ARP wilde meewerken aan de
ontwikkeling van het recht der
statengemeenschap „met onge
repte handhaving der eigen na
tionale zelfstandigheid". Bij de
wijziging van 1961 verviel dat
woord „ongerept"; weliswaar
bleef het „behoud van eigen na
tionale zelfstandigheid", maar
daaraan werd toegevoegd dat
het nodig kan zijn „zekere natio
nale bevoegdheden aan interna
tionale lichamen of organen over
te dragen". Een standpunt dat
veel overeenkomst vertoont met
dat van het GPV komt nu nog
voor in het program van de SGP;
die partij is „tegen de Europese
eenwording onder een supra- of
bovennationale regering"
Nog even terug naar het GPV-
manifest. Volgens dat stuk moet
voorkomen worden dat de Ne
derlandse taaJ in de EG bij ande
re talen achtergesteld wordt.
Mocht het aantal talen té groot
worden, dan moet volgens het
GPV zelfs de invoering van „een
neutrale kunsttaal zoals Espe
ranto" worden overwogen. Het is
maar goed dat Colijn dat niet
meer horen kan, want hij moest
van het Esperanto niets hebben.
Wie het Esperanto naast welke
taal ook legt ziet volgens hem
„een dor mechanisme tegenover
de levende en sappige werkelijk
heid". En het was voor Colijn
niet slechts een kwestie van
smaak; hij vond dat zo'n „cultu
reel internationalisme" in strijd
was met wat hij noemde „de
ordinantiën Oods in den natuur
lijken ontwikkelingsgang der
dingen" Een mooie tijd eigen
lijk. waarin de lijnen zo duidelijk
getrokken konden worden!