Dude Pekela en het ebelse jongerenwerk ■Hg&lCV 4 Dochterlief Een loflied op Europa [SOCIAAL BERECHT! fcflOAG 19 MEI 1979 TROUWKWARTET 17 BINNENLAND! staf van de Stichting Opbouw Oude Pekela (SOOP) heeft er wat morrend bij neergelegd, de gemeente is pas te, er ure akkoord gegaan en het ministerie van CRM vindt in principe wel een goede zaak dat „Boer en Beat" een wat ■rijkende behandeling krijgt. loer" G. Begeman krijgt straks zijn salaris namelijk van de SOOP, maar zijn jongerengroep Boer en Beat heeft verder niets meer met die stichting te maken en mag rechtstreeks verantwoording afleggen aan de gemeenteraad. Een opmer kelijke constructie, die de „institutionalisering" van het welzijnswerk lijkt te doorbreken. Ook een precedent dat elders navolging zou kunnen krijgen. Van Begeman en zijn jongeren mag dat. lor Jan Sloothaak Oer en Beat" is al die acht jaren i zijn bestaan al een buiten- Hitje geweest. Oude Pekela eg pas nog een proeve van de nerkelijke activiteiten waar- e de jongeren die men nog al is als „randmaatschappelijk" aanmerken hun rechten listen. angs werd de reconstructie van het fier Diep geopend. Met grote veront- rdiging zagen de jongeren van Boer en teen fraai uitgedoste boot ter gelegen- van deze gebeurtenis uitvaren, vol- jèouwd met notabelen en middenstan ds Hadden zij ook niet meegedaan aan nspraak? Waarom waren dan die Hoge en wel en zij niet uitgenodigd? Waar moesten zij toekijken hoe anderen gebakjes naar binnen zaten te wer- terwijl zij toch ook hun best hadden aan! Kortom, de boot kreeg een regen eieren te verduren. 5|cieel was Boer en Beat er niet bij ikken, maar tochOnze kritische p had gezegd: niet met eieren koge- wel de brug blokkeren. Wij hebben het in goede banen geleid, zodat er geen pen gebeurden", zegt de heer jman. genzin Boer en Beat-jongeren hebben een e tegenzin tegen alle bazen en baasjes er in deze wereld rondlopen, of dat nu ll^chool is of in het bedrijf. Eigenlijk II rt Boer en Beat thuis bij de SOOP. Blotte is dat het geval met al het üjnswerk in Oude Pekela en onlangs d dat nog eens bevestigd. Een aanvan- jk experimenteel onderwijsproject d bij de stichting met zijn staf van tveer twintig maatschappelijk wer- t, jongerenleiders en andere welzijns- Icundigen ondergebracht. Waarom dan r en Beat niet? poging daartoe is overigens wel on dernomen. Het afgelopen jaar hebben Boer en Beat en de SOOP een experiment gehouden om na te gaan of een samen optrekken toch niet tot de mogelijkheden behoort. Toen de vraag aan de orde kwam of dat experiment per 1 mei in een defini tieve binding moest worden omgezet, bleek het toch allemaal niet zo te boteren. Boer en Beat wilde een verbintenis van vijf jaar en de Stichting van hooguit twee jaar (en daarna evalueren). Achterliggende oorzaak is vooral ook de angst bij Begeman en zijn jonge aanhang dat een verbintenis zal uitlopen op een volkomen inpassing in de stichting. „De andere medewerkers wilden dat ik alle stafvergaderingen bij zou wonen, ook als het niets te maken had met Boer en Beat". „Dat pikten wij niet. Zij praten steeds over collegialiteit, maar dat interesseert me geen moer. Het gaat om het jongeren werk". Het experiment leek dus op een dood spoor uit te komen ondanks om met wethouder L. Leeuwerik (CPN) te spreken „twee onstuimige vergaderingen". Vooral die tweede avond. „We hadden niet alleen onze denkgroep meegenomen, maar de actiegroep kwam ook mee. Het liep wat uit de hand", geeft Begeman toe. „Geen geweld of zo hoor, alleen maar demonstratief, er werden wat bedreigin gen geuit aan het adres van de meest autoritaire bestuursleden van de stich ting". Kort nadat Boer en Beat zich boos en teleurgesteld had teruggetrokken, kwam er een telefoontje van wethouder Leeuwerik. Er werd gedacht aan een con structie waarbij Begeman wel betaald zou worden door de stichting, maar er geen verantwoording aan hoefde af te leggen. Dakzitten De wordingsgeschiedenis van Boer en Beat wortelt in een door de gemeente beschikbaar gestelde boerderij waar jon geren zich onder de naam „Beat in Peke la" vestigden. Tot verdriet van de boeren in de omgeving. Ook Begeman ergerde zich aan het lawaaischopperige volkje. Totdat hij met hen In contact kwam toen ze het Nederlands record dakzitten gingen verbeteren. Begeman merkte dat er wel was te praten met dat „langharige en werkschuwe tuig" en toen hij zich liet ultsaneren als boer. toog hij naar de Soci ale Academie in Hengelo om zich te laten omscholen tot welzijnswerker. De jongeren nestelden zich in zijn boerde rij en de gemeentelijke soos moest worden gesloten. „Dit soort jongeren voelt zich niet thuis in een door sociologen geregelde wereld", aldus Begeman. De jongeren moesten niets hebben van de steungroep van notabelen die de gemeentelijke boer derij begeleidde en later kreeg een inmid dels vertrokken directeur van de SOOP een „flaterplak" door Boer en Beatjonge- ren aangeboden. Koude oorlog Vanaf het begin was er een koude oorlog met de officiële welzijnswerkers. De moei lijkheid was echter dat Begeman zijn boerderij (gratis) ter beschikking stelde, maar geen inkomen meer had als boer. Hij leefde van uitkeringen en om in Oude Pekela welzijnswerker te kunnen zijn moest hij solliciteren bij de SOOP. Zo hoorde het, liet CRM weten. Op initiatief van het ministerie begon toen het experimentele Jaar. „Het leek eerst best te gaan, maar nu proberen ze ons toch steeds verder te integreren", al dus Begeman. De regeling dat hij nu door jaarlijkse rapportering verantwoording moet afleg gen aan de gemeenteraad vindt hij een goede constructie. „Wij hebben er in feite altijd naar gestreefd verantwoording af te leggen aan een gekozen volksvertegen woordiging en niet zó maar een stichtings bestuur". Iedereen is het er eigenlijk wel over eens dat Boer en Beat verdient te blijven be staan. De groep maakte een opmerkelijke ontwikkeling door. Diezelfde jongeren die niets voelden voor „institutionalisering in de SOOP" bedachten een „horizontale" structuur voor hun club. In plaats van een organisatie met bestuur, commissies en wat dies meer zij, kwam er een groepen- systeem: een denkgroep, een actiegroep, een doegroep, een kritische groep en der gelijke. Begeman werd niet leider maar begeleider en volgens hem staan de princi piële uitgangspunten dat ieder gelijk is en in vrijheid kan werken ook nu acht jaar later nog steeds overeind. De manier waarop bij Boer en Beat jonge renwerk wordt bedreven, is ook opmerke lijk. De betrokken jongeren en ook Bege man zelf spreken met een zeker afgrijzen over van bovenaf opgelegde activiteiten in het officiële jongerenwerk, van het or ganiseren van een Sinterklaasavond tot het uitnodigen van beatgroepen. Bij Boer en Beat bedenken de jongeren zelf wel wat. Zoals die „biggentocht" van Dalfsen naar Oude Pekela. Een looptocht van 125 kilo meter met twee in Dalfsen gekochte big getjes in een wagentje. Of een dansmarat- hon. „Hoe het mogelijk is weet ik niet, maar ieder jaar slagen ze er toch weer in om langer te dansen. Er zit iets in van een prestatie willen leveren, net als bij het begin die dakzlt- stunt", meent Begeman. Verder worden er bijvoorbeeld allerlei fiets- en looptochten gehouden. Je leert deze Jongeren er eens op uit te gaan en ze steken wat op. Geen jeugd die altijd even gemakkelijk is, ge tuige het eiergooien. geeft ook Begeman wel toe, maar hij krijgt lof toegezwaaid van bijvoorbeeld wethouder Leeuwerik: „Begeman is bekwaam. Hij verstaat de kunst om bezig te zijn met Jongeren". Toen het experimentele jaar begon ressor teerde de SOOP nog rechtstreeks onder CRM. Begin dit jaar decentraliseerde dit G. Begeman: geen institutionalisering maar vrijheid. ministerie het welzijnswerk echter naar de gemeenten toe. De heer P. M. Stevens, medewerker van het bureau landelijk con tact van CRM Groningen, bleef nadien toch bij de zaak Boer en Beat betrokken en wel als technisch voorzitter van de vergaderingen met de SOOP. „Niemand wilde het einde van Boer en Beat, maar de Stichting vond een verbintenis voor vijf jaar wel wat te veel carte blanche. Het gaat tenslotte om gemeenschapsgeld en enige controle daarop is toch wel een vereiste", vindt hij. „Maar deze jongeren willen geen afhankelijkheidsrelatie. Daar om zijn wij wel ingenomen met deze oplos sing. Het zou jammer zijn als in deze overgeorganiseerde maatschappij dit soort rebelse toestanden niet meer moge lijk zou zijn, desnoods met een gekunstel de constructie". Wethouder Leeuwerik is ook content. „We konden Begeman niet laten stikken. Als iemand in staat is een behoorlijk deel van de jeugd op te vangen, moet je daar reke ning mee houden. Of Je het met het uit gangspunt eens bent, speelt dan geen rol". Een probleem is, aldus Leeuwerik, hoe vertaal je het naar de staf toe dat één van de medewerkers niet in het gareel hoeft te lopen en zodoende een bevoorrechte posi tie krijgt. Uiteindelijk bleek er geen ande re oplossing mogelijk. Voorzitter W. J. Draaisma van de SOOP: „Als bestuur menen we niet zo star te moeten zijn dat we alles vanuit de institu tionalisering moeten benaderen. Wat stel je voorop? Begeman verzet een uniek stuk werk. En eigenlijk is het nog niet zo gek: rechtstreeks verantwoording afleggen aan de subsidiegever. Ik hoop dat de concur rentie met het jeugdwerk in de „Boeken kist" van de Stichting nu over is. De relatie was niet altijd zo plezierig". En Begeman zelf: „De zelfwerkzaamheid van de jongeren zou méér moeten worden gestimuleerd Alles wordt teveel geregeld en daar vinden ze geen bevrediging in. Officiële Jeugdhomes als Rayakimoes in Stadskanaal en Stone Free in Winscho ten. waar alles voor de jeugd georgani seerd werd, zijn door ons overleefd". Belangrijk vindt Begeman vooral ook dat het jeugdwerk zoals Boer en Beat dat doet veel goedkoper is. „Zorg dat er gebouwen beschikbaar zijn, stel een begeleider aan en laat de jeugd zelf zijn gang gaan". Voor Begeman gaat het om meer dan het op vangen van een toevallige groep jongeren, voor hem is het vooral ook een filosofie over het jeugdwerk als zodanig. door Huub Elzerman ee. ik ga niet mee! Wat moet ik in hemelsnaam in abant? Ik heb hier in Amsterdam mijn werk, jn vrienden en vriendinnen. Daar heb ik toch ts te zoeken?" ouders van het meisje, dat deze uitroep slaakte, ilnden haar moeilijk ongelijk geven. Negentien r was ze. geboren en getogen in Amsterdam. Het kl voor de hand dat ze niet mee wilde verhuizen, lied dan. zeiden ze. na lang praten. Je mag hier liven Wij zullen proberen of je in dit huis kunt llven wonen. t was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hoe de der ook soebatte om de gemeente Amsterdam te wegen de (gemeente(woning aan zijn dochter te \|huren: Hij kreeg nul op request. De tijd drong. iet begin van het jaar zou de vader die i eidsongeschikt was verklaard op medisch A|vies teruggaan naar zijn geboortestreek in abant. Voor die tijd wilde hij uiteraard zijn iterblijvende dochter onder dak hebben. Toen tniet lukte, regelden de ouders dat het meisje bij ar getrouwde zuster, die ook in Amsterdam onde, kon intrekken. Zo kon het ouderpaar «el gerustgesteld naar het zoveel rustiger en «ere Brabant vertrekken. ar de berichten, die al na een paar maanden in abant binnendruppelden, stemden hen niet lijk Het ging met dochterlief geheel de keerde kant op. Om te beginnen bleek zij niet 'thaar zuster te kunnen opschieten en de inning was daar al gauw te snijden. Ze vertrok Niet naar een scherp over de zeden wakende, "ige hospita met een te dure zolderkamer op fr-hoog-achter. Nee, ze kraakte samen met haar end een woning en ging met hem samenwonen ïrabant vroeg het ouderpaar zich ongerust af. of er misschien niet beter aan hadden gedaan om nminderjarige dochter toch maar mee te nemen lezou dat gaan in zo'n kraakpand? ging niet. De gemeente Amsterdam stak voor tweede keer een spaak in het wiel en liet het :e paar'op barse toon weten dat het de woning st ontruimen. Pogingen om de bewoning van t gekraakte pand alsnog te legaliseren liepen op ■éts uit. Er kwam geen woningvergunning en het id van het liedje was dat de woning op 27 oktober td ontruimd. Zo stond het jonge paar op straat. *n dak boven het hoofd en een lange, barre »ter in het vooruitzicht. In arren moede besloten uit elkaar te gaan. De jongen vertrok naar zijn ders, die op een woonboot woonden. Voor het T«je was daar géén plaats. Even was er nog een itpuntje. toen zij een kamer vond. Maar een ichtige inspectie sloeg ook die hoop de bodem in. ostinkend zolderkamertje, zonder raam, zonder wasgelegenheid, zonder WC, waarvoor een prijs van 225 gulden per maand werd gevraagd. Bovendien was het aanbod tijdelijk. Zodra de echtgenoot van de verhuurster de gevangenisstraf, die hij onderging zou hebben uitgezeten dat duurde nog zo'n drie maanden zou ze moeten vertrekken ..Ik ben uit mijn huis gezet, zei ze tegen haar werkgever. Bij mijn vriend kan ik niet blijven en op zo korte termijn kan ik ook geen geschikte kamer vinden. Ik ga dus maar naar mijn ouders in Brabant. Iets anders kan ik ook niet bedenken Twee weken zat ze nog in de ziektewet. Toen de controleur haar op 13 december weer arbeidsgeschikt verklaarde, meldde zij zich bij de bedrijfsvereniging met het verzoek om een WW-uitkering. De bedrijfsvereniging stuurde haar een lange brief. In die brief legden de sociale verzekeringsmannen haar uit dat een werknemer, die zelf ontslag neemt in het algemeen geen aanspraak kan maken op een WW-uitkering. Alleen werknemers die onvrijwillig werkloos zijn en die zich aan de voorschriften houden kunnen aanspraak maken en een beroep doen op de sociale verzekerings-kas. Kort samengevat verweet de bedrijfsvereniging het meisje dat ze om particuliere reden ontslag had genomen, dat ze er zelf de voorkeur aan had gegeven in Amsterdam te blijven, toen haar ouders haar Brabant vertrokken, dat zij niet de legale weg had bewandeld om passende woonruimte te verkrijgen, dat ze kon weten dat kraakpanden op een gegeven moment worden ontruimd en dat de gevolgen van een dergelijke ontruiming voor haar eigen risico behoorden te komen en dat een dergelijk risico niet kon worden afgewenteld op de WW. Een hele serie verwijten dus, maar het kwam er op neer dat ze geen uitkering kreeg. „Ze is niet onvrijwillig werkloos." zei de bedrijfsvereniging. Bovendien heeft ze pas op 14 december per aangetekende brief aangifte gedaan van haar werklooshei^, zodat er sprake is van een te late melding. Ook om die reden komt haar geen uitkering toe." Die laatste opmerking was niet eens louter pietluttigheid. Iemand, die zijn baan kwijt is. dient zich op de eerste dag van de werkloosheid te melden bij het gewestelijk arbeidsbureau en met het inschrijvingsbewijs van het arbeidsbureau gaat hij of zij nog dezelfde dag naar de bedrijfsvereniging. Volstaan met het sturen van een aangetekende brief is niet voldoende. Het meisje dacht daar heel anders over. Zij vond dat de bedrijfsvereniging wel degelijk spijkers zocht op laag water en ze ging in beroep. Dat beroep won ze voor de helft. De Raad van Beroep stemde in met haar verweer dat ze wél onvrijwillig werkloos was, maar ook vond de raad dat zij zich te laat had gemeld. Gemeten naar het resultaat betekent zo'n halve overwinning niets. Ze kreeg nog steeds geen Op naar de Centrale Raad van Beroep. Wat zou dit wijze college zeggen? De heren toonden zich in ieder geval bereid het wedervaren van het meisje op de voet te volgen. ..Aan het meisje kan geenszins worden verweten dat zij niet met haar ouders is meegegaan, stelde de centrale raad vast. Zou zij wel - zijn meegegaan, dan zou ze nog vóór de verhuizing in Brabant een baantje hebben moeten zoeken. De vraag of het meisje kon worden verweten dat ze het onderdak bij haar zuster verloor, liet de raad in Jiet midden. Daarvoor waren onvoldoende aanwijzingen. Dat het meisje ten slotte met haar vriend haar toevlucht nam tot het kraken van een woning, wilde de raad haar ook niet aanrekenen. „Maar, oordeelde de raad. zij is wel in gebreke gebleven doordat zij heeft nagelaten terstond alles in het werk te stellen om haar verblijf in die woning gelegaliseerd te krijgen en zolang dat niet het geval was alsnog naar een andere woning te zoeken. Nu gebleken is dat zij op dit punt onvoldoende activiteiten heeft ontplooid het hebben van huisvesting is een onontkoombare voorwaarde voor het behoud van een baan is zij niet onvrijwillig werkloos. Ook is gebleken, zo besloot de centrale raad, dat zij eenmaal aangekomen in Brabant niet terstond alles heeft gedaan om weer werk te vinden. Zo kregen de ouders hun dochter weer terug. Dat ze geheel berooid en zonder inkomsten aanklopte, hebben ze maar voor lief genomen. Een verkiezingsmanifest dat in een bijna lyrische beschrijving de lof van het oude werelddeel Europa zingt, wie had daarvan durven dromen? „Een weelderig natuurschoon, een klimaat dat is verzacht door de Golfstroom, een hoog ontwikkelde weten schap. een rijk cultureel leven, bloeiende handel en nijverheid, een trotse historie en een vrucht bare bodem maken van Europa een gebied op aarde waar het lieflijk is om te wonen. God zege- ne dat Europa. Wie zou er niet van houden?" Ik schrijf dit moois over uit een stuk dat het Gereformeerd Politiek Verbond opgesteld heeft met het oog op de verkiezingen voor het Europe se Parlement, die in ons land op 7 juni gehouden worden. De vraag dringt zich even op of die bijna-lyriek niet wat overtrok ken is. Hoe kort is het nog maar geleden dat dat lieflijke Europa zichzelf in een puinhoop her schiep? En die puinhoop moge dan opgeruimd zijn. waarom zou je de berichten niet geloven dat onder die lieflijkheid-van-nu een wapenarsenaal met een onge kende vernietingskracht schuil gaat? Het gaat me nu echter om iets anders: in het stuk van het GVP ligt niet alleen de nadruk op de noodzaak van „een goed geregel de samenwerking van de sta ten"; zeker niet minder accent krijgt het behoud van de onaf hankelijkheid („het streven naar de zo best mogelijke ontplooiing van een Europa waarin de zelf standige staten blijven be staan"). Een bondgenootschap wil het GPV wel, maar van een federatie naar Westduits of Ame rikaans voorbeeld of van een su perstaat wil het verbond niets weten. Voor wie wat bekend is met de ontwikkeling van het denken in orthodox-protestantse kring in de laatste eeuw klinkt zo'n ge luid niet zo vreemd. De grote Abraham Kuyper zag al grote bezwaren in een ontwikkeling waardoor het „volkerenrecht triomfen zou vieren „op de puin- Vignet van het (Nederlandse) „Nationaal Comité Europese Verkiezingen". hopen van het recht der natiën"; hij vreesde eenvormigheid als grenzen „uitgewist" en verschil len „weggeslepen" zouden wor den. Dergelijke gedachten had den vaak een niet geringe reli gieuze lading. In het zicht van de verkiezingen van 1909 schreef de anti-revolutionair A. Brummel- kamp dat ons land ons „naar de Goddelijke beschikking" ge schonken was en hij gaf uiting aan de overtuiging „dat God aan elke natie haar woonplaats en haar roeping heeft be schikt". De VU-hoogleraar dr. F. W. Grosheide betoogde in een brochure, die in 1920 verscheen, zo ongeveer dat het bestaan van afzonderlijke staten in overeen stemming met de bijbel is. „De gansche Schrift," aldus Groshei de „acht het den normalen toe stand dat volk naast volk staat, met een eigen taal en een eigen woonplaats Weliswaar was vol gens Grosheide het ontstaan en bestaan van verschillende vol ken een gevolg van de zonde, maar nu ze er zijn „openbaren ze den rijkdom der schepselen Gods". Grosheide: „Elk volk zal in deze bedoeling eigen taal, land. geschiedenis hebben." Dan Colijn: hij was zeer interna tionaal georiënteerd en in zijn ",.8aevls Tranquillus in Undis" schreef hij dat de staten niet „los en onverbonden", niet „zelfge noegzaam" naast elkaar rhoch- ten leven: er moest een hogere eenheid, een hogere rechtsge meenschap zijn. Maar elders in hetzelfde boek betoogde Colijn weer dat de rechtsgemeenschap der afzonderlijke staten door God gewild is. Volgens de minis ter-president uit de jaren dertig leert de bijbel ons dat de afzon derlijke staten „een zelfstandige taak en waarde" hebben en dat „elke poging om deze indeling terzijde te schuiven en de staten te doen Ineensmelten in een we reldstaat te veroordelen is". Zelfs een „gedeeltelijke wereld staat" was volgens Colijn in strijd met de „ordinantiën zoals die van Godswege zijn ge steld". De gedachten zijn sindsdien nogal veranderd, dat is ook goed te zien aan de ontwikkeling van het a.r. beginselprogram. In het program van 1934 stond nog dat de ARP wilde meewerken aan de ontwikkeling van het recht der statengemeenschap „met onge repte handhaving der eigen na tionale zelfstandigheid". Bij de wijziging van 1961 verviel dat woord „ongerept"; weliswaar bleef het „behoud van eigen na tionale zelfstandigheid", maar daaraan werd toegevoegd dat het nodig kan zijn „zekere natio nale bevoegdheden aan interna tionale lichamen of organen over te dragen". Een standpunt dat veel overeenkomst vertoont met dat van het GPV komt nu nog voor in het program van de SGP; die partij is „tegen de Europese eenwording onder een supra- of bovennationale regering" Nog even terug naar het GPV- manifest. Volgens dat stuk moet voorkomen worden dat de Ne derlandse taaJ in de EG bij ande re talen achtergesteld wordt. Mocht het aantal talen té groot worden, dan moet volgens het GPV zelfs de invoering van „een neutrale kunsttaal zoals Espe ranto" worden overwogen. Het is maar goed dat Colijn dat niet meer horen kan, want hij moest van het Esperanto niets hebben. Wie het Esperanto naast welke taal ook legt ziet volgens hem „een dor mechanisme tegenover de levende en sappige werkelijk heid". En het was voor Colijn niet slechts een kwestie van smaak; hij vond dat zo'n „cultu reel internationalisme" in strijd was met wat hij noemde „de ordinantiën Oods in den natuur lijken ontwikkelingsgang der dingen" Een mooie tijd eigen lijk. waarin de lijnen zo duidelijk getrokken konden worden!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 17