)uders horen meer bij dnd in ziekenhuis te zij n Tuberculose Pro-Joods pleidooi kostte Kamerzetel [SOCIAAL BERECHT! is vandaag de jaarlijkse dag van de verpleging. Motto is ditmaal „Kinderen verplegen, toekomst, ■zorgen". De jonge vereniging Kind en. Ziekenhuis houdt heden haar eerste jaarvergadering en meldt 1 gezonde groei. t, r Cisoa Dresselhuys 5|, IAG 12 MEI 1979 übinnenland; TROUW/KWARTET 15 [enhuizen zijn geen ellingen waar ie- id voor zijn plezier r toe gaat. De angst r het ziekenhuis zit ij de meeste mensen in. Dit geldt nog ter voor kinderen. nuP1 wanneer 2e on" k, •bereid worden op- omen. zelfs paniek, komt dan zelden voor. Eenmaal thuis blijkt het verblijf ziekenhuis sommige I kleine kinderen zó bben aangepakt, dat ze ijdlang helemaal uit hun ne doen zijn. Kleine kin- kunnen dan bij voor soms de hele dag achter moeder aanlopen, alsof zijn in de steek gela- te worden. het verblijf van kinderen T m ziekenhuis wat minder lekend te laten verlopen, hieiim een jaar geleden de liging Kind en Zieken- opgericht, die zich tot stelt het welzijn van het vóór, tijdens en na een nhuisopname te bevor- flaag houdt deze vereni voor het eerst een jaar vergadering, waarop men met tevredenheid kan vaststellen dat het goed gaat met het werk en de vereniging: er zijn vijftig plaatselijke werkgroe pen opgericht, die stuk voor stuk actief zijn. vooral in het leggen van contacten met plaatselijke ziekenhuizen. Verder zijn er een paar pro jectgroepen, die zich met spe cifieke onderwerpen, zoals „ziekenhuisbouw", „tonsillec- tomie" (het knippen van de amandelen), onderwijs aan kinderen in het ziekenhuis en voorlichting aan schoolkinde ren bezig houden. Al met al: er wordt keihard gewerkt in de vereniging. De belangrijkste doelen, die de vereniging wil bereiken, zijn: verruiming van de be zoektijden in ziekenhuizen, waarbij gestreefd wordt naar open bezoektijden voor ou ders, het inschakelen van de ouders bij de verzorging van hun kind, opheffing van de leeftijdsgrens van het bezoek (waardoor ook broertjes en zusjes en schoolvriendjes op bezoek mogen komen), meer aandacht in de opleidingen voor de psycho-sociale proble men van opgenomen kinde ren. het stimuleren van goede voorlichting door het beschik baar stellen van folders, affi ches en films en het geven van voorlichting op scholen en op ouderavonden. Prima oontanten Is er al wat bereikt van al die doelstellingen, vroegen wij Tera Boelen, mede-opricht ster en bestuurslid van de ver eniging. „Dat er nu vijftig plaatselijke werkgroepen zijn, die alle maal op hun manier werken aan de verbetering van de om standigheden, waaronder kin deren in ziekenhuizen zijn op genomen. is natuurlijk heel belangrijk. Dat betekent im mers, dat er in vijftig plaatsen contacten bestaan tussen zie kenhuisdirecties en ouders van kinderen over hoe de situ atie zo goed mogelijk ge maakt kan worden, zowel voor de kinderen, de ouders als het verplegend personeel. Er wordt door die werkgroe pen ook gepraat met de lei ding van de kinderafdelingen en ik moet zeggen, dat al die contacten in een prima sfeer verlopen. Er hebben zich geen vervelen de conflicten voorgedaan, ge lukkig. In sommige ziekenhui zen mogen leden van de werk groep een paar dagen of een week meelopen op de kinder afdeling, waardoor ze een. goed idee krijgen hoe het daar toegaat. Toen we met ons werk begonnen, waren er van de 245 ziekenhuizen in ons lapd. misschien zo'n drie of vier waar broertjes en zusjes op bezoek mochten komen, nu zijn dat er veel meer. Ook zijn de bezoektijden voor de ouders in veel ziekenhuizen veel ruimer geworden. Het komt gelukkig ook steeds va ker voor dat moeders betrok ken worden bij de dagelijkse verzorging van hun kind dat in het ziekenhuis ligt. Het gaat dan vooral om het was sen en het voeden van het kind. De medische verzorging blijft natuurlijk in handen van de verpleegkundigen. De aanwezigheid van een vader of een moeder kan, vooral voor een klein kind, heel veel betekenen. Hij is dan minder angstig, voelt zich beter op z'n gemak. Daarom willen wij ook graag bereiken dat er een overnachtingsmogelijkheid komt voor een van de ouders, dit vooral wanneer een kind erg onrustig is, of vlak voor een operatie staat. Algemener. Iets dergelijks kan in sommi ge Nederlandse ziekenhuizen wel eens, bij wijze van uitzon dering, maar het zou veel alge mener moeten worden. Ik heb in Engeland gezien hoe daar kinderkamers ingericht wor den, waar een opklapbed voor een van de ouders tot de stan daarduitrusting behoort. Pri ma vind ik dat. Ik zag daar trouwens ook hoe een moeder haar eigen kind vrijwel hele maal zelf veizorgde. Ze nam zelfs een deel van de medische verzorging over. Nu was dit een speciaal geval omdat het kind een besmettelijke aan doening had (diarree), waar door het fijn was dat een ver pleegkundige niet steeds van uit die kamer naar andere kin derkamers hoefde te lopen. Toen ik aan een van de ver pleegkundigen in dat zieken huis vroeg of ze niet het ge voel had dat haar een stuk werk werd afgenomen, keek ze me wat bevreemd aan en zei: „Als het voor het kind het beste is, vind ik het prima." Wanneer wij met onze ouder participatie in ziekenhuizen ook méér willen, moeten we dat heel duidelijk in overleg met de verpleegkundigen doen, omdat het natuurlijk van invloed is op hun werk. Maar nogmaals: wij bemoeien ons als vereniging en als ou ders niet met de medische kant van een opname, wij houden ons alleen met de ge wone huiselijke dingen bezig." Omdat de eerste jaarvergade ring op de jaarlijkse dag van de verpleging valt, en deze dag dit jaar als motto heeft meegekregen „kinderen ver plegen. toekomst verzorgen" wil de vereniging Kind en Zie kenhuis hierop inhaken door juist de aandacht te vestigen op deze nieuwe ontwikkeling van ouderparticipatie. Wan neer die op grote schaal tot stand komt, zullen de werk zaamheden van de verpleeg kundige andere accenten krij gen, zoals veel meer contact met ouders, meer gelegenheid om zich intensiever bezig te houden met kinderen, wier ouders niet zo vaak kunnen komen enz. De vereniging wil ook berei ken dat kinderen meer te we ten komen over wat een zie kenhuis is en wat er gebeurt, ook wanneer ze niet zelf voor een opname staan. Zoals er tijdens de opvoeding van een kind heel normaal gepraat wordt over wat de politie of de brandweer doet (bij voorbeeld naar aanleiding van een langsrijdende politie- of brandweerauto), zo zou een kind ook heel gewoon moeten horen wat er aan de hand is in een ziekenhuis. Om dat te be reiken zouden ouders hun kind bijvoorbeeld eens mee kunnen nemen, wanneer zij op bezoek gaan in het zieken huis. Wanneer kinderen op zo'n manier vertrouwd raken met het verschijnsel zieken huis, zullen ze er bij een even tuele opname niet zo angstig voor zijn. Voorlichting^ Een andere manier om kinde ren vertrouwd te maken met ziekzijn, doktoren en zieken huizen is het scholen-voorlich- tingsproject van de vereni ging. Dat wordt pas hier en daar als experiment georgani seerd, maar het is de bedoe ling dit op grotere schaal te gaan doen. Er wordt dan een koffer met allerlei spullen, zoals een dokters jas en spui ten ter beschikking gesteld van een klas. De kinderen kunnen zich dan zelf als doker of verpleegster verkleden en met elkaar ziekenhuisje spe len. De schoolarts kan eventu eel bij deze activiteiten be trokken worden, door iets te vertellen over ziekzijn en zie kenhuizen. Een ander punt dat de vereniging nog op haar lijstje van wensen heeft staan: meer teamverpleging in de ziekenhuizen. Daarmee wil men bereiken, dat kinderen niet elk moment een andere verpleegkundige aan hun bed zien verschijnen. Hoewel de vereniging de In druk heeft, dat men her en der in het land al wat bereikt heeft in ziekenhuizen door het optreden van de vijftig plaat selijke werkgroepen, is het duidelijk, dat. wil men alle Nederlandse ziekenhuizen kunnen „bewerken", er nog veel meer werkgroepen nodig zijn: eigenlijk voor elk van de 245 ziekenhuizen één. Om zeer gericht te kunnen werken is het verder nodig, dat de vereniging beschikt over gegevens betreffende de situatie in al die ziekenhui zen. Die gegevens krijgt men eind van dit jaar ter beschik king als resultaat van een on derzoek. dat de ziekenhuis raad heeft laten instellen en dat tegen die tijd uitgewerkt zal zijn. In deze enquête zijn enkele vragen over de om standigheden van kinderen in ziekenhuizen gesteld. Wan neer de vereniging eenmaal over deze gegevens beschikt, wil ze deze zoveel mogelijk actueel houden, door regel matig zelf een dergelijk on derzoek te doen. Wie meer wil weten over het werk van de vereniging Kind en Ziekenhuis kan zich wen den tot postbus 10600, 1001 EP Amsterdam. door Huub Elzerman negen maanden verscheen hij ietwat timide r voor het loket van de bedrijfsvereniging. hebt u al die tijd gezeten?", vroeg de itenaar verbaasd, toen hij begreep met wie hij ,1, oen had. t dei was met vakantie, naar huis. Maar ik ben ziek orden. Hier zijn de papieren." En de Marokkaan rhandigde een bundeltje onduidelijke «rassen. „We zullen de zaak uitzoeken", zei de btenaar. „U begrijpt zeker wel dat uw kloosheidsuitkering inmiddels is ingetrokken?" tvuld van een diep onbegrip keek de Marokkaan naan. „Niet werkeloos", zei hij, „ziek." onderzoek dat de bedrijfsvereniging instelde erde na een paar maanden de volgende feiten op: is Marokkaan liep een paar dagen in de WW, toen zonder toestemming van de bedrijfsvereniging 28 september naar huis vertrok. Dat kostte hem iWW-uitkering. Eenmaal thuis werd de man t Uit medische verklaringen gedateerd op 1 fember. 21 december en 22 februari bleek dat wegens een longtuberculose werd behandeld. de tijd dat hij weer naar Nederland wilde uwln. nam hij contact op met de Marokkaanse iale verzekeringsinstantie, die ingevolge het Verdrag inzake Sociale Zekerheid tussen Ierland en Marokko aan de bedrijfsverenigingen es uitbrengt. Het was toen al april. De arts van instantie de Caisse Nationale de Sécurité tiale in Cassablanca stelde geen diagnose, w verliet zich op de drie medische verklaringen zijn landgenoot bij zich had. De medische klaring van 22 februari luidde als volgt: ierbij verklaar ik dat heden een begin is gemaakt tde medische behandeling van de heer A., •oren in 1931 en werkzaam in Nederland. Hij lijdt leen longontsteking en is hiervoor onder wndeling gesteld. Indien zich geen complicaties •rdoen verwacht ik dat hij binnen twee maanden zijn hersteld." tzover was alles duidelijk. De Marokkaan leed H1öeen longontsteking en hij werd met J. yibioticum behandeld. Maar tot de verbazing Inde sociale verzekeringsarts stond in de ^Jwische verklaringen van 1 november en 21 iber, dat de man leed aan een longtuberculose fl>t hij daarvoor een standaardbehandeling uTlerging. Zou er achter die longontsteking nog i tuberculose schuil gaan? „Dat is na die ndaardbehandeling en na de behandeling van de |(^p)ntsteking met antibiotica nauwelijks na te >n. zei de arts. Vast staat evenwel, dat u op 22 Jriiari aan een longontsteking leed en vanaf die verklaar ik u arbeidsongeschikt." 't deze boodschap op zak keerde de Marokkaan tag in Nederland. Kwam hij nu in aanmerking voor een ziekengelduitkering? „Jawel", zei de bedrijfsvereniging, „vanaf 22 februari. Het is ons niet duidelijk of hij voor die tijd ook al arbeidsongeschikt was. We volgen daarom het advies van de Marokkaanse verzekeringsarts." De Marokkaan vond dat een vreemde gang van zaken. Als hij dan aanspraak maakte op ziekengeld, dan was het toch duidelijk dat hij zijn recht wilde laten gelden vanaf het moment dat hij werd behandèld voor tuberculose. Vanaf 1 november dus. Hij ging in beroep en hij werd in het gelijk gesteld. De Raad van Beroep vond dat er redenen genoeg waren om aan te nemen dat de Marokkaan al vanaf 1 november arbeidsongeschikt was. Dat oordeel werd bovendien bevestigd door een longarts. „Het is volstrekt niet duidelijk dat de man al vóór 22 februari arbeidsongeschikt was", antwoordde de bedrijfsvereniging. Uit de medische verklaringen blijkt slechts dat hij een standaardbehandeling heeft gekregen wegens een longtuberculose, maar uit de rapporten blijkt niet dat hij daar werkelijk aan leed. De diagnose tbc is nooit gesteld. Misschien kreeg hij die behandeling bij wijze van preventie. Dat hoeft helemaal niet te betekenen dat hij arbeidsongeschikt was. Opmerkelijk is. vervolgde de bedrijfsvereniging, „dat de longarts bij de Marokkaan geen longafwijkingen heeft gevonden, terwijl van een genezen tbc altijd restverschijnselen overblijven, die op een röntgenfoto waarneembaar zijn. De longarts komt in zijn rapport dan ook zelf tot de conclusie dat uit niets blijkt dat de diagnose tbc is bewezen. Hoe hij tot de slotsom komt dat de Marokkaan per t november niei in staat kon worden geacht om te werken is voor ons een volstrekt raadsel." Wat kon de centrale raad anders doen dan zich opnieuw tot de longarts wenden? Leed de Marokkaan werkelijk aan tbc. kreeg hij alleen maar een behandeling en was hij nu wel of niet arbeidsongeschikt? „Ik zal mijn best doen de zaak nog iets te verduidelijken", verzuchtte de longarts. „Om te beginnen zijn er behalve longtuberculose ook nog andere longaandoeningen. De patiënt had in november klachten, bij doorlichting werden afwijkingen ontdekt, er werd bacteriologisch onderzoek verricht en hij kreeg een standaardbehandeling met medicijnen tegen tuberculose. Op dat moment was het nog niet duidelijk wat voor soort longaandoening de patiënt had. Dat hij aan een longaandoening leed, was zeker. In Nederland zou bij een Nederlandse patiënt met dezelfde klachten en longafwijking een soortgelijk onderzoek gebeuren, maar omdat bij ons tuberculose minder waarschijnlijk is dan een longontsteking, zou de patiënt dan alleen een behandeling hebben gekregen met antibiotica, in afwachting van de kweken op tuberculose, die twee weken tot drie maanden op zich kunnen laten wachten. In Marokko waar tuberculose veel waarschijnlijker is dan een luchtweginfectie is de behandeling van de patiënt volkomen juist geweest; in afwachting van de kweken op tuberculose werd hij behandeld met middelen tegen tuberculose." Dat er achteraf geen of zeer onduidelijke restverschijnselen in de longen waren te vinden, verbaasde de longarts niet. want met de moderne behandelingen kon ook een longtuberculose „restloos" genezen. „Ik acht echter een tuberculose minder waarschijnlijk. Het is wellicht toch een luchtweginfectie geweest", concludeerde de arts. Gezien de lange duur die nodig is voor het verkrijgen van een definitieve kweek op tuberculose was het volgens de arts geheel juist dat de patiënt enkele maanden met middelen tegen tuberculose werd behandeld. Dat er in Marokko in het geheel niet werd gepraat over de vraag of de patiënt nu wel of niet arbeidsongeschikt was, bevreemdde de arts ook niet. De patiënt was immers met vakantie en die vraag was voor de behandelend geneesheer op dat moment niet terzake. Over de vraag wat de longarts zelf in zo'n geval zou doen liet hij geen misverstand bestaan: .Ik zou de patiënt zolang de uitslag van de kweken niet bekend was zeker arbeidsongeschikt verklaren, afhankelijk van het feit of hij al dan niet een ernstig zieke Indruk maakte." Na dit duidelijke, enigszins geprikkelde antwoord, hakte de centrale raad de knoop resoluut door. Daargelaten of de man nu terecht of ten onrechte tegen tbc was behandeld, nam de raad aan dat hij in november aan een longaandoening leed, die hem het werken onmogelijk maakte. „Wij gunnen hem, besloot de raad. het voordeel van de twijfel. Hij krijgt zijn ziekengeld. Een anu-semiet is een vijand van de mensheid, zei een boze Israëlische premier Begin vorige week in een televisiegesprek. Nauwelijks 24 uur later om schreef de historicus dr G. van Roon voor de radio het anti-se- mitisme als een „typisch recen sieverschijnsel": het groeide tot ontstellende afmetingen in crisisachtige tijden zoals de ja ren tachtig van de vorige en de Jaren dertig van deze eeuw, maar voor een verklaring van het ver schijnsel schieten volgens dr Van Roon alle theorieën te kort. Intussen zitten er in de verwij zing naar crises en malaises na tuurlijk wel een element, al is het maar klein, van verklaring: in een tijd van economische ellen de gingen de mensen op zoek naar zondebokken en als zoda nig moesten de Joden het ont gelden. Nu zal de economie op het ont staan van anti-semitisme wel van invloed geweest zijn; alles hangt nu eenmaal met alles sa men en de tijd dat elke verwij zing naar verband tussen ener zijds de economische werkelijk heid en aan de andere kant de houding en het denken van de mensen als „marxistisch, dus on juist" werd afgedaan ligt al weer ver achter ons. Toch geloof ik dat de invloed van de godsdien stige gedachtenwereld, los van de economische „onderbouw" niet onderschat mag worden. Een van de indrukken die ik van het onderricht aan eeri vooroor logse „school met den bijbel" en van het (gereformeerde) weke lijkse catechesatieuur bewaard heb. is dat men ons daar een zeer ongunstig beeld van de Joden bijbracht. Doordat zij Jezus ge kruisigd hadden waren de Joden een met een enorme schuld bela den volk. een schuld die niet alleen voor het verleden gold, maar ook in het heden doorwerk te, want werden niet de zonden der vaderen bezocht aan de kin deren? Tegenover dat ongunsti ge beeld stond weliswaar dat men ons ook deed kennisnemen van mooie uitingen zoals het ge dicht van Revlus dat begint met de regels „Ten zijn de Joden niet. Heer Jesu. die U cruysten" en waarin de belijdenis voorkomt „lek bent. O Heermaar de gedachte dat de Joden iets ver schrikkelijks op hun geweten hadden, raakte Je zo licht niet kwijt. In de eerste mei-dagen heb je volop aanleiding over die dingen na te denken. Zijn de onverhulde en luid uitgeschreeuwde anti-se- mitische gedachten soms niet veel minder verraderlijk dan de vaak nauwelijks uitgesproken ideeën, overgebracht door ver trouwde leermeesters die er mis schien wel nooit de draagwijdte van hebben overzien? Abraham Kuyper kun je beslist geen anti semitisme verwijten, zei dr L. de Jong onlangs in een door de ra dio uitgezonden toespraak, maar nu ik wat blader in de in 1907 uitgekomen vijfde duk van „Ons Program" valt mijn oog toch maar op de uitdrukking „Joodsch-liberalistische macht hebbers" en die typering kan Kuyper echt niet gunstig be doeld hebben. Dr De Jong vertelde ook over een voorval, waaruit blijkt dat ons Nederlandse verleden ook op dit punt allerminst brandschoon is: de in 1948 overleden rooms- katholieke politicus dr P. J. M. Aalberse is eens een Kamerzetel misgelopen, niet doordat hij zich anti-semitisch had uitgelaten, maar doordat hijtégen het anti-semitisme had stelling ge nomen. In de biografie die dr P J. Oribllng in 1961 over Aalberse publiceerde wordt die weinig verheffende gebeurtenis be schreven. In een op 6 februari 1900 (hij was toen een Jong advo caat van bijna 29 Jaar) gehouden toespraak in het toenmalige dis trict Amsterdam nam Aalberse fel stelling tegen een anti-semi tisch geschrift. Joden waren vol gens hem geen minderwaardige mensen; hoevelen van hen waren er geen doctoren, leraren, advo caten? Toen de spreker dit ge zegd had riep iemand door de zaal „Maar ze zijn er dan ook naar", waarop Aalberse de „rechtschapenheid en eerlijk heid" van zijn Joodse vakgeno ten verdedigde. De anti-semie ten deden zijn bloed koken! Een jaar later schreef Aalberse in een brief: „Hadde ik die speech niet gehouden, ik ware thans kandi daat in Amsterdam". Het bleek dat de deken van Amsterdam, mgr Schweitzer, de speech „to taal overbodig" vond en zich daarom tegen de kandidatuur van Aalberse kantte en de geestelijkheid vermocht toen nog heel wat! Uitgesproken anti-semitisch de den zich beslist niét voor de eer ste Duitse militairen die zich. dezer dagen juist 39 jaar gele den. hier vertoonden. Ik herinner me dat we op de tweede pink sterdag 1940 op een weg bij ons toen al kwalijk gebombardeerde dorp werden aangesproken door een allervriendelijkste Duitse of ficier. Waarom, vroeg hij, waren er zoveel boeren gevlucht, waar om waren ze niet gebleven om hun koeien te melken, want het was toch zonde als die melk ver loren ging? Vluchten was niet nodig, zei de officier bijna vader lijk. want de Duitsers voerden toch niets kwaads in het schild? Achteraf kun je gemakkelijk zeggen dat er waarschuwingen genoeg geweest waren, dat je di rect had moeten inzien dat die man keihard stond te liegen, dat Je net als de latere professor Jac. Presser onmiddellijk had moe ten geloven „dat het voorgoed mis zou zijn" Maar schone schijn lokt kennelijk vaak aan er kunnen ware tragedies nodig zijn om er goed doorheen te prikken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 15