Het Engelse landschap
in Friesland
u
De preek van het
montage-proza
aas?*
t Prinsentuin te Leeuwarden in 1820 en 1842 door Roodbaard in landschappelijke stijl ingericht. Het is een opname van kort voor de eeuwwisseling.
5 MEI 1979
KUNST
TROUW/KWARTET
•19
Lidy van Marissing schreef
een ernstig boek, waarin zij
onderzoekt hoe „de moderne
mens" zichzelf en zijn wereld
ervaart.
De vorm waarin zij
dat doet pretendeert recht te
doen aan de verwarring
waarin we leven. T. van Deel
vraagt zich af hoe
doeltreffend haar analyse is,
vooral in literair opzicht.
Door T. van Deel
uitenplaatsen, parken en tuinen in Friesland, er blijken er
iel meer te zijn, dan menigeen misschien verwacht had. Een
erkgroep van studenten van de Rijksuniversiteit te
roningen laat na een langdurig onderzoek in het Fries
Museum te Leeuwarden het licht schijnen op een van de
architecten die zich in de 19e eeuw met de aanleg daarvan
bezig hield: Lucas Pieters Roodbaard. Een stukje niet
alledaagse cultuurgeschiedenis.
Door G, Kruis
__foorts ontmoet men in deze pro-
ncie heel veel fraaie Buiten-
aatsen. Sloten en Landhuizen:
et fraaie Tuinen en Hovingen"
ihreef Johann Herman Knoop in
|||n in 1763 te Leeuwarden uitge-
- iven boek „Tegenwoordige
aat of historische beschrijvinge
in Friesland". Als je die provin-
e niet goed, niet echt kent, ver-
acht je dat eigenlijk helemaal
Jet. Friesland, dat is voor je ge
lei een heel strak landschap nu
l dan onderbroken door statige
Jerderijen, vlak met heel verre
Drizonten.
het Fries Museum. Turfmarkt 24. Leeu-
Lrden. hangt nu een kaart, die laat zien
Ie anders dat was en is; zij is overdekt
fct namen als Oranjewoud. Jagtlust, Sta
dstate, Heemstrastate, Fogelsanghsta-
Harinxma- en nog vele states meer.
it is op de tentoonstelling „Lucas Pie
's Roodbaard, architect van buitengoe-
en", die daar tot 5 Juni te zien is. Een
Izondere expositie, die. dat moet er wèl
gezegd, ook een bijzondere aandacht
gt. Roodbaard. die in „Scheen" ook
tnoemd wordt als schilder, pastelteke-
iar. en lithograaf, was. hoewel zijn naam
unig mensen iets zal zeggen, een van de
Irste tuinarchitecten, die de zogenaamde
kgelse landschapsstijl in Nederland en
ieciaal in het noorden toepaste. Een
fcrkgroep van studenten in de kunstge-
edenis aan de Rijksuniversiteit te
ningen. Rita Mulder-Tadetsky, Rita
erbeek en Peter Karstkarel onder lei-
hg van dr. E. Taverne, heeft zich lange
|d beziggehouden met dat speciale facet
In de landschapskunst in het noorden.
'rij
Die „Engelse landschapsstijl": vrije
irmen. verspreide boompartijen, grillig
vormde vijvers, alles zo natuurlijk mo-
lijk aandoend, was zo omstreeks 1720
tstaan als een reactie op de toen in
ang zijnde formele, kunstmatige stijl,
t Franse renaissance-park, dat zich over
el Europa had verspreid,
)ch was die hang naar het echte Iand-
happelijke al lang tevoren gebleken:
Jk maar naar de schilderijen van. om
n paar heel duidelijke voorbeelden te
temen, Rembrandt of Jacob van Ruis-
el waarop meermalen gefantaseerde
aar natuurlijk uitziende landschappen
orkomen
aar in ons land. waar alles toen nog wat
Ier dan elders gebeurde, duurde het toch
g tot het einde van de achttiende eeuw
or de regelmatige tuinaanleg het veld
moest ruimen voor de landschapsstijl. Lu
cas Pieters Roodbaard was een van de
eersten die hier op deze manier begon te
werken. Al is hij nu vergeten ik zocht
zijn naam vergeefs in verschillende ency
clopedieën in zijn tijd genoot hij. te
oordelen naar de mening van de geschied
schrijver van Leeuwarden. Wopke Eek-
hoff, maar dan gewone bekendheid: „Lu
cas Petrus Roodbaard. die. in 1782 te
Assen geboren en tot schilder opgeleid,
hier dan 23e mei 1851 overleed, nadat hij
de oude stijve bolwerken en dwingerds
(bastions) dezer stad. even als den Prin
sentuin en de begraafplaats, in smaakvol
le beplantingen herschapen en daardoor
haar sieraad en genoegen grootelijks ver
hoogd had. Ook verschillende buiten
plaatsen in deze provincie, met name Vo
gelzang te Veenklooster, Stania te Oen-
kerk. de Kllnse te Oudkerk en Vijversberg
te Rijperkerk heeft hij vervormd en ze
haren tegenwoordigen bevalligen aanleg
gegeven". Wat die bolwerken en dwin
gerds betreft: Leeuwarden was een der
eerste Nederlandse steden die de verdedi-
gingswallen door Roodbaard, in samen
werking met de stadsarchitect. Oerrit van
der Wielen, tot plantsoen liet inrichten.
Weldadigheid——^—
Over die gang van zaken is Wopke Eek
hoff In zijn „Geschiedkundige beschrij
ving van Leeuwarden" zeer opgetogen
Het publiek heeft door die vooruitstreven
de aanpak niet alleen nieuwe, aantrekke
lijke wandelmogelijkheden gekregen,
maar dat aangename was ook nog eens
met het nuttige verenigd. Want al het
sloop- en grondwerk „werd bestendig des
winters verrigt door een tweehonderd
behoeftigen. die dan nergens ander werk
konden vinden, en die hieraan een eerlijk
stuk broods verdienden". En. als klap op
de vuurpijl: „Het genoegen, hetwelk de
beschouwing van onze stedelijke beplan-
i iw Y\
Qpmetingstekening van de in 1830 door Roodbaard ontworpen Algemene Be
graafplaats te Leeuwarden: een begraafpark.
tingen verschaft, worde alzoo verhoogd
door de gedachte, dat deze werken des
Vredes tevens werken der Weldadigheid
waren..."
De bekende Prinsentuin, hoewel al veel
vroeger, in 1648, als lusthof voor de Friese
Oranjes ingericht, was ook binnen een (zij
het ongebruikte) dwinger aangelegd. Door
de eeuwen heen werd de tuin verschillen
de malen verrijkt en veranderd, om
streeks 1820 ook door Roodbaard. Naast
de vele buitengoederen, ontwierp Rood
baard ook de Algemene Begraafplaats
van Leeuwarden. De koning had in 1827
bevolen dat gemeenten met meer dan
duizend inwoners hun begraafplaatsen
buiten de kom van de gemeente moesten
inrichten. Nog kort daarvoor gebeurde dat
immers in de kerken of daar vlakbij, mid
den in de steden
Nuttig
Roodbaard ontwierp, zo zou je 't kunnen
noemen, een begraafpark. de begraaf
plaats kon ook benut worden als mooi
wandelgebied. Nog e fraai citaat van
Eekhoff: „Bij het aanleggen kon tevens
naast het noodzakelijke en nuttige, ook
het schoone en aangename in het oog
worden gehouden, ten einde door eene
smaakvolle beplanting mede het schrik
beeld weg te nemen, hetwelk veler voor
oordeel nog aan de stille verblijfplaats der
dooden hechtte".
De tentoonstelling geeft een boeiend over
zicht van een aantal ontwerptekeningen,
die ook voor leken op dit gebied en wie
zijn dit niet? toch wel verschillende inte
ressante facetten te bieden hebben. Het
wonderlijke kromme en fonetische taaltje
waarvan Roodbaard zich bij voorbeeld bij
zijn toelichtingen bedient en zijn persoon
lijke wijze van tekenen, met name de
manier waarop hij de uitzichten aangaf
met vele uitstralende, uitwaaierende lij
nen Andere tuinarchitecten gaven in zo'n
geval alleen de uiterste grenzen aan. Alle
maal zaken die je er zelf kunt ontdekken.
En vergeet de dia's niet.
Bovendien is er een boekje verschenen. 72
pagina's, met 60 reproducties van ont
werptekeningen. gezichten op de tuinen
en historische foto's (waarvan er ook een
aantal op de expositie getoond wordt), dat
alles begeleid door verschillende inlei
dingen.
Het is een uitstekende gids, niet alleen in
het museum, maar ook en vooral bij een
eventueel bezoek aan één van de tuinen.
Er zijn er twee vlak bij Leeuwarden, de
buitens Vijversberg te Rijperkerk (4 kiti)
en Staniastate te Oenkerk (7 km), tuinen
waaraan in de loop van de jaren weinig
veranderd is en die nog in een goede
conditie verkeren
Een idee voor een dagje buitentsi.
Volgens een aantal
auteurs heeft het min
of meer traditionele
verhaal afgedaan.
Het geeft een verte
kend beeld van de
werkelijkheid; die is
in feite niet afgerond
en samenhangend
zoals de traditie die
voorstelt, maar on
overzichtelijk en
onaf.
De kunst is juist om aan
zo'n versplinterde realiteit
een literaire vorm te verle
nen die passend is. Deze
opvatting heeft een schrijf
wijze tot gevolg die bestaat
uit het aan elkaar monte-
ren van verschillende
tekstfragmenten, die teza
men een indruk geven van
de verwarrende hoeveel
heid optieken die mogelijk
ls.
Dit is heel iets anders dan
wat Willem Brakman mij
onlangs in een interview
zei. Hij zag als functie die
schrijven voor hem heeft:
vormgeven uit „angst dat
de wereld uit elkaar don
dert. onsamenhangend,
chaotisch wordt". Het
schrijven schept samen
hang. maakt een troebele
werkelijkheid helder en
zinvol. In dit verband
sprak Brakman zelfs van
„de troost, en het raadsel,
van de vorm".
Legt Brakman een per
soonlijke orde op aan een
wanordelijke wereld, de
auteurs op wie ik hierbo
ven doelde leggen zich op
deze troost niet toe. In
Lidy van Marissings
nieuwste boek zegt iemand
het zo: „De traditionele
vertel- en beschrijf trant
kan volgens mij de onder
linge afhankelijkheid van
factoren niet weergeven.
Je hebt als het ware te ma
ken met een weefsel van
processen die allemaal in
elkaar overlopen. De vorm
van de tekst zou dus ook
dit weefselachtige moeten
hebben. Ik heb daarom een
aantal reeksen van beel
den opgezet. Die reeksen
zijn op zichzelf geen afge
ronde verhalen; ze bestaan
vaak uit sterk contraste
rende fragmenten en wen
dingen waaruit zich een to
taal-indruk ontwikkelt,
sprongsgewijs. Het is let
terlijk een draaiboek. Ja. Ik
geloof dat het betoog voor
een belangrijk deel wordt
gevormd door de verschil
lende uitingen van al die
mensen; juist de tegen
spraken van hun dagelijk
se leven laten iets zien van
de eigenaardige toestand
waarin we allemaal zitten.
Tekstjes-
Dit is. in het kort. de be
schrijving van Lidy van
Marissings „Het gedroom
de leven Een denkbeeldig
onderzoekNaar de vorm
bestaat het inderdaad uit
een grote hoeveelheid teks
tjes. die cirkelen rond een
centrale kwestie: de kijk
die wij hebben op onszelf
en op de ons omringende
wereld. Op verschillende
manieren onderzoekt Van
Marissing dit „gedroomde
leven" van ons en het zal
wel niet verbazen dat de
zaak heel gecompliceerd
ligt (en dus vooral veel vra
gen oproept). Maar de te
neur van dit denkbeeldige,
want aan de schrijftafel
verrichte onderzoek is toch
duidelijk dat „de moderne
mens'als een marionet
leeft in spiegelingen, onbe
wust van zichzelf en zijn
werkelijkheid.
Het is. zeg ik. deze bood
schap die op elke bladzij
klinkt en maar zelden in
een verrassende vorm.
Daarvoor heeft het onder
zoek teveel de eigenschap
van getob en prekerig vra
gen. Talloze malen is iets
„wanhopig", „raadselach
tig". een „leegte", of lezen
we clichés als: „Uit de tota
liteit worden niet slechts
de delen afgeleid, maar
vooral is belangrijk dat het
mogelijk is uit de delen de
totaliteit af te leiden".
Moeizaam
De ernst waarmee Van Ma
rissing haar onderzoek ver
richt kan eigenlijk geen
kritiek verdragen. Men zou
gaan denken dat ik van
mening ben dat het goed
gaat met ons en de wereld.
Toch veroorzaakt juist dat
humorloze, moeizame en
serieuze een irritatie die de
„waarheid" van „Het ge
droomde Leven" dreigt te
bestrijden. Zoals vor
mingsleiders zich soms van
een taal bedienen, die zo
modieus, glad en begrij
pend is. dat de waarheid
zich daar eenvoudig niet in
hullen kan. Wat te denken
van een passage als deze:
„Goedgekonserveerde illu
sies. Deze problemen wor
den vooral kromgetrokken
doordat men ze voorstelt
als direct oplosbaar: alsof
voor al deze vraagstukken
geneesmiddelen klaar lig
gen. Die afgrijselijke
ideaalbeelden van een
„harmonieus leven", die in
de eerste plaats de mensen
een valse voorstelling ge
ven van wat werkelijk le
ven zou kunnen zijn. en die
hun bovendien het idee ge
ven dat tegenstellingen die
tot de grondslagen van
deze maatschappij terug
gaan door betere betrek
kingen van mens tot mens
te verzoenen zouden zijn."
Wat hier. affreus geformu
leerd. staat ls een veelge
hoorde verzuchting, die
zoals zij mij hier wordt
aangeboden weinig of
geen opschudding teweeg
brengt. Het ls alsof ik <Jeze
preek al honderd keer van
dezelfde dominee gehoord
heb. in een taal van hon
derd andere dominees.
„Het gedroomde leven"
wil. lees ik tegen het einde,
een „standpuntverschui
ving" veroorzaken, die „in
laatste instantie een poli
tieke is". Of de zwoegende
collage die deze tekst is tot
zoiets in staat zal blijken
vraag ik me af. Er zijn wel
een paar gedeelten die
boeien en dus stimulerend
werken op de geest, maar
het merendeel is te opzet
telijk van constructie en te
vervuld van boodschap.
„We zullen moeten nagaan
hoe in een moderne samen
leving de omgeving met
grote, zegt maar gerust
overweldigende kracht op
ons inwerkt. (Wat is bin
nen? Wat is buiten?) Wan
neer we dit (de stille ter
reur van het millieu) onder
schatten zijn we er aan
overgeleverd. U bent ge
waarschuwd, een heel boek
lang. Ik lees ditzelfde liever
bij Brakman, die niet al
leen „stille terreur" scherp
onderkent, maar zijn bood
schap van verzet in een sa
menhangende verbeelding
uitdrukt, waar meer kracht
en troost van uitgaat dan
van „Het gedroomde
leven"
Lidy van Maris
sing. Het ge
droomde leven.
Amsterdam, Van
Gennep. 1979. 152
bl*. geill. 22.50.