Beelden van Rodr in Kampen De schildering van een vriendschap Iconenveiling in Amsterdam De ijdele droom van avonturiers Een vederlichte ijzeren danseres... Nieuwe roman van Joyce en Co Nogmaals 'Brieven uit Rusland' van De Custine MERDAG 7 APRIL 1979 KUNST TROUW/KWARTET 19 door Jac. Lelsz KAMPEN Een beeldhouwer die van alle markten thuis is. Die indruk krijg je bij het bekijken van het werk dat Thomas Rodr in Kampen heeft uitgestald. En dat is nogal wat. Honderd beelden en daarnaast nog eens een aantal reliëfs, olieverfjes, tekeningen en aquarellen. Rodr is niet alleen een veelzijdig kunstenaar. Hij moet ook een gedrevene zijn, want uit vele stukken, op zijn minst uit de sculpturen, spreekt een grote overtuigingskracht. Thomas Rodr: „Zittende op buis" Thomas Rodr werd 51 jaar geleden in Tsjecho- Slowaklje geboren, maar woont al ruim dertig jaar In Nederland. Hij werd priester, dook vervolgens in de sociale sector en stapte hierna over op de kunst. Voor het laatste kreeg hij zijn opleiding aan de Jan van Eljck academie in Maastricht. Daarna maakte hij verschillende buitenlandse reizen, waarbij hij bekende kun stenaars ontmoette, onder andere de Oosten rijker Fritz Wotruba. In de loop der jaren kreeg hij opmerkelijke opdrachten, waartoe zeker ook enige bronzen winkelpuien behoren, bij voorbeeld die voor de juwelier Citroen in de Kalverstraat te Amsterdam. Rodr heeft veel geëxposeerd, en nu is hij dan in Kampen. ten we een beetje aan Barbara Hepworth denken. Gevoelig De meeste beelden staan opgesteld ln de Koornmarktspoort, een historisch bouwwerk, dat deel heeft uitgemaakt van de verdedigings werken der stad en van waaruit men een ver rukkelijk gezicht op de hier zeer brede IJssel heeft. Op alle materialen is Rodr een meester, brons, messing, hout, steen, maar evenzeer op alle maten, van enkele centimeters tot enige meters. De doorsnee van zijn werk legt een uitermate gevoelig kunstenaarschap bloot. Men moet zo'n meisje als „Zittende op buis" maar eens goed bekijken, of het verstilde tafe reel van een „Gelukkige moeder", of die blije, zorgeloze „Fluitspeelsters". Bij een beeld als „Ontmoeting" met die open gedeelten moes- De meest gewone zaken, bijna triviaal soms. inspireren Rodr. Titels als „Feest vieren", „Uit daging". „Touwtrekken", „Ochtendpraatje", „Haarmassage", „De vliegende non", en „Dweilende werkster" dulden daar al op. Een verscheidenheid aan onderwerpen bij Rodr. Ook religieuze, zoals Johannes de Doper. Pre diking aan de apostelen, Jona in de walvis en Kruisiging. Maar met de laatste Utels hebben we de Koornmarktspoort verlaten en zijn we in de Stadsgehoorzaal aanbeland. Lichtvoetig vrouwelijke modellen, subUel en delicaat in lijn voering, herkenden wij de beeldhouwer weer. In de Koornmarktspoort is nog een tweede exposant Marianne Olltay-Piël. Zij laat een 50-tal tekeningen, litho's en aquarellen zien. ai hal erg gi neert haar werkjes uit natuurlijke zaken als Het is een heel lichtvoetige aquarelleerkunst, waarvan we erg genoten hebben. Zij compo- Een van de fraaiste beelden, die we daar aan troffen, is „Danseres". Van ijzer en toch veder licht. Zo luchtig als een danseres behoort te zijn. Een effect dat werd bereikt door het ijzer open te werken op de manier van een wafelruit je. Heel knap. Veel minder overtuigend dan de beelden van Rodr vonden we de olieverfjes enz. Bijna een anti-climax. In enkele tekeningen, granen, bloemen, planten en kruiden. Heel mooi zijn soms ook haar landschapjes, zoals „Kamperveen". „Torentje van Naarden" en ,,'t Harde, Blaricum". Opvallend in dit genre zijn veelal de plaats waar de horizon is gesitueerd, het feit dat zoveel wordt weggelaten en het verdroomde, tevens wat koele sfeertje. Het werk is in het algemeen van een zodanige broosheid dat het zich moeilijk leent voor reproduktie ln een krant. De Koornmarktspoort is open van 2 tot 5 uur, van dinsdag Vm zaterdag; op donder dag bovendien van 7 tot 9 uur 's avonds. De Stadsgehoonaal van 10 tot 12.30 uur en gedurende de voorstellingen. De tentoon stelling van het werk van Thomas Rodr en vaa Marianne Glltaj-Tiel duurt t/m 14 april. Een collectie van ruim tweehonderdvijftig iconen afkom stig uit een aantal particuliere verzamelingen, wordt zaterdag 21 april in de Ronde Lutherse Kerk te Amster dam geveild. De belangstelling voor iconen is de laatste tijd in ons land aanzien lijk gegroeid; deze religieuze beel tenissen meestal gestileerde Christus- en heiligenfiguren zijn bij verzamelaars van religieuze kunst in trek gekomen. Een toene mende import uit Rusland en Griekenland vergrootte het aan bod, ook van kostbare, want zeld zame 16e en 17e eeuwse exem plaren. De aanvankelijk altijd anonieme iconenschilders werden niet als kunstenaars beschouwd; het wa ren in de 15 en 16e eeuw nog vrijwel uitsluitend monniken die iconen schilderden voor wie dit een religieuze handeling was. De geschiedenis van de iconen gaat zelfs terug tot de 4e eeuw toen aan een icoon als devotiebeeld een ge nezende kracht werd toegekend. In latere tijden, met name in de 18e en 19e eeuw werd het iconen schilderen een artistiek handwerk dat in meerdere of mindere mate los stond van de oorspronkelijke religieuze voedingsbodem. Wat ui teraard niet verhinderde dat er ook in het niet zo ver voorbije verleden door iconenschilders be- wonderens- en begerenswaardige kunstwerken tot stand zijn ge bracht. Op de openbare verkoping die door het veilinghuis Phillips (sinds een jaar ook in Amsterdam gevestigd) op 21 april wordt ge houden, komen naast overwegend 18e en 19e eeuwse stukken ook diverse oudere iconen ter tafel. Zoals een uit Khzan afkomstige icoon, daterend van het einde van de 16e of het begin van de 17e eeuw, met een voorstelling van Christus nederdaling ter helle. De geschatte opbrengst daarvan ligt tussen de 55.000 en 65.000 gulden. Dat is dan in geld uitgedrukt wel het meest waardevolle object van deze veiling. Het hierbij afgebeel de fragment is het portret van een engel, afkomstig uit de school van Simon Usjakow die als een der grootste schilders uit de ateliers van het Moskouse Kremlin aan het eind van de 17e eeuw wordt beschouwd. De opbrengst van dit stuk wordt geschat op 25.000 30.000 gulden. Maar een icoon af komstig uit Cyprus (18e eeuw) voorstellende de apostel Simon, zal waarschijnlijk voor een bedrag van drie- vierduizend gulden van de hand gaan. Behalve grote en unieke stukken komen er ook klei nere onder de hamer waarvan de prijzen naar schatting tussen de 100 en 3000 gulden zullen liggen. De veiling begint om 14.30 uur. Kijkdagen zijn vrijdag 20 april van 12.00 tot 20.00 uur en zater dag 21 april van 9.00 tot 12.00 uur. Am Een 18e eeuwse icoon uit Egypte voorstellende de «postel Simon. door T. van Deel Wie de tweede roman van Joyce Si Co leest, moet het wel opvallen dat er aan de compositie een strak ordeningsprincipe ten grondslag ligt. Vijf delen, tien hoofdstukken met een, per hoofdstuk, regelmatig oplopend aantal onderverdelingen, die naar het einde toe steeds talrijker, maar ook steeds kleiner worden. Zo valt de roman gaandeweg in duigen, een structurele ervaring die correspondeert met het verhaalverloop. Eenheid komt tot stand doordat het slot aansluit bij de aanvang van het boek. dat dan ook eerst recht begrepen kan worden bij herlezing. In Hermeneus, het tijdschrift voor antieke cultuur, onthulden Joyce it Co vorig jaar dat zij zich bij de opzet van hun roman lieten leiden door klassieke getallensymboliek, in de overtuiging dat daarmee de estheti sche ervaring die hun „tempel" van woorden teweeg moest brengen, ge diend zou zijn. Ook aan hun eerste roman „Erwin" lag een strakke conceptie ten grondslag, het 24 let ters tellende Griekse alfabet name lijk, dat zelfs het aantal alinea's do mineert. Met nadruk Van „Erwin" heb ik destijds geschre ven dat ik geen roman in onze litera tuur ken die zich zo met nadruk plaatst ln de grote literaire traditie. „Erwin" is een roman vol literatuur en dat moet ook wel, want er wordt ln beschreven hoe de hoofdfiguur zich tot schrijver ontwikkelt. In dit twee de boek „Michael van Mander" is het onderwerp niet schrijven, maar schilderen. Wel treedt Erwin er weer in op, maar nu speciaal ln relatie tot zijn vriend Michael van Mander, die, zoals de naam al suggereert, een schilder ls. Evenals ln „Erwin", waar het schrijven een kunde heet, die kan worden verworven door grondige be moeienis met de rethorlache beginse len, door nabootsing van grote voor beelden en tenslotte door creatieve wedijver evenals ln „Erwin" de literatuur, wordt in „Michael van Mander" de schilderkunst van Oud heid tot heden verwerkt in de tekst. In beide boeken wordt gezocht naar een allesomvattend model, een kunsttheorie die tegelijk levensbe schouwing is. Het ls ook ln deze nieu we roman weer Erwin, die deze gigan tische taak op zich neemt in een „expositie van virtuositeit". Materiaal Het materiaal dat heeft bijgedragen tot de totstandkoming van de Ideeën zoals ze In „Michael van Mander" staan, wordt meestal wel ergens, ex pliciet, vermeld. Zo geeft Erwin een uitvoerige literatuurlijst met kunst- theoretische tractaten. Ook de globa le, inhoudelijke, opzet van de roman, alsmede de klassieke, mythologische parallellen worden wel summier ver klapt. Al heel ln begin lezen we dat dit „lied (zal) uiteenvallen in een her kenbaar patroon van episoden; de schepping, die nu het onderwerp van mijn bespiegelingen is, de gouden tijd, de val (Prometheus), tijdperk van helden en een expeditie op zee (Hylas); dit alles verweven met een reeks amores en illustraties van amor in dl gnus, de liefde ten slechte ge keerd". Op het anecdotische niveau handelt de roman over een aanvankelijk bevlogen vriendschap tussen twee Haarlemse schooljongens, Erwin en Michael. Hun verbond bestaat bij de gratie van zeer, zeer grote verwach tingen omtrent de toekomst, en een heroïsche zucht naar volmaaktheid De vriendschap raakt verstoord door door J. van Doorne Mijn vorige boekbespreking op deze pagina verscheen onder de kop: „De Arbeiderspers op bedriegersvoeten.'' De heer Nico Scheepmaker maakt mij er in het Utrechts Nieuwsblad op attent, dat dit niet het geval is. Ik meende tijdens het lezen van het boek „Brieven uit Rusland" te doen te hebben met een overigens door mij gewaardeerde subtiele mystificatie, omdat het beschreven Rusland uit de vorige eeuw zo verbluffend veel leek op het huidige Rusland. Ik ging op zoek naar de auteur. De door mij geraadpleegde naslagwer ken, waaronder de grote Franstalige Larousse kenden de man niet. Ik was, vrouwelijke tussenkomst, reizen en verhuizing, maar telkens weer wordt Erwin getrokken naar Michael, tot hij, tien Jaar na hun eerste kennisma king, Michael opzoekt ln de Verenig de Staten. Daar vindt de uiteindelij ke afbraak van hun vriendschap plaats en van die plek uit bepeinst Erwin de geschiedenis van hun om gang, die de roman is, laat hij ons „het theater van mijn geheugen" bin nengaan. Erwin en Michael mythologiseerden al direct hun dagelijkse Haarlemse verrichtingen. Ze leefden, op elk uur, in een wereld van kunst en maten het vergankelijke af aan het eeuwige; een zeiltocht van Turkije naar Grieken land werd dadelijk beschouwd ln het licht van de Argonautentocht. Het driftige leven van puber zagen ze ver eeuwigd ln de boeken van de Beat- generation. Er was, kortom, in hun leven een enorme behoefte om inge bed te liggen in grote en standvastige cultuurverworvenheden van alle eeuwen. Leven en kunst Overtuigender nog dan de roman „Erwin" laat „Michael van Mander" deze wisselwerking zien tussen leven en kunst. De geschiedenis bevat ron duit magnifieke herinneringspassa ges, die een jeugdig, ambitieus leven in de zestiger jaren in beeld brengen. Dan weer gedragen, in pseudo-klas- sleke stijl, dan weer haastig, ln Ke- rouae-acbtig proza, en dit alles door schoten met essayerende gedeelten over beeldende kunst, mythologie, kunsttheorieën. Joyce ti Co werken hier uitgekiender met contrasten, die een merkwaardige ontroering teweeg brengen, een ontroering die wel te maken heeft met hun titanische po ging om allesomvattend te zijn. Ik kan heel veel niet beoordelen in dit boek, en het zal heus wel zo zijn dat klassici en kunsthistorici bij talloze opmerkingen hun schouders ophalen. Maar lk geloof niet dat daarmee aan „Michael van Mander" veel schade kan worden toegebracht. De roman schept een eigen universum, waarin heel die omgevallen boekenkast zijn functie heeft, waarin bezielde retho- riek en uitvoerige pastichering van klassieken een rol spelen in de uit beelding van een vriendschap en een levenshouding die kunstmatigheid als het hoogste goed ziet. Zo kunnen we dan, eindelijk, weer eens lezen van twee Haarlemse jongens die aldus scheepgaan: „Op het uur dat de hel- deroglge Dageraad de oostelijke he mel kwam verlichten, en de heuvels door de wlndbereden zee gewassen helder en scherp tegen de lucht sta ken en de wegen wit oplichtten uit het nog donkere land en de velden glinsterden met dauw, gooiden zij de overgebleven wijn, met behulp waar van zij de vorige nacht de goden verblijd hadden in zang en dans, in zee en zwoeren met een hand op de eendracht dat zij elkander steeds zouden bijstaan, en ze maakten zich op aan boord te gaan; als lichtende sterren, wier glans de duisternis ver drijft wanneer zij rijzen boven de daken der huizen en het meisje beko ren dat daar opgesloten zit ln haar slaapvertrek, verlangend naar jonge mannen die zij gezien heeft maar nog nooit geproefd; zo zagen zij er uit toen zij aan boord gingen". „Michael van Mander" het tweede deel van de Erwln-trllogie genoemd is een ambitieuze roman, geslaag der nog dan „Erwin", een kunststuk voor wie geen moeite teveel is. Joyce fc Co (O. J. M. Meijsing). Michael van Mander. Amster dam, De Arbeiderspers, 1979. 344 bis. 42.50. Omsla; van Martha C. Mooy voor „Michel van Mander" helaas te lichtvaardig, overtuigd. Ik had dieper moeten graven. De heer Scheepmaker noemt mij twee werken waarin De Custine ge noemd wordt. Hij schrijft dan dat, omdat ik die boeken niet ken. ze volgens mij nooit hebben bestaan. Dat vind ik nu niet zo'n leuk sarcas me. Er zijn op aarde miljoenen boe ken verschenen waarvan ik het be staan niet ken. Ik neem aan dat dit ook het geval is bij de heer Scheep maker. Maar geen zinnig mens zal het bestaan van die boeken ontkennen. Nu ontsiert het boetekleed de mens niet, maar dat wil nog niet zeggen dat het prettig zit. Ik zal het zo spoedig mogelijk weer uittrekken. Mijn ver ontschuldigingen aan de Uitgever en aan mijn lezers. Toen ln 1845 de eerste Indiërs zich op Trinidad vestigden, had het kleine eiland voor de Venezolaanse kust al een bewogen geschiedenis achter de rug. Het werd in 1498 door Columbus ontdekt. Een van de nazaten van die Indiërs, V. S. Naipaul, is zich voor de geschiedenis van Trini dad gaan interesseren; het gevolg hiervan ls het boek „Het verlies van Eldorado", dat de historie bevat van 1595 af tot 1813, en wel voornamelijk van twee episoden. De eerste ls het verslag van het zoeken naar Eldorado, het legendarische goudland. Het eiland leek een Ideale spring plank. Het lag vlak bij de kust en tegenover de monding van een grote rivier: de Orinoco. De tweede beschreven episode is die van de verovering van het eiland door Engeland, dat van daaruit al of niet geholpen door de Fransen, een revolutie ln Zuld-Amerika trachtte te ont ketenen. omdat men daarvan veel voordeel verwachtte op het gebied van de handel. Offici eel mochten de Spaanse rijken geen handel met vreemdelingen drijven. V. S. Naipaul, die thans in Engeland woont, is een befaamd auteur van romans, verhalen, his torische studies en reisimpressies. Studie „Het verlies van Eldorado" is een studie. De stof ls boeiend genoed. De geschiedenis van de ontdekking en de inbezitneming van Zuid- en Mldden-Amerika ls er één van bloed en tranen, van ontbering en bovenal van onrecht Europe anen die vreemde landen in bezit namen, deden dat te goeder trouw: zij meenden werkelijk dat zij op grond van hun blanke huid en christelijk geloof daartoe het recht. Ja, de plicht hadden. Hun hoogmoed kende geen grenzen. Overigens, pogingen tot het scheppen van een koloniaal rijk liggen nog amper een halve eeuw achter ons. De Portugezen en Spanjaarden hebben het werk op ongelooflijk wrede wijze geklaard. Zij troffen in de landen zowel woeste als goedaardi ge volkeren aan. Zo waren de Caraïben kanni balen die met hun rooftochten schrik en verderf zaalden onder de omliggende landen. door J. van Doorne priesters mee om de Indianen te bekeren, of, zoals de auteur het uitdrukt: tot het christen dom te degraderen. ZIJ konden met de Indianen niet goed overweg. Dezen weigerden te werken voor de veroveraars, pleegden heftig verzet, dat menigmaal eindigde met een bloedbad. Na verloop van niet eens zo lange tijd, waren de Indianen zozeer uitgedund, dat er iets aan ge daan moest worden, wilden de plantages pro ductief blijven. Toen Voltrok zich de grootste ramp ln de geschiedenis van de Westerse be schaving: de slavenhandel kwam op gang. Oe- holpen door Arabieren en Afrikaanse vorsten werden negers geroofd, verhandeld en op schandelijke wijze naar de Nieuwe Wereld ver voerd. Dat was ook het geval met Trinidad. De oor spronkelijke bevolking was totaal verdwenen en vermoedelijk in zijn geheel uitgeroeid nadat zij ln opstand gekomen was tegen de Spaanse heerschappij. Verwarring Het beeld dat de auteur oproept is dat van een grote verwarring. De rijken die door de Spaanse veroveringszucht onder Madrid kwamen, lagen ver van 8panje. Een brief deed er jaren over om het Hof te bereiken. De befaamde conquistado- ,res. vechtjassen die met goedkeuring van Ma drid op zoek gingen naar nog niet ln bezit genomen gebieden, op voorbeeld de marklezaten van Cortés en Plsarro De conquistador Antonio de Berrio, een zeer rijk man, kwam ln 1580 naar de West Hij kwam een erfenis opeisen. Er stond ln het testament, dat de erflater Berrio zeer dringend aanraadde, het zoeken naar het land Eldorado voort te zetten. Die erflater Quesada had van de Spaan se Koning het recht bedongen, dat als hij het land vond, markies zou worden, de derde ln het nieuwe 8paanse rijk. Die legende dat er een goudland zou zijn, beeft heel wat kwaad gesticht Het duurde twee eeu wen voordat de legende als droombeeld gezien werd. Op nauwgezette wijze worden de tochten die De Berrio ondernam op grond van docu menten beschreven. De Orinoco werd gezien ais het pad dat naar het lokkende land heenleidde. Zowel lezers die belangstelling hebben voor geschiedenis als ln boeiende avonturen komen aan hun trekken. Verval Het tweede gedeelte van het boek speelt twee honderd Jaar later. Het Spaanse rijk ls ln ver val; de koloniën leidden n< hoe meer gaan op i gebieden, opereerden geheel op eigen houtje en meestal op eigen koeten. Naderhand Iden zij dan ln ae bult of werden begiftigd deeldi De Portugezen en 6panJ aarden namen steeds met een gouverneurschap. Zo ontstonden bij s langer h een eigen leven. Engeland en Frankrijk roof uit Trinidad wordt een Engelse slavenko- lonie Van hieruit moet het Spaanse wereldrijk door middel van opstanden bevrijd worden. De vele kuiperijen om de macht de wreedheid van de slavernij en het verzet daartegen en de merkwaardige levensomstandigheden op het eiland, ze komen alle aan bod in dit boek dat tevens een zedenschildering is. De auteur wijst erop, dat Trinidad na de twee grote episoden in zijn geschiedenis, weer terug gezonken is ln vergetelheid. Port of 8pain is nog altijd de hoofdstad. De zeer gemengde bevol king leeft in redelijke welstand. Samen met het kleinere eiland Tobago is het een zelfstandig lid van het Britse gemenebest. Aan het boek is een Index toegevoegd van vier pagina's. In een Postscriptum van acht pagi na's legt de auteur verantwoording af over zijn wijze van werken. «Het verlies van Eldorado" door N. S. Nai- !aul Oorspronkelijke titel: „The loss of Idorado" a History. Vertaald door Geer tje Lamme». BIJ „Heureka" te Nieuwkoop. Paperback. 358 hls. Prijs 37.54.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 19