ierenzoeken n opspraak en wereld die zo wijd is als .de wereld A 1 II [H :i flHHI Eindelijk begrip bij de computer ieviten door 'sport' leschermd of bedreigd? Wetenschap en techniek RDAG 24 MAART 1979 TROUW/KWARTET 23 oor Haro Hielkema De eerste kievitseieren zijn al weer gevonden én geraapt. Sinds de Friese sport „aei- sykje" in de rest van Neder land navolging kreeg, wordt het eerste ei steeds vaker bui ten Friesland gevonden. Vorige week bijvoorbeeld werd in Twente het eerste ei van de „stuntvogel" geraapt en vorig weekeinde klonk het ook in andere landstreken „Ei! Ei! Een ei". (Warmond, Wateringen). De eerste Fries, die een vondst meldde, was een tien jarige jongen uit Witmarsum. Zondag 18 maart ontdekte hij om negen uur het eerste ei. Vorig jaar werd het eerste ei op 14 maart gevonden. Alleen in Friesland wordt nog het eerste ei door de com missaris van de koningin in ontvangst genomen. Mr Rijp- stra wil de traditie „in hoge ere" houden: „De schade aan de vogelstand is minimaal, terwijl de educatieve waarde van de traditie groot is", al dus Rijpstra. rROUW/AMSTERDAM Onze nationale vogel, e kievit, vormt weer het liddelpunt van menige Iscussie. Scherp botsen e meningen over de raag of het zoeken en ipen van kievitseieren iet eens aan banden loet worden gelegd. De jort van het zoeken ordt door de één hart- •ondig verfoeid en door ander omschreven als en „ziekte" waarvan je iet geneest. e strijd wordt extra ingewik- Id, doordat ook de natuurbe- hermers sterk zijn verdeeld rer het eierzoeken. Vooral iezen geven zich elk jaar eer hartstochtelijk over aan at zij een nationale sport noe- en. een traditie die met hand tand wordt verdedigd tegen toenemende kritiek vanuit et westen Zo bijt de Bond n Friese Vogelbeschermings achten fel van zich af, als er irdt geroepen om een alge- el verbod op het „aeisykje". ze vogelwachters beroepen h erop met het zoeken van ritseieren deze weidevogels beschermen. 11e voorstander van het af- ïaffen van het „folkloristisch bruik" is de Stichting Kri- ch Faunabeheer, die zich, oral nu de eierzoekers de llanden weer intrekken, met van acties roert. De Stich- ig wil de publieke opinie over t eierrapen wakker schud- n: ze heeft haar donateurs geroepen met ingezonden even in kranten en tijd- iriften te protesteren. Met itisch Faunabeheer heeft de derlandse Vereniging tot Be- ïermlng van Vogels een be- p op burgemeesters en com- ssarissen van de koningin laan niet het eerst gevonden in ontvangst te nemen. !t eierzoeken was overigens 1524 al in opspraak, toen zer Karei de Vijfde in Leeu- rden een plakkaat liet op- ïgen met het verbod aan ezen om eieren te rapen en verhandelen. Een boete van ie gulden of geseling was de af voor overtreders. In 1902 rd voor de eerste keer het st gevonden ei aan het ko klij k huis aangeboden, ids 1897 is een lijst met vind- a bijgehouden. mocht er in Friesland nog een weekje langer gezocht worden. Toen het ministerie van CRM in 1975 vaststelde dat de raap- tijd in het hele land op 6 april gesloten moest zijn, leek in Friesland een ware volksop stand te beginnen. In het ijs stadion in Heerenveen verza melden zich duizenden woe dende noordelingen, die aan kondigden het raapverbod te zullen negeren. Na een bezoek van staatssecretaris W. Meijer (CRM) aan de Friese vogel wachters kreeg Friesland zijn extra-weekje raaptijd terug: tot en met 12 april zijn de wei landen voor eierzoekers toe gankelijk mits zij in het bezit zijn van een vergunning van landeigenaren of gebruikers om het land te mogen betre den. In Friesland wordt met deze regel in de Vogelwet mees tal de hand gelicht. 'Beschermers' De Friese vogelwachters verde digen hun privilege onder ver wijzing naar hun activiteiten als beschermers van de weide vogels. De penningmeester van de Bond, S. Bangma uit Grouw, bij voorbeeld zegt dat degenen die tot de fervente eierzoekers behoren, dezelfde mensen zijn als de vogelwach ters. „Als de raaptijd gesloten is, gaan zij de weilanden in om de legsels van de kievit zoveel mogelijk te sparen voor de maaimachines van de boeren. Zij plaatsen nestbeschermers over de broedsels heen of zet ten er stokken bij, zodat de boer er bij het maaien rekening mee kan houden." Het weghalen van een nest kie vitseieren binnen de vastge stelde raaptijd heeft volgens Bangma ook het voordeel dat de kievit na één tot twee weken opnieuw aan een legsel begint. „Een legsel wordt gevormd door vier eieren; als de kievit haar eerste ei kwijt raakt, zal ze doorgaan tot het broedsel weer vol is", legt Bangma uit. „De kievit zal altijd een viertal eie ren leggen. Ze kan dat doen tot over het algemeen vier keer toe. Volgens prof. dr. H. Klomp, de voorzitter van de vogelbescherming, heeft een kievit zelfs eens zeven keer een legsel geproduceerd." Gevaren In de raaptijd wordt volgens Bangma het eerste legsel van de kievit weggehaald, een nest dat bloot staat aan gevaren. „Op het kale land zijn de eieren kwetsbaar voor kraaien en an dere roofvogels." Risico's voor de kievitenstand levert het eie- renzoeken niet op, meent Bangma. „Dan zou de natuur zich vergissen; de natuur houdt er Juist rekening mee dat er legsels verloren gaan. In Fries land is de kievit het talrijkst. Vogels waarvan geen eieren ge raapt worden, gaan het snelst in aantal achteruit. Als het zoe ken van eieren Inderdaad nade lig zou zijn, zou er toch geen vogel meer zijn. Bovendien, als wij als vogelbeschermers ervan overtuigd waren dat het scha delijk zou zijn, zouden wij er ogenblikkelijk mee stoppen." De Stichting Kritisch Fauna beheer valt de Friezen hard aan. De 8tichtlng vindt het een kwalijke zaak dat er eieren ge zocht worden van een vogel soort die geleidelijk achteruit gaat. Uit didactisch, pedago gisch, ethisch en politiek oog punt is het eierrapen verwerpe lijk, vindt Harm Niessen. „De Friezen zeggen dat zij vogelbe- schermers zijn en eierzoekers, maar het omgekeerde ls het geval. ZIJ beschermen de kievi ten, omdat ze de eieren lekker vinden. Ze doen het uit eigen belang, niet uit belang van de kievit. En waarom de kievit? Omdat het de meest algemene vogel in ons land is, met veel eieren die ook nog eetbaar zijn. En wellicht ook omdat een kie vitsnest gemakkelijk te vinden is." Het rapen van kievitseieren heeft volgens de Friese vogelwachters geen nadelige gevolgen voor de stand van deze weidevogel. Andere natuurbeschermers pleiten juist voor afschaffing van deze traditie. (Foto uit „De Lepelaar", uitgave van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels). „Zoeken" bperking 1914 pas werd zij het nog r bescheiden een beper- g aan het rapen ingevoerd: en met 28 april mochten de en van de kievit en andere els weggehaald worden. In verloop van deze eeuw d de raapperiode steeds der ingekrompen. Tot enke aren geleden sloot de raap- ln Nederland op 13 april en Friese vogelwachters vervaar digden ijzeren ramen om de kievitsnesten te beschermen. Boven een model, dat door de vogelwacht in Stiens gebruikt wordt, onder het model uit Grouw. Bangma verfoeit het woord „eierrapen": „Dat ls wanneer Je mét een emmer naar een broed- kolonie kokmeeuwen gaat en om de twee stappen een nest leeg haalt. Wij spreken over kievitseieren zoeken." Harm Niessen reageert: „Laten ze de eieren dan ook laten liggen, als je ze alleen zoekt. Het is een sport om het nest van een vogel te pakken te krijgen, maar dat betekent nog niet dat je de eieren mee moet nemen. En de verdediging dat de eierzoekers na de raaptijd de nesten be schermen, gaat ook maar ten dele op. In de eerste plaats wordt een nest dan ook beter herkenbaar voor kraaien en kleine roofdiertjes. En in de tweede plaats zijn er enorm veel elerrapers, die geen enkele belangstelling voor de nazorg hebben. Tijdens de raaptijd komt er vanuit Friesland naar Holland een invasie van rapers. Met bussen vol, om de landerij en af te stropen. Met honderd duizenden worden de eieren op de markt verhandeld. De laat ste jaren is het nogal verer gerd." Slechte naam Een belangrijk strijdpunt voor Kritische Faunabeheer is het feit dat het eierzoeken Neder land internationaal een slechte naam bezorgt. Harm Niessen: „Nederland kankert op Zuid- Europa, waar op vogels ge jaagd wordt. Maar bij ons ge beurt precies hetzelfde. Er is geen enkele reden te bedenken waarom ze in Frankrijk of Ita lië niet op vogels mogen schie ten, als wij al de eieren rapen. In EG-verband willen wij tot een harmonisatie van de wet geving komen. Maar zolang er in Friesland eieren geraapt worden, wordt er in Europa op de kievit gejaagd. Als er ge stopt wordt met rapen, stop pen ze in België met jagen. Bovendien: hoe kun je kinde ren opvoeden van vogelnesten af te blijven, als ze wel aan kievitseieren mogen komen?" Ook prof. Klomp noemt het internationale effect van het eierzoeken. In het laatste num mer van De Lepelaar, het blad van de vogelbescherming, schrijft hij hoe moeilijk het is om binnen de EG tot overeen stemming te komen. „Duide lijk is evenwel dat men hierbij sterker staat naarmate men zelf minder boter op het hoofd heeft. Wij staan uiterst zwak wanneer wij vermelden dat wij het eierrapen om folkloristi sche redenen of iets wat daar dichtbij komt. willen hand haven." 'Handel verbieden' Voor Kritisch Faunabeheer komt het er op aan de publieke opinie te wekken voor de gevol gen van het eierrapen. De mi lieubeschermers hebben ge daan gekregen dat koningin Juliana al sinds ruim tien jaar niet meer het eerst gevonden ei aanneemt en dat de meeste commissarissen van de konin gin deze plechtigheid ook afge schaft hebben. Ook de burge meester van de Friese gemeen te Tietjerksteradeel heeft er van afgezien. Op het ministerie van CRM wordt een wetswijzi ging voorbereid om de handel in kievitseieren te verbieden. Harm Niessen rekent erop dat het eierrapen z'n langste tijd gehad heeft. „Ik denk dat er bij het publiek op een gegeven mo ment zo'n afkeer komt van het rapen dat het verboden wordt. Dat is een mentaliteitskwestie. Alleen de echte fanatiekelin gen krijg je niet gemakkelijk tot andere gedachten." Vogelwachter Bangma. die al van kindsbeen af eieren zoekt, denkt daar heel anders over. „Kritisch Faunabeheer bekijkt het van de ethische kant, zij kent echter de werkelijkheid niet. Zij weet niets van de pro blemen waarmee de boer te maken heeft, als hij moet maai en. De Friese bond van vogel- wachters heeft 20.000 leden. Dat geeft aan dat er een ver bondenheid bestaat tussen het Friese volk en de natuur. Daar om ook worden er buiten de raaptijd geen overtredingen gepleegd. Als het eierzoeken in derdaad verboden zal worden, zal de belangstelling voor de vogelbescherming met hele grote sprongen achteruitgaan. De stand van de kievit trou wens ook. Ik ken de Friezen trouwens goed genoeg. Hun re actie zal zijn: als ze het in Den Haag zo goed weten, dan knap pen ze het maar op ook." Nazorg Bangma wordt gesteund door natuurvriend en kievitkenner Rinke Tolman, die blijkens het boek „De Kievit" (Bosch Keunlng '77) bang is dat de nazorg voor de kievitsnesten door gebrek aan motivatie, er varing en Idealisme gaat ver slappen of verdwijnen en dat het contact tussen vogelbe schermer en boer verloren gaat, als er een zoekverbod komt. Er zijn volgens Tolman redenen te over om emotionele en impulsieve kritiek te laten vallen en over te schakelen op een meer objectieve, meer afge wogen beoordeling van het eierzoeken en de daarmee ver bonden nazorg in Friesland, „opdat tenminste recht gedaan wordt aan dertig Jaar weidevo gelbescherming" van de Friese bond van vogelwachters. De discussie over het eierzoe ken zou volgens Tolman best eens een controverse Fries land-Holland kunnen zijn. Door de Jaren heen is er in Friese reacties wrevel, veront waardiging en teleurstelling merkbaar over het „Hollandse onbegrip". „Hollandse betwe terigheid" en de betutteling uit Den Haag. „Hier is meer sprake van oud zeer tussen Leeuwar den en Den Haag, Fries tegen Hollander, boer tegen stedeling en wantrouwen van regionale veldmensen tegen wetenschap pelijke analyses". Dat zou wel eens het hele eier- eten kunnen zijn. J. G. A. Thijs n we een prijs voor de aardigste verspre- van de week zouden mogen toekennen, it wat mij betreft ditmaal naar professor - Runia mogen gaan. In een terecht in krant al geroemde uitzending van de V-televisie over Kampen zei deze gerefor- de hoogleraar, wiens stem ter synode nog- is gehoord wordt, dat Kampen niet meer Isoleerd en zo in zichzelf besloten ligt, als maar dat de stad nu deel uitmaakt en „mondiale wereld". Wat de professor deze voornaam klinkende woorden be- e zal veel luisteraars wel ongeveer duide- ijn geweest, maar wellicht hebben toch ^aar mensen even verwonderd opgekeken. dlaal" betekent Immers zo ongeveer „ver- 1 over de hele wereld, de hele wereld 3alttend" („wereldwijd" wordt ons door de nge heer Van Dale verboden omdat het i te keuren anglicisme, een uit het Engels tttig insluipsel dus. zou zijn). Ging het in i s opmerking dus over een wereld die zo I als .de wereld? die wereld zou nog heel wat meer te n zijn ook als we even bulten beschou- nv.laten de onthullende mededeling van secretaris Smit-Kroes (deze week bij de rdebatten over mogelijke misstanden bij -M) dat „de wereld niet overal zo functio- als in Den Haag of Enschede". Een blik heen of op het televisiescherm ls al ïnde om vast te stellen dat de wereld de t tientallen jaren fiks veranderd is en >m het te ontkennen? niet steeds in ge zin. Deze week werd voor de radio :eschertst dat de bijbel uit het leven van ensen verdrongen is doorde encyclo- Ook al worden de glanzende encyclope- len zelden of misschien zelfs nimmer Ipleegd. het feit dat ze daar op de boe- ink staan, met al die kennis en al die schap binnen hun banden gebruiksklaar opgeslagen, geeft de mensen een gevoel van zekerheid. Hoe groter de ónzekerheid, hoe dik ker de encyclopedie, riep media-socioloog dr. Peter Hofstede ons via de ether toe. Het klonk allemaal niet erg moedgevend, maar wie zo juist zijn gedachten weer eens had laten gaan over de manier waarop wij ons van onze moe dertaal blijven bedienen, was in de juiste stem ming om die sombere scherts aan te horen. Was er onlangs niet een politicus die ongestraft tot ons kon zeggen dat naar zijn mening de nucleaire bewapening in het CDA een „clash- punt" zou zijn? Die politicus was ex-KVP- voorzitter De Zeeuw zou het woord „breek punt" hem te min geweest zijn? En dan minis ter Van Aardenne, die in een gesprekje over moeilijkheden bij de scheepsbouw publieke lijk weer eens een „plaatje" ten tonele voerde! Zou het nu werkelijk onmogelijk zijn dit af schuwelijke en van een verschrikkelijke ar moede getuigend Jargon voorgoed uit te bannen? Wentelwiek Wie vaststelt hoeveel het gebruik van dergelij ke woorden van een besmettelijke ziekte weg heeft, kan zich erover verbazen hoe moeilijk het is in onze taal iets verbéterd te krijgen. Jaren geleden werd onze toenmalige hoofdre dacteur. dr. Bruins Slot, gegrepen door de gedachte dat „helikopter" een vreemd woord was voor iets waarvoor toch zo'n goed Neder lands woord te bedenken viel. wentelwiek! Dus ging er van hem een gebod uit dat leder voort aan „wentelwiek" zou schrijven. Zulks ge schiedde, we waren in onze kolommen druk met wentelwieken in de weer, maar het duurde niet lang: het met zoveel vuur verdedigde woord kreeg geen kans te wortelen, het stierf langzaam uit, de helikopter won de slag zonder veel moeite. Over een soortgelijk geval las ik juist dezer dagen. Iemand die de Nederlandse taal bestu deerd heeft noemen we een „neerlandicus", maar dat was niet naar de zin van dr K. Heeroma, de in 1972 overleden Groningse hoogleraar (ook, of misschien beter, bekend als de dichter Muus Jacobse). „Neerlandicus" was volgens Heeroma niet meer dan potjeslatijn, waarschijnlijk door studenten schertsend ge vormd naar het model van „classicus" toen in het laatste deel van de vorige eeuw de studie in de Nederlandse taal en letterkunde losge maakt werd uit die van de (klassieke) letteren in het algemeen. Heeroma had vooral kritiek op de eerste lettergreep van „neerlandicus": we hebben het toch ook niet over „Neerland". Hij bedacht („smeedde", zegt hij zelf) daarom het nieuwe woord „nederlandist". dat volgens hem internationaal veel beter herkenbaar is. Een aardig gevonden woord, misschien heeft de vondst ook wel een rol gespeeld in discus sies tussen „nederlandisten" onderling, maar ik kan me niet herinneren het ooit ergens gelezen te hebben. Ook dat woord sloeg niet aan, buiten de archieven vind Je het, geloof ik, nergens meer. Zo gemakkelijk de kritiek is, zo moeilijk is kennelijk het verbeteren. Mijn stukje van vorige week leverde een reac tie op van oud-kantonrechter mr. A. C. van den Brand te Wagenlngen, die na een vriendelijk begin schrijft: „Helaas moet lk bij het lezen van voormeld artikel in gedachten u het alou de verwijt „Ook gij, Brutus?" maken. In de derde kolom vond ik nl. vermeld dat Vondels sterk klassiek gerichte instelling zorgt voor problemen. Een van de vele blijken van het tegenwoordige taalbederf is m.i. onze z.g. nieuwsmedia het goede woord „veroorzaken" door Rob Foppema Een computer die fatsoenlijk Engels begrijpt. Neder lands was natuurlijk nog mooier geweest, maar toch. Het is een op het eerste gezicht misschien haast vertederende ontwikkeling. De elektronische machi nes die vanaf hun eerste ontwikkeling alleen wiskun dig-abstracte opdrachten konden verwerken, is einde lijk geleerd om gewoon te begrijpen wat we bedoelen. Prof. dr. K. Heeroma: „Nederlandist". niet meer schijnen te kennen en dit strijk en zet vervangen door .zorgen voor", ook als het gaat om zeer ongewenste gevolgen, die door dit of dat veroorzaakt worden. Bijvoorbeeld iets als: De mist zorgde voor verkeersongevallen. Maar die vertedering moeten we even uitschakelen om enig zicht te krijgen op de betekenis van wat hier aan de hand is. Het aanspreekbaar worden van de computer zou gemakkelijk mee genomen kunnen worden in het heersende gevoel dat binnen kort zowat alles kan met com puters. (Door de snelle ontwik keling van de mlcro-elektronlca chips, inderdaad worden ze Immers per jaar drastisch goed koper, en wat nu nog niet zou kunnen, kan straks dus wel.) Maar er is iets anders aan de hand, denk ik. Die hele rappe technische ontwikkeling is, niet voor het eerst in deze branche, louter technisch. En mede daar door is de verhouding tussen techniek en denkwerk in de branche dramatisch aan het verschuiven. De prijs van de in matte pasteltinten gemoffelde apparatuur wordt relatief min der belangrijk. Het zijn niet meer de ijzerwaren, de „hardwa re" die het beeld bepalen. De instructies om die apparatuur zinnige dingen te laten doen, de „software", de door mensen hoofden bedachte programma's worden het knelpunt. Want mensen zijn best slim. maar niet zo goed uitgerust voor het overzien van ontzettend In gewikkelde toestanden waarin met erg veel gegevens gescho ven moet worden De kwalitei ten van een computer liggen net ongeveer andersom. Daarvoor waren ze ook gemaakt, maar het mag ons dus niet verbazen dat de relatie tussen mens en ma chine moeilijkheden oplevert. Talen De mens die de mogelijkheden van zo'n machine wil realiseren, hoeft weliswaar niet meer de onhanteerbaar langdradige taal te gebruiken waarin de machine zelf rekent en sorteert. Er zijn „hogere programmeertalen" ontwikkeld die de machine voor terzake geschoolden redelijk aanspreekbaar maakten. Maar wat bleef, was de voorwaarde van ijzeren logica en wiskundige exactheid, de onnauwkeurig of onvolledig geïnstrueerde com puter produceert onzin of hele maal niets. De machine is een slechte verstaander, die aan een half woord nadrukkelijk niet ge noeg heeft en van een ontbre kend leesteken geheel van slag kan raken. Dat hier tussen mens en machi ne een knelpunt zit, blijkt alleen al uit de arbeidsmarkt. Aan ter zake geschoolden is een groei end gebrek, en wie op dit terrein echt talent heeft, kan het vrij snel zeer ver brengen. Tegen die achtergrond bezien is het meer dan zomaar-een-ont- wikkeling wanneer wordt aan gekondigd dat je een computer zomaar in gewone mensentaal een vraag kunt stellen en dat je dan een zinnig antwoord kunt krijgen. Dat heeft natuurlijk zijn beperkingen en voordat de fantasie geheel op hol slaat, kunnen we die beter eerst even op een rijtje zetten. Een computer kón alleen ant- woorden geven op basis van ge gevens die hem eerst in zijn ge heugen zijn gestopt. Waar we het hier over hebben is het op zoeken in een groot bestand van gegevens („data base") van de informatie die de gebruiker op dat moment nodig heeft. Het gaat dus niet over de technische en wetenschappelijke rekenarij waar een computer ook erg goed in is. Daar zijn nog steeds stren ge en vakbekwame instructies in een formele programmeertaal voor nodig. Aanspreekbaar Maar voor het „eenvoudig" ver schaffen van inlichtingen begint de computer aanspreekbaar te worden. Ook dat is weer niet letterlijk op te vatten. Er zijn en worden wel systemen ontwik keld om een computer gespro ken woorden te laten herken nen. Maar veel verder dan „aan- snauwbaarheid" zal de machine het voorlopig niet brengen: een beperkt aantal losse woorden kan hij verwerken, maar in een lopende zin raakt hij de kluts kwijt. De machine komt er namelijk niet achter waar het ene woord ophoudt en het volgende begint. Wie deze zin hardop leest en naar zichzelf luistert, zal moeten toegeven dat we het de machine ook niet gemakkelijk maken. Bij die komma zat inderdaad de enige pauze. Hoe u en ik zulke gesproken woorden wèl onder scheiden, blijkt ineens een klein wonder van toegepaste psycho logie te zijn. We zien dat iemand voorlopig nog niet in een com puterprogramma ontrafelen: Vragen dienen dus schriftelijk te worden ingediend, via een toetsenbord, ordelijk met tus senruimten tussen de woorden. Dan komt de computer voor het volgende probleem: begrijpen wat daar staat. Dit is het pro bleem waarvoor men op het Na tuurkundig laboratorium van Philips de afgelopen Jaren iets ontwikkeld heeft dat men nu als „voorlopig resultaat" durft aan te kondigen. Het systeem heet PHLIQA, wat in alle beschei denheid de afkorting ls van „Philips Question Answering". Vragenbeantwoordlng dus. maar in deze bedrijfstak spreekt nu eenmaal iedereen Engels; dan begrijp Je elkaar tenminste en bovendien is de markt wat groter. Met een vraag in een „natuurlij ke" taal zoals Engels of Neder lands. heeft een computer het buitengemeen moeilijk. Zo'n taal zit namelijk niet strikt lo gisch in elkaar anders hadden we computers wel meteen En gels geleerd. Er zit wel een vrij strak systeem in zo'n taal, een grammatica (mét uitzonderin gen), anders zouden mensen el kaar niet kunnen begrijpen. PHLIQA zet nu, met behulp van grammatica en woordenboek, zo'n voor de machine slordige vraag om in precieze zoekin structies. Structuur Om een passend voorbeeld te nemen, de vraag „Welke compu ters in Eindhoven werden geïn stalleerd voor 1970?" PHLIQA gaat nu eerst op zoek naar de logische structuur van dit pro bleem. Er wordt alleen gelet op de sleutelwoorden die deze structuur bepalen: „welke X in X werden X voor X?". De gram matica zal, om de gedachten te bepalen, hier moeten aangeven dat we met „werden" hetzelfde bedoelen als met „zijn". Dat ls typisch zo'n kleinigheid waar een ongrammaticale computer zich in zal verslikken. In een tweede fase van de ver werking, wordt de inhoud van de X'en bekeken. Met behulp van een woordenboek worden de betekenissen herleid tot ter men die de computer kent (in het gegevensbestand kan terug vinden). Ook daar komen weer heel wat vertaalproblemen bo ven. Het systeem moet weten dat „geïnstalleerd" alles te ma ken heeft met „installatie", hoe wel het niet eens met dezelfde letter begint. En soms zijn mensen helemaal dubbelzinnig. Daarom moet je PHLIQA van te voren wel onge- véér vertellen waar het over gaat. Dat stelt het systeem bij voorbeeld in staat om bij het woord „machine", zich te beper ken tot de betekenissen „reken machine" en „schrijfmachine". Het hoeft er dan geen rekening mee te houden dat wij met „ma chine" misschien een wasmachi ne of een boormachine hadden bedoeld. Na deze tweede fase kan de vraag eindelijk vertaald worden in de voor de computer ver trouwde machinetaal: een con crete zoek-lnstructle waarmee razendsnel het geheugen wordt doorgekamd. Dat levert het ant woord op, in ons geval een lijst van computers met hun adres sen. die netjes op een beeld scherm verschijnt. Waama PHLIQA zorgzaam informeert of de vraag correct begrepen was, want Je weet het maar nooit met die mensen. Beperkt Er moet nog van alles verbeterd worden aan het systeem. De mensen van Philips zijn nog niet tevreden over de grammaticale inzichten die ze hun computer hebben kunnen bijbrengen. Maar het lijkt ze wel mogelijk om die in voldoende mate uit te breiden. Daarbij gaat het alleen nog maar om het begrijpen van natuurlijke taal. De computer die ook iets zinnigs terug schrijft, ligt nog iets verder weg. De antwoorden van PHLIQA beperken zich nog tot „Ja", „nee", getallen of lijsten Maar een voor leken aanspreekbare computer is al een hele stap.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 23