ierenzoeken
n opspraak
en wereld die zo wijd is als .de wereld
A
1
II
[H
:i
flHHI
Eindelijk begrip
bij de computer
ieviten door 'sport'
leschermd of bedreigd?
Wetenschap en techniek
RDAG 24 MAART 1979
TROUW/KWARTET
23
oor Haro Hielkema
De eerste kievitseieren zijn
al weer gevonden én geraapt.
Sinds de Friese sport „aei-
sykje" in de rest van Neder
land navolging kreeg, wordt
het eerste ei steeds vaker bui
ten Friesland gevonden.
Vorige week bijvoorbeeld
werd in Twente het eerste ei
van de „stuntvogel" geraapt
en vorig weekeinde klonk het
ook in andere landstreken
„Ei! Ei! Een ei". (Warmond,
Wateringen).
De eerste Fries, die een
vondst meldde, was een tien
jarige jongen uit Witmarsum.
Zondag 18 maart ontdekte hij
om negen uur het eerste ei.
Vorig jaar werd het eerste ei
op 14 maart gevonden.
Alleen in Friesland wordt
nog het eerste ei door de com
missaris van de koningin in
ontvangst genomen. Mr Rijp-
stra wil de traditie „in hoge
ere" houden: „De schade aan
de vogelstand is minimaal,
terwijl de educatieve waarde
van de traditie groot is", al
dus Rijpstra.
rROUW/AMSTERDAM
Onze nationale vogel,
e kievit, vormt weer het
liddelpunt van menige
Iscussie. Scherp botsen
e meningen over de
raag of het zoeken en
ipen van kievitseieren
iet eens aan banden
loet worden gelegd. De
jort van het zoeken
ordt door de één hart-
•ondig verfoeid en door
ander omschreven als
en „ziekte" waarvan je
iet geneest.
e strijd wordt extra ingewik-
Id, doordat ook de natuurbe-
hermers sterk zijn verdeeld
rer het eierzoeken. Vooral
iezen geven zich elk jaar
eer hartstochtelijk over aan
at zij een nationale sport noe-
en. een traditie die met hand
tand wordt verdedigd tegen
toenemende kritiek vanuit
et westen Zo bijt de Bond
n Friese Vogelbeschermings
achten fel van zich af, als er
irdt geroepen om een alge-
el verbod op het „aeisykje".
ze vogelwachters beroepen
h erop met het zoeken van
ritseieren deze weidevogels
beschermen.
11e voorstander van het af-
ïaffen van het „folkloristisch
bruik" is de Stichting Kri-
ch Faunabeheer, die zich,
oral nu de eierzoekers de
llanden weer intrekken, met
van acties roert. De Stich-
ig wil de publieke opinie over
t eierrapen wakker schud-
n: ze heeft haar donateurs
geroepen met ingezonden
even in kranten en tijd-
iriften te protesteren. Met
itisch Faunabeheer heeft de
derlandse Vereniging tot Be-
ïermlng van Vogels een be-
p op burgemeesters en com-
ssarissen van de koningin
laan niet het eerst gevonden
in ontvangst te nemen.
!t eierzoeken was overigens
1524 al in opspraak, toen
zer Karei de Vijfde in Leeu-
rden een plakkaat liet op-
ïgen met het verbod aan
ezen om eieren te rapen en
verhandelen. Een boete van
ie gulden of geseling was de
af voor overtreders. In 1902
rd voor de eerste keer het
st gevonden ei aan het ko
klij k huis aangeboden,
ids 1897 is een lijst met vind-
a bijgehouden.
mocht er in Friesland nog een
weekje langer gezocht worden.
Toen het ministerie van CRM
in 1975 vaststelde dat de raap-
tijd in het hele land op 6 april
gesloten moest zijn, leek in
Friesland een ware volksop
stand te beginnen. In het ijs
stadion in Heerenveen verza
melden zich duizenden woe
dende noordelingen, die aan
kondigden het raapverbod te
zullen negeren. Na een bezoek
van staatssecretaris W. Meijer
(CRM) aan de Friese vogel
wachters kreeg Friesland zijn
extra-weekje raaptijd terug:
tot en met 12 april zijn de wei
landen voor eierzoekers toe
gankelijk mits zij in het bezit
zijn van een vergunning van
landeigenaren of gebruikers
om het land te mogen betre
den. In Friesland wordt met
deze regel in de Vogelwet mees
tal de hand gelicht.
'Beschermers'
De Friese vogelwachters verde
digen hun privilege onder ver
wijzing naar hun activiteiten
als beschermers van de weide
vogels. De penningmeester van
de Bond, S. Bangma uit
Grouw, bij voorbeeld zegt dat
degenen die tot de fervente
eierzoekers behoren, dezelfde
mensen zijn als de vogelwach
ters. „Als de raaptijd gesloten
is, gaan zij de weilanden in om
de legsels van de kievit zoveel
mogelijk te sparen voor de
maaimachines van de boeren.
Zij plaatsen nestbeschermers
over de broedsels heen of zet
ten er stokken bij, zodat de
boer er bij het maaien rekening
mee kan houden."
Het weghalen van een nest kie
vitseieren binnen de vastge
stelde raaptijd heeft volgens
Bangma ook het voordeel dat
de kievit na één tot twee weken
opnieuw aan een legsel begint.
„Een legsel wordt gevormd
door vier eieren; als de kievit
haar eerste ei kwijt raakt, zal ze
doorgaan tot het broedsel weer
vol is", legt Bangma uit. „De
kievit zal altijd een viertal eie
ren leggen. Ze kan dat doen tot
over het algemeen vier
keer toe. Volgens prof. dr. H.
Klomp, de voorzitter van de
vogelbescherming, heeft een
kievit zelfs eens zeven keer een
legsel geproduceerd."
Gevaren
In de raaptijd wordt volgens
Bangma het eerste legsel van
de kievit weggehaald, een nest
dat bloot staat aan gevaren.
„Op het kale land zijn de eieren
kwetsbaar voor kraaien en an
dere roofvogels." Risico's voor
de kievitenstand levert het eie-
renzoeken niet op, meent
Bangma. „Dan zou de natuur
zich vergissen; de natuur houdt
er Juist rekening mee dat er
legsels verloren gaan. In Fries
land is de kievit het talrijkst.
Vogels waarvan geen eieren ge
raapt worden, gaan het snelst
in aantal achteruit. Als het zoe
ken van eieren Inderdaad nade
lig zou zijn, zou er toch geen
vogel meer zijn. Bovendien, als
wij als vogelbeschermers ervan
overtuigd waren dat het scha
delijk zou zijn, zouden wij er
ogenblikkelijk mee stoppen."
De Stichting Kritisch Fauna
beheer valt de Friezen hard
aan. De 8tichtlng vindt het een
kwalijke zaak dat er eieren ge
zocht worden van een vogel
soort die geleidelijk achteruit
gaat. Uit didactisch, pedago
gisch, ethisch en politiek oog
punt is het eierrapen verwerpe
lijk, vindt Harm Niessen. „De
Friezen zeggen dat zij vogelbe-
schermers zijn en eierzoekers,
maar het omgekeerde ls het
geval. ZIJ beschermen de kievi
ten, omdat ze de eieren lekker
vinden. Ze doen het uit eigen
belang, niet uit belang van de
kievit. En waarom de kievit?
Omdat het de meest algemene
vogel in ons land is, met veel
eieren die ook nog eetbaar zijn.
En wellicht ook omdat een kie
vitsnest gemakkelijk te vinden
is."
Het rapen van kievitseieren heeft volgens de Friese vogelwachters geen nadelige gevolgen voor
de stand van deze weidevogel. Andere natuurbeschermers pleiten juist voor afschaffing van deze
traditie. (Foto uit „De Lepelaar", uitgave van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van
Vogels).
„Zoeken"
bperking
1914 pas werd zij het nog
r bescheiden een beper-
g aan het rapen ingevoerd:
en met 28 april mochten de
en van de kievit en andere
els weggehaald worden. In
verloop van deze eeuw
d de raapperiode steeds
der ingekrompen. Tot enke
aren geleden sloot de raap-
ln Nederland op 13 april en
Friese vogelwachters vervaar
digden ijzeren ramen om de
kievitsnesten te beschermen.
Boven een model, dat door de
vogelwacht in Stiens gebruikt
wordt, onder het model uit
Grouw.
Bangma verfoeit het woord
„eierrapen": „Dat ls wanneer Je
mét een emmer naar een broed-
kolonie kokmeeuwen gaat en
om de twee stappen een nest
leeg haalt. Wij spreken over
kievitseieren zoeken." Harm
Niessen reageert: „Laten ze de
eieren dan ook laten liggen, als
je ze alleen zoekt. Het is een
sport om het nest van een vogel
te pakken te krijgen, maar dat
betekent nog niet dat je de
eieren mee moet nemen. En de
verdediging dat de eierzoekers
na de raaptijd de nesten be
schermen, gaat ook maar ten
dele op. In de eerste plaats
wordt een nest dan ook beter
herkenbaar voor kraaien en
kleine roofdiertjes. En in de
tweede plaats zijn er enorm
veel elerrapers, die geen enkele
belangstelling voor de nazorg
hebben. Tijdens de raaptijd
komt er vanuit Friesland naar
Holland een invasie van rapers.
Met bussen vol, om de landerij
en af te stropen. Met honderd
duizenden worden de eieren op
de markt verhandeld. De laat
ste jaren is het nogal verer
gerd."
Slechte naam
Een belangrijk strijdpunt voor
Kritische Faunabeheer is het
feit dat het eierzoeken Neder
land internationaal een slechte
naam bezorgt. Harm Niessen:
„Nederland kankert op Zuid-
Europa, waar op vogels ge
jaagd wordt. Maar bij ons ge
beurt precies hetzelfde. Er is
geen enkele reden te bedenken
waarom ze in Frankrijk of Ita
lië niet op vogels mogen schie
ten, als wij al de eieren rapen.
In EG-verband willen wij tot
een harmonisatie van de wet
geving komen. Maar zolang er
in Friesland eieren geraapt
worden, wordt er in Europa op
de kievit gejaagd. Als er ge
stopt wordt met rapen, stop
pen ze in België met jagen.
Bovendien: hoe kun je kinde
ren opvoeden van vogelnesten
af te blijven, als ze wel aan
kievitseieren mogen komen?"
Ook prof. Klomp noemt het
internationale effect van het
eierzoeken. In het laatste num
mer van De Lepelaar, het blad
van de vogelbescherming,
schrijft hij hoe moeilijk het is
om binnen de EG tot overeen
stemming te komen. „Duide
lijk is evenwel dat men hierbij
sterker staat naarmate men
zelf minder boter op het hoofd
heeft. Wij staan uiterst zwak
wanneer wij vermelden dat wij
het eierrapen om folkloristi
sche redenen of iets wat daar
dichtbij komt. willen hand
haven."
'Handel verbieden'
Voor Kritisch Faunabeheer
komt het er op aan de publieke
opinie te wekken voor de gevol
gen van het eierrapen. De mi
lieubeschermers hebben ge
daan gekregen dat koningin
Juliana al sinds ruim tien jaar
niet meer het eerst gevonden ei
aanneemt en dat de meeste
commissarissen van de konin
gin deze plechtigheid ook afge
schaft hebben. Ook de burge
meester van de Friese gemeen
te Tietjerksteradeel heeft er
van afgezien. Op het ministerie
van CRM wordt een wetswijzi
ging voorbereid om de handel
in kievitseieren te verbieden.
Harm Niessen rekent erop dat
het eierrapen z'n langste tijd
gehad heeft. „Ik denk dat er bij
het publiek op een gegeven mo
ment zo'n afkeer komt van het
rapen dat het verboden wordt.
Dat is een mentaliteitskwestie.
Alleen de echte fanatiekelin
gen krijg je niet gemakkelijk
tot andere gedachten."
Vogelwachter Bangma. die al
van kindsbeen af eieren zoekt,
denkt daar heel anders over.
„Kritisch Faunabeheer bekijkt
het van de ethische kant, zij
kent echter de werkelijkheid
niet. Zij weet niets van de pro
blemen waarmee de boer te
maken heeft, als hij moet maai
en. De Friese bond van vogel-
wachters heeft 20.000 leden.
Dat geeft aan dat er een ver
bondenheid bestaat tussen het
Friese volk en de natuur. Daar
om ook worden er buiten de
raaptijd geen overtredingen
gepleegd. Als het eierzoeken in
derdaad verboden zal worden,
zal de belangstelling voor de
vogelbescherming met hele
grote sprongen achteruitgaan.
De stand van de kievit trou
wens ook. Ik ken de Friezen
trouwens goed genoeg. Hun re
actie zal zijn: als ze het in Den
Haag zo goed weten, dan knap
pen ze het maar op ook."
Nazorg
Bangma wordt gesteund door
natuurvriend en kievitkenner
Rinke Tolman, die blijkens het
boek „De Kievit" (Bosch
Keunlng '77) bang is dat de
nazorg voor de kievitsnesten
door gebrek aan motivatie, er
varing en Idealisme gaat ver
slappen of verdwijnen en dat
het contact tussen vogelbe
schermer en boer verloren
gaat, als er een zoekverbod
komt. Er zijn volgens Tolman
redenen te over om emotionele
en impulsieve kritiek te laten
vallen en over te schakelen op
een meer objectieve, meer afge
wogen beoordeling van het
eierzoeken en de daarmee ver
bonden nazorg in Friesland,
„opdat tenminste recht gedaan
wordt aan dertig Jaar weidevo
gelbescherming" van de Friese
bond van vogelwachters.
De discussie over het eierzoe
ken zou volgens Tolman best
eens een controverse Fries
land-Holland kunnen zijn.
Door de Jaren heen is er in
Friese reacties wrevel, veront
waardiging en teleurstelling
merkbaar over het „Hollandse
onbegrip". „Hollandse betwe
terigheid" en de betutteling uit
Den Haag. „Hier is meer sprake
van oud zeer tussen Leeuwar
den en Den Haag, Fries tegen
Hollander, boer tegen stedeling
en wantrouwen van regionale
veldmensen tegen wetenschap
pelijke analyses".
Dat zou wel eens het hele eier-
eten kunnen zijn.
J. G. A. Thijs
n we een prijs voor de aardigste verspre-
van de week zouden mogen toekennen,
it wat mij betreft ditmaal naar professor
- Runia mogen gaan. In een terecht in
krant al geroemde uitzending van de
V-televisie over Kampen zei deze gerefor-
de hoogleraar, wiens stem ter synode nog-
is gehoord wordt, dat Kampen niet meer
Isoleerd en zo in zichzelf besloten ligt, als
maar dat de stad nu deel uitmaakt
en „mondiale wereld". Wat de professor
deze voornaam klinkende woorden be-
e zal veel luisteraars wel ongeveer duide-
ijn geweest, maar wellicht hebben toch
^aar mensen even verwonderd opgekeken.
dlaal" betekent Immers zo ongeveer „ver-
1 over de hele wereld, de hele wereld
3alttend" („wereldwijd" wordt ons door de
nge heer Van Dale verboden omdat het
i te keuren anglicisme, een uit het Engels
tttig insluipsel dus. zou zijn). Ging het in
i s opmerking dus over een wereld die zo
I als .de wereld?
die wereld zou nog heel wat meer te
n zijn ook als we even bulten beschou-
nv.laten de onthullende mededeling van
secretaris Smit-Kroes (deze week bij de
rdebatten over mogelijke misstanden bij
-M) dat „de wereld niet overal zo functio-
als in Den Haag of Enschede". Een blik
heen of op het televisiescherm ls al
ïnde om vast te stellen dat de wereld de
t tientallen jaren fiks veranderd is en
>m het te ontkennen? niet steeds in
ge zin. Deze week werd voor de radio
:eschertst dat de bijbel uit het leven van
ensen verdrongen is doorde encyclo-
Ook al worden de glanzende encyclope-
len zelden of misschien zelfs nimmer
Ipleegd. het feit dat ze daar op de boe-
ink staan, met al die kennis en al die
schap binnen hun banden gebruiksklaar
opgeslagen, geeft de mensen een gevoel van
zekerheid. Hoe groter de ónzekerheid, hoe dik
ker de encyclopedie, riep media-socioloog dr.
Peter Hofstede ons via de ether toe. Het klonk
allemaal niet erg moedgevend, maar wie zo
juist zijn gedachten weer eens had laten gaan
over de manier waarop wij ons van onze moe
dertaal blijven bedienen, was in de juiste stem
ming om die sombere scherts aan te horen.
Was er onlangs niet een politicus die ongestraft
tot ons kon zeggen dat naar zijn mening de
nucleaire bewapening in het CDA een „clash-
punt" zou zijn? Die politicus was ex-KVP-
voorzitter De Zeeuw zou het woord „breek
punt" hem te min geweest zijn? En dan minis
ter Van Aardenne, die in een gesprekje over
moeilijkheden bij de scheepsbouw publieke
lijk weer eens een „plaatje" ten tonele voerde!
Zou het nu werkelijk onmogelijk zijn dit af
schuwelijke en van een verschrikkelijke ar
moede getuigend Jargon voorgoed uit te
bannen?
Wentelwiek
Wie vaststelt hoeveel het gebruik van dergelij
ke woorden van een besmettelijke ziekte weg
heeft, kan zich erover verbazen hoe moeilijk
het is in onze taal iets verbéterd te krijgen.
Jaren geleden werd onze toenmalige hoofdre
dacteur. dr. Bruins Slot, gegrepen door de
gedachte dat „helikopter" een vreemd woord
was voor iets waarvoor toch zo'n goed Neder
lands woord te bedenken viel. wentelwiek! Dus
ging er van hem een gebod uit dat leder voort
aan „wentelwiek" zou schrijven. Zulks ge
schiedde, we waren in onze kolommen druk
met wentelwieken in de weer, maar het duurde
niet lang: het met zoveel vuur verdedigde
woord kreeg geen kans te wortelen, het stierf
langzaam uit, de helikopter won de slag zonder
veel moeite.
Over een soortgelijk geval las ik juist dezer
dagen. Iemand die de Nederlandse taal bestu
deerd heeft noemen we een „neerlandicus",
maar dat was niet naar de zin van dr K.
Heeroma, de in 1972 overleden Groningse
hoogleraar (ook, of misschien beter, bekend als
de dichter Muus Jacobse). „Neerlandicus" was
volgens Heeroma niet meer dan potjeslatijn,
waarschijnlijk door studenten schertsend ge
vormd naar het model van „classicus" toen in
het laatste deel van de vorige eeuw de studie in
de Nederlandse taal en letterkunde losge
maakt werd uit die van de (klassieke) letteren
in het algemeen. Heeroma had vooral kritiek
op de eerste lettergreep van „neerlandicus":
we hebben het toch ook niet over „Neerland".
Hij bedacht („smeedde", zegt hij zelf) daarom
het nieuwe woord „nederlandist". dat volgens
hem internationaal veel beter herkenbaar is.
Een aardig gevonden woord, misschien heeft
de vondst ook wel een rol gespeeld in discus
sies tussen „nederlandisten" onderling, maar
ik kan me niet herinneren het ooit ergens
gelezen te hebben. Ook dat woord sloeg niet
aan, buiten de archieven vind Je het, geloof ik,
nergens meer. Zo gemakkelijk de kritiek is, zo
moeilijk is kennelijk het verbeteren.
Mijn stukje van vorige week leverde een reac
tie op van oud-kantonrechter mr. A. C. van den
Brand te Wagenlngen, die na een vriendelijk
begin schrijft: „Helaas moet lk bij het lezen
van voormeld artikel in gedachten u het alou
de verwijt „Ook gij, Brutus?" maken. In de
derde kolom vond ik nl. vermeld dat Vondels
sterk klassiek gerichte instelling zorgt voor
problemen. Een van de vele blijken van het
tegenwoordige taalbederf is m.i. onze z.g.
nieuwsmedia het goede woord „veroorzaken"
door Rob Foppema
Een computer die fatsoenlijk Engels begrijpt. Neder
lands was natuurlijk nog mooier geweest, maar toch.
Het is een op het eerste gezicht misschien haast
vertederende ontwikkeling. De elektronische machi
nes die vanaf hun eerste ontwikkeling alleen wiskun
dig-abstracte opdrachten konden verwerken, is einde
lijk geleerd om gewoon te begrijpen wat we bedoelen.
Prof. dr. K. Heeroma:
„Nederlandist".
niet meer schijnen te kennen en dit strijk en
zet vervangen door .zorgen voor", ook als het
gaat om zeer ongewenste gevolgen, die door dit
of dat veroorzaakt worden. Bijvoorbeeld iets
als: De mist zorgde voor verkeersongevallen.
Maar die vertedering moeten we
even uitschakelen om enig zicht
te krijgen op de betekenis van
wat hier aan de hand is. Het
aanspreekbaar worden van de
computer zou gemakkelijk mee
genomen kunnen worden in het
heersende gevoel dat binnen
kort zowat alles kan met com
puters. (Door de snelle ontwik
keling van de mlcro-elektronlca
chips, inderdaad worden ze
Immers per jaar drastisch goed
koper, en wat nu nog niet zou
kunnen, kan straks dus wel.)
Maar er is iets anders aan de
hand, denk ik. Die hele rappe
technische ontwikkeling is, niet
voor het eerst in deze branche,
louter technisch. En mede daar
door is de verhouding tussen
techniek en denkwerk in de
branche dramatisch aan het
verschuiven. De prijs van de in
matte pasteltinten gemoffelde
apparatuur wordt relatief min
der belangrijk. Het zijn niet
meer de ijzerwaren, de „hardwa
re" die het beeld bepalen. De
instructies om die apparatuur
zinnige dingen te laten doen, de
„software", de door mensen
hoofden bedachte programma's
worden het knelpunt.
Want mensen zijn best slim.
maar niet zo goed uitgerust voor
het overzien van ontzettend In
gewikkelde toestanden waarin
met erg veel gegevens gescho
ven moet worden De kwalitei
ten van een computer liggen net
ongeveer andersom. Daarvoor
waren ze ook gemaakt, maar het
mag ons dus niet verbazen dat
de relatie tussen mens en ma
chine moeilijkheden oplevert.
Talen
De mens die de mogelijkheden
van zo'n machine wil realiseren,
hoeft weliswaar niet meer de
onhanteerbaar langdradige taal
te gebruiken waarin de machine
zelf rekent en sorteert. Er zijn
„hogere programmeertalen"
ontwikkeld die de machine voor
terzake geschoolden redelijk
aanspreekbaar maakten. Maar
wat bleef, was de voorwaarde
van ijzeren logica en wiskundige
exactheid, de onnauwkeurig of
onvolledig geïnstrueerde com
puter produceert onzin of hele
maal niets. De machine is een
slechte verstaander, die aan een
half woord nadrukkelijk niet ge
noeg heeft en van een ontbre
kend leesteken geheel van slag
kan raken.
Dat hier tussen mens en machi
ne een knelpunt zit, blijkt alleen
al uit de arbeidsmarkt. Aan ter
zake geschoolden is een groei
end gebrek, en wie op dit terrein
echt talent heeft, kan het vrij
snel zeer ver brengen.
Tegen die achtergrond bezien is
het meer dan zomaar-een-ont-
wikkeling wanneer wordt aan
gekondigd dat je een computer
zomaar in gewone mensentaal
een vraag kunt stellen en dat je
dan een zinnig antwoord kunt
krijgen. Dat heeft natuurlijk
zijn beperkingen en voordat de
fantasie geheel op hol slaat,
kunnen we die beter eerst even
op een rijtje zetten.
Een computer kón alleen ant-
woorden geven op basis van ge
gevens die hem eerst in zijn ge
heugen zijn gestopt. Waar we
het hier over hebben is het op
zoeken in een groot bestand van
gegevens („data base") van de
informatie die de gebruiker op
dat moment nodig heeft. Het
gaat dus niet over de technische
en wetenschappelijke rekenarij
waar een computer ook erg goed
in is. Daar zijn nog steeds stren
ge en vakbekwame instructies
in een formele programmeertaal
voor nodig.
Aanspreekbaar
Maar voor het „eenvoudig" ver
schaffen van inlichtingen begint
de computer aanspreekbaar te
worden. Ook dat is weer niet
letterlijk op te vatten. Er zijn en
worden wel systemen ontwik
keld om een computer gespro
ken woorden te laten herken
nen. Maar veel verder dan „aan-
snauwbaarheid" zal de machine
het voorlopig niet brengen: een
beperkt aantal losse woorden
kan hij verwerken, maar in een
lopende zin raakt hij de kluts
kwijt.
De machine komt er namelijk
niet achter waar het ene woord
ophoudt en het volgende begint.
Wie deze zin hardop leest en
naar zichzelf luistert, zal moeten
toegeven dat we het de machine
ook niet gemakkelijk maken.
Bij die komma zat inderdaad de
enige pauze. Hoe u en ik zulke
gesproken woorden wèl onder
scheiden, blijkt ineens een klein
wonder van toegepaste psycho
logie te zijn. We zien dat iemand
voorlopig nog niet in een com
puterprogramma ontrafelen:
Vragen dienen dus schriftelijk
te worden ingediend, via een
toetsenbord, ordelijk met tus
senruimten tussen de woorden.
Dan komt de computer voor het
volgende probleem: begrijpen
wat daar staat. Dit is het pro
bleem waarvoor men op het Na
tuurkundig laboratorium van
Philips de afgelopen Jaren iets
ontwikkeld heeft dat men nu als
„voorlopig resultaat" durft aan
te kondigen. Het systeem heet
PHLIQA, wat in alle beschei
denheid de afkorting ls van
„Philips Question Answering".
Vragenbeantwoordlng dus.
maar in deze bedrijfstak spreekt
nu eenmaal iedereen Engels;
dan begrijp Je elkaar tenminste
en bovendien is de markt wat
groter.
Met een vraag in een „natuurlij
ke" taal zoals Engels of Neder
lands. heeft een computer het
buitengemeen moeilijk. Zo'n
taal zit namelijk niet strikt lo
gisch in elkaar anders hadden
we computers wel meteen En
gels geleerd. Er zit wel een vrij
strak systeem in zo'n taal, een
grammatica (mét uitzonderin
gen), anders zouden mensen el
kaar niet kunnen begrijpen.
PHLIQA zet nu, met behulp van
grammatica en woordenboek,
zo'n voor de machine slordige
vraag om in precieze zoekin
structies.
Structuur
Om een passend voorbeeld te
nemen, de vraag „Welke compu
ters in Eindhoven werden geïn
stalleerd voor 1970?" PHLIQA
gaat nu eerst op zoek naar de
logische structuur van dit pro
bleem. Er wordt alleen gelet op
de sleutelwoorden die deze
structuur bepalen: „welke X in
X werden X voor X?". De gram
matica zal, om de gedachten te
bepalen, hier moeten aangeven
dat we met „werden" hetzelfde
bedoelen als met „zijn". Dat ls
typisch zo'n kleinigheid waar
een ongrammaticale computer
zich in zal verslikken.
In een tweede fase van de ver
werking, wordt de inhoud van
de X'en bekeken. Met behulp
van een woordenboek worden
de betekenissen herleid tot ter
men die de computer kent (in
het gegevensbestand kan terug
vinden). Ook daar komen weer
heel wat vertaalproblemen bo
ven. Het systeem moet weten
dat „geïnstalleerd" alles te ma
ken heeft met „installatie", hoe
wel het niet eens met dezelfde
letter begint.
En soms zijn mensen helemaal
dubbelzinnig. Daarom moet je
PHLIQA van te voren wel onge-
véér vertellen waar het over
gaat. Dat stelt het systeem bij
voorbeeld in staat om bij het
woord „machine", zich te beper
ken tot de betekenissen „reken
machine" en „schrijfmachine".
Het hoeft er dan geen rekening
mee te houden dat wij met „ma
chine" misschien een wasmachi
ne of een boormachine hadden
bedoeld.
Na deze tweede fase kan de
vraag eindelijk vertaald worden
in de voor de computer ver
trouwde machinetaal: een con
crete zoek-lnstructle waarmee
razendsnel het geheugen wordt
doorgekamd. Dat levert het ant
woord op, in ons geval een lijst
van computers met hun adres
sen. die netjes op een beeld
scherm verschijnt. Waama
PHLIQA zorgzaam informeert
of de vraag correct begrepen
was, want Je weet het maar
nooit met die mensen.
Beperkt
Er moet nog van alles verbeterd
worden aan het systeem. De
mensen van Philips zijn nog niet
tevreden over de grammaticale
inzichten die ze hun computer
hebben kunnen bijbrengen.
Maar het lijkt ze wel mogelijk
om die in voldoende mate uit te
breiden. Daarbij gaat het alleen
nog maar om het begrijpen van
natuurlijke taal. De computer
die ook iets zinnigs terug
schrijft, ligt nog iets verder weg.
De antwoorden van PHLIQA
beperken zich nog tot „Ja",
„nee", getallen of lijsten Maar
een voor leken aanspreekbare
computer is al een hele stap.