LUrili Ambtenaar in de verdrukking Stress Ivind je overal Dossiers stapelen zich op 1 ZATERDAG 24 MAART 1979 BINNENLAND TROUW/KWARTET 13 Deze pagina is samengesteld door Huib Goudriaan en Haro Hielkema. Tekening: Tom Janssen. J(dgiiidiü Nog niet zolang geleden werden gniffelend grappen gemaakt over onvoorstelbaar luie ambtenaren. In de geest van: „Weet je hoe een ambtenaar knipoogt? Antwoord: Als hij één oog opendoet." Naar mate de rol van de overheid om vattender en gecompliceerder wordt, begint ook het beeld van de ambtenaar te veranderen. Hij is niet meer de slome bureaucraat, die vanachter zijn loket hooghartig de in alle staten rakende burger op zich laat wachten. De samenleving begint er langzaam maar zeker van doordrongen te raken, dat de ambtenarenstand een in tal van publieke functies opererende „vierde macht" is, die niet alleen over veel invloed beschikt, maar ook heel wat werk verzet. De laatste tijd zijn er zelfs berich ten dat door de ingewikkeldheid van de maatschappij geplaagde ambtenaren opvallend veel gaan lijden aan stress-verschijnselen, aan overspanning. De arts Chr. Wijnveldt, adjunct-directeur van de Rijksgeneeskundige Dienst, ves- nkl. Stress is geen ziekte die mensen in bepaalde beroe pen, bij voorbeeld ambte naren, in het bijzonder zou treffen. Drs. A. R. van Ruy- ven, sinds 1963 als psycho loog werkzaam bij de Rijks Psychologische Dienst in |Den Haag, zegt: „Je gaat de verkeerde kant op. als je slachtoffers van stress in bepaalde beroepsgroepen, rangen of standen, geslach ten of leeftijden gaat zoe ken. In militaire dienst wordt aan een rekruut wei eens gevraagd, waar hij op /een boobytrap kan lopen. Het goeie antwoord is dan: overal. Zo is het ook met stress. Er zijn wel bepaalde categorieën mensen denk baar die bijzonder gevoelig kunnen zijn voor stress, maar het antwoord op de q vraag waar je stress aan- treft, is: overal." Drs. Van Ruyven en zijn collega, de socioloog drs. J. T. J. Janssen, beiden ver bonden aan de afdeling be- e drijspsychologie en socio logie van de Rijks Psycho logische Dienst, weten ook niet of stress meer voor komt onder ambtenaren 198 dan onder „niet-ambtena- 2slot ren". Wat verstaan we trou wens in de huidige samen leving onder ambtenaren? Bij rijk, provincie en ge meente werken trambe- stuurders zowel als politie- ^agenten, dokters en vuil nismannen. In de publici teit is stress de laatste tijd wel naar voren gekomen als een ziekte die in toene mende mate onder ambte naren, dus onder werkne mers bij gemeente, rijk of provincie, zou voorkomen, ig Er was sprake van overbe lasting van het middenka der op de Haagse departe menten. maar ook van een tigde vorig najaar in een lezing de aandacht op de spanningen, waar onder vooral beleidsambtenaren gebukt gaan. Tweede-Kamerleden stelden vragen en onlangs kondig de minister Wiegel van binnen landse zaken een systematisch onderzoek aan naar stress onder ambtenaren. Op deze pagina laten direct betrokkenen ambtenaren en twee deskundigen van de Rijks Psychologische Dienst hun licht schijnen over de 'in de ver drukking geraakte ambtenaar. Agressie en matheid. Cy nisme en gebrek aan soli dariteit. Het zijn begrip pen, die steeds weer opdui ken, als ambtenaren van de Sociale Dienst in Amster dam over hun werksfeer praten. De drie met wie wij spraken, kwamen niet aan een omschrijving van „stress" toe. Symptonen van „stress" signaleerden ze echter voldoende. Ook in hun eigen situatie. Hoe moeilijk het is om over „stress" te praten en vooral over mogelijkheden om die te verminderen blijkt wel uit het feit dat de drie ambtenaren hier Kees, Piet en Wim heten, omdat ze liever anoniem blijven. Het is verstandiger ze zo te noemen, omdat de ervaring heeft geleerd dat praten over de werksituatie van de ambtenaren niet door ie dereen in dank wordt afge nomen. Er zijn voorbeelden van collega's, die hun pro motiekansen zagen slinken nadat ze hun nek hadden uitgestoken. En er zijn ver halen over collega's, die zich onvoldoende confor meerden aan de bestaande situatie en daarvoor uit hun functie werden onthe ven. Over „stress" ge sproken. Er zijn wat staaltjes te ver tellen over de Sociale Dienst, de „steunfabriek" zoals wel eens spottend ge zegd wordt. Vroeger, vertel len de drie. was het werk van een ambtenaar van de Sociale Dienst heel anders. Voordat de hausse van steeds meer werklozen zich aandiende, was er nog tijd om met de aanvragers van de bijstand een persoonlijk contact op te bouwen. Kees: „Zo'n tien, vijftien jaar geleden kwam Je nog bij de mensen thuis. Dan had je tijd voor een ge sprek. Je kon luisteren. Je kon de mensen soms met andere dingen helpen. Dat hoog percentage stress-ver schijnselen bij het gemeen- tepersoneel van Gronin gen: 33 procent van het to tale ziekteverzuim. Vraag aan de twee deskun digen: staan ambtenaren dus toch meer bloot aan stress? Antwoord: „Nogmaals, we weten niet of stress in deze beroepsgroep (eigenlijk be roepsgroepen, want het be grip „ambtenaar" is een overantwoorde generalise ring) meer slachtoffers maakt. We kunnen wel vaststellen dat er enig ver schil is tussen werken bij de overheid en werken bij het bedrijfsleven. In de eer3 ste plaats: het publiek heeft steeds hogere ver wachtingen van overheids organen, gepaard aan een steeds kritischer volgen van de handelingen van ambtenaren. Het publiek reageert al gauw: ze zullen het wel niet goed doen, en mocht er iets goeds gebeu ren dan is dat meegeno men. Ambtenaren moeten ook vaak het spits afbijten van ontwikkelingen in de maatschappij, die nog niet geheel zijn aanvaard. Te denken valt hierbij aan op treden van politiemensen bij demonstraties in het verleden, waarbij deze agenten in een conflictsi tuatie kwamen tussen hun opdracht en wat het pu bliek verwachtte. In de tweede plaats: in het be drijfsleven wordt een onbe vredigende werksituatie vaak afgekocht of gecom penseerd met geld, terwijl je in zo'n geval bij de over heid meer afhankelijk bent van waardering, van schou derklopjes." Veel ambtenaren, met name beleidsambtenaren, dus bureaumensen bij ge-, meente, rijk of provincie lijken overstelpt te raken met werk. De overheid wordt met steeds meer ta ken belast en dat laat de partementen en gemeente secretarieën niet onbe roerd. „Ja, er zijn maar heel wei nig beleidsambtenaren die zich op een bepaalde pro bleem werkelijk kunnen concentreren. Ze moeten de ene vergadering na de andere bezoeken en wor den overstelpt met stuk ken die zij moeten lezen. De aard van het werk kan ook een rol spelen; denk aan de arbeidsbemidde laar, die door de toeneming van het aantal werklozen nog nauwelijks aan zijn be middelende taak toekomt, of aan de wetgevende Ju rist, die twee Jaar aan een ontwerp werkt en dan zijn voorstellen in het parle ment ziet weggehoond. De overheid bemoeit zich met meer zaken dan vroeger en dat leidt ertoe dat sommi ge ambtenaren zich in de meest uiteenlopende rollen moeten inleven: bij het zoe ken van een oefenterrein voor tanks moet rekening gehouden worden met de belangen van defensie, zo wel als van de landbouw en de natuurbescherming." Is de onoverzichtelijkheid van de samenleving of van het overheidsapparaat wellicht een stress-ver wekkende factor? „De verantwoordelijkhe den zijn over zoveel schij ven verdeeld, dat niemand meer precies weet wat van hem wordt verwacht. De ri valiteit die er vroeger was tussen individuen bestaat nog. maar daarnaast pro beren de verschillende af delingen elkaar vliegen af te vangen. Dit leidt tot agressie of een onvruchtba re afwachtende houding. De interessesfeer is ver schoven van het individu naar de organisatie. Het in dividu weet niet meer waar hij met zijn problemen heen moet. De zorg voor het welbevinden van de ambtenaar is als activiteit gecentraliseerd bij een spe ciale afdeling, maar de mensen willen hun proble men in de directe werkom geving kwijt. En juist daar weet men er geen raad mee. De chef is geselecteerd op grond van zijn vakbe kwaamheid en zijn organi satorische kwaliteiten, maar niet omdat hij zo goed met mensen kan om gaan. Er zijn ook oorzaken in de samenleving: een toe nemend aantal echtschei dingen, generatieconflic ten, afbrokkeling van waarden. Deze factoren veroorzaken problemen in de privésfeer, die weer de arbeidssituatie beïn vloeden." Gezag wordt niet meer zo gemakkelijk en automa tisch aanvaard; speelt dat ook geen rol? „De druk van onderop is voor het middenkader veel groter dan toen deze men sen werden aangesteld. Een belastende factor is dat de inspraakgedachte enigszins vorm begint te krijgen en vooral oudere chefs hebben het daar moeilijk mee. Er ontstaat dan onzekerheid over hun rol en onzekerheid over de toekomst. Naar buiten, niet op de afdeling, hebben lagere ambtenaren zoals trambestuurders proble men met een agressiever wordend publiek; vroeger verschafte hun uniform hun al een zeker gezag en nu is dat niet meer zo. Vooral de ouderen kunnen vaak niet meer op tegen de eisen van de omgeving, ook doordat de lichamelijke weerstand is afgenomen." Wat kan tegen deze oorza ken van stress worden gedaan? „De Rijks Psychologische Dienst is voorstander van een aanpak van het stress probleem ter plaatse, dus op de afdeling, per situatie. In het algemeen kan wor den gezegd, dat de speciali satie veel kwaad heeft ge daan. Het streven naar een steeds meer verfijnde ar beidsverdeling moet wor den tegengegaan. De indi viduele werknemer moet weer zicht krijgen op zijn functie in het grotere ge heel. We moeten terug naar een situatie, waarin de ambtenaar een stukje ei gen verantwoordelijkheid heeft. Voor dat doel moet gestreefd worden naar klei nere. herkenbare werkver banden, waarmee de amb tenaar zich kan identifice ren. We bepleiten ook meer egards met de mensen: niet alleen een goed salaris, maar ook eens een pluim. En daar ontbreekt zoveel aan. Iedereen heeft er de mond vol van. maar het gebeurt niet. Het zou kun nen als de werkeenheden, de afdelingen kleiner werden." was de tijd dat Je gashaar den aan de mensen gaf. Dan had Je 's avonds het idee dat Je iemand een bee tje gelukkig had gemaakt: dat is toch iets wezenlijks in Je werk." Nu is het kommer en kwel bij het behandelen van bij standsaanvragen volgens Wim. „Het aantal aanvra gen is enorm toegenomen zonder dat het personeel ook een uitbreiding onder ging. We moesten efficiën ter gaan werken, verder van de cliënten af. Dat bracht een stuk anonimi teit met zich mee. De men sen kwamen naar het kan toor, waar ze steeds meer aan gehorige balies te woord gestaan werden. Als receptie-ambtenaar krijg je dan zo'n twintig cliënten op een ochtend. Ga maar na wat voor tijd Je dan voor de mensen hebt. Tot een rustig gesprek kom je niet. Je gaat steeds meer op je tenen lopen. Op een gege ven moment komt er een breekpunt. De mensen worden ziek, het werk sta pelt zich op, de collega krljfct nóg meer te doen en tegen de tijd dat de ene weer beter is kan de ander ziek naar huis. En dat bete kent dan weer dat degene die net weer aan het werk gegaan is, opnieuw in een ziekmakende situatie te recht komt. Zo is geleide lijk de situatie ontstaan, waarin we nu zitten." Die situatie bracht vorig jaar een aantal ambtena ren ertoe bij het gemeente-' bestuur 97 man extra te eisen voor het bijstands- werk. Piet: „Omdat we te gen de dossiers op zaten te werken. Vroeger behandel de je een aanvraag voor bijstand van het begin tot het einde. Nu loopt zoiets ^over vele ambtenaren. Je beslist uiteindelijk op za kelijke gegevens; Je mist daarbij het contact met de cliënten, wat wellicht in sommige gevallen tot een gunstiger resultaat geleid zou hebben." Het werk van de ambtena ren van de Sociale Dienst is sterk toegenomen, de werkwijze werd steeds ano niemer. Kees: „Door regel matig contact kreeg je een stukje vertrouwen. Dat is nu volstrekt weg. De cliën ten moeten steeds opnieuw hun verhaal doen. De ene ambtenaar wordt erop aan- geken, als hij niet weet wat de ander heeft gezegd. Cliënten komen vaak gela den het kantoor binnen. Ook al heb Je om 9 en 10 uur probleemgevallen ge had, dan wordt toch om 11 uur van Je verwacht dat Je voor honderd procent naar de volgende cliënt luistert. Dat brengt geen mens bij na op. Maar de klant heeft ook geen boodschap aan onze problemen. Wij kun nen wel tegen iemand zeg gen dat hij niet het enige geval is, maar dat is eigen lijk een dooddoener." De ambtenaren aan de re ceptie krijgen de meest uit eenlopende aanvragen te verwerken. Piet: „Zo praat je met een vriendelijk oud vrouwtje en zo komt er een vent binnen die je het liefst in elkaar wil slaan. Of je krijgt een vrouw die in hui len uitbarst of een buiten lander waarbij Je je af vraagt hoe je hem moet be grijpen. Je weet nooit wie de volgende klant is. Als er iemand met opgestoken zeilen binnenkomt, ga Je Je direct aangevallen voelen. Je voelt Je onredelijk be handeld. Probeer dan maar te zeggen dat Jij het niet kunt helpen dat een ander een fout heeft gemaakt. Daar hebben die mensen toch niets mee te maken." Volgens Wim sta je als ambtenaar in een dergelij ke situatie alleen. „Je bent met jezelf bezig. Je zou te rug willen vallen op Je col lega's met wie Je een be paald geval zou kunnen be spreken. Ik denk dat dat bij veel aanvragen zinnig zou zijn, maar het gebeurt vrijwel nooit. Op zo'n mo ment voel je je dan een zaam. Je hebt het idee dat je losgelaten wordt: zie maarDat komt ook omdat iedereen stapels werk heeft. Er is een druk door de hele dienst heen. De neiging bestaat dan dat je zaken gaat doorschui ven. „Dat is mijn pakkie-an niet" is een gevleugelde uitdrukking geworden, en: „Daarvoor moet je bij hem zijn." De mensen vielen zich maar beperkt verant woordelijk." Kees, Piet en Wim hebben ervaren dat een bijstands uitkering steeds meer als „plicht" van de overheid beschouwd wordt dan als „gunst". Vroeger werd een uitkering in dank afgeno men, nu wordt erover ge discussieerd. Bij het be handelen van een aanvraag worden de ambtenaren in toenemende mate gecon fronteerd met boze gezich ten. Regelmatig doen zich incidenten voor in de re ceptielokalen. Piet spreekt uit ervaring: „Als Je dag begonnen is met een con flict, dan blijf Je dat de hele dag houden. Wij zeiden wel eens: alles komt tegelijk. Maar dat is niet zo. Het komt door Je eigen hou ding. Als je 's morgens een probleem hebt, ben Je hele maal leeg. Compleet uitge put. Je gaat snauwen, wordt ongeduldig. Je krijgt uitbarstingen. We zitten te gen elkaar te schreeuwen of tonen bravoure om af te reageren." Volgens Kees veroorzaken incidenten aan de balie een stuk solidariteit tussen de mensen in de receptie. „Het wordt een partij. Er komen vooroordelen en veroordelingen. Ik weet van een bureau waar op een zeker moment steeds meer Surinamers kwamen. De ambtenaren in de re ceptie zochten een zekere solidariteit met de blanken in de wachtkamer, totdat er een Surinaamse collega kwam. Toen werd het an ders, want een collega val je niet af." De bijstandsambtenaren weten inmiddels dat ze van alles kunnen verwachten: vuilnisbakken die door het raam vliegen, boze cliënten die van woede de stoelpo ten gaan doorzagen, klan ten die in de wachtkamer door de politie worden op gewacht en dan gewapend blijken te zijn. Piet: „Je zou zeggen dat je onder zo'n druk een sterkere homoge niteit onder de ambtenaren krijgt. Maar dat is niet zo: andere collega's kijken je gek aan." Ook het tonen van begrip voor de cliënten wordt niet altijd even juichend ont vangen. Wim: „Als Je pro beert een vertrouwensbasis te kweken, word je door sommige collega's als over loper beschouwd. Als je daadwerkelijk hulp wilt verlenen en bij voorbeeld een groep bijstandstrek kers adviezen wilt geven, loop Je de kans op je vin gers getikt te worden. Je moet personeel tegenover publiek zijn. Als Je dan door Je eigen superieuren „gepakt" wordt, kom Je al leen te staan. Je krijgt geen bijval, Je voelt je erg een zaam. Er zijn voorbeelden van mensen die dan een paar maanden thuis blijven." Dergelijke voorvallen wer ken afstompend, is de erva ring. Kees: „Normaal is de volgende keer dan de rede natie: bekijk het maar. Er zijn talloze mensen die vroeger sterk geëngageerd waren, maar nu heel cy nisch zijn geworden. Na drukkelijk zelf een keus doen, is haast onmogelijk. We hebben ervaren dat je vanuit een gevestigde posi tie meer kunt doen." De drie ambtenaren gelo ven niet dat hun werk zon der spanningen kan zijn. „Die zullen we altijd hou den. Daar kunnen we niet omheen. En dat geeft ook niet, want voor dit beroep hebben we zelf gekozen." De drie verzekeren door te gaan met hun pogingen de onbevredigende situatie te verbeteren. Wim: „Er zit een enorme brok kwaad heid over een falend stuk directiebeleid WIJ zullen dat niet lijdzaam onder gaan. Natuurlijk, er is vaak woede en machteloosheid, maar we hebben ook een niet uit te roeien opti misme."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 13