Goede buren
Zorg om elkaar
verdient een
andere plaats
ARP (Evangelische Volkspartij)
mag niet verloren gaan
Toch een
pingpong-
spel!
Vragen over 'Kinderen
in het ziekenhuis'
HIJDAG 23 MAART 1979
TROUWKWARTET P 13 - RS 15 - H 17
door Aad Kik
Achteraf ben ik blij, dat ik met mijn
beschouwing op deze pagina van 9
maart het symposium „Internatio
naal ondernemen en de rechten van
de mens" nog eens naar voren heb
gehaald. Het heeft in elk geval de
heer K. Fibbe, inleider op dat sym
posium, uitgedaagd. Nu hij daar
meer ruimte voor had dan bij zijn
Inleiding, kunnen we zijn visie nog
beter beoordelen. Voor de duidelijk
heid: de heer Fibbe is oud-presi-
'ent-dlrecteur van OGEM en voor-
Itter van de Commissie Ontwikke
lingslanden van VNO en NCW, 'k
Wil maar zeggen: zijn mening telt
nogal en is dan ook zeker enig com
mentaar waard.
Eerst moet ik dan op de aard van
zijn redenering ingaan. Die is nl.,
wals vaak bij dergelijke discussies,
minstens zo belangrijk als de in-
llpud. De heer Fibbe suggereert nl.
enkele gedachten, bij mij en wel-
Icht ook bij vele anderen, die in het
leheel niet aan de orde zijn. Zij
eiden de aandacht af van de hoofd-
Taag bedoeld of onbedoeld en
naken het gesprek onzuiver en on-
akelijk. Ik doel op de volgende
„rookgordijnen".
;n eerste: De integriteit van de
idernemers zou in twijfel getrok-
in worden. Dat is niet aan de orde;
ij mij niet en evenmin bij vele
rnderen die internationale ondeme-
lers aanspreken op het punt van
lensenrechten. Maar ook wie inte-
;r is kan denkfouten maken. Van
;m wordt gevraagd op zijn minst
ipen te staan voor verandering van
izicht.
en tweede: Mij en vele anderen
)U niet bekend zijn hoe geweldig
igewikkeld het vraagstuk van de
lensenrechten in elkaar steekt. De
eer Fibbe legt het ons nog eens
eduldig uit, maar zegt dat het ook
an nog een zaak voor echte des-
undigen is. Helaas ben ik en zijn
elen met mij redelijk op de hoogte
an dat pijnlijke probleem. Ook de
leer Fibbe en een aantal van zijn
ollega's zijn dat. Dat is echter geen
eden om het hoofd in de schoot te
eggen. (Fibbe stelt zelfs dat het een
nderwerp is waar je niet „uit"
omt), maar zij verplicht ons, inte-
endeel, tot grondige bezinning en
;j( ctie. En gelet op de ernst van de
aak en de duizenden slachtoffers,
1 unnen we ons daarvoor geen jaren
permitteren. Het zou trouwens
ieuw zijn, dat internationale on-
ememers een gebrek aan vinding-
l|jkheid en durf voor experiment
«herweten moet worden.
'en derde: Dat ondernemers de
ihuld zouden zijn van de meeste
n grote problemen in onze wereld
een suggestie die nergens op
at. Geen weldenkend mens han-
;rt die opvatting en derhalve be
ft de heer Fibbe die ook niet
itandig te weerleggen. Evenmin
istert ook maar iemand de ge-
ichte, dat alleen ondernemers
bij voor alle oplossingen zou-
in kunnen zorgen. Conclusie: de'
itemationale ondernemer is niet
lelig", behoeft geen zondebok-
mding aan te nemen en wordt niet
ivraagd een wereldomvattend
;plan te produceren. Gevraagd
bij herhaling en wordt ook nu
eer, of de internationale ondeme-
ler zich bewust is van zijn eigen
erantwoordelijkheid inzake men-
■nrechten en welke bijdrage er op
at punt van hem te verwachten
alt. Helaas laat de heer Fibbe die
raag opnieuw onbeantwoord.
Je went zo aan het veranderen van
dingen, dat er soms een schok door
Je heen gaat als iets niet veranderd
blijkt. Dat overkwam mij toen ik de
plek bezocht waar ons gezin is
opgegroeid. In 1932 kwamen wij er
wonen in een huizenrij van een
nieuw uitbreidingsplan. Aan een
sloot, met uitzicht op weilanden die
zich voor Je vijfjarige ogen
eindeloos uitstrekten. Mijn vader
plantte een paar vruchtbomen in
het achtertuintje. Nu, na de dood
van mijn ouders, maken deze
bomen uitbundig het spreekwoord
waar dat mijn vader vaak
aanhaalde: boom groot, planter
dood. Dat is overigens de enige
overwinning van de vegetatie daar
ter plaatse, want na de oorlog zijn
de groene weilanden in een
uitgebreid industrieterrein
veranderd.
Maar niet veranderd zijn onze
buren! Zij die daar al vanaf
vijfenveertig Jaar geleden links en
rechts van ons woonden en met wie
wij omgingen, volgens het
beproefde stadsrecept: een praatje,
een wederzijdse dienst en elkaar
nietoverlópen. Zij spelen in mijn
herinnering vele rollen. Eén
daarvan is dat zij mijn eerste
„andersdenkenden" zijn. Mijn
„oer-ongelovigen". Mijn vader en
moeder hadden altijd tussen allerlei
denominaties gewoond, dus het was
voor hen niets bijzonders en
daarmee voor ons kinderen ook
niet. Maar wel waren beide
gezinnen de eerste voor je.
Ieder van de twee had een heel
eigen sfeer. Het ene was
intellectueel. De moeder had
gymnasium, de man h.b.s. en
zeevaartschool. Hun geest was die
van een open tolerantie, die echter
tegenover zulke vaste zekerheden
als de katholieke, en ook de
protestante, en de socialistische,
niet zonder een zekere agressieve
paraatheid kon bestaan. Met plezier
herinner ik mij de nobele trots
waarmee de vrouw des huizes het
geloof als een te respecteren maar
inferieure manier van denken
bezag. Zoals ik met niet minder
genoegen terugdenk aan de rust
waarmee mijn ouders, die minder
schoolgegaan waren, even trots, de
geestesrichting van deze buren
terloops onder elkaar
door Guus van Hemert
karakteriseerden met woorden als
„Avro" en „encyclopedie". Alles
zonder boosaardigheid, want men
mocht elkaar graag en genoot er
ook van, te praten over de dingen
waarin men het samen wel of nie
eens was. En dit alles weer met
mate, want wij hebben het over een
stads buurmanschap. De ethiek van
deze buren was in theorie vrijzinnig,
in de eigen praktijk strikt, en bij
moeilijke situaties van een
stoïcijnse grootheid.
De familie aan de andere kant
praatte nooit over het geloof.
Handelsmensen die zich niet op het
terrein van theorieën bewogen.
Liefelijk en fatsoenlijk beleefden zij
zonder kerk of ritueel alles wat de
wereld in de dertiger Jaren aan
levendige mensen met wat welvaart
te bieden had.
Hen had ik het langst niet
gesproken en ik ging het eerst naar
ze toe. Met grote hartelijkheid werd
ik ontvangen, en ik stond verstomd
omdat ik eigenlijk hetzelfde beeld
aantrof dat ik vijfenveertig jaar
geleden voor het eerst zag. Hij nog
altijd vierkant en vlot, zij met
dezelfde rankheid en
beweeglijkheid. Als om de tijd nog
meer te laten stilstaan, hoorde ik
dat hij pas zijn moeder verloren had
(ver in de negentig, dat wel). Hun
dochtertje, nu hun dochter, was er
ook. Eveneens nog steeds erg Jong.
In bijna een halve eeuw bijna niets
gebeurd.
Ik had mij wel eens afgevraagd hoe
Juist dit gezin over de laatste
dingen zou denken. Het gesprek
kwam er vanzelf op. De vrouw
noemde namelijk twee spreuken die
haar moeder vaak gebruikte. „Alle
dingen zijn geleld", en ook: „Je mag
alles nemen in het leven, maar niet
te veel". Mooie erfstukjes van
protestante komaf met een
blijmoedig maar tegelijk wat
ingehouden besef van de religieuze
ordening van het bestaan. Een
gesprek over de politieke
consequenties van het geloof zul Je
er echter niet gemakkelijk mee
beginnen. Ik heb niet gevraagd naar
gebed en andere religieuze vormen,
maar de dochternu overigens
gehuwd met een protestant en zelf
overtuigd praktizerend vertelde
hoe zij lang geleden eens in
Engeland au pair gewerkt had en
toen een in het donker een stille weg
met bomen moest aflopen. Heel de
eenzaamheid van het werken bij
een mevrouw waar zij zich uitgebuit
voelde, en heel de angst van wie
allemaal uit de schaduw van die
bomen op haar zou kunnen loeren,
was over haar gekomen. Maar toen
had zij haar ogen op de maan
gericht en gezegd: „Zoals Jij hier
schijnt, maan, straal Je ook boven
het hdis van mijn ouders, eri ik weet
dat ik er eens terug zal komen. ,rEen
gebed als bij Vergilius, en het gar
haar kracht. Een natuurreligie die
als vanzelf ontstond.
Met de andere buren had ik geen
voorafgaande afspraak, maar de
tachtigjarige mevrouw deed mij
open met de vanzelfsprekenheid of
ik in indianenpak met haar zoontje
op de stoep had gestaan. Hoewel
wat strammer in bewegingen waren
beiden nog even flitsend dezelfden:
zij begon onmiddellijk met de
dierbare, lichtelijk verwijtende en
docerende toon die ik van haar
kende, mij te vertellen dat de
inquisiteurs vroeger vaak best te
goeder trouw geweest konden zijn.
V
Zij had daar onlangs nog over
gelezen bij Somerset Maugham. En
zo hoorde ik een goed woord voor
een inquisiteur uitgerekend uit de
mond van mijn eerste
andersdenkende
Het gesprek kwam ook op het graf
van mijn ouders. Dat wordt zelden
of nooit door iemand uit ons gezin
bezocht. Misschien omdat wij
verweg wonen, misschien omdat we
menen dat wat van onze ouders op
aarde bleef, niet in het graf is maar
in de mensen met wie zij leefden. In
ieder geval komen wij er niet. Maar
onze buurman wel. En hij die bij
zijn trouwen afgesproken had niet
aan de onzin van al die feesten te
doen met heerlijke zelfspot kan
hij vertellen hoe toen prompt hun
enige zoon op 6 december geboren
werd vertelt nu hoe hij op
Allerzielen er bloemen is gaan
neerleggen, en verwijt mij met alle
hartelijkheid die in hem is de
verwaarlozing van het graf van mijn
ouders. In dat gesprek vertelde hij
glimlachend dat hij soms praatte
tegen portretten van overledenen
ook dit een oud motief van
natuurlijke religiositeit.
Voor ik wegging liet zijn vrouw
nog een zinnetje vallen dat mij erg
ontroerde: dat zij nog vaak aan de
stem van mijn moeder dacht. „Een
mooie stem had Je moeder, als ik
haar zo hoorde praten". Daarmee
zei ze iets dat ik nooit gemerkt had.
Is dat buurmanschap? Een soort
afstand waardoor iemand dingen
waarneemt die de eigen kinderen
blinde en dove Jonge dieren niet
tot zich laten doordringen?
Terug in de trein zag ik voor me hoe
het al die Jaren geweest was.
Schouder aan schouder hadden drie
gezinnen, geestelijk los van elkaar,
op die paar vierkante meters in het
westen des lands gestaan,
uitkijkend op het geheim van de
seizoenen, de bloemen de oorlog, de
groeiende stad. Zij waren onze
eigen lieve onkerkelijken geweest,
wij hun eigen dierbare kerkelljken.
Nu na zoveel Jaren is wel duidelijk
dat er een osmose, een wederzijdse
beïnvloeding heeft plaatsgehad. WIJ
gingen veel striktheden relatiever
zien, zijn soms ook
gedesoriënteerder geraakt. Zij
tonen behoefte aan en begrip voor
woorden en riten voor het
ongekende. Mensen met elkaar in
een pluriforme samenleving. Is dit
een stap naar vervlakking? Of naar
de erkenning dat God altijd groter
is, en tegelijk menselijker dan wij
vroeger leerden? Zo'n vraag is het
begin van een gesprek.
A
W
door Hans van Wijngaarden
In het artikel van drs J. J. Klinkert (op de Podiumpagina
van vorige week; kinderen verdienen aparte plaats: kinder
afdeling in ziekenhuizen vaak de gevaarlijkste".) tref ik een
aantal gedachten aan over mogelijke oorzaken van onveilig
heid van kinderafdelingen, alsmede een tweetal aanbevelin
gen om te komen tot een veiliger werkwijze op de kinderaf
delingen. Vanuit de praktijk van de gezondheidszorg ga ik
hierop in.
ij de meer inhoudelijke elementen
an zijn artikel moet ik dan ook de
olgende kanttekeningen maken:
aardevrij international ondeme-
en is een fictie. Ook de activiteit,
•als alle handelen van mensen en
stanties, veronderstelt o.m. ethi-
he criteria. En dat geldt niet uit-
uitend waar mensenrechten in het
ding zijn. De vraag is dan ook van
elk criteria de internationale on-
fmemer uitgaat. Maakt hij daar-
geen eigen keuze en conformeert
zich aan het beleid van het des-
'treffende land, dan is hij daar-
•or mede-verantwoordelijk.
^temationaal ondernemen vindt
;t plaats in een politiek nie-
indsland, maar, zelfs méér dan
enige andere activiteit, in het hart
n het politiek krachtenveld. Door
n (meestal nadrukkelijke) aanwe-
heid versterkt, bestendigt of wij
lt de internationale ondernemer
bestaande krachtsverhoudingen,
t kennelijke effect van zijn han-
len vraagt om een duidelijke keu-
vooraf en tijdens dat proces.
de weg naar een menswaardige
ïatschappij en menswaardig on-
memen wordt „winst" bepaald
®r economische batige saldi én
örtgaand welzijn.
s de overheid (volgens de heer
3be) een eerste verantwoordelijk-
id heeft voor het formuleren van
terla t.a.v. het praktisch hante-
van mensenrechten, mag een
Idelijke Sanctiewet kennelijk re-
n'en op applaus van het bedrijfs-
en.
or het geval ook deze gedachten
te simpel worden afgewezen,
idhaaf ik vooralsnog mijn sug-
ities om druk van onderaf te mo
keren en solidariteit met de
chtoffers voorrang te geven bo-
tactische debatten met interna-
nale ondernemers.
A. Kik is secretaris binnen-
'd en interkerkelijke relaties
ICCO (Interkerkelijke Coördi-
tie Commissie Ontwikkelings-
•jecten)
Met Klinkert kan ik het verdriet
van de ouders wier baby's door het
geven van verkeerde medicijnen
zijn overleden, goed voorstellen,
maar ook kan ik mij volledig ver
plaatsen ln de gevoelen van allen
die op welke wijze dan ook bij dit
tragisch gebeuren zijn betrokken.
Daarvan merk ik niets in het artikel
van Klinkert.
Naar mijn mening gaat het in het
artikel om twee aangelegenheden:
ten eerste: hoe kan zoiets gebeuren
(„oorzaken") en ten tweede: hoe kan
het worden voorkomen („aanbeve
lingen").
Oorzaken
Waar wij volgens Klinkert weinig
van moeten verwachten maar wat
wel gaat gebeuren (al is het „alleen
maar om ons rechtsgevoel te bevre
digen") is het instellen van een on
derzoek. Wij moeten hier niet zoveel
van verwachten omdat „er in het
betreffende ziekenhuis een proces
op gang komt waarin de verschil
lende geledingen met name die
uit de medisch- en verpleegkundige
sector elkaar de schuld toeschui
ven. De onduidelijke organisatie
structuur van het moderne zieken
huis en de vaak nog veel onduidelij
ker verdeling van verantwoordelijk
heden maken zoiets mogelijk.
Volgens hem zal het er wel op neer
komen, dat de verpleegkundige het
onderspit delft, te meer omdat de
sociale rang (de medicus is „hoger"
dan de hoofdverpleegkundige) be
palend is voor de uitslag van het
onderzoek. Iets verder in zijn artikel
zegt hij, dat „het grote moderne en
sterk gebureaucratiseerde zieken
huis is afgestemd op het efficiënt
behandelen van grote hoeveelheden
patiënten, die tot op zekere hoogte
hun medewerking aan het goed
functioneren van de organisatie
kunnen verlenen." Bij kinderen is
dit moeilijker, omdat hun gedrag
vele onvoorspelbare aspecten heeft.
Zogezegd komt het er op neer dat
elk onderzoek gedoemd is te mis
lukken. Dat wil er bij mij niet ln en
zó deductief wetenschap betrach
ten, acht ik onverantwoord.
Naast een aantal nadelen heeft een
bureaucratische wijze van organise
ren (ook van ziekenhuizen) ook
voordelen. Een voordeel is de duide
lijke afbakening van taken, be
voegdheden en verantwoordelijkhe-
Wij geloven in een op gerechtigheid
en vrede gerichte politiek via een
homogene evangelische partij, dat
wil zeggen: een partij die de prakti
sche politiek bij voortduring wil
toetsen aan haar uitgangspunt of
inspiratiebron. Onder een op ge
rechtigheid en vrede gerichte evan
gelische politiek verstaan wij een
duidelijke, vooruitstrevende,
geweldloze, democratiserende en
maatschappijvemieuwende poli
tiek, waarin de mens en alles wat
leeft centraal staat. Wij menen met
dr. W. P. Berghuis, oud-voorzitter
van de ARP, dat zulk een politiek
geen gestalte kan krijgen in een
CDA als een groot machtsblok in
het midden van of rechts van het
midden in de Nederlandse politiek.
Het besluit van de AR-partijraad
van 3 maart om het groene licht te
geven voor het definitieve opgaan
van de ARP in het CDA, een besluit
waarin men in wezen de groep-
Goudzwaard heeft laten vallen, be
treuren wij dan ook in hoge mate.
Het uitstel van de fusiedatum van 1
juni 1980 naar 11 oktober 1980 is
niet van wezenlijke betekenis, ook
al wordt dit wel gezien als een suc
cesje van hen, die zich sterk maken
voor een beter beleid van het CDA.
Wij geloven niet zo erg in de com-
missie-Steenkamp noch in de com-
missle-Kremers. De invulling van
de politieke overtuiging is op zich
zelf niet zonder belang, maar dat
had moeten gebeuren vóórdat de
partijraden van AR, KVP en CHU
Desloten tot ae lusle. Men kan toch
niet met elkaar in zee gaan als men
de gemeenschappelijke politieke
overtuiging nog niet kent. Toch is
het niet onmogelijk, dat de politie
ke overtuiging in de commissie-
Kremers, waarin ook prof. Goud
zwaard zitting heeft, nog een rede
lijke invulling krijgt. Zit hieraan
echter niet een gevaarlijke kant.
omdat dit velen wellicht de hoop zal
geven, dat evangelische politiek
toch nog mogelijk is via het CDA?
Een in te vullen politieke overtui
ging zal slechts dienen als een vlag,
die de lading moet dekken, tenzij zij
fungeert als een breekijzer in het
CDA in die zin, dat de rechtervleu
gel van het CDA niet langer kan
meedoen en zich afscheidt. Gezien
de sterke druk die wordt uitgeoe
fend vanuit de rechtstreekse CDA-
leden, vanuit de CHU, vanuit de
KVP en ook vanuit de rechtervleu
gel van de ARP om ten koste van
alles de CDA tot stand te brengen
zelfs het dagblad De Telegraaf lijkt
mee te doen geloven wij niet in
een afscheiding van de rechtervleu
gel van het CDA. Dat is o.m. de
reden, dat wij evenals dr. Berghuis
het CDA afwijzen.
Politieke oecumene is overigens
heel wat anders dan kerkelijke oe
cumene. In de kerk is het goed
elkaar vast te houden, maar dat
geldt niet voor een politieke partij,
als de overtuigingen te uiteenlo
pend zijn. Daarvoor zijn de beslis
singen, die in de politiek van dag tot
dag moeten worden genomen, te
ingrijpend. Wel dienen christenen
uiteraard met elkaar in gesprek te
blijven over de politieke betekenis
van het evangelie, maar dan over de
partijgrenzen heen, omdat de poli
tiek nu eenmaal doorgaat.
Wat er in de ARP-Evangelische
Volkspartij via de lijn Berghuis
sinds de zestiger jaren is bereikt,
mag niet verloren gaan. Wij menen
dan ook, dat nu reeds voorbereidin
gen zouden moeten worden getrof
fen om de ARP, de Evangelische
Volkspartij (de tweede naam van de
AR), waarvan de EPV, de Evangeli
sche Progressieve Volkspartij (op
gericht na het tot stand komen van
het kabinet Van Agt-Wiegel), een
kwartiermaakster lijkt, voort te zet
ten, indien deze in 1980 definitief in
het CDA opgaat.
Wij blijven overigens nog lid van de
AR-partiJ ondanks het teleurstel
lende besluit van de AR-partijraad
van 3 maart J.l. Wij doen dat om
twee redenen. In de eerste plaats
omdat wij nog niet de hoop op de
AR-kiesverenigingen hebben opge
geven. Zij moeten in het najaar van
dit jaar, wil het CDA doorgang vin
den. met een tweederde meerder
heid de CDA-statuten goedkeuren.
Er is alle reden omdat niet te doen,
niet in de laatste plaats omdat in
die statuten niet de persoonlijke
aanspreekbaarheid van leden en
vertegenwoordigers op het evange
lie is opgenomen. Er is alleen sprake
van een persoonlijke aanspreek
baarheid op de politieke overtui
ging. Indien bijv. kamerleden in de
fractie elkaar niet kunnen aanspre
ken op het evangelie, hoe zou er dan
sprake kunnen zijn van een evange
lische, in het eigen vlees snijdende,
politiek? En mag men aangaande
het CDA ln dit geval dan eigenlijk
nog wel spreken van een christelij
ke partij?
In de tweede plaats blijven we nog
lid van de ARP, omdat we op dit
moment de band niet willen door
snijden met de groep-Van Houwe-
lingen. Deze groep verlegt bij herha
ling tot op de rand van de geloof
waardigheid steeds weer of steeds
verder de grenzen. Hun activiteiten
geven ook tijdelijk aan het CDA een
meer vooruitstrevend imago dan ei
genlijk gerechtvaardigd is. Toch
menen we, dat mensen als Van Hou-
welingen oprecht zijn en dat daar
om hun activiteiten onherroepelijk
moeten lelden tot een politieke
scheiding der geesten naar analogie
van het voorstel Roscam Abbing.
Wel menen wij te moeten stellen,
dat er op hen een grote verantwoor
delijkheid rust om niet slechts, vol
gens een beeld van prof. Steenkamp
blaffende honden te blijven bij een
voortgaande karavaan, maar om op
een gegeven moment te durven zeg
gen. tot hier toe en niet verder. Men
kan immers niet steeds de grenzen
Deze beschouwing (afgege
ven naar aanleiding van de
discussie rondom Van Hou-
welingens verklaring over
de wenselijkheid van een
nieuwe coalitie CDA-PvdA)
is door zeven leden van de
ARP ondertekend: dr. Hans.
Feddema te Woubrugge, Pe
ter Hammingh te Sleeuwijk,
Wim Herstel te Amsterdam,
ir. Dick Muys te Giekerk, drs.
Henk Nusselder te Castri-
cum, prof. dr. Jan Veenhof te
Amsterdam en Edo Terpstra
te Enschede.
blijven verleggen. Is ook dat niet
een els van evangelische politiek?
Kritiek dat Van Houwelingens re
cente opmerkingen voor de VARA-
radio vertragend zouden werken
voor het herstel van de gezondheid
van de heer Steenkamp en voorts
dat deze niet voor de omroep van de
tegenstander hadden mogen wor
den uitgesproken, achten wij niet
ter zake doende. Het is, hoe en waar
dan ook, goed te beklemtonen dat
bijbels geïnspireerden voor het ge
ven van gestalte aan evangelische
politiek zijn aangewezen op (rege
ringssamenwerking met de sociaal
democraten, zij het met behoud van
de eigen identiteit.
Wij verschillen echter van mensen
als Faber (en mogelijk ook wel Van
Houwelingen) van mening als zij
nog te veel opereren van uit het
CDA-kader, daarmee de indruk
wekkend dat kader in wezen te heb
ben geaccepteerd. Moet niet wor
den erkend, dat de slag om en in het
CDA, gezien de overwegend behou
dende krachten aldaar, verloren is
en dat evangelische politiek in een
machtig centrumblok niet mogelijk
is? Moed en weerbaarheid zijn al
tijd. maar zeker op dit moment ei
genschappen die een veel gevraagd
artikel zijn.
den. Dat is heel wat anders dan een
onduidelijke organisatiestructuur
waar hij het eerder over heeft. Zo is
de medicus verantwoordelijk voor
het medlsch-technische handelen
en de (hoofd)verpleegkundlge voor
het verpleeg-technische handelen
of niet-handelen.
Ik kan mij voorstellen dat de be
trokkenheid van mensen met hun
werk minder wordt naarmate een
organisatie of een afdeling onover
zichtelijker wordt en er bijna uit
sluitend zeer gespecialiseerde routi
nematige, geestdodende arbeid ver
richt moet worden, maar dat is niet
slnoniem aan een duidelijke afba
kening van taken, bevoegheden en
verantwoordelijkhede. Ik kom daar
straks op terug.
Aanbevelingen
In de aanbevelingen (het ziekenhuis
aanpassen aan het kind en niet om
gekeerd, mede met behulp van een
hiertoe bestaande verenging en het
erbij betrekken van de ouders om
dat zij de eigenaardigheden van
hun kinderen kennen) om te komen
tot een zo plezierig en veilig moge
lijk oord voor kinderen (en volwas
senen, vW) kan ik mij vinden, zij het
dat er meer aan de hand is naar
mijn mening.
Het is duidelijk, dat het erbij be
trekken van ouders van baby's niet
het effect heeft wat dit bij grotere
kinderen kan hebben. Immers: zij
hebben in de moeilijke beginperio
de (want daarvoor liggen zij meestal
in het ziekenhuis) vooral „gezond
heidszorg" nodig.
Klinkert laat de structuur opdraven
als zondebok. Onafhankelijk van de
grootte en de structuur van de orga
nisatie pleit ik met E. F. Schuma
cher voor „Hou het klein", een eco
nomische orde waarbij de mens
weer meetelt. Dit betekent dat alle
betrokkenen binnen een bepaald
verband elkaar kunnen aanspreken
op hun bijdrage ln het proces, dat Je
met elkaar zorg draagt en dat je
elkaar deelgenoot maakt van wat Je
tijdens dit proces tegenkomt. Dit
handen en voeten geven is sterk
afhankelijk van de „cultuur" van
zowel de organisatie als van de af
deling; ik vat het samen in „totale
participatie"!
In het algemeen bespeur ik een ten
dens om terug te gaan naar vormen
van arbeid waarbij Je als mens weer
meetelt. Dit geldt zowel voor ar
beidsorganisaties (met welk doel
dan ook) als voor gedeelten (afdelin
gen etc.) van arbeidsorganisaties.
Op afdelingen in een ziekenhuis
met wat voor structuur dan ook, is
het niet anders. Vanuit mijn erva
ring weet ik, dat participatie („el
kaar ergens in kennen') een wezen
lijk onderdeel vormt om de mens
mee te laten tellen, ook de „pa
tiënt". Het sluit niet de risico's van
het menselijk handelen uit, maar
vergroot wel de betrokkenheid van
allen.
Ik vat samen:
Het afdoen van een onderzoek
met „bevrediging van ons rechtsge
voel" is te ongenuanceerd, evenals
dit te betitelen als „het zoeken naar
een zondebok".
In zijn algemeenheid de struc
tuur van het moderne ziekenhuis
(en de daarin voorkomende opvat
tingen over taken, bevoegdheden,
verantwoordelijkheden, sociale
rang en sociale rol) tekenen en dan
nog wel op zo'n wijze dat Je jezelf
daarin tegenspreekt, biedt geen op
lossing en is zeker ook niet altijd
oorzaak van falen;
Er moet niet alleen gestreefd
worden naar het van bulten af be
ïnvloeden (verenigingen, ouders),
maar vooral ook naar „het klein
houden" van organisaties, (vooral
ook in de gezondheidszorg) en de
afdelingen binnen de organisaties.
Wezenlijk is ook de „participatie"
van de mensen op de afdelingen.
J. H. van Wijngaarden is hoofd per
soneelszaken van het St. Jozefzie
kenhuis in Gouda.
H. J. Neuman is op reis. Daarom
ontbreekt deze week zijn bijdrage.