'obben met de volkstelling Einstcii nderpalen op de weg naar het begrip A USA IV aarborg voor bescherming privacy nog steeds niet voldoende' 1 ■;i HH Wetenschap en techniek :RDAG 10 MAART 1979 BINNENLAND TROUW/KWARTET 13 X - •••••••••••••••••••••••••••a** ••••••••••••••••••••••••a* 7. - 1 •8<ebruari 1981 moet het dus gebeuren: de Hing! Hoewel die datum nog bijna twee jaar is afligt, is de opwinding groeiende. Geen Gezien de beroering, die de veertiende lelling in 1971 omlijstte is het interessantje af jgen of de haarden van het verzet uit die de nu nog aanwezig zijn. Het is immers bijna aar later en de veelbesproken matheid van de zeventig zou ook een waas over het verzet persoonsregistratie hebben kunnen leggen. niets wijst voorlopig in die richting. Twee weken |en nog riep de Stichting Waakzaamheid wnsregistratie, een loot van het in 1971 actieve Rechtshulp, op tot een „massaal en krachtig tegen de volkstelling van 1981Over de voors gens van een telling, het waarom en het hoe. ten we met de coördinatoren van het Centraal 3U voor de Statistiek voor de volkstelling drs. J. litz en M, Vliegen en met de voorzitter van de ling Waakzaamheid Persoonsregistratie, Jan ist. „We zijn geen hobbyisten. Het is geen nieuwsgierigheid van ons. We willen voorzien in de behoefte die er bestaat om een beleid te volgen en te toetsen. J. Schmitz en M. Vliegen, beiden werkzaam bij het Centraal Bureau voor de Statistiek in Voorburg en belast met de coördinatie van de komende volkstelling, zeggen dat zij niet in een herhaling willen vallen „van de fouten die we in 1971 gemaakt hebben". Twee uur later tijdens het gesprek: „Nou ja, fouten. Er waren wat moeilijkheden. Maar dat hoeven geen fouten geweest te zijn." Deelname aan de volkstelling in 1981 is verplicht, maar er staat geen straf op weigering. Schmitz over deze tweeslachtige maatregel: „We willen door de verplichting de belangrijkheid van de volkstelling onderstrepen. Nu de strafbepaling is weggevallen komt de verantwoordelijkheid meer bij de burger te liggen. Het kan zijn voor- en nadelen hebben. Er is in ieder geval een gunstiger klimaat ontstaan. Deze nieuwe aanpak kan sympathieker overkomen." ..Als de volkstelling in 1981 doorgaat, is dat definitief de laatste". Jan Holvast, voorzitter van de Stichting Waakzaamheid Personenregistratie. over de telling, die pas over twee jaar gehouden zal worden, maar de gemoederen nu al aardig bezighoudt. „Het is geen telling meer. maar een verkapt sociaal wetenschappelijk onderzoek. Ook niet meer het geëigende instrument om gegevens te krijgen." Het verzet in 1971 richtte zich niet alleen op de volkstelling, maar ook op het heimelijk invoeren van een persoonsnummer en andere automatiseringsprocessen. Het recht op privacy is hierbij in het geding. Er zijn geen goede en waterdichte garanties voor de bescherming van het individu, ledereen verzamelt maar persoonsgegevens, maar er worden geen maatregelen genomen om personen te beschermen Toen niet en nu niet. De oorzaken van het verzet zijn niet weggenomen; alleen versterkt. Daarom zal het veizet nu ook groter zijn." Peter van den Berg en Haro Hielkema TERDAM Met eni- irbazing constateerde [emeentebestuur van Lenisse in 1972 dat r de bevolking van luidhollandse plaats- intig jongens en vijf meisjes beneden de en jaar getrouwd ble- 5fe zijn. De verwarring nog groter toen aan iricht kwam dat vijfen- ïtig inwoners onder 'crWintig jaar van een -uitkering genoten. reep uit het foutenfestijn volkstelling in 1971, die -uijen leger van tegenstanders ok als een „ware chaos" gekarakteriseerd. De de uitkomsten in Spijke- en andere gemeenten) wer- y'-fcroorzaakt door een niet re kleurstreep op één mil- in de bij de volkstelling r#te ponskaarten. Een met tal van vormen botage ervoor zorgde 1 nut van deze volkstelling rerd aangevochten Gege- 3CJwamen pas jaren later bo ater. bleken toen al op ie, ge punten verouderd en en het onmogelijk om op iaarvan een doelmatig be te stippelen. den om er de brui aan te zo lijkt het Bij het Cen- 70 iureau voor de Statistiek in Voorburg wordt daar- el anders gedacht. „Op- leester" drs. J Schmitz sociale rekeningen en be- ,ns t de wettelijke coördina- de volkstelling) en zijn bereiden zich zelfs al lor op een nieuwe afleve- jn de volksregistratie, in orige maand nog werd er en proeftelling gehouden irraagstelling uit te probe- ponskaarten, waar in veel over te doen was. zijn vervangen door ordentelij ke, als belastingpapieren ogende formulieren. Daarmee komt het CBS tegemoet aan het psycholo gisch bezwaar dat aan het ge bruik van ponskaarten kleeft. „Met die ponskaarten zijn niet alleen technische fouten ge maakt. zodat er vreemde uit komsten uit de computer kwa men. maar veel mensen hadden ook moeite met al die hokjes en vakjes Het deed te veel compu terachtig aan." vindt men nu ook bij het CBS. Toch kan Schmitz zich de weer stand tegen het computerboekje, niet helemaal voorstellen. Hij 'Gedragsbeheersing gaat door tot in het gevaarlijke' heeft er nog een uit 1971 liggen en bekijkt het nauwkeurig. „De mensen vullen toch ook een lotto en een toto in. Dat zijn toch ook allemaal hokjes en vakjes." Als we voorzichtig opmerken dat er met lotto en toto iets gewonnen kan worden, kijken de CBS-des- kundigen ons ongelovig aan. „Als je het formulier van de volk stelling goed invult, valt er een subsidie mee te verdienen," die nen zij ons van repliek. Het woord volkstelling is inmid dels wel een verouderd begrip geworden. Dat zegt J. Schmitz zelf ook. We hebben al een goede bevolkingsadministratie. Het woord is niet meer de vlag die de lading dekt. De gegevens zijn nodig om een totaalbeeld te krij gen van beroepen, samenle vingsvormen, opleiding en woon werkverkeer. Uit het bevolkings register zijn die gegevens niet te putten." De proeftelling van vorige maand kenmerkte zich-onder an dere dan ook door vragen die betrekking hebben op de rol van de werkende vrouw, op de ge zinssamenstelling, de werksitua tie en de manier waarop werklo zen proberen weer aan de slag te komen. Voor statistici en tal van beleids- en planningsinstanties, zoals het Centraal Planbureau, diverse ministeries, provinciale en gemeentelijke bureaus en we tenschappelijke onderzoekin stellingen is dat allemaal belang rijk. Volgens Schmitz levert het pe riodiek elke tien jaar worden er volkstellingen gehouden re gistreren van gegevens een basis om vooruitberekeningen te kun nen maken naar de toekomst. „Elke volkstelling vormt een uit gangspunt voor nieuwe progno ses." Het verschaft ook informa tie die niet op andere manier te verzamelen is. De eerste echte volkstelling in ons land vond plaats in 1829, toen er nog geen bevolkingsre gisters bestonden. Bij nalatig heid of weigering werd een boete van tien tot honderd gulden op gelegd of een gevangenisstraf van één tot veertien dagen. De vragen die werden gesteld had den betrekking op naam, voor naam. leeftijd, geboorteplaats, geslacht, burgerlijke staat, be roep en godsdienst. De ontwikkeling naar een nauw keuriger en meer uitgebreide vraagstelling zette zich na de eeuwwisseling voort. In 1909 werd bij de telling onderscheid gemaakt tussen kinderen tot 14 jaar en ouder; deze vraag bleek op weerstanden te stuiten omdat er velen er een fiscale bedoeling achter zagen. In 1920 werden de vakbonden ingeschakeld om de vragen vooraf bij hun leden te toetsen op begrijpelijkheid. De resultaten van de telling werden voor het eerst in 1930 machinaal verwerkt. Tot 1971 verliepen de tellingen vrijwel probleemloos. In dat jaar begon het verzet zich niet alleen op de volkstelling te richten maar ook op het invoe ren van een persoonsnummer voor elke Nederlander. Jan Holvast, lid van de Stichting Waakzaamheid Persoonsregis tratie en lid van de werkgroep Volkstelling '81. erkent dat de volkstelling in 1971 gebruikt werd als „Kop van Jut": „Het protest was gericht tegen de wildgroei van registraties. Ten aanzien van de aantasting van de persoonlijke levenssfeer is er vergeleken met 1971 nauwelijks nog iets veranderd. Het vastleg gen van gegevens gaat maar door. Tachtig procent van de Ne derlandse bevolking heeft al een persoonsnummer zonder het zelf te weten. Bij demonstraties wor den video-opnamen gemaakt, bij rechtszaken, zoals die van Knut Folkerts, worden belangstellen den gefilmd en het registreren van rassen en typen door de poli tie neemt ook hand over hand toe." 'Tachtig procent bevolking heeft al persoonsnummer' Jan Holvast noemt in dit ver band het verzoek van de politie aan bibliotheken gegevens te verschaffen over het leesgedrag van de leden. Er bestaat volgens hem een tendens om het gedrag van het individu steeds meer te gaan beheersen. „In de psychia trie maakt men steeds meer ge bruik van de psycho-shock om het gedrag van de patiënt te ver anderen. Kijk maar naar de che mische castratie, naar hersen- metingen in inrichtingen. En we lopen in Nederland nog tien jaar achter in verhouding met de Ver enigde Staten. Als we op deze weg voortgaan, zal het eind zoek zijn. We moeten kritischer wor den over het verstrekken of ver werven van gegevens. Een betere controle op misbruik is nodig, maar de wettelijke basis daar voor ontbreekt, omdat de toege zegde algemene privacy-wet er nog steeds niet is." In 1971 al adviseerde de commis- sie-Koopmans de persoonlijke levenssfeer van de burgers bij wet te beschermen. Tot nu toe is dat er nog steeds niet van geko men en ook de volkstelling van 1981 zal gehouden worden zon der doeltreffende maatregelen om de privacy van de bevolking te garanderen. Omdat ook bij de volkstelling in 1981 het schut blad (met naam en adres) aan het formulier gehecht blijft, is er opnieuw geen sprake van ano nieme deelname. Jan Holvast ziet dan ook geen enkele aanlei ding om de bezwaren tegen de komende volkstelling te laten varen. Weliswaar heeft minister Van Aardenne (economische za ken) in de Kamercommissies van economische en binnenland se zaken aangekondigd de volks telling op beperkte schaal te wil len laten uitvoeren, maar dat is volgens Holvast een „tactisch spelletje" om de tegenstanders „zand in de ogen te strooien". „Het blijft een aantasting van de privacy" meent hij. „Er is niets nieuws onder de zon De Stichting Waakzaamheid Persoonsregistratie ziet meer heil in het nemen van steekproe ven, omdat die minder kostbaar zijn dan een integrale volkstel ling (in 1971 38 miljoen gulden, in 1981 naar verwachting 90 tot 100 miljoen). Daarom meent Holvast ook dat de telling in 1981 in deze opzet de laatste zal zijn. Dat het verzet ook zal toenemen. Twee weige raars in 1961. rond de 24.000 in 1971 en onlangs bij de proeftel ling dertig procent. Hoeveel zul len dat er wel niet in 1981 wor den? Schmitz van het CBS: „Dat valt moeilijk vast te stellen. We hebben er geen idee van hoeveel weigeraars er nu weer komen. Dat valt niet af te lezen uit de statistieken" G. A. Thi|s het altijd te betreuren er dingen gebeuren r niet hadden kunnen ten en omdat een mens rover wei eens wil op- handelt het hierna- e onder meer over af- n en hoofdletters. Op zijn dat respectabele inselen in onze taal. kele woordenlijst en nkele taalgebruiker helemaal omheen, lu ze gezamenlijk en in ting steeds meer ter- eroveren lijkt de tijd even de alarmklok te Het begint namelijk, argvuldig waarnemer laraan nauwelijks twij- de spuigaten uit te - - gewoonte om instellingen en instituten van allerlei aard en al lerlei snit niet met hun volledige naam aan te duiden maar met een paar hoofdletters (veelal de beginlet ters van de woorden die samen de volledige naam vormen) is op zichzelf niet zoveel in te brengen. Maar daar bij geldt een flinke beperking: als het maar over instellingen gaat die. en meestal zijn er enkele tientallen jaren voor nodig om dat te bereiken, alge mene bekendheid verworven hebben en ingeburgerd zijn. De voorbeelden liggen voor het grijpen: weinig Neder landers zullen moeite hebben met de KLM. met de NS. met de AOW. Ook het terrein dat zo fraai aangeduid wordt als het protestants-christelijke erf kent zijn vertrouwd geworden af kortingen; denk maar aan CNV en NCRV (al laat die laatste je zitten met de vraag of het nu over reizen of radio gaatEn wie zou het in zijn hoofd halen bezwaar te maken tegen afkortingen als KVP en ARP. die in feite de plaats van de oorspronkelij ke. volledige naam hebben ingeno men? (In het geval van de VPRO is de oorspronkelijke naam met het „vrij zinnig protestantse" erin zelfs hele maal losgelaten i. Het is. zoals zo vaak. moeilijk precies de grens aan te geven waar de duide lijkheid in onduidelijkheid verkeert, maar het is wel zeker dat die grens veelvuldig wordt overschreden: meni ge lezer krijgt menige aanduiding te verwerken die slechts een hinderpaal kan vormen of misschien zelfs een struikelblok is op de weg naar het begrip. Wat moet de gemiddelde, toch al met zoveel ingewikkelde en onoverzichtelijke zaken om de oren geslagen Nederlander beginnen met „namen" als DPR (dat blijkt een „di ocesane pastorale raad" te zijn, van roomsen huize dus), BNMO (bond van oorlogsslachtoffers). NLO (achter die letters blijken de nieuwe leraren opleidingen schuil te gaan), en AVBB (het algemeen verbond bouwbedrijf). En welke ruime vorming moet men hebben genoten om zonder al te lang piekeren in het MPO het „meerjaren ontwikkelingsprogramma" te her kennen? Bijna elk zichzelf respecterende orga nisatie wil kennelijk op dit punt haar modieus partijtje meeblazen en houdt er een in stevige hoofdletters uitgevoerde afkorting op na. naar ik aanneem in de hoop dat die het in de „volksmond" goed zal doen Hoe ver het kwaad reeds om zich heen gegre pen heeft werd mij pas goed duidelijk toen ik een blik wierp in het in 1978 uitgegeven „adresboek van katholiek Nederland": daarin worden welgeteld 228 afkortingen vermeld. De BBK is in dat boek geen kunstenaarsorgani satie maar een „bisschoppelijke be- heerskommissie", een DMP blijkt een „dienst missionair personeel" te zijn. een FKR een „financiële kommissie religieuzen", een DK een „districts- katecheet", een KBO een klooster bejaardenoord. Wie bij „WP" aan de Winkler Prins denkt, vergist zich deerlijk: het zijn de witte paters. De „naamlijst van de Nederlandse Her vormde Kerk 1978-1979" is op dit punt wat soberder maar blijft toch niet helemaal in gebreke: je kunt eruit leren dat DISK de „dienst indu striële samenleving vanwege de ker ken" voorstelt en de IKVOS het „in terkerkelijk vormingswerk ontwikke lingssamenwerking". De S.G. Wie niet wist dat de afkortings- en hoofdlettermanie tot in de hoogste overheidsregionen doorgedrongen is kan iets van de waarheid vernemen uit het boekje „Kanalen graven", dat oud-staatssecretaris J. F. Glastra van Loon schreef toen hij pa een conflict afgetreden was. Secretaris-generaal Mulder, die in dit boekje een niet onbeduidende rol speelt, wordt mees tal aangeduid als „de S.G." (een teke nende zin: „Mijn aandrang werd bei de keren door de S.G. van tafel ge veegd") en de procureur-generaal he ten de P G.'s. Het is trouwens niet het enige wat Je op Glastra van Loons taal kunt aanmerken, mensen die an deren gegijzeld houden duidt hij abu sievelijk als „gijzelaars" aan en ook heeft hij het over „gebouwelijke voor zieningen". wat ik niet bepaald fraai kan vinden. Terug naar de afkortingen en de hoofdletters: wie zich zo rijkelijk van dit soort aanduidingen bedient zou nog eens moeten overwegen wat de na-oorlogse Nederlands-Belgische spellingscommissie opmerkt: dat „het overdadig gebruik van hoofdlet ters de tekst onrustig maakt" Onrus- tige elementen in de tekst kunnen onmogelijk het begrip bevorderen en er zijn toch al genoeg vraagtekens ln de wereld. Dichtte De Genestet in de vorige eeuw al niet „Inraadslen wandelt de mensch op aard'1 door Rob Foppema Albert Einstein was een groot man, bij zijn honderd ste geboortedag (aanstaande woensdag! is daar niet omheen te komen. Alleen de uiterlijkheden al. Bij de uitgifte van een herdenkingszegel zag de Amerikaan se PTT aanleiding om een meer dan levensgrote versie te maken, in stille verwondering gadegeslagen door stiefdochter Margot Einstein. Nog groter is de bronssculptuur (zes en een halve meter) die een week te laat zal worden onthuld bij het gebouw van de Nationale academie van wetenschappen in New York. Of de schaal van deze uiterlijk heden nog met de goede smaak te rijmen valt. is de vraag. Maar een groot man. ongetwijfeld. Zijn relativiteitstheorie opende niet alleen natuurkundige ver gezichten. Ze sprak ook psycho logisch en cultureel zo tot de verbeelding, dat de naam tot ver buiten het vakgebied circuleer de. Alles was relatief, zei men wijsgerig, en die theorie was grondeloos diep. snelheid van de trein in de buurt komt van de lichtsnelheid (300.000 kilometer per seconde). Maar in de astronomie en in de natuurkunde der elementaire deeltjes komen zulke snelheden voor deeltjesversnellers doen het er om En daar behoren „re lativistische" effecten tot de concrete werkelijkheid. Magisch Toch begon het verhaal best on schuldig, zoals Einstein het in 1920 zijn toehoorders in Leiden uiteenzette. „Een man in een trein leest een boek, waarvan hij achtereenvolgens bladzijde drie en vijf openslaat. Hij kan nu denken, dat dit op dezelfde plaats gebeurt, namelijk in de trein. Maar beschouwen we dit omslaan van buiten de trein, dan blijkt dat dit niet op dezelf de plaats gebeurt. Alles hangt dus af van de plaats, van waar uit wij de zaak beschouwen." Het punt is nu. dat de man in de rijdende trein principieel even zeer gelijk heeft als wij langs de spoorbaan. Ons inzicht dat hij pas bij de vólgende telegraaf paal aan pagina vijf toekwam, doet niet af aan zijn visie dat het in dezelfde stoel gebeurde. Wij kunnen voor onze opvattingen geen extra gewicht ontlenen aan het feit dat wij stilstonden en hij reed. Want hij zat stil en voorzover hij naar buiten keek zag hij óns langsflitsen. Deze relatieve ge lijkwaardigheid van belang is slechts dat wij ten opzichte van elkaar bewegen heeft ingrij pende gevolgen. Hier wordt op een subtiele manier de revolutie herhaald waarmee Copernicus het wereldbeeld schokte van zijn tijdgenoten in de zestiende eeuw: de aarde is niet het onbe weeglijk middelpunt der schep ping. zij draait om de zon. Licht Zeker, de inzichten waren sinds dien verder gegroeid. De zon be weegt ten opzichte van andere sterren. De Melkweg als geheel beweegt ten opzichte van ande re sterrenstelsels Geen astro noom zou ook maar op zoek gaan naar een niet-bewegend middelpunt van het heelal. Toch zat nog het idee dat er „iets" absoluut kon stilstaan, subtiel verweven in de natuur kunde aan het eind van de ne gentiende eeuw. Het bewoog Mi- chelson en Morley om te meten of de snelheid van licht in de draairichting van de aarde om de zon anders zou zijn dan in de richting dwars daarop Dat bleek niet het geval Ook de man in de trein zal niet met ons van mening verschillen over de lichtsnelheid, als hij die rijdend meet en wij stilstaand, aldus Einstein Dit heeft merk waardige gevolgen voor de ver dere communicatie. (Laten we de man een mobilofoon mee geven. dat praat wat makkelij ker.) Volgens onze meting is de trein wat korter dan de man nameet. Zijn horloge loopt voor ons een tikkeltje achter terwijl hij zeker weet dat er niets mee mis is. Zetten we de trein (ten opzichte van ons» stil. dan vallen die ver schillen weg: in de rijdende trein loopt de t IJ d een tikkeltje langzamer dan de onze. althans wanneer wij die tijd meten, naast de spoorbaan. Over de ge lijktijdigheid van gebeurtenis sen op verschillende plaatsen, zullen we het met de man in de rijdende trein principieel nooit eens worden. Het begrip „gelijk tijdig" heeft geen betekenis tus sen hem en ons. Tijd en ruimte zijn onontwarbaar vervlochten Het is allemaal niet zó erg dat de dienstregeling moet worden aangepast De effecten krijgen pas echt betekenis wanneer de Einsteins magische reputatie werd gevestigd met de uitge breide „algemene" relativi teitstheorie, ook geldig voor op trekkende en remmende trei nen. Die leidde tot fundamen teel inzicht in de relatie tussen massa en ruimte: de zwaarte kracht. De beroemde formule die de re latie tussen energie en massa geeft, was al uit de oudere „spe ciale" theorie afkomstig. Ze werd in 1939 actueel toen Ein stein. op verzoek van collega's, de Amerikaanse regering waar schuwde voor de mogelijkheid van een atoombom die door kernsplijting massa in zeer veel energie zou omzetten. (De Duit sers zouden ermee bezig kunnen zijn.) Aan de Amerikaanse ont wikkeling had hij geen deel. Na de oorlog waarschuwde hij on vermoeibaar voor de gevaren van de bom in een volgend con flict. tot vlak voor zijn overlij den in 1955. Een groot man dus; de relativi teitstheorie is in de natuurkun de van 1979 nog een springle vend onderdeel. Maar Einstein was niet alleen de fysicus die wereld- en heelalschokkende dingen dacht. Wetenschappelijk zeker nog „groot" was zijn theo rie van het foto-elektrisch effect uit 1905. Licht dat op een metalen opper vlak valt. kan daaruit elektro nen vrijmaken. De snelheid waarmee die elektrisch geladen deeltjes wegschieten, hangt af van de kleur van het licht. Extra licht produceert meer elektro nen. maar heeft geen invloed op hun snelheid. Maar als de kleur naar rood verschuift, wordt de snelheid van de elektronen lager en op een gegeven moment nul. Einstein bedacht dat het licht kennelijk in de vorm van afzon derlijke pakketjes aankwam, met een energie-inhoud die van de kleur afhing. Elk pakketje wipt één elektron uit het opper vlak los. Dat kost een vaste hoe veelheid energie, en wat er dan nog „over" is. krijgt het elektron mee in de vorm van snelheid. Het is nu middelbare-schoolfysi- ca; Einstein kreeg er in 1922 een Nobelprijs voor. Kleiner Maar ook het kleinere werk is boeiend. In hetzelfde jaar 1905 verklaarde Eindsteln de Brown beweging Al in 1827 viel de bio loog Robert Brown de schokke rig onregelmatige beweging op van stuifmeelkorrels in een wa terdruppel. bekeken onder de microskoop. Een resultaat, al dus Einstein, van botsingen met de water-moleculen, wier krioe len zo zichtbaar wordt Ook aan het zichtbaar maken van elektronenbewegingen in een stuk ijzer is zijn naam ver» bonden. Hang het aan een draad in een elektrische spoel en jaag daar een stroom doorheen. Het ijzer wordt magnetisch doordat elektronen erin plotseling de an dere kant op gaan draaien. Maar de totale hoeveelheid „draaimo- ment" kan niet veranderen Het ijzer draait daarom in zijn ge heel een klein rukje terug: het Einsteln-De Haas-effect (1915). De Haas werkte in Leiden, die binding kwam dus niet uit de tucht vallen. Einstein werd er in 1920 buitengewoon hoogleraar en kwam elk Jaar een tijd colle ge geven. Men spaarde proble men voor hem op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 13