'obben met de volkstelling
Einstcii
nderpalen op de weg naar het begrip
A
USA IV
aarborg voor bescherming privacy nog steeds niet voldoende'
1
■;i
HH
Wetenschap en techniek
:RDAG 10 MAART 1979
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
13
X -
•••••••••••••••••••••••••••a**
••••••••••••••••••••••••a*
7. - 1
•8<ebruari 1981 moet het dus gebeuren: de
Hing! Hoewel die datum nog bijna twee jaar
is afligt, is de opwinding groeiende. Geen
Gezien de beroering, die de veertiende
lelling in 1971 omlijstte is het interessantje af
jgen of de haarden van het verzet uit die
de nu nog aanwezig zijn. Het is immers bijna
aar later en de veelbesproken matheid van de
zeventig zou ook een waas over het verzet
persoonsregistratie hebben kunnen leggen.
niets wijst voorlopig in die richting. Twee weken
|en nog riep de Stichting Waakzaamheid
wnsregistratie, een loot van het in 1971 actieve
Rechtshulp, op tot een „massaal en krachtig
tegen de volkstelling van 1981Over de voors
gens van een telling, het waarom en het hoe.
ten we met de coördinatoren van het Centraal
3U voor de Statistiek voor de volkstelling drs. J.
litz en M, Vliegen en met de voorzitter van de
ling Waakzaamheid Persoonsregistratie, Jan
ist.
„We zijn geen hobbyisten. Het is geen
nieuwsgierigheid van ons. We willen voorzien in de
behoefte die er bestaat om een beleid te volgen en te
toetsen. J. Schmitz en M. Vliegen, beiden werkzaam
bij het Centraal Bureau voor de Statistiek in Voorburg
en belast met de coördinatie van de komende
volkstelling, zeggen dat zij niet in een herhaling willen
vallen „van de fouten die we in 1971 gemaakt
hebben". Twee uur later tijdens het gesprek: „Nou ja,
fouten. Er waren wat moeilijkheden. Maar dat hoeven
geen fouten geweest te zijn."
Deelname aan de volkstelling in 1981 is verplicht,
maar er staat geen straf op weigering. Schmitz over
deze tweeslachtige maatregel: „We willen door de
verplichting de belangrijkheid van de volkstelling
onderstrepen. Nu de strafbepaling is weggevallen
komt de verantwoordelijkheid meer bij de burger te
liggen. Het kan zijn voor- en nadelen hebben. Er is in
ieder geval een gunstiger klimaat ontstaan. Deze
nieuwe aanpak kan sympathieker overkomen."
..Als de volkstelling in 1981 doorgaat, is dat definitief
de laatste". Jan Holvast, voorzitter van de Stichting
Waakzaamheid Personenregistratie. over de telling,
die pas over twee jaar gehouden zal worden, maar de
gemoederen nu al aardig bezighoudt. „Het is geen
telling meer. maar een verkapt sociaal
wetenschappelijk onderzoek. Ook niet meer het
geëigende instrument om gegevens te krijgen."
Het verzet in 1971 richtte zich niet alleen op de
volkstelling, maar ook op het heimelijk invoeren van
een persoonsnummer en andere
automatiseringsprocessen. Het recht op privacy is
hierbij in het geding. Er zijn geen goede en
waterdichte garanties voor de bescherming van het
individu, ledereen verzamelt maar
persoonsgegevens, maar er worden geen
maatregelen genomen om personen te beschermen
Toen niet en nu niet. De oorzaken van het verzet zijn
niet weggenomen; alleen versterkt. Daarom zal het
veizet nu ook groter zijn."
Peter van den Berg en Haro Hielkema
TERDAM Met eni-
irbazing constateerde
[emeentebestuur van
Lenisse in 1972 dat
r de bevolking van
luidhollandse plaats-
intig jongens en vijf
meisjes beneden de
en jaar getrouwd ble-
5fe zijn. De verwarring
nog groter toen aan
iricht kwam dat vijfen-
ïtig inwoners onder
'crWintig jaar van een
-uitkering genoten.
reep uit het foutenfestijn
volkstelling in 1971, die
-uijen leger van tegenstanders
ok als een „ware chaos"
gekarakteriseerd. De
de uitkomsten in Spijke-
en andere gemeenten) wer-
y'-fcroorzaakt door een niet
re kleurstreep op één mil-
in de bij de volkstelling
r#te ponskaarten. Een
met tal van vormen
botage ervoor zorgde
1 nut van deze volkstelling
rerd aangevochten Gege-
3CJwamen pas jaren later bo
ater. bleken toen al op
ie, ge punten verouderd en
en het onmogelijk om op
iaarvan een doelmatig be
te stippelen.
den om er de brui aan te
zo lijkt het Bij het Cen-
70 iureau voor de Statistiek
in Voorburg wordt daar-
el anders gedacht. „Op-
leester" drs. J Schmitz
sociale rekeningen en be-
,ns t de wettelijke coördina-
de volkstelling) en zijn
bereiden zich zelfs al
lor op een nieuwe afleve-
jn de volksregistratie, in
orige maand nog werd er
en proeftelling gehouden
irraagstelling uit te probe-
ponskaarten, waar in
veel over te doen was.
zijn vervangen door ordentelij
ke, als belastingpapieren ogende
formulieren. Daarmee komt het
CBS tegemoet aan het psycholo
gisch bezwaar dat aan het ge
bruik van ponskaarten kleeft.
„Met die ponskaarten zijn niet
alleen technische fouten ge
maakt. zodat er vreemde uit
komsten uit de computer kwa
men. maar veel mensen hadden
ook moeite met al die hokjes en
vakjes Het deed te veel compu
terachtig aan." vindt men nu
ook bij het CBS.
Toch kan Schmitz zich de weer
stand tegen het computerboekje,
niet helemaal voorstellen. Hij
'Gedragsbeheersing
gaat door tot
in het gevaarlijke'
heeft er nog een uit 1971 liggen
en bekijkt het nauwkeurig. „De
mensen vullen toch ook een lotto
en een toto in. Dat zijn toch ook
allemaal hokjes en vakjes." Als
we voorzichtig opmerken dat er
met lotto en toto iets gewonnen
kan worden, kijken de CBS-des-
kundigen ons ongelovig aan.
„Als je het formulier van de volk
stelling goed invult, valt er een
subsidie mee te verdienen," die
nen zij ons van repliek.
Het woord volkstelling is inmid
dels wel een verouderd begrip
geworden. Dat zegt J. Schmitz
zelf ook. We hebben al een goede
bevolkingsadministratie. Het
woord is niet meer de vlag die de
lading dekt. De gegevens zijn
nodig om een totaalbeeld te krij
gen van beroepen, samenle
vingsvormen, opleiding en woon
werkverkeer. Uit het bevolkings
register zijn die gegevens niet te
putten."
De proeftelling van vorige
maand kenmerkte zich-onder an
dere dan ook door vragen die
betrekking hebben op de rol van
de werkende vrouw, op de ge
zinssamenstelling, de werksitua
tie en de manier waarop werklo
zen proberen weer aan de slag te
komen. Voor statistici en tal van
beleids- en planningsinstanties,
zoals het Centraal Planbureau,
diverse ministeries, provinciale
en gemeentelijke bureaus en we
tenschappelijke onderzoekin
stellingen is dat allemaal belang
rijk.
Volgens Schmitz levert het pe
riodiek elke tien jaar worden
er volkstellingen gehouden re
gistreren van gegevens een basis
om vooruitberekeningen te kun
nen maken naar de toekomst.
„Elke volkstelling vormt een uit
gangspunt voor nieuwe progno
ses." Het verschaft ook informa
tie die niet op andere manier te
verzamelen is.
De eerste echte volkstelling in
ons land vond plaats in 1829,
toen er nog geen bevolkingsre
gisters bestonden. Bij nalatig
heid of weigering werd een boete
van tien tot honderd gulden op
gelegd of een gevangenisstraf
van één tot veertien dagen. De
vragen die werden gesteld had
den betrekking op naam, voor
naam. leeftijd, geboorteplaats,
geslacht, burgerlijke staat, be
roep en godsdienst.
De ontwikkeling naar een nauw
keuriger en meer uitgebreide
vraagstelling zette zich na de
eeuwwisseling voort. In 1909
werd bij de telling onderscheid
gemaakt tussen kinderen tot 14
jaar en ouder; deze vraag bleek
op weerstanden te stuiten omdat
er velen er een fiscale bedoeling
achter zagen. In 1920 werden de
vakbonden ingeschakeld om de
vragen vooraf bij hun leden te
toetsen op begrijpelijkheid. De
resultaten van de telling werden
voor het eerst in 1930 machinaal
verwerkt. Tot 1971 verliepen de
tellingen vrijwel probleemloos.
In dat jaar begon het verzet zich
niet alleen op de volkstelling te
richten maar ook op het invoe
ren van een persoonsnummer
voor elke Nederlander.
Jan Holvast, lid van de Stichting
Waakzaamheid Persoonsregis
tratie en lid van de werkgroep
Volkstelling '81. erkent dat de
volkstelling in 1971 gebruikt
werd als „Kop van Jut": „Het
protest was gericht tegen de
wildgroei van registraties. Ten
aanzien van de aantasting van
de persoonlijke levenssfeer is er
vergeleken met 1971 nauwelijks
nog iets veranderd. Het vastleg
gen van gegevens gaat maar
door. Tachtig procent van de Ne
derlandse bevolking heeft al een
persoonsnummer zonder het zelf
te weten. Bij demonstraties wor
den video-opnamen gemaakt, bij
rechtszaken, zoals die van Knut
Folkerts, worden belangstellen
den gefilmd en het registreren
van rassen en typen door de poli
tie neemt ook hand over hand
toe."
'Tachtig procent
bevolking heeft
al persoonsnummer'
Jan Holvast noemt in dit ver
band het verzoek van de politie
aan bibliotheken gegevens te
verschaffen over het leesgedrag
van de leden. Er bestaat volgens
hem een tendens om het gedrag
van het individu steeds meer te
gaan beheersen. „In de psychia
trie maakt men steeds meer ge
bruik van de psycho-shock om
het gedrag van de patiënt te ver
anderen. Kijk maar naar de che
mische castratie, naar hersen-
metingen in inrichtingen. En we
lopen in Nederland nog tien jaar
achter in verhouding met de Ver
enigde Staten. Als we op deze
weg voortgaan, zal het eind zoek
zijn. We moeten kritischer wor
den over het verstrekken of ver
werven van gegevens. Een betere
controle op misbruik is nodig,
maar de wettelijke basis daar
voor ontbreekt, omdat de toege
zegde algemene privacy-wet er
nog steeds niet is."
In 1971 al adviseerde de commis-
sie-Koopmans de persoonlijke
levenssfeer van de burgers bij
wet te beschermen. Tot nu toe is
dat er nog steeds niet van geko
men en ook de volkstelling van
1981 zal gehouden worden zon
der doeltreffende maatregelen
om de privacy van de bevolking
te garanderen. Omdat ook bij de
volkstelling in 1981 het schut
blad (met naam en adres) aan
het formulier gehecht blijft, is er
opnieuw geen sprake van ano
nieme deelname. Jan Holvast
ziet dan ook geen enkele aanlei
ding om de bezwaren tegen de
komende volkstelling te laten
varen. Weliswaar heeft minister
Van Aardenne (economische za
ken) in de Kamercommissies
van economische en binnenland
se zaken aangekondigd de volks
telling op beperkte schaal te wil
len laten uitvoeren, maar dat is
volgens Holvast een „tactisch
spelletje" om de tegenstanders
„zand in de ogen te strooien".
„Het blijft een aantasting van de
privacy" meent hij. „Er is niets
nieuws onder de zon
De Stichting Waakzaamheid
Persoonsregistratie ziet meer
heil in het nemen van steekproe
ven, omdat die minder kostbaar
zijn dan een integrale volkstel
ling (in 1971 38 miljoen gulden, in
1981 naar verwachting 90 tot 100
miljoen).
Daarom meent Holvast ook dat
de telling in 1981 in deze opzet de
laatste zal zijn. Dat het verzet
ook zal toenemen. Twee weige
raars in 1961. rond de 24.000 in
1971 en onlangs bij de proeftel
ling dertig procent. Hoeveel zul
len dat er wel niet in 1981 wor
den? Schmitz van het CBS: „Dat
valt moeilijk vast te stellen. We
hebben er geen idee van hoeveel
weigeraars er nu weer komen.
Dat valt niet af te lezen uit de
statistieken"
G. A. Thi|s
het altijd te betreuren
er dingen gebeuren
r niet hadden kunnen
ten en omdat een mens
rover wei eens wil op-
handelt het hierna-
e onder meer over af-
n en hoofdletters. Op
zijn dat respectabele
inselen in onze taal.
kele woordenlijst en
nkele taalgebruiker
helemaal omheen,
lu ze gezamenlijk en in
ting steeds meer ter-
eroveren lijkt de tijd
even de alarmklok te
Het begint namelijk,
argvuldig waarnemer
laraan nauwelijks twij-
de spuigaten uit te
- -
gewoonte om instellingen
en instituten van allerlei aard en al
lerlei snit niet met hun volledige
naam aan te duiden maar met een
paar hoofdletters (veelal de beginlet
ters van de woorden die samen de
volledige naam vormen) is op zichzelf
niet zoveel in te brengen. Maar daar
bij geldt een flinke beperking: als het
maar over instellingen gaat die. en
meestal zijn er enkele tientallen jaren
voor nodig om dat te bereiken, alge
mene bekendheid verworven hebben
en ingeburgerd zijn. De voorbeelden
liggen voor het grijpen: weinig Neder
landers zullen moeite hebben met de
KLM. met de NS. met de AOW. Ook
het terrein dat zo fraai aangeduid
wordt als het protestants-christelijke
erf kent zijn vertrouwd geworden af
kortingen; denk maar aan CNV en
NCRV (al laat die laatste je zitten
met de vraag of het nu over reizen of
radio gaatEn wie zou het in zijn
hoofd halen bezwaar te maken tegen
afkortingen als KVP en ARP. die in
feite de plaats van de oorspronkelij
ke. volledige naam hebben ingeno
men? (In het geval van de VPRO is de
oorspronkelijke naam met het „vrij
zinnig protestantse" erin zelfs hele
maal losgelaten i.
Het is. zoals zo vaak. moeilijk precies
de grens aan te geven waar de duide
lijkheid in onduidelijkheid verkeert,
maar het is wel zeker dat die grens
veelvuldig wordt overschreden: meni
ge lezer krijgt menige aanduiding te
verwerken die slechts een hinderpaal
kan vormen of misschien zelfs een
struikelblok is op de weg naar het
begrip. Wat moet de gemiddelde,
toch al met zoveel ingewikkelde en
onoverzichtelijke zaken om de oren
geslagen Nederlander beginnen met
„namen" als DPR (dat blijkt een „di
ocesane pastorale raad" te zijn, van
roomsen huize dus), BNMO (bond
van oorlogsslachtoffers). NLO (achter
die letters blijken de nieuwe leraren
opleidingen schuil te gaan), en AVBB
(het algemeen verbond bouwbedrijf).
En welke ruime vorming moet men
hebben genoten om zonder al te lang
piekeren in het MPO het „meerjaren
ontwikkelingsprogramma" te her
kennen?
Bijna elk zichzelf respecterende orga
nisatie wil kennelijk op dit punt haar
modieus partijtje meeblazen en
houdt er een in stevige hoofdletters
uitgevoerde afkorting op na. naar ik
aanneem in de hoop dat die het in de
„volksmond" goed zal doen Hoe ver
het kwaad reeds om zich heen gegre
pen heeft werd mij pas goed duidelijk
toen ik een blik wierp in het in 1978
uitgegeven „adresboek van katholiek
Nederland": daarin worden welgeteld
228 afkortingen vermeld. De BBK is
in dat boek geen kunstenaarsorgani
satie maar een „bisschoppelijke be-
heerskommissie", een DMP blijkt een
„dienst missionair personeel" te zijn.
een FKR een „financiële kommissie
religieuzen", een DK een „districts-
katecheet", een KBO een klooster
bejaardenoord. Wie bij „WP" aan de
Winkler Prins denkt, vergist zich
deerlijk: het zijn de witte paters. De
„naamlijst van de Nederlandse Her
vormde Kerk 1978-1979" is op dit
punt wat soberder maar blijft toch
niet helemaal in gebreke: je kunt
eruit leren dat DISK de „dienst indu
striële samenleving vanwege de ker
ken" voorstelt en de IKVOS het „in
terkerkelijk vormingswerk ontwikke
lingssamenwerking".
De S.G.
Wie niet wist dat de afkortings- en
hoofdlettermanie tot in de hoogste
overheidsregionen doorgedrongen is
kan iets van de waarheid vernemen
uit het boekje „Kanalen graven", dat
oud-staatssecretaris J. F. Glastra van
Loon schreef toen hij pa een conflict
afgetreden was. Secretaris-generaal
Mulder, die in dit boekje een niet
onbeduidende rol speelt, wordt mees
tal aangeduid als „de S.G." (een teke
nende zin: „Mijn aandrang werd bei
de keren door de S.G. van tafel ge
veegd") en de procureur-generaal he
ten de P G.'s. Het is trouwens niet het
enige wat Je op Glastra van Loons
taal kunt aanmerken, mensen die an
deren gegijzeld houden duidt hij abu
sievelijk als „gijzelaars" aan en ook
heeft hij het over „gebouwelijke voor
zieningen". wat ik niet bepaald fraai
kan vinden.
Terug naar de afkortingen en de
hoofdletters: wie zich zo rijkelijk van
dit soort aanduidingen bedient zou
nog eens moeten overwegen wat de
na-oorlogse Nederlands-Belgische
spellingscommissie opmerkt: dat
„het overdadig gebruik van hoofdlet
ters de tekst onrustig maakt" Onrus-
tige elementen in de tekst kunnen
onmogelijk het begrip bevorderen
en er zijn toch al genoeg vraagtekens
ln de wereld. Dichtte De Genestet in
de vorige eeuw al niet „Inraadslen
wandelt de mensch op aard'1
door Rob Foppema
Albert Einstein was een groot man, bij zijn honderd
ste geboortedag (aanstaande woensdag! is daar niet
omheen te komen. Alleen de uiterlijkheden al. Bij de
uitgifte van een herdenkingszegel zag de Amerikaan
se PTT aanleiding om een meer dan levensgrote
versie te maken, in stille verwondering gadegeslagen
door stiefdochter Margot Einstein. Nog groter is de
bronssculptuur (zes en een halve meter) die een week
te laat zal worden onthuld bij het gebouw van de
Nationale academie van wetenschappen in New York.
Of de schaal van deze uiterlijk
heden nog met de goede smaak
te rijmen valt. is de vraag. Maar
een groot man. ongetwijfeld.
Zijn relativiteitstheorie opende
niet alleen natuurkundige ver
gezichten. Ze sprak ook psycho
logisch en cultureel zo tot de
verbeelding, dat de naam tot ver
buiten het vakgebied circuleer
de. Alles was relatief, zei men
wijsgerig, en die theorie was
grondeloos diep.
snelheid van de trein in de buurt
komt van de lichtsnelheid
(300.000 kilometer per seconde).
Maar in de astronomie en in de
natuurkunde der elementaire
deeltjes komen zulke snelheden
voor deeltjesversnellers doen
het er om En daar behoren „re
lativistische" effecten tot de
concrete werkelijkheid.
Magisch
Toch begon het verhaal best on
schuldig, zoals Einstein het in
1920 zijn toehoorders in Leiden
uiteenzette. „Een man in een
trein leest een boek, waarvan hij
achtereenvolgens bladzijde drie
en vijf openslaat. Hij kan nu
denken, dat dit op dezelfde
plaats gebeurt, namelijk in de
trein. Maar beschouwen we dit
omslaan van buiten de trein,
dan blijkt dat dit niet op dezelf
de plaats gebeurt. Alles hangt
dus af van de plaats, van waar
uit wij de zaak beschouwen."
Het punt is nu. dat de man in de
rijdende trein principieel even
zeer gelijk heeft als wij langs de
spoorbaan. Ons inzicht dat hij
pas bij de vólgende telegraaf
paal aan pagina vijf toekwam,
doet niet af aan zijn visie dat het
in dezelfde stoel gebeurde. Wij
kunnen voor onze opvattingen
geen extra gewicht ontlenen
aan het feit dat wij stilstonden
en hij reed.
Want hij zat stil en voorzover hij
naar buiten keek zag hij óns
langsflitsen. Deze relatieve ge
lijkwaardigheid van belang is
slechts dat wij ten opzichte van
elkaar bewegen heeft ingrij
pende gevolgen. Hier wordt op
een subtiele manier de revolutie
herhaald waarmee Copernicus
het wereldbeeld schokte van
zijn tijdgenoten in de zestiende
eeuw: de aarde is niet het onbe
weeglijk middelpunt der schep
ping. zij draait om de zon.
Licht
Zeker, de inzichten waren sinds
dien verder gegroeid. De zon be
weegt ten opzichte van andere
sterren. De Melkweg als geheel
beweegt ten opzichte van ande
re sterrenstelsels Geen astro
noom zou ook maar op zoek
gaan naar een niet-bewegend
middelpunt van het heelal.
Toch zat nog het idee dat er
„iets" absoluut kon stilstaan,
subtiel verweven in de natuur
kunde aan het eind van de ne
gentiende eeuw. Het bewoog Mi-
chelson en Morley om te meten
of de snelheid van licht in de
draairichting van de aarde om
de zon anders zou zijn dan in de
richting dwars daarop Dat
bleek niet het geval
Ook de man in de trein zal niet
met ons van mening verschillen
over de lichtsnelheid, als hij die
rijdend meet en wij stilstaand,
aldus Einstein Dit heeft merk
waardige gevolgen voor de ver
dere communicatie. (Laten we
de man een mobilofoon mee
geven. dat praat wat makkelij
ker.) Volgens onze meting is de
trein wat korter dan de man
nameet. Zijn horloge loopt voor
ons een tikkeltje achter terwijl
hij zeker weet dat er niets mee
mis is.
Zetten we de trein (ten opzichte
van ons» stil. dan vallen die ver
schillen weg: in de rijdende trein
loopt de t IJ d een tikkeltje
langzamer dan de onze. althans
wanneer wij die tijd meten,
naast de spoorbaan. Over de ge
lijktijdigheid van gebeurtenis
sen op verschillende plaatsen,
zullen we het met de man in de
rijdende trein principieel nooit
eens worden. Het begrip „gelijk
tijdig" heeft geen betekenis tus
sen hem en ons. Tijd en ruimte
zijn onontwarbaar vervlochten
Het is allemaal niet zó erg dat de
dienstregeling moet worden
aangepast De effecten krijgen
pas echt betekenis wanneer de
Einsteins magische reputatie
werd gevestigd met de uitge
breide „algemene" relativi
teitstheorie, ook geldig voor op
trekkende en remmende trei
nen. Die leidde tot fundamen
teel inzicht in de relatie tussen
massa en ruimte: de zwaarte
kracht.
De beroemde formule die de re
latie tussen energie en massa
geeft, was al uit de oudere „spe
ciale" theorie afkomstig. Ze
werd in 1939 actueel toen Ein
stein. op verzoek van collega's,
de Amerikaanse regering waar
schuwde voor de mogelijkheid
van een atoombom die door
kernsplijting massa in zeer veel
energie zou omzetten. (De Duit
sers zouden ermee bezig kunnen
zijn.) Aan de Amerikaanse ont
wikkeling had hij geen deel. Na
de oorlog waarschuwde hij on
vermoeibaar voor de gevaren
van de bom in een volgend con
flict. tot vlak voor zijn overlij
den in 1955.
Een groot man dus; de relativi
teitstheorie is in de natuurkun
de van 1979 nog een springle
vend onderdeel. Maar Einstein
was niet alleen de fysicus die
wereld- en heelalschokkende
dingen dacht. Wetenschappelijk
zeker nog „groot" was zijn theo
rie van het foto-elektrisch effect
uit 1905.
Licht dat op een metalen opper
vlak valt. kan daaruit elektro
nen vrijmaken. De snelheid
waarmee die elektrisch geladen
deeltjes wegschieten, hangt af
van de kleur van het licht. Extra
licht produceert meer elektro
nen. maar heeft geen invloed op
hun snelheid. Maar als de kleur
naar rood verschuift, wordt de
snelheid van de elektronen lager
en op een gegeven moment nul.
Einstein bedacht dat het licht
kennelijk in de vorm van afzon
derlijke pakketjes aankwam,
met een energie-inhoud die van
de kleur afhing. Elk pakketje
wipt één elektron uit het opper
vlak los. Dat kost een vaste hoe
veelheid energie, en wat er dan
nog „over" is. krijgt het elektron
mee in de vorm van snelheid.
Het is nu middelbare-schoolfysi-
ca; Einstein kreeg er in 1922 een
Nobelprijs voor.
Kleiner
Maar ook het kleinere werk is
boeiend. In hetzelfde jaar 1905
verklaarde Eindsteln de Brown
beweging Al in 1827 viel de bio
loog Robert Brown de schokke
rig onregelmatige beweging op
van stuifmeelkorrels in een wa
terdruppel. bekeken onder de
microskoop. Een resultaat, al
dus Einstein, van botsingen met
de water-moleculen, wier krioe
len zo zichtbaar wordt
Ook aan het zichtbaar maken
van elektronenbewegingen in
een stuk ijzer is zijn naam ver»
bonden. Hang het aan een draad
in een elektrische spoel en jaag
daar een stroom doorheen. Het
ijzer wordt magnetisch doordat
elektronen erin plotseling de an
dere kant op gaan draaien. Maar
de totale hoeveelheid „draaimo-
ment" kan niet veranderen Het
ijzer draait daarom in zijn ge
heel een klein rukje terug: het
Einsteln-De Haas-effect (1915).
De Haas werkte in Leiden, die
binding kwam dus niet uit de
tucht vallen. Einstein werd er in
1920 buitengewoon hoogleraar
en kwam elk Jaar een tijd colle
ge geven. Men spaarde proble
men voor hem op