Anders dan men zegt )e 12 stellingen van Joep de Boer Ping- pongspel over mensenrechten discussie met internationaal bedrijfsleven - ilJDAG 9 MAART 1979 TROUWKWARTET PS 13 - RH 1$ jestaat het nieuws ooit uit feiten? Kat wij voor feiten laten doorgaan, jzo doortrokken van onze iterpretaties, dat een objectief ieuwsblad onbestaanbaar is. rie schrijven wil, moet zich over teeds meer zaken steeds beter ocumenteren. Het is een eindeloze ermoeienis, maar toch is dit het loeilijkste niet. De zwaarste pgave is de toetsing: welke egevens zijn betrouwbaar? De igewikkeldheid van alle dingen is og niets tegenover de etrekkelijkheid van alle dingen. lke krant zou een rubriek moeten ebben die steevast begint met de n: „In tegenstelling tot wat men tijd heeft aangenomenDe zers zouden dan van meet af aan twee groepen uiteenvallen. De rste groep zou die rubriek ibewust als een bedreiging varen: als er elke dag een gemene mening op de helling imt, blijkt heel onze wereld van aarheden en werkelijkheden ibetrouwbaar te zijn. De tweede oep zou zich daardoor nu juist ngenaam geprikkeld voelen: elke uk in de publieke opinie heeft iets ^jongensachtigs. ten Anton Ent onlangs een artikel gon met „in tegenstelling tot wat en altijd heeft aangenomen", temde hij deze openingszin een achtige formulering, waarop tijd iets opzienbarends moet lgen: bloedsomloop bestaat niet. alfabetisme neemt toe, e visieverslaving loopt terug, er irden meer gedichtenbundels dan idenborstels verkocht. „Maar," Deg hij zich af, „hoe vaak hebben terwille van een futiliteit de em ingehouden en de oren spitst?" en een olijke zetter lakte er „gesplitst" van om in de jl te blijven: anders dan jruikelijk. f kwam Ent zeker niet met een komstigheid voor de dag. Hij wees dat de zwakke gezondheid n Jacqueline van der Waals ak aangevoerd als verzachtende istandigheid bij haar „in het ogezicht van de dood schreven" gezang „Wat de ■komst brengen moge" een eds doorvertelde legende is. Zij ireef dat lied al vóór 1920 en was 1921 een sportieve, gezonde uw, die genoot van reizen, ndelen, fietsen, schaatsen, missen en bergbeklimmen. C. Tazelaar moet destijds .chrokken zijn van de ■lancholie, de twijfel, de standlgheid en het pdsverlangen in haar gedichten (lat hij het christelijk karakter n haar poëzie niet anders kon den dan door een slopende lal te verzinnen, die zich volgens door allerlei loolboekjes en radiopraatjes door Okke Jager or J. J. P. de Boer bleef heensiepen. Vroeger werd daarmee haar twijfel goedgepraat, en nu haar berusting. Als zoiets wordt rechtgezet, is dat geen kleinigheid. Maar zou er wel één dichter of denker zijn, over wie géén sprookjes worden verteld? Bij Kaf ka denkt iedereen aan een sombere dromer, die de raadselachtigheid van het leven weergaf in troosteloze verhalen ovei surrealistische monsters. In deze mythe is de werkelijke Kafka met name zijn humor, zijn ironische distantie geheel uit het gezicht verdwenen. Als hij voorlas uit eigen werk, was hij vrolijk gestemd en werd er door de toehoorders onbedaarlijk gelachen. In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, is Marx niet de uitvinder van de meerwaarde-leer (men vindt deze al bij de burgerlijke econoom Ricardo) en heeft hij nooit het verdwijnen van de middenstand vgorspeld. Aan het onderzoek van Max Weber over de protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme worden een heel ander uitgangspunt en een heel andere intentie toegeschreven dan hemzelf voor ogen stonden. Hij was er zeker niet op uit om Marx te weerleggen. En zijn eis dat de kooplieden uit de tempel der wetenschap verdreven moeten, worden, maakt hem niet tot de positivist waarvoor hij door velen wordt aangezien. Men hoeft niet Henk Broekhuis of Karei van het Reve te heten om doorlopend algemeen-aanvaarde opvattingen als kletspraat aan de kaak te kunnen stellen. Wat mensen zeggen over schrijvers, is er meestal even ver naast als wat ze zeggen over dieren. Men zegt dat een spotlijster een lijster is die spot, dat dieren geen gevoel voor de schoonheid van muzikale vormen hebben. dat de sterkste van een sociale dierengemeenschap een tiran is, dat er tussen hond en kat een erfvijandschap bestaat, dat apen stenen en kokosnoten als projectielen gebruiken, dat geboortenregeling in de vrije natuur een zeldzame uitzondering is en dat lemmingen zich in een magische massawaanzinnige aanval van zelfvernietigingsdrang blindelings van hoge rotsen in het water storten. Al die beweringen slaan nergens op. Ook wat mensen zeggen over de geschiedenis, is vaak uit de lucht gegrepen. Men zegt dat alleen de mens intelligent genoeg was om werktuigen uit te vinden en toe te passen. Men zegt dat de natuurvolken wreed waren en niet logisch konden denken. Men zegt dat de zegetocht van het woord progrès bij Fontenelle begon; maar reeds Perrault gebruikte het in zijn gelegenheidsgedicht van 1687. Men zegt dat het woord nihilisme voor het eerst in Rusland in 1829 werd uitgesproken om dan in omloop gebracht te worden door Toergenjews roman „Vaders en Zonen" in 1862; maar het kwam al voor in een zendbrief van Jacobi aan Fichte in 1799. Men zegt dat in het tijdvak van het absolutisme de macht van de alleenheersers onbeperkt was. Maar zelfs Lodewijk XIV was in een netwerk van onderlinge afhankelijkheden opgenomen, zodat hij de speelruimte voor zijn macht slechts met de behendigheid van een koorddanser kon behouden. Geen enkele ontsporing van de algemene mening mag een futiliteit heten, al kunnen de gevolgen variëren van een extra noot in een tweede druk tot een wereldramp. Het kan levensgevaarlijk zijn. als wij er geen besef van hebben, dat ook de machtigste heerser voordurend bedreigd wordt door het verlies van zijn positie en met allerlei institutionele maatregelen de druk van dit risico probeert te verkleinen. Op zichzelf kan het weinig kwaad, als iedereen de bewering napraat dat de moderne mens de dood verdringt. In feite geldt dit alleen voor een kleine minderheid. Het taboe-karakter van de dood heeft iets van een ideaaltypische constructie. Maar het wordt al bedenkelijker, als men meent te weten dat kinderen bij het sterven van hun vader of moeder veel minder verdriet hebben dan volwassenen. Zo'n verzinsel kan slachtoffers maken. Het is nog niet catastrofaal, als men het boeddhisme uit klimaat en bodem van India verklaart. Wel wordt dan onbegrijpelijk, waarom Tibet het boeddhistisch gebied bij uitstek is, waar klimaat en bodem een totaal ander beeld vertonen dan de streek om de Ganges. Maar kwalijker wordt het, als men meent dat klimaat en bodem het leven in India zo gemakkelijk maken dat de mens zich daar ternauwernood behoeft te voeden en te bewegen, zodat een bespiegelend leven er een natuurlijke bestaanswijze zou zijn. Niet-eten, niet-bewegen, geen gevoel van genot of gemis dat is nu juist een radicale ontkenning van de natuur. Telkens wordt voor verdieping aangezien, wat in werkelijkheid een verdunning is. Post-freudianen kunnen op zo'n manier hun waarden aan de leer van Freud toevoegen, dat zij het kritisch gehalte ervan waardeloos maken. Intussen weten zij dan ook nog door het aanhoudend gebruik in de eerste persoon in hun artikelen de indruk te wkken dat zij in de vuurlinie staan, terwijl zij in feite keurig in de rij lopen. Zo kunnen sociologen en theologen Marx aanvallen met een gezicht alsof de eigen carrière daardoor te gronde wordt gericht, terwijl die er nu Juist voorgoed door verzekerd is. Ik deed maar een greep uit wat mij in één week trof als ónders dan men zegt. Het is genoeg voor de conclusie: wij kunnen ons slechts moeizaam voortbewegen door een mijnenveld van misverstanden. Feiten zijn vaak fabeltjes. rtien dagen geleden schreef H. leuman op deze plaats over wat noemde „De denkkracht van het Aanleiding voor die be- Duwing vormde enerzijds de be de brief van prof. Goudzwaard mderzijds een interview met mij Hervormd Nederland". Neuman rp mij de handschoen toe om n in het interview neergelegde ïdpunt over het door Nederland olgen veiligheidsbeleid nader te üaren. kan hem mijn standpunt, dat geen ander is dan wat bij de ementaire behandeling van de ta Kernbewapening" door de '.-woordvoerders naar voren is racht, nauwelijks echt onbe- d zijn. Dat Neuman dus in zeke- in naar de bekende weg vraagt, laar ik aanneem gedaan zijn om ezers van „Trouw" te gerieven, niet het voordeel hebben zo ge melijk aan alle relevante infor- ie te kunnen komen. Dat is voor de reden op deze uitdaging in te opstelling als één van de CDA- rdvoerders komt op het volgen- leer: In zoverre er thans bij de huidi- internationale verhoudingen de groep Westeuropese landen ke zou kunnen zijn van een elijke bedreiging met militaire delen, kan die in wezen alleen r komen van de zijde van de jet-Unie c.s. In zoverre daarbij inderdaad ke is van een reëel gevaar van doelbewuste aanval met mili- middelen op West-Europa, is jebrek aan ruimte, van Europe se zijde alléén daartegen geen kruid gewassen. 3. Werkelijk soelaas daartegen kan alleen worden verkregen door ons in een zo hecht mogelijk bond genootschap zo stevig mogelijk aan de Verenigde Staten vast te klam-, pen en daardoor zoveel mogelijk binnen de werkingssfeer te blijven van de bescherming, die de strategi sche nucleaire afschrikkingspara plu van de Verenigde Staten ook na SALT n nog biedt. 4. In zoverre deze bescherming voor West-Europa daadwerkelijk functioneert (zo niet, dan is er toch geen vervangingsmiddel voor en dan heeft het ook geen zin om over die vraag lang te sappelen) is zij in wezen ook absoluut en sluit zij in principe elke gewilde grote aanval op West-Europa uit. 5. Wat daardoor nog niet uitgeslo ten wordt en wat je in West-Europa dan wèl onder de duim moet probe ren te houden, zijn ongewilde con flicten met gevaarlijke consequen ties van verdere uitbreiding. Zulke ongewilde conflicten, waarvan de gevolgen misschien niet meteen worden onderkend, kunnen ont staan in de marge van de relaties tussen beide grote machtblokken en aan de periferie van beider terri toir. 6. Het is bijzonder op het voorko men en in voorkomende gevallen indammen van dit soort conflicten in ons deel van de wereld, dat de primaire Europese bijdrage aan de gezamenlijke veiligheidsstrategie moet zijn toegesneden. 7. In onze opvatting is in wezen de enige rol die aan nucleaire wapens mag worden toebedeeld (zolang ook de andere zijde over nucleaire wa pens beschikt) te zorgen dat het afschrikkingsevenwicht niet in het voordeel van de andere partij kan doorslaan. 8. In het daartoe benodigde arse naal aan kernwapens bestaat ons inziens (naast de op het grondge bied van de V.S., in de lucht en onder water opgestelde strategi sche wapens) in wezen alleen maar om één reden behoefte aan in West- Europa opgestelde kernwapens. Die reden is: demonstratie van de ver bondenheid van de Europeanen met de kernstrategie van de Ver enigde Staten. Deze demonstratie ve aanwezigheid dient op de eerste plaats om de Europeanen, die mee profiteren van de bescherming door de Amerikaanse (strategische) nu cleaire bewapening ook mede voor de risico's daarvan te laten opdraai en, en terecht. 9. Kwaliteit en kwantiteit van die, in het Amerikaans genoemde „thea ter nucleaire wapens" zijn voor deze functie niet relevant. Voorkomen moet worden dat naast een inter continentale strategische balans van kernwapens een Europees-con tinentale pseudo-strategische kern wapenbalans ontstaat en een eigen leven gaat leiden. Als er iets is, wat de Europese veiligheid van die van de Verenigde Staten zou kunnen ontkoppelen, dan wel dit. 10. Ontwikkelingen in de Sowjet- Unie van nog niet onder invloed van afspraken over wapenbeheersing vallende kernwapens voor middel bare afstand, die wèl Europa maar niet de Verenigde Staten bedreigen, moeten in wezen gezien worden als nog niet onder het dwanglaken van SALT gevangen uitsteeksels van de strategische kernmacht van de Sowjet-Unie. Primair moet gepro beerd worden deze er ook onder te krijgen. Maar ook als dat niet met een lukt, dient dat geen reden te zijn om te proberen die wapens op een of andere wijze in de NAVO te evenaren. Ontstaat er inderdaad als gevolg daarvan een verstoring van het totale evenwicht, dan dient dat van NAVO zijde hersteld te worden in de context van het totale af schrikkingsevenwicht. 11. Aan nucleaire wapens, in we zen bestemd om ingezet te worden ter ondersteuning van de verdedi gende gevechtsacties van de eigen conventionele strijdkrachten (die zonder die inzet wellicht zouden spaak lopen) bestaat ons inziens in wezen geen behoefte, temeer niet wanneer het daarbij gaat om nucle aire middelen, die gelanceerd die nen te worden door in of vlak bij het terrein van de conventionele actie opgestelde wapens. 12. Pogingen tot uitbreiding of mo dernisering van juist dit soort wa pens zijn drempelvervagend en drempel-verlagend, werken de pro liferatie in de hand en zijn daarom uit den boze en dienen te worden tegengehouden. Dit staat niet gelijk met een totale afwijzing van „theater nucleaire" wapens. Het bestaande arsenaal dient echter met inachtneming van wat in punt negen hiervoor over de functie is gezegd, te worden omge bouwd in de richting van een com pacter (gemakkelijker hanteerbaar, minder kwetsbaar en daardoor min der tot voorcorgsaanvallen van de zijde van de tegenpartij uitnodi gend) bestand. Tot zover de mij door Neuman op gelegde taak om mij tegenover de lezers van Trouw te verantwoorden over mijn visie op het veiligheidsbe leid. Rest mij nu nog het verwijde ren van enkele stekels, die Neuman in mijn huid meende te moeten prikken. De eerste is een verwijt van inconse quentie over de afwezigheid van agressieve intenties bij de huidige Sovjet-leiders, terwijl ik vanuit een tegenovergestelde redenering zou uitgaan bij het bepleiten van een bondgenootschap met de Verenigde Staten. Zou het niet mogelijk zijn dat die beide dingen niet alleen tegelijk juist zijn, maar sterker nog; dat het eerste mede juist is omdat ook het tweede klopt nl., dat het bondge nootschap met de Verenigde Staten noodzakelijk is en dat dat ook reeds zijn uitwerking niet heeft gemist? Volledigheidshalve wil ik hier aan toevoegen, dat ik hiermee niet ge zegd wil hebben, dat de huidige Sovjet-leiders zonder dat bondge nootschap wel agressieve neigingen zouden hebben. Niemand weet wie er, zonder de preventieve werking van de strafwet, zijn buurman zou vermoorden en wie niet. De samen leving bouwt voor zijn veiligheid daarom terecht op de strafwet. Is het feit dat de strafwet bestaat op zichzelf reden mij angstig af te vra gen of de heer Neuman mij anders zou vermoorden? Natuurlijk niet en ik durf dan ook met het volste ver trouwen tegenover een ieder vol te houden, dat de heer Neuman geen agressieve bedoelingen tegen mij heeft. Over de volgende stekel, dat ik in het interview aan mij gestelde vra-> gen verkeerd begrepen en daarom verkeerd beantwoord zou hebben, wil ik Eileen het volgende opmer ken. Wie daarover valt, kan daar voor zelf ook wel de verklaring be denken. dat er vermoedelijk in de weergave van het interview hier en daar wat minder hapklare brokjes zijn weggelaten. Als Neuman desondanks wil weten wat mijn antwoord was op de vraag of de angst voor elkaar niet uit verkeerde mensbeelden voorkomt, vermoed ik (want ik heb zelf niet genotuleerd) dat ik gezegd heb, dat ik met collectieve mensbeelden niet zo erg uit de voeten kom. En het is vermoedelijk op een daarop volgen de vraag naar mijn mensbeeld, dat ik ben gaan „uitweiden over de mens als evenbeeld Gods". Mag dat ook eens een keer in het verband van Juist deze problematiek, de moeilijkste waarmee mensen ge confronteerd kunnen worden, na melijk of en hoe mensen samen veilig samen kunnen leven? Het is vrijwel het enige waar iemand, die over deze problemen de mond vol heeft, zich zelf nooit over uit spreekt. Toch is dit uiterst relevant bij de beoordeling van wat hij te zeggen heeft, namelijk of hij zelf zijn medemensen liever ziet komen dan gaan. Logisch, dat sommige mensen zich wat onbehagelijk voe len tussen al die deskundologen op« het gebied van overleving of onder gang, waarvan ze maar moeten ra den of ze „lovers" zijn van mensen of „strangelovers". Tenslotte: het interview in Her vormd Nederland was in mijn ogen misschien het meest gericht op juist die mensen, die het op dit moment allemaal niet meer precies zo weten wat ze met die kernwapens aan moeten en die een beetje moedeloos worden van alle wetenschappelijk verantwoorde veiligheidsbeleids- verhalen, die allemaal even weinig uitzicht bieden op een mogelijke vermindering van onze afhankelijk heid van de kernbewapening, hoe miniscuul die dan ook in eerste in stantie mag zijn; mensen, wie het zweet in de handen staat, dat het als het zo doorgaat, ondanks alle berekeningen toch één keer hele maal mis zou kunnen lopen, en die zich afvragen waar we dan gebleven zijn met ons gehele veiligheidsbe leid. Om die mensen een vonkje hoop te geven, en te laten zien dat ze niet alleen en voor gek staan in een wereld die crazy lijkt te worden, heb ik het interview afgegeven. Ik zal daarbij best korzelig geklon ken hebben. Dat was ik ook en ik ben dat nog steeds als het over dit onderwerp gaat en geneer ik daar voor mij niet. Van een harde presen tatie van bepaalde feiten ben ik mij bewust, en dat was noch per onge luk, noch om bij de antl-kernbewa- penaars in het gevlei te komen. Het was omdat we dreigden te worden ingehaald door ontwikkelingen die niet deugen en dat mede als gevolg van in het verleden er teveel om heen draaien. J. J. P. (Joep) de Boer is lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Hij was voor hij kamerlid werd o.a. werkzaam als marine-officier (ka pitein ter see). door Aad Kik Terecht haalde het symposium „Internationaal onderne men en de rechten van de mens" van 2 maart in het fraaie Congresgebouw in Den Haag slechts een magere pers. Trouw meldde op 3 maart de belangrijkste stellingen van de vier inleiders. De Volkskrant trachtte vooral uit de stellin gen van PvdA-leider Den Uyl nog enige hoop te putten en NRC-Handelsblad kwam niet verder dan het label „schrale discussie". Daarmee dreigt echter een zaak van levensbe lang voor de toekomst van onze samenleving aan veler aandacht te ontsnappen en in een genuanceerd symposium verslag te eindigen. Niet het succes maar het falen van dit overleg is nieuws en eist een bredere aandacht. Het symposium was een gezamen lijk initiatief van de Stichting Maat schappij en Onderneming (SMO) en het Nederlandse Genootschap voor Internationale Zaken (NGIZ). Vier inleiders was gevraagd in de vorm van stellingen hun visie op het onderwerp weer te geven. Dr. M. A. M. Klompé liet er in haar zeven puntige uitspraken geen twijfel over bestaan, dat het werk van de internationale ondernemer onaan vaardbaar is zonder een zorgvuldige overweging van de ethische conse quenties van die activiteit. De heer K. Fibbe, oud-president-directeur van de OGEM, had heel wat méér papier en woorden nodig om in feite, aan te tonen dat de zorg voor men senrechten de ondernemer niet in- de schoenen kan en mag worden geschoven. Flinke steun kreeg hij daarbij uit het forum van mr. J. G. Rietkerk, voorzitter van de Tweede Kamer fractie van de VVD en van enkele ondernemers uit de zaal, die stelden dat het zonder de huidige activitei ten van multinationals in vele ont wikkelingslanden nog slechter zou zijn. Drs. J. M. den Uyl riep in krachtige én forum én zaal bij tijden irriteren de termen de overheid op de be staande vrijheid van het internatio nale bedrijfsleven in te perken door duidelijke voorschriften, waaronder een goede sanctlewet op investering in landen met een laakbaar regime. De gedachte, dat het Nederlandse bedrijfsleven een dergelijke spelre gel zou moeten toejuichen om ook zélf van de bestaande onduidelijk heid bevrijd te worden, bleek be paald te naïef te zijn. Zijn uitgangs punt dat alle economie ook politie ke componenten heeft, werd door de ondernemers gretig gehanteerd om het onderwerp mensenrechten daarmee tot verantwoordelijkheid van de overheid te verklaren. Mr. G. A. Wagner, oud-directeur van de Shell, ging bepaald zorgvuldiger om met de gevoelige aspecten van het vraagstuk dan zijn collega Fib be had gedaan. Hij schetste in le vensechte kleuren de gewetensnood waarin de internationale onderne mer herhaaldelijk verkeert, met name als hij al vele Jaren actief is in een land waar de schending van mensenrechten de kop opsteekt of zich tot flagrante vormen ontwik-' kelt. Toegespitst op Zuid-Afrika wilde hij de aanwezigen doen gelo ven dat Shell niet in dat land zou blijven, als niet, zoals nu het geval is, de zwarte werknemers de multi national smeken om niet weg te gaan. CDA-leider in de Tweede Kamer, drs. R. F. M. Lubbers, deed nog goedbedoelde pogingen om op te komen voor menswaardig onderne men, dat verdrukking niet bevestigt maar bestrijdt, maar ook dat kon aan de uitslag niet veel veranderen. Het bleef remise: harde economi sche belangen tegenover onweegba re idealen van mensenrechten. Clichés Ondanks het moedige initiatief van de organiserende SMO en het NGIZ kwam de gedachtenwisseling niet verder dan het herhalen van de overbekende clichés, met name van ondernemerszijde. Als primaire mensenrechten met werk en voedsel te maken hebben (een onderscheid dat men dankbaar leende van mevrouw Klompé), is internationaal ondernemen Juist een „must". Vertrek van multinati onals uit ontwikkelingslanden zou juist de armsten het ernstigst tref fen. Het harde, modieuze debat over politieke en culturele mensenrech ten doet geen recht a*m het vele goede dat Juist internationale on dernemingen al Jaren doen ten gun ste van hun door. anderen in die landen gediscrimineerde, werkne mers. De invloed van multinationa le ondernemingen op het politieke en sociale leefklimaat in ontwikke lingslanden wordt ergerlijk over schat. Elke regering is soeverein in dicteert in hoge mate de uitgangs punten voor het nationale beleid. Het effect van een actieve stelllng- name, zoals desinvestering of boy cot, door de Nederlandse overheid of het vaderlandse bedrijfsleven is nihil als die actie niet mede gedra gen wordt door grotere verbanden als de EG. Wat zich in de loop van 2000 Jaar aan internationale ver houdingen ontwikkelde, kan niet in enkele jaren door middel van forse economische of politieke ingrepen gewijzigd worden. Beperking van internationale activiteiten van het Nederlandse bedrijfsleven in het be weerde belang van mensenrechten is alleen verantwoord als de gehele Nederlandse bevolking bereid is daarvan de economische terugslag te incasseren Clichés die de onmacht breeduit aantonen, de eigen verantwoorde lijkheid van het internationale be drijfsleven als onhanteerbaar af schuiven en pleiten voor de wankele hoop dat rampen ons bespaard blij ven. Dat Pinochet. Amin en Smith daarmee indirect in het zadel ge houden worden, wordt ontkend of vergelijkt met de aanduiding dat het nog erger zou kunnen. Van onderen De kans dat ondernemers bereid zullen zijn ernst te maken met men senrechten in hun buitenlands be leid, alleen omdat enkel politieke partijen een niet te vrezen min derheid en kerkelijke vertegen woordigers daar op aandringen, lijkt illusoir. De overheid heeft zelf enige boter op het hoofd en de ker ken worden, ondanks uitmuntende studies van de laatste jaren, als ondeskundig in de hoek gezet. De druk die mijns inziens kans op re sultaat biedt, zal van onderen uit het bedrijfsleven zélf moeten ko men. Daarbij moeten we dan niet in de eerste plaats denken aan acties van werknemers bij (Nederlandse) multinationals in ontwikkelingslan den. Ondanks bij voorbeeld het krachtige en moedige optreden van organisaties als CLAT in Latijns Amerika, zitten de miljoenen werk nemers in ontwikkelingslanden in de hoek van de stemlozen. Het ver haal van Shell-topman Wagner, dat zij dankbaar zijn voor de broodno dige aanwezigheid van multinatio nals, mag zelfs voor realistisch doorgaan. De els dat Nederlandse onderne mingen in hun buitenlands beleid dienen in te staan voor handhaving van mensenrechten zal moeten ko men van Nederlandse aandeelhou ders en Nederlandse werknemers. Die zullen, met het risico van der ving van dividend, het menswaardi ge gezicht moeten bepalen van hün bedrijf, hier en in ontwikkelingslan den. Zij zullen moeten eisen, dat hun collega's in vestigingen in de Derde Wereld tenminste dezelfde rechten en behandeling wordt gega randeerd als in Nederlandse filialen. Reeds bestaande activiteiten op dat punt van de Nederlandse vak beweging zijn weliswaar bemoedi gend, maar gelet op de weerbarstig heid van het management van in ternationale bedrijven, veruit on voldoende. Incidenteel opduiken van vertegenwoordigers van kerken in aandeelhouders-vergaderingen heeft wel al voor lastige discussies gezorgd, maar heeft het tij nauwe lijks gekeerd Kerken en organisaties voor vor mingswerk hebben hier zeker een taak, maar dan méér gericht op die onderlaag van het bedrijfsleven dan op de topleiders met hun panklare argumenten van onmacht en groot schalige problemen. Bundeling Voor dat doel zullen krachten ge bundeld moeten worden, wil van een flinke mobilisatie van grote groepen mensen sprake kunnen zijn. De meeste kerken hebben hun eigen orgaan voor bewustmaking, evenals vakbonden en werkgevers organisaties. Ook voor instellingen voor vormingswerk en een aantal Jeugdorganisaties hebben hun el- gen afdelingen en functionarissen voor dat doel. IKVOS, de stichting voor interkerkelijk vormingswerk ontwikkelingssamenwerking wordt verondersteld een aantal van die krachten te bundelen, maar de club moet veel tijd steken in het verdedi gen van zijn bestaansrecht bij de eigen achterban en in het verwer ven van voldoende en blijvende fi nanciële steun. De Raad van Ker ken mag terecht trots zijn op de horzel functie die zij ontwikkeld heeft t.o.v. het topmanagement van grote bedrijven. Maar een belangrij ker funktle ligt momenteel in het bewustmaken van een brede achter ban ten op zichte van te spelen inzake het garanderen van mensen rechten. Terecht wordt er de laatste tijd (o.a. door de Duitse theoloog Jürgen Moltmann) op gewezen dat voor de bevrijding van de onder drukten met name de onderdruk kende macht bevrijd zal moeten worden. Indirect vraagt dat ook om de bevrijding van het internationa le bedrijfsleven. Bevrijding van de ficties van neutraliteit en van nood zakelijke economische expansie. Bevrijding van de angst om alleen te staan en van de valse hoop op betere tijden voor ontrechten. Voor die bevrijding is evenzeer een bewe ging nodig, maar dan wel aan deze kant van de evenaar. Drs. A. Kik is secretaris binnen land en interkerkelijke relaties van IC.CO (Interkerkelijke Coördi natie Commissie Ontwikkelings projecten).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 15