Eugenie
Oosterhuis
vaart nu
onder
eigen vlag
«Handtekeningen
Uit brieven van lezers
'Wat je ook overkomt,
er is toch nog toekomst'
mnnrrrrvvi m hpvhbt - i
MAANDAG 5 MAART 1979
VARIA
TROUW/KWARTET
door Fred Lammers
AMSTERDAM
„Een poosje geleden
kreeg ik bezoek van
een echtpaar waarvan
de man voor het eerst
bij me over de vloer
kwam. Hij keek eens
rond, vooral naar mijn
zelfgemaakte wand
kleden en gouaches,
en zei toen: Wat mooi
allemaal. Het lijkt wel
een museum. Jammer,
dat je er in je eentje
van geniet."
Eugenie Oosterhuls vindt
het een grappig voorval. Ze
vertelt het me met verve.
Haar neef, de abstracte
schilder Eugène Brands,
had eerder al eens gezegd,
dat ze haar werk moest to
nen. „Het is de moeite
waard. Je moet het niet
voor Je zelf houden. Kunst
is er om gezien te worden,"
merkte hij op.
Eugenie Oosterhuis heeft
die uitspraken ter harte ge
nomen. De afgelopen week
heeft zij een groot deel van
haar „museumstukken"
van de wanden gehaald om
ze UJdellJk te kijk te zetten
In De Peperbus, Vijzel
gracht 22 in Amsterdam.
„Vrijdagavond wordt die
expositie geopend in aan
wezigheid van mijn vier kin
deren. een aantal kleinkin
deren en wat mensen die op
een of andere manier een rol
in mijn leven hebben ge
speeld. te beginnen bij een
paar oude schoolvriendin-
ren." vertelt Eugenie.
Het is een hele onderne
ming als vrouw van 73 zelf
een tentoonstelling te orga
niseren met alles wat daar
aan vast zit Vijf Jaar gele
den exposeerde Eugenie
ook. toen onder haar meis
jesnaam Randag. Daartoe
uitgenodigd door de dichter
Huub Oosterhuls kwamen
tal van familieleden en
vrienden maar ook mensen
van buiten naar De Popu
lier aan de Nieuwe Heren
gracht. Van de buitenstaan
ders wisten maar weinigen
dat Eugenie Randag en me
vrouw Oosterhuls. de moe
der van de dichter, een en
dezelfde persoon zijn.
„Met opzet heb ik me in
1974 achter mijn meisjes
naam verscholen, omdat ik
niet als moeder van Huub
naar bulten wil treden. De
mensen moeten niet naar
mijn werk komen kijken uit
nieuwsgierigheid om eens te
zien wat de moeder van die
dichter er op het terrein van
de kunst van terecht
brengt. Ik wil mezelf zijn. Ik
ben die ik ben. Daar denk ik
nog net zo over. al kunnen
veel mensen dat niet begrij
pen. Ik ben altijd op de ach
tergrond gebleven, dank
baar mijn man en kinderen
te kunnen begeleiden. Maar
nu heb ik me laten overha
len de naam te gebruiken
waaronder iedereen mij
kent. Dat kan me nu niet
meer zo veel schelen. Nu
ben ik er, denk ik, aan toe."
Souterrain
Die tentoonstellingsplan
nen heb ik zelf uitgebroed.
Samen met een tachtigjari
ge vriendin heb ik op een
middag het souterrain ge
huurd waar ik mijn werk ga
uitstallen. Daarna heb ik
mijn kinderen opgebeld om
ze het grote nieuws te ver
tellen. Nu. ze vinden het al
lemaal enig. Ik verheug me
er ook erg op, vooral omdat
ik weet dat er vele oude
bekenden zullen komen, die
ik in jaren niet heb gezien.
Ik ben van plan tijdens de
tentoonstelling, die tot en
met 28 maart duurt (de ope
ningstijden zijn van dins
dag tot en met zaterdag van
twaalf tot zes uur) zoveel
mogelijk zelf aanwezig te
zijn om met de mensen die
dat willen te praten. Het is
misschien mijn eerste en
laatste echte tentoonstel
ling. Je weet op deze leeftijd
immers niet hoe Je over een
paar jaar bent. Nu kan ik
het nog doen, er nog van
genieten. Of de mensen wat
kopen interesseert me niet"
Dat afstaan van werk
stukken is zelfs een teer
punt voor haar. „In het be
gin heb ik dat nooit willen
doen. Maar je kunt niet al
les houden. Als ik later klei
ner moet gaan wonen, zal ik
ook veel moeten opruimen.
Daarom heb ik een jaar of
wat geleden al mijn kinde
ren en naaste familie een
werkstuk laten uitzoeken.
Verkocht heb ik nog nooit
wat. Misschien gaat dat nu
gebeuren. Daar denk ik
maar niet te veel aan. Al
Eugenie Oosterhuis geen ateliermeisje
klinkt dat Je mogelijk raar
in de oren, voor mij zijn die
geweven wandkleden en
gouaches zo iets als kinde
ren. Je legt er zoveel in van
Jezelf. Je groeit naar de vol
tooiing ervan toe als naar
een geboorte. Telkens op
nieuw is het een gevecht om
het tot een goed einde te
brengen. Als het dan gelukt
is. zou ik wel zo de straat op
willen lopen om de eerste de
beste voorbijganger binnen
te roepen om samen te ge
nieten van hetgeen tot
stand is gekomen. Op die
momenten mis ik mijn man,
die in 1966 is overleden, heel
erg."
Mgr Bekkers
Hoewel de meeste werk
stukken van Eugenie Oos
terhuis abstract zijn, waar
bij vooral de kleuren het
moeten doen. en iedereen er
zelf in mag zien wat hij erin
ziet, zijn aan tal van crea
ties verhalen verbonden.
Met die persoonlijke emo
ties. die tot het ontstaan
van bepaalde werkstukken
hebben geleid, loopt Euge
nie niet te koop. Dat is bij
voorbeeld zo met het 28 bij
60 cm metende wandkleed-
Je dat op de tentoonstelling
zal worden getypeerd als
„bij de dood van mgr. Bek
kers" en overigens niet te
koop zal zijn.
„Het was in de zomer van
1966 dat ik aan dat kleedje
begon, als een proef, voor
een groter kleed. Ik zette
het op in zwart wit. Juist in
de week dat ik ermee gereed
kwam stierf mgr. Bekkers,
de bisschop van Den Bosch,
waar ik persoonlijk veel
over had gehoord, omdat
mijn zoon nauw contact
met hem had. Dat zo'n ster
ke man in zo korte tijd door
kanker werd geveld, greep
mij hevig aan. Op de dag
van het overlijden van de
bisschop kregen we 's
avonds bezoek van een col
lega van mijn man. Na het
eten raakten we in een diep
gaande discussie over de
dood. het hiernamaals en
het geloof. Onze gast was
niet gelovig en wat Je dan
mist kwam in dat gesprek
sterk naar voren. Het bleef
me bezig houden. De vol
gende ochtend ben ik naar
mijn werkkamer gegaan en
heb ik aan mijn voltooide
wandkleed in het hart een
cirkel toegevoegd in vlam
mend rood. voor mij het
symbool van het geloof.
„Een paar dagen later zou
den mijn man en ik naar
Italië gaan om daar onze 35-
Jarige bruiloft te vieren.
Zondags ervoor kwamen de
kinderen om ons goeie reis
te wensen. Een voor een heb
ik ze toen mee naar boven
genomen om mijn Jongste
werkstuk te laten zien. Toen
Huub ernaar keek zei hij:
„Moeder, wat bent u met de
dood bezig!" Ik had daar
niet zo bij stilgestaan al
voelde ik me zeer betrokken
bij de gebeurtenissen rond
mgr. Bekkers."
„We gingen naar Italië en
tijdens die reis is in Floren
ce mijn man plotseling
overleden, in zijn slaap. Dat
was een vreselijke ervaring.
Dat wandkleedje kreeg na
dien nog meer betekenis
voor me. Toen ik weer thuis
was ben ik meteen naar
mijn slaapkamer gegaan en
heb ik dat kleine gobelin op
het behang gespeld. Vooral
die rode cirkel herinnerde
mij er telkens weer aan dat
een mens niet alleen verder
hoeft als het dierbaarste in
het leven je is ontnomen."
Toekomst
Een tijdlang kwam er van
weven schilderen kwam
pas later na dat gebeuren
niets, totdat Eugenie, aan
gemoedigd door haar omge
ving, de draad weer opnam.
Met dezelfde rode wol waar
mee zij die veelzeggende
rode cirkel had gemaakt,
onstond het werkstuk, dat
nu in haar huiskamer hangt
en dat Eugenie Oosterhuis
„Met vallen en opstaan"
heeft genoemd."
„In dat wandkleed heb ik
willen uitdrukken dat wat
je ook overkomt er toch nog
toekomst is. Iedere dag die
onze lieve Heer mij geeft
zie ik als een geschenk,
waarvan ik gebruik mag
ipaken. Je moet nooit zeg
gen; die man en die vrouw
zijn niet doodgegaan, maar
je moet bedenken hoeveel
mensen hun man of vrouw
al veel eerder hebben verlo
ren of met ziekte kregen te
kampen."
Eugenie Oosterhuis begon
pas als vrouw van in de zes
tig met het maken van
wandkleden en gouaches.
„Weven doe ik al een jaar of
(foto: Dirk Kettluf)
vijftig, maar dat was vroe
ger gewoon spoelweven. Ik
weefde stoffen, waarvan ik
kleren voor mijn dochter
tjes en mezelf en bekleding
voor stoelen maakte. Aan
voorstellingen waagde ik
me niet, omdat ik niet kon
tekenen en ik voelde er niet
voor ontwerpen van ande
ren te nemen. Dan zou ik
naar mijn gevoel een ate
liermeisje zijn geworden,
dat zit te weven wat zij
voorgeschoteld krijgt. Wat
ik doe moet van mezelf zijn.
Ik wil niet iets maken dat
een ander heeft bedacht."
Maar uiteindelijk ging Eu
genie het toch zelf proberen,
vaardigheid had zij genoeg.
Als jonge vrouw was zij in
de leer bij het bekende ate
lier van Metz.
Juffrouw
Sipkema
„Daar moest ik tegen een
vergoeding van 7 gulden in
de week en het waren me
weken japonnen bordu
ren, die voor 98 gulden wer
den verkocht. Maar ik heb
er veel geleerd en het open
de de mogelijkheid op de
kunstnijverheidsschool te
worden toegelaten, waar
juffrouw Sipkema me het
weven bijbracht."
Het eist Eugenie nu zo op
dat ze soms drie dagen niet
op straat komt en ook wel
eens vergeet dat het etens
tijd is als ze een werkstuk af
wil hebben. Dan zijn er nog
haar pianospelen en haar
plakboeken, waarin ze bij
houdt wat haar boeit in de
krant. „Dat doe ik voor later
als ik niet meer kan weven
en schilderen. Dan heb ik
tenminste nog iets om in te
kijken. Er is zoveel dat me
interesseert en wat gebeurt
er tegenwoordig niet alle
maal om ons heen."
Als ik in een paar plakboe
ken blader zie ik berichten
over de paus en kardinaal
Willebrands. puntige car
toons. overlij densannonces
van bekende Nederlanders,
artikelen over haar zoon
Huub, maar ook over de
winter van 1979. Opvallend
is een grote krantekop: De
roem van de kunstenaar
komt na zijn dood.
„Ja, dat is een waar woord.
Maar ach, wat is roem," zegt
Eugenie.
door Mink van Rijsdijk
„Wilt u uw handtekening zetten tegen de zeehon
den?" Grote blauwe ogen keken me onder een
rood wollen muts hoopvol aan. Ze had een ferme
drupneus en het was precies dat pegeltje dat me
ervan weerhield direkt frikkerig te reageren op
haar kromme vraag. Driftig haalde ze haar neus
op, wat volledig zinloos was aangezien op hetzelf
de moment dat pegeltje weer langzaam doch
goed zichtbaar op haar lip zakte. Nu weet ik uit
ervaring hoe moeilijk het kan zijn als grote
mensen kritiek hebben op een kindersnotneus.
Ik logeerde eens als meisje van een jaar of zeven
bij mijn grootouders en was voor de gelegenheid
in een splinternieuwe ratiné jekker met matro
zenkraag gestoken. (Wat ratiné was, heb ik mijn
leven lang nooit geweten, maar ik voelde me nu
verplicht van Dale te raadplegen. Ratiné blijkt
niet alleen in mijn herinnering maar ook in
werkelijkheid te bestaan en is een dubbelgewe-
ven stof; mijn moeder had dus nogal in de bus
geblazen). Oma was even gecharmeerd van mijn
donkerblauwe uitmonstering als ikzelf. Derhalve
moest ik mee ter bezichtiging bij de bovenburen.
Ik kwam daar graag. In de eerste plaats om de
wijnbal die ik er steevast kreeg en ook om de
halfvolwassen zoon, die parkieten had. Speciaal
voor mij mochten de vogels altijd even vrij
vliegen. Welnu, daar stond ik in mijn goeie goed
geweldig van de gebeurtenissen te genieten.
Kwam het van de emoties, van de wijnbal of
misschien door de smoorhitte van de kamer, dat
mijn neus acuut ging lopen? Ophalen durfde ik
als keurig getraind kind natuurlijk niet stel je
voor: ophalen. Maar wat dan? Alle keurigheid
ten spijt had ik geen zakdoek bij me. Langzaam
maar zeker voelde ik aan het kruipen van de
pegel hoe mis het ging. Ik verzon een list. Met
een geroutineerd gebaar veegde ik de ongerech
tigheden af aan mijn ratiné mouw en nogeens
en nogeens. Gelukkig leidden de parkieten de
aandacht van de aanwezigen geheel af. Tot dat
vreselijke moment ging alles goed, dat vreselijke
moment dat er een vogeltje landde op de hand
van „meneer Rein" en kwetterdekwet ging „pra
ten" met zijn baas. „Ja," antwoordde die kwasie
grappig terug, „en heb jij ook gezien dat er een
slak op haar mouw heeft gezeten? Zo'n vette
dikke slak; hij heeft allemaal snotterig wit schuim
op haar mooie jas achter gelaten."
O de vreselijke schande en schaamte, dat nou
juist meneer Rein, die met zijn vogels en zijn vele
boeken een halve heilige voor me was, zoiets
zeggen moest. Sindsdien zijn snottebellen taboe
voor me, ik negeer ze gewoon en grappen maak
ik er vanzelfsprekend helemaal niet over.
Ondertussen bleef de kromme vraag van het
meisje me een beetje drukken. Eigenlijk wilde ik
graag dat ze zelf haar fout zou ontdekken.
Daarom vroeg ik: „Tegen welke zeehonden moet
ik eigenlijk mijn naam op je lijst zetten?" Mijn
opvoedkundige impulsen waren niet aan haar
besteed een alleszins begrijpelijke zaak na
tuurlijk. Het meisje haalde hartstochtelijk haar
neus op en antwoordde tussen de bedrijven door
met een gepast melancholiek stemmetje: „Het
gaat vooral tegen de jonkies." r
Zoveel hardnekkigheid moest worden beloond.
Ik zei: „Weet je wat ik doe? Ik zet niet alleen
mijn handtekening, maar ook die van mijn man."
En omdat ik toen niet meer te remmen was,
vervolgde ik driest: „kan ons wat schelen hè, ik
zet er gewoon ook nog de namen van de grote
jongens bij en van mijn dochter." Ze vond me
kennelijk een beetje mal, vergat door de conster
natie haar neus en vroeg: „Mmmag dat wel?"
Naar eer en geweten kon ik haar geruststellen,
ons hele gezin was er zonder meer. absoluut heel
erg op tegen. Onzeker en nogal wantrouwig keek
ze toe terwijl ik zeven namen krabbelde, want
royaal als ik was, tekende ik ook maar voor de
aangetrouwde tak. Ineens brak de zon bij haar
door, ze zuchtte verrukt: „Zeven erbij, dan heb
ik er al negentien."
Tellen kon ze ook al niet zo best en toen ze ons
erf afliep zag ik dat ze stevig haar neus aan haar
mouw afveegde. Ze was me zomaar even erg
dierbaar.
Deze rubriek is uitsluitend bestemd voor korte reacties op in deze krant gelezen
berichten, artikelen en commentaren, en niet voor open brieven, gedichten,
oproepen of reacties op advertenties (deze laatste dienen tot de directie gericht te
worden). De redactie behoudt zich het recht van bekorting voor. Hierover of over
het niet plaatsen (meestal door ruimtegebrek) kunnen wij helaas niet corresponde
ren. Brieven adresseren aan Secretaris hoofdredactie Trouw. Postbus 859,1000
AW Amsterdam. Bij publikatie worden naam en woonplaats van de schrijver
vermeld.
Kerkscheiding (7)
Ofschoon ik het ook niet eens ben
met de oplossing welke ds. Nijssen
aan de hand deed, meen ik toch dat
ds. Aalbers onrecht doet aan zijn
zienswijze. Ik meen namelijk dat ds.
Nijssen het over de gehele kerk heeft
gehad en niet over de hervormde en
de gereformeerde kerk. Ds. Nijssen
(nogmaals: ik wijs zijn voorstel vier
kant van de hand) heeft in elk geval
gezien dat er naast de hervormde
kerk tal van Gereformeerde kerken
bestaan. En dit laatste is het punt
waar ds. Aalbers aan voorbijgaat. Ik
kan mij best verenigen met de aante
kening van ds. Aalbers dat de manier
van samenleven in de hervormde
kerk niet 100% is, vraag mij alleen af
of er een betere oplossing mogelijk is.
Het is waar dat het „ziet hoe lief ze
elkander hebben" vaak zoek is, maar
ik vind dat dit eveneens het geval is
bij de tal van gereformeerde kerken.
Ds. Aalbers wijst op het gescheiden
zijn van de avondmaalstafels. Ik be
treur het met hem. Wat mij opvalt is
dat hij die aantekening alleen maakt
voor de hervormde kerk waar die
tafels dan toch in elk geval dicht bij
elkaar staan. Hij vergeet dat hetzelf
de het geval is in de gereformeerde
kerken van diverse pluimage. Daar
staan de avondmaalstafels ook ge
scheiden. alleen verder uit elkaar. Of
wil ds. Aalbers ons verkopen dat de
gereformeerden van 1886 alleen gere
formeerd zijn en de Chr. Geref. de
vrijgemaakten de buitenverban-
ders de Geref. Gemeenten enz. enz.
minder zuiver? Ik vraag maar!
Bennekom L. Gundlach
Foto
U publiceert (Trouw 23 februari 1979
een foto van prinses Beatrix op be
zoek bij de militairen in Zuidlaren
Uit die foto zou kunnen worden afge
leid, dat de militairen uit Zuidlaren
minachting hebben getoond voor d«
bezoekende prinses. Deze foto geeft
echter niet de werkelijkheid weer. Er
is sprake van een trucfoto en ik vraag
dan ook: wat bezielt de maker van die
foto en is hier geen sprake van ten
dentieuze voorlichting?
Delft K. H. Wansüt
Naschrift redactie: Er is geen sprake
van een trucfoto en evenmin van
misleiding. De fotograaf had om
technische redenen twee kleinere fo
to's samengevoegd voor (elektroni
sche) verzending. Door een misveN
stand op onze redactie is tegen dt
bedoeling deze afdruk in de krant
gekomen. Er is echt niet anders aan
de hand dan dat wij een fout hebben
gemaakt.
Mededeling In de inzending „woor
denboek (2)". geplaatst in onze krant
van vrijdag 2 februari, is een verve
lende zetfout terecht gekomen, waar
door het leek alsof ds. J. M. Lange-
veld uit Apeldoorn het woordje
„hoer" als voorbeeld nam. Hij had
echter geschreven en bedoeld: boer,
redactie.
Vragen uitsluitend in envelop sturen naar postbus 507, 2270 AM
Voorburg. Per vraag een gulden in postzegels, het liefst in waarden
van 55 en 45 cent bijvoegen Beslist niet aan de buitenkant opplakken.
Geheimhouding verzekerd. Briefkaarten worden terzijde gelegd.
Onder redactie van
mevrouw J. Wentink-Frumau
en mr J. J. Wentink
Mededeling (op veler verzoek): Het
scrabble-kampioenschap 1979 wordt
op zaterdag 10 maart a s. in De Rank.
-Soesterbergsestraat 18 Soest gehou
den. Inschrijfformulieren zijn te ver
krijgen bij de familie Vaas. Van Len-
neplaan 88. Soest.
VRAAG Zoudt u mij kunnen helpen
aan het recept van een ouderwets
gerecht: karnemelkse kruidkoek?
Vroeger maakten we die koek wel op
de boerderij, maar niemand weet
meer hoe.
ANTWOORD Een oud recept heb ik
in alle ouderwetse kookboeken en
papiertjes met streekrecepten niet
kunnen opduiken. Ik heb mijn licht
maar eens opgestoken bij het Zuivel-
bureau, reeds vele malen mijn toe
vlucht in het verleden. Ik hoop dat u
in de smaak van dit verjongde recept
iets van uw herinnering zult terugvin
den: Roer 250 gr. zelfrijzend bakmeel,
250 gr. bruine basterd. 1'/» theelepel
koekkrulden en wat zout dooreen.
Klop bij kleine beetjes 2'/, dl. karne
melk er doorheen, tot het zonder
klontjes is. 50 gr. krenten. 75 gr. rozij
nen erbij voegen. Het beslag gaat nu
in een beboterd en met bloem be
strooid cakeblik. Vijf kwartier bak
ken midden in een op 175 C voorver
warmde oven. Bestrijken met bosbes-
sengelei en als u daar van houdt:
bestrooien met (niet te veel) sesam
zaad.
VRAAG: Op mijn lichte suède laars-
Je is een lelijke vetvlek, ook blijven de
kringen van de sneeuwvlekken nog
steeds zichtbaar.
ANTWOORD: Nog een beetje geduld
met die vetvlek, tot de zon wat warm
te krijgt. U pakt het laarsje In. in een
stuk krant Op de plaats waar de vlek
is. knipt u een keurig gaatje in het
blad en bindt met een touwtje alles zó
vast, dat slechts het vlekje door de
zon beschenen wordt Onze expert
vertelde ons dat dat wellicht een op
lossing zal zijn. Wat de ringen, krin
gen en randen betreft, die niet alleen
op uw laarsjes, maar in het schoeisel
van meer abonnees voorkomen: daar
Is niet veel aan te doen. Bestanddelen
van het preparaat waarmee het leer
gelooid is. werden door het vocht van
gesmolten sneeuw, modder, zeewater
enz, „opgeduwd", Een troost is er: die
laarzen zijn er tenslotte voor om in
vies, nat weer gedragen te worden en
de vlekken zitten er de volgende keer
wèër in.
VRAAG: Een van onze oude abon
nees. heeft in zijn Jeugd zich be
kwaamd in stenografie volgens het
systeem Rients Balt. Bu hij in* een
verzorgingsflat woont, en veel tijd
heeft, vult hij die met z'n oude steno
en heeft daar veel plezier in. Zo
schreef hij stukken uit de Bijbel over
en. kon het toch nog aardig terugle
zen." Misschien zijn er onder de abon
nees wel andere geïnteresseerden, die
met onze briefschrijver „in het kort"
zouden kunnen en willen correspon
deren.
ONZE reactie hierop: Jammer dat we
de brief, waarin dit gevraagd werd.
niet verkort kunnen plaatsen, want
gezellig schrijven kan hij, onze oude
stenograaf.
VRAAG: In de hoop allerlei gezellige
winterklantjes wat van dichterbij te
kunnen observeren, heb ik een voe
derplateau geconstrueerd op het bal
kon voor het (van buiten ondoorzich
tige) gordijn van mijn zitkamer. Tot
nu toe is het een flop. Zelfs mussen en
spreeuwen laten me in de steek. Ver
trouwen ze het niet?
ANTWOORD: Als de voederplank op
hetzelfde niveau als de muur van uw
balcon is aangebracht, kunnen ze het
in elk geval wèl zien, als uw etage
tenminste niet te hoog is. Mussen,
vinken, roodborstjes, keepen, inz,
scharrelen liever op de grond. U heeft
meer kans op een invasie van, met
meeuwen vechtende, kauwen. Geef
echter de moed nog niet op. Ik ver
moed dat de spreeuwen en de mussen
de voederplank toch wel op den duur
in de gaten zullen krijgen. U schreef
ook over mezen, die wel een nestje
maakten op het balkon (ze kunnen er
dus blijkbaar wèl komen als ze er zin
in hebben). Het werd nooit wat met
dat nest. Voor de mezen is het te hoog
om te nestelen. Als u ziet hoe vaak
mezen heen en weer vliegen, als er
jongen zijn. Het vliegen naar een te
hoog nest kost te veel tijd: de Jongen
krijgen daardoor te weinig voedsel en
de ouders worden te moe. gaan dood
of laten het nest in de steek.
VRAAG: Een vriend van ons werd
geboren op de zevende dag van de
vastenmaand Ramadan 1949. Welke
datum is dat volgens onze tijdreke
ning?
ANTWOORD: Volgens onze Gregori
aanse tijdrekening is dat 3 juli 1949.
Dit komt dus overeen met 7 Rama
dan 1368. (Met dank aan Imam Sha-
hid. Mobarak Moskee. Den Haag.)
VRAAG: Ik zou graag iets weten over
de hygiëne van de vrouw in het ver
leden.
ANTWOORD: Daarover is heel wei
nig bekend, want er Is niets over
geschreven. Wèl over de daarmee in
verband staande taboes en godsdien
stige voorschriften.
VRAAG: Ik werk in een speciale kwe
kerij van allerlei soorten van Ficus.
De vlekken van de „melk", het vocht
dat uit stengels enz. van de plant te
voorschijn komt, is met geen wasmid
del en door geen stomerij uit mijn
werkkleding weg te krijgen. Weet ie
mand daar iets op?
ANTWOORD: Het moet iets zijn
waar rubber door beïnvloed wordt.
Het is de klacht van alle moeders, die
regelmatig broekjes en dergelijke in
de kookwas behandelen, dat het elas
tiek het begeeft. De rubberstop van
het keukenaanrecht wordt er ook niet
beter op als afgewassen wordt met
heet water afwasmiddel. Ik meende
uit deze ervaringen iets voor onze
jonge vriend te kunnen destilleren, de
vlekken blijven waar ze zitten. Nu is
het heel goedkoop om te zeggen: Je
moet die blouse en die hroek of over
all dan maar voor dat werk houden,
maar aan de andere kant wil ik toch
wel graag een beroep doen op de
ervaring van onze lezeressen. Zowel
voor de vragensteller, die de hele dag
met dat vieze pak moet rondlopen,
als voor zijn klanten, die dat mis
schien niet waarderen.
VRAAG: Wij kregen een heel aardige
brief van vrienden uit Amerika. Er
stond in: We remember your birthday
as „a red letter day". Wat bedoelt
men daarmee?
ANTWOORD: In de antieke kalen
derboeken worden de grote kerkelij
ke feesten en de naamdagen van be
langrijke heiligen aangeduid met
gouden of rode beginletters. Daar
door vallen die dagen en die namen
op onder de gewone namen, die met
zwarte lettertjes gedrukt of geschre
ven staan. Die beginletters werden
soms heel mooi versierd met bloe
men, ranken en soms ook met minia
turen. In elk geval blijkt hieruit wel
dat u „er goed opstaat" bij uw verre
vrienden.
VRAAG: Wij hebben een heel mooie
barometer. De naam die er op voor
komt is J. Pagany, Groningen. Weet u
misschien iets over deze man?
ANTWOORD: In de klappers van de
overlijdensregisters van de burgerlij
ke stand te Groningen komt voor J.
Pagany: dit staat voor Joannes Maria
Pagani. ook wel genaamd Jean Marie
Pagani, geboren te Cerano (Como). In
de akte staat „van Cierano in Ita-
lien". Hij stierf op ongeveer 60-jarige
leeftijd op 6 april 1836, zonder beroep.
Echter in de overlijdensakte van zijn
zoon Antoon Carel, wordt hij ge
noemd als „weerglasmaker". Een an
dere zoon Josephus Antonius Pagani
stierf te Groningen op 8 maart 1843.
Deze was „vervaardiger van natuur
kundige werktuigen". Het is dus
moeilijk na te gaan of uw barometer
door vader of zoon werd gemaakt. In
onze krant van 12 januari 1979 stond
een bespreking van onze eigen Hans
de Jong van het boek Barometers van
Bert Bolle (Unieboek BV 23,50). Een
ander werk over barometers is er vol
gens onze weerman niet. Hij beveelt
dit boek warm aan bij de liefhebbers
van de oude barometers, die zullen
genieten van de afbeeldingen en de
beschrijvingen.
Reactie van lezeres (met katoenen
veloursgordijnen): Zij maakt mij erop
attent, dat het bericht over het was
sen van deze gordijnen nu reeds twee
keer in deze rubriek stond en dat ze
het er wéér met mee eens kan zijn: zij
heeft geen goede ervaringen met sto
men en behandelt haar gordijnen
daarom liever zelf. Zij wast ze in een
zacht niet synthetisch wasmiddel
(crème gordijnen werden in Biotex
wit gewassen en dat was wel schoon,
maar toch niet de bedoeling). Niet
centrifugeren of wringen, maar klets
nat op een winderige dag buiten han
gen (gladde binnenkant naar buiten).
Nu en dan eens verhangen, zodat het
gewicht ook eens anders „valt". Leng
te en breedte ook eens afwisselen. Als
de gordijnen winddroog zijn (dat is
niet kurk. maar ook beslist niet nat
tig!) wat opkloppen. Al 30 jaar erva
ring spreekt uit deze reactie.
Een andere abonnee heeft voor ons
de kastanjes niet uit het vuur, maar
wel uit het Folkloristisch Woorden
boek van Ter Laar gehaald. Dit moet
een enig boek zijn en zodra wind,
weder en straat meewerken, ga ik dat
ergens opduikelen: Terwijl in de brie
ven van reagerende abonnees, slechts
geschreven werd over reuma, die ge
nezen of voorkomen werd door een
kastanje in de zak. of onder het
hoofdkussen, wordt in dit boek ook
geopenbaard dat die kastanje- dan
wèl een cadeautje moet zijn. Als mid
del tegen kiespijn en bescherming
tegen steenpuisten is zo'n kastanje
dan ook aan te bevelen. Hiermee
houdt het niet op: zie ook noteboom.
Onze vriendelijke abonnee zond ons
ook een fotokopie van deze bladzijde:
In plaats van de kastanje mag ook
een noot in de zak! In de kruidenboe
ken (niet bij Dodoens) komt de noot
in interessante beschrijvingen voor.
Wat ik het merkwaardigste vond. was
een mededeling, waar wij verleden
jaar tevergeefs naar zochten, over het
slaan van de notebomen: Heuvel in
Oud Achterhoeks Boerenleven: Not-
tenbeume moj sloan, dan draagt ze
better, net als de wichter (meisjes) die
mot ok op tied wat op den bast heb
ben. Elders bij De Brune: Ezel. note
boom en vrouw? t Slaen, dat is haar
wis behouw. Verder: Drie moeten ge-
geeseld worden, eer ze deugen: de
kwezel, de ezel en de noteboom (de
vruchten worden niet geplukt maar
geknuppeld, dat is afgeslagen). Van
dat gesloagen en gegeeseld worden
heb ik gelukkig geen ervaring, maar
wel heb ik vroeger vaak gezien, dat
men met een bosje noteblaren. onder
de lamp gebonden, vliegen er. mug
gen uit de kamer hield. Dat komt dan
indirect de gezondheid ten goede.