Eugenie Oosterhuis vaart nu onder eigen vlag «Handtekeningen Uit brieven van lezers 'Wat je ook overkomt, er is toch nog toekomst' mnnrrrrvvi m hpvhbt - i MAANDAG 5 MAART 1979 VARIA TROUW/KWARTET door Fred Lammers AMSTERDAM „Een poosje geleden kreeg ik bezoek van een echtpaar waarvan de man voor het eerst bij me over de vloer kwam. Hij keek eens rond, vooral naar mijn zelfgemaakte wand kleden en gouaches, en zei toen: Wat mooi allemaal. Het lijkt wel een museum. Jammer, dat je er in je eentje van geniet." Eugenie Oosterhuls vindt het een grappig voorval. Ze vertelt het me met verve. Haar neef, de abstracte schilder Eugène Brands, had eerder al eens gezegd, dat ze haar werk moest to nen. „Het is de moeite waard. Je moet het niet voor Je zelf houden. Kunst is er om gezien te worden," merkte hij op. Eugenie Oosterhuis heeft die uitspraken ter harte ge nomen. De afgelopen week heeft zij een groot deel van haar „museumstukken" van de wanden gehaald om ze UJdellJk te kijk te zetten In De Peperbus, Vijzel gracht 22 in Amsterdam. „Vrijdagavond wordt die expositie geopend in aan wezigheid van mijn vier kin deren. een aantal kleinkin deren en wat mensen die op een of andere manier een rol in mijn leven hebben ge speeld. te beginnen bij een paar oude schoolvriendin- ren." vertelt Eugenie. Het is een hele onderne ming als vrouw van 73 zelf een tentoonstelling te orga niseren met alles wat daar aan vast zit Vijf Jaar gele den exposeerde Eugenie ook. toen onder haar meis jesnaam Randag. Daartoe uitgenodigd door de dichter Huub Oosterhuls kwamen tal van familieleden en vrienden maar ook mensen van buiten naar De Popu lier aan de Nieuwe Heren gracht. Van de buitenstaan ders wisten maar weinigen dat Eugenie Randag en me vrouw Oosterhuls. de moe der van de dichter, een en dezelfde persoon zijn. „Met opzet heb ik me in 1974 achter mijn meisjes naam verscholen, omdat ik niet als moeder van Huub naar bulten wil treden. De mensen moeten niet naar mijn werk komen kijken uit nieuwsgierigheid om eens te zien wat de moeder van die dichter er op het terrein van de kunst van terecht brengt. Ik wil mezelf zijn. Ik ben die ik ben. Daar denk ik nog net zo over. al kunnen veel mensen dat niet begrij pen. Ik ben altijd op de ach tergrond gebleven, dank baar mijn man en kinderen te kunnen begeleiden. Maar nu heb ik me laten overha len de naam te gebruiken waaronder iedereen mij kent. Dat kan me nu niet meer zo veel schelen. Nu ben ik er, denk ik, aan toe." Souterrain Die tentoonstellingsplan nen heb ik zelf uitgebroed. Samen met een tachtigjari ge vriendin heb ik op een middag het souterrain ge huurd waar ik mijn werk ga uitstallen. Daarna heb ik mijn kinderen opgebeld om ze het grote nieuws te ver tellen. Nu. ze vinden het al lemaal enig. Ik verheug me er ook erg op, vooral omdat ik weet dat er vele oude bekenden zullen komen, die ik in jaren niet heb gezien. Ik ben van plan tijdens de tentoonstelling, die tot en met 28 maart duurt (de ope ningstijden zijn van dins dag tot en met zaterdag van twaalf tot zes uur) zoveel mogelijk zelf aanwezig te zijn om met de mensen die dat willen te praten. Het is misschien mijn eerste en laatste echte tentoonstel ling. Je weet op deze leeftijd immers niet hoe Je over een paar jaar bent. Nu kan ik het nog doen, er nog van genieten. Of de mensen wat kopen interesseert me niet" Dat afstaan van werk stukken is zelfs een teer punt voor haar. „In het be gin heb ik dat nooit willen doen. Maar je kunt niet al les houden. Als ik later klei ner moet gaan wonen, zal ik ook veel moeten opruimen. Daarom heb ik een jaar of wat geleden al mijn kinde ren en naaste familie een werkstuk laten uitzoeken. Verkocht heb ik nog nooit wat. Misschien gaat dat nu gebeuren. Daar denk ik maar niet te veel aan. Al Eugenie Oosterhuis geen ateliermeisje klinkt dat Je mogelijk raar in de oren, voor mij zijn die geweven wandkleden en gouaches zo iets als kinde ren. Je legt er zoveel in van Jezelf. Je groeit naar de vol tooiing ervan toe als naar een geboorte. Telkens op nieuw is het een gevecht om het tot een goed einde te brengen. Als het dan gelukt is. zou ik wel zo de straat op willen lopen om de eerste de beste voorbijganger binnen te roepen om samen te ge nieten van hetgeen tot stand is gekomen. Op die momenten mis ik mijn man, die in 1966 is overleden, heel erg." Mgr Bekkers Hoewel de meeste werk stukken van Eugenie Oos terhuis abstract zijn, waar bij vooral de kleuren het moeten doen. en iedereen er zelf in mag zien wat hij erin ziet, zijn aan tal van crea ties verhalen verbonden. Met die persoonlijke emo ties. die tot het ontstaan van bepaalde werkstukken hebben geleid, loopt Euge nie niet te koop. Dat is bij voorbeeld zo met het 28 bij 60 cm metende wandkleed- Je dat op de tentoonstelling zal worden getypeerd als „bij de dood van mgr. Bek kers" en overigens niet te koop zal zijn. „Het was in de zomer van 1966 dat ik aan dat kleedje begon, als een proef, voor een groter kleed. Ik zette het op in zwart wit. Juist in de week dat ik ermee gereed kwam stierf mgr. Bekkers, de bisschop van Den Bosch, waar ik persoonlijk veel over had gehoord, omdat mijn zoon nauw contact met hem had. Dat zo'n ster ke man in zo korte tijd door kanker werd geveld, greep mij hevig aan. Op de dag van het overlijden van de bisschop kregen we 's avonds bezoek van een col lega van mijn man. Na het eten raakten we in een diep gaande discussie over de dood. het hiernamaals en het geloof. Onze gast was niet gelovig en wat Je dan mist kwam in dat gesprek sterk naar voren. Het bleef me bezig houden. De vol gende ochtend ben ik naar mijn werkkamer gegaan en heb ik aan mijn voltooide wandkleed in het hart een cirkel toegevoegd in vlam mend rood. voor mij het symbool van het geloof. „Een paar dagen later zou den mijn man en ik naar Italië gaan om daar onze 35- Jarige bruiloft te vieren. Zondags ervoor kwamen de kinderen om ons goeie reis te wensen. Een voor een heb ik ze toen mee naar boven genomen om mijn Jongste werkstuk te laten zien. Toen Huub ernaar keek zei hij: „Moeder, wat bent u met de dood bezig!" Ik had daar niet zo bij stilgestaan al voelde ik me zeer betrokken bij de gebeurtenissen rond mgr. Bekkers." „We gingen naar Italië en tijdens die reis is in Floren ce mijn man plotseling overleden, in zijn slaap. Dat was een vreselijke ervaring. Dat wandkleedje kreeg na dien nog meer betekenis voor me. Toen ik weer thuis was ben ik meteen naar mijn slaapkamer gegaan en heb ik dat kleine gobelin op het behang gespeld. Vooral die rode cirkel herinnerde mij er telkens weer aan dat een mens niet alleen verder hoeft als het dierbaarste in het leven je is ontnomen." Toekomst Een tijdlang kwam er van weven schilderen kwam pas later na dat gebeuren niets, totdat Eugenie, aan gemoedigd door haar omge ving, de draad weer opnam. Met dezelfde rode wol waar mee zij die veelzeggende rode cirkel had gemaakt, onstond het werkstuk, dat nu in haar huiskamer hangt en dat Eugenie Oosterhuis „Met vallen en opstaan" heeft genoemd." „In dat wandkleed heb ik willen uitdrukken dat wat je ook overkomt er toch nog toekomst is. Iedere dag die onze lieve Heer mij geeft zie ik als een geschenk, waarvan ik gebruik mag ipaken. Je moet nooit zeg gen; die man en die vrouw zijn niet doodgegaan, maar je moet bedenken hoeveel mensen hun man of vrouw al veel eerder hebben verlo ren of met ziekte kregen te kampen." Eugenie Oosterhuis begon pas als vrouw van in de zes tig met het maken van wandkleden en gouaches. „Weven doe ik al een jaar of (foto: Dirk Kettluf) vijftig, maar dat was vroe ger gewoon spoelweven. Ik weefde stoffen, waarvan ik kleren voor mijn dochter tjes en mezelf en bekleding voor stoelen maakte. Aan voorstellingen waagde ik me niet, omdat ik niet kon tekenen en ik voelde er niet voor ontwerpen van ande ren te nemen. Dan zou ik naar mijn gevoel een ate liermeisje zijn geworden, dat zit te weven wat zij voorgeschoteld krijgt. Wat ik doe moet van mezelf zijn. Ik wil niet iets maken dat een ander heeft bedacht." Maar uiteindelijk ging Eu genie het toch zelf proberen, vaardigheid had zij genoeg. Als jonge vrouw was zij in de leer bij het bekende ate lier van Metz. Juffrouw Sipkema „Daar moest ik tegen een vergoeding van 7 gulden in de week en het waren me weken japonnen bordu ren, die voor 98 gulden wer den verkocht. Maar ik heb er veel geleerd en het open de de mogelijkheid op de kunstnijverheidsschool te worden toegelaten, waar juffrouw Sipkema me het weven bijbracht." Het eist Eugenie nu zo op dat ze soms drie dagen niet op straat komt en ook wel eens vergeet dat het etens tijd is als ze een werkstuk af wil hebben. Dan zijn er nog haar pianospelen en haar plakboeken, waarin ze bij houdt wat haar boeit in de krant. „Dat doe ik voor later als ik niet meer kan weven en schilderen. Dan heb ik tenminste nog iets om in te kijken. Er is zoveel dat me interesseert en wat gebeurt er tegenwoordig niet alle maal om ons heen." Als ik in een paar plakboe ken blader zie ik berichten over de paus en kardinaal Willebrands. puntige car toons. overlij densannonces van bekende Nederlanders, artikelen over haar zoon Huub, maar ook over de winter van 1979. Opvallend is een grote krantekop: De roem van de kunstenaar komt na zijn dood. „Ja, dat is een waar woord. Maar ach, wat is roem," zegt Eugenie. door Mink van Rijsdijk „Wilt u uw handtekening zetten tegen de zeehon den?" Grote blauwe ogen keken me onder een rood wollen muts hoopvol aan. Ze had een ferme drupneus en het was precies dat pegeltje dat me ervan weerhield direkt frikkerig te reageren op haar kromme vraag. Driftig haalde ze haar neus op, wat volledig zinloos was aangezien op hetzelf de moment dat pegeltje weer langzaam doch goed zichtbaar op haar lip zakte. Nu weet ik uit ervaring hoe moeilijk het kan zijn als grote mensen kritiek hebben op een kindersnotneus. Ik logeerde eens als meisje van een jaar of zeven bij mijn grootouders en was voor de gelegenheid in een splinternieuwe ratiné jekker met matro zenkraag gestoken. (Wat ratiné was, heb ik mijn leven lang nooit geweten, maar ik voelde me nu verplicht van Dale te raadplegen. Ratiné blijkt niet alleen in mijn herinnering maar ook in werkelijkheid te bestaan en is een dubbelgewe- ven stof; mijn moeder had dus nogal in de bus geblazen). Oma was even gecharmeerd van mijn donkerblauwe uitmonstering als ikzelf. Derhalve moest ik mee ter bezichtiging bij de bovenburen. Ik kwam daar graag. In de eerste plaats om de wijnbal die ik er steevast kreeg en ook om de halfvolwassen zoon, die parkieten had. Speciaal voor mij mochten de vogels altijd even vrij vliegen. Welnu, daar stond ik in mijn goeie goed geweldig van de gebeurtenissen te genieten. Kwam het van de emoties, van de wijnbal of misschien door de smoorhitte van de kamer, dat mijn neus acuut ging lopen? Ophalen durfde ik als keurig getraind kind natuurlijk niet stel je voor: ophalen. Maar wat dan? Alle keurigheid ten spijt had ik geen zakdoek bij me. Langzaam maar zeker voelde ik aan het kruipen van de pegel hoe mis het ging. Ik verzon een list. Met een geroutineerd gebaar veegde ik de ongerech tigheden af aan mijn ratiné mouw en nogeens en nogeens. Gelukkig leidden de parkieten de aandacht van de aanwezigen geheel af. Tot dat vreselijke moment ging alles goed, dat vreselijke moment dat er een vogeltje landde op de hand van „meneer Rein" en kwetterdekwet ging „pra ten" met zijn baas. „Ja," antwoordde die kwasie grappig terug, „en heb jij ook gezien dat er een slak op haar mouw heeft gezeten? Zo'n vette dikke slak; hij heeft allemaal snotterig wit schuim op haar mooie jas achter gelaten." O de vreselijke schande en schaamte, dat nou juist meneer Rein, die met zijn vogels en zijn vele boeken een halve heilige voor me was, zoiets zeggen moest. Sindsdien zijn snottebellen taboe voor me, ik negeer ze gewoon en grappen maak ik er vanzelfsprekend helemaal niet over. Ondertussen bleef de kromme vraag van het meisje me een beetje drukken. Eigenlijk wilde ik graag dat ze zelf haar fout zou ontdekken. Daarom vroeg ik: „Tegen welke zeehonden moet ik eigenlijk mijn naam op je lijst zetten?" Mijn opvoedkundige impulsen waren niet aan haar besteed een alleszins begrijpelijke zaak na tuurlijk. Het meisje haalde hartstochtelijk haar neus op en antwoordde tussen de bedrijven door met een gepast melancholiek stemmetje: „Het gaat vooral tegen de jonkies." r Zoveel hardnekkigheid moest worden beloond. Ik zei: „Weet je wat ik doe? Ik zet niet alleen mijn handtekening, maar ook die van mijn man." En omdat ik toen niet meer te remmen was, vervolgde ik driest: „kan ons wat schelen hè, ik zet er gewoon ook nog de namen van de grote jongens bij en van mijn dochter." Ze vond me kennelijk een beetje mal, vergat door de conster natie haar neus en vroeg: „Mmmag dat wel?" Naar eer en geweten kon ik haar geruststellen, ons hele gezin was er zonder meer. absoluut heel erg op tegen. Onzeker en nogal wantrouwig keek ze toe terwijl ik zeven namen krabbelde, want royaal als ik was, tekende ik ook maar voor de aangetrouwde tak. Ineens brak de zon bij haar door, ze zuchtte verrukt: „Zeven erbij, dan heb ik er al negentien." Tellen kon ze ook al niet zo best en toen ze ons erf afliep zag ik dat ze stevig haar neus aan haar mouw afveegde. Ze was me zomaar even erg dierbaar. Deze rubriek is uitsluitend bestemd voor korte reacties op in deze krant gelezen berichten, artikelen en commentaren, en niet voor open brieven, gedichten, oproepen of reacties op advertenties (deze laatste dienen tot de directie gericht te worden). De redactie behoudt zich het recht van bekorting voor. Hierover of over het niet plaatsen (meestal door ruimtegebrek) kunnen wij helaas niet corresponde ren. Brieven adresseren aan Secretaris hoofdredactie Trouw. Postbus 859,1000 AW Amsterdam. Bij publikatie worden naam en woonplaats van de schrijver vermeld. Kerkscheiding (7) Ofschoon ik het ook niet eens ben met de oplossing welke ds. Nijssen aan de hand deed, meen ik toch dat ds. Aalbers onrecht doet aan zijn zienswijze. Ik meen namelijk dat ds. Nijssen het over de gehele kerk heeft gehad en niet over de hervormde en de gereformeerde kerk. Ds. Nijssen (nogmaals: ik wijs zijn voorstel vier kant van de hand) heeft in elk geval gezien dat er naast de hervormde kerk tal van Gereformeerde kerken bestaan. En dit laatste is het punt waar ds. Aalbers aan voorbijgaat. Ik kan mij best verenigen met de aante kening van ds. Aalbers dat de manier van samenleven in de hervormde kerk niet 100% is, vraag mij alleen af of er een betere oplossing mogelijk is. Het is waar dat het „ziet hoe lief ze elkander hebben" vaak zoek is, maar ik vind dat dit eveneens het geval is bij de tal van gereformeerde kerken. Ds. Aalbers wijst op het gescheiden zijn van de avondmaalstafels. Ik be treur het met hem. Wat mij opvalt is dat hij die aantekening alleen maakt voor de hervormde kerk waar die tafels dan toch in elk geval dicht bij elkaar staan. Hij vergeet dat hetzelf de het geval is in de gereformeerde kerken van diverse pluimage. Daar staan de avondmaalstafels ook ge scheiden. alleen verder uit elkaar. Of wil ds. Aalbers ons verkopen dat de gereformeerden van 1886 alleen gere formeerd zijn en de Chr. Geref. de vrijgemaakten de buitenverban- ders de Geref. Gemeenten enz. enz. minder zuiver? Ik vraag maar! Bennekom L. Gundlach Foto U publiceert (Trouw 23 februari 1979 een foto van prinses Beatrix op be zoek bij de militairen in Zuidlaren Uit die foto zou kunnen worden afge leid, dat de militairen uit Zuidlaren minachting hebben getoond voor d« bezoekende prinses. Deze foto geeft echter niet de werkelijkheid weer. Er is sprake van een trucfoto en ik vraag dan ook: wat bezielt de maker van die foto en is hier geen sprake van ten dentieuze voorlichting? Delft K. H. Wansüt Naschrift redactie: Er is geen sprake van een trucfoto en evenmin van misleiding. De fotograaf had om technische redenen twee kleinere fo to's samengevoegd voor (elektroni sche) verzending. Door een misveN stand op onze redactie is tegen dt bedoeling deze afdruk in de krant gekomen. Er is echt niet anders aan de hand dan dat wij een fout hebben gemaakt. Mededeling In de inzending „woor denboek (2)". geplaatst in onze krant van vrijdag 2 februari, is een verve lende zetfout terecht gekomen, waar door het leek alsof ds. J. M. Lange- veld uit Apeldoorn het woordje „hoer" als voorbeeld nam. Hij had echter geschreven en bedoeld: boer, redactie. Vragen uitsluitend in envelop sturen naar postbus 507, 2270 AM Voorburg. Per vraag een gulden in postzegels, het liefst in waarden van 55 en 45 cent bijvoegen Beslist niet aan de buitenkant opplakken. Geheimhouding verzekerd. Briefkaarten worden terzijde gelegd. Onder redactie van mevrouw J. Wentink-Frumau en mr J. J. Wentink Mededeling (op veler verzoek): Het scrabble-kampioenschap 1979 wordt op zaterdag 10 maart a s. in De Rank. -Soesterbergsestraat 18 Soest gehou den. Inschrijfformulieren zijn te ver krijgen bij de familie Vaas. Van Len- neplaan 88. Soest. VRAAG Zoudt u mij kunnen helpen aan het recept van een ouderwets gerecht: karnemelkse kruidkoek? Vroeger maakten we die koek wel op de boerderij, maar niemand weet meer hoe. ANTWOORD Een oud recept heb ik in alle ouderwetse kookboeken en papiertjes met streekrecepten niet kunnen opduiken. Ik heb mijn licht maar eens opgestoken bij het Zuivel- bureau, reeds vele malen mijn toe vlucht in het verleden. Ik hoop dat u in de smaak van dit verjongde recept iets van uw herinnering zult terugvin den: Roer 250 gr. zelfrijzend bakmeel, 250 gr. bruine basterd. 1'/» theelepel koekkrulden en wat zout dooreen. Klop bij kleine beetjes 2'/, dl. karne melk er doorheen, tot het zonder klontjes is. 50 gr. krenten. 75 gr. rozij nen erbij voegen. Het beslag gaat nu in een beboterd en met bloem be strooid cakeblik. Vijf kwartier bak ken midden in een op 175 C voorver warmde oven. Bestrijken met bosbes- sengelei en als u daar van houdt: bestrooien met (niet te veel) sesam zaad. VRAAG: Op mijn lichte suède laars- Je is een lelijke vetvlek, ook blijven de kringen van de sneeuwvlekken nog steeds zichtbaar. ANTWOORD: Nog een beetje geduld met die vetvlek, tot de zon wat warm te krijgt. U pakt het laarsje In. in een stuk krant Op de plaats waar de vlek is. knipt u een keurig gaatje in het blad en bindt met een touwtje alles zó vast, dat slechts het vlekje door de zon beschenen wordt Onze expert vertelde ons dat dat wellicht een op lossing zal zijn. Wat de ringen, krin gen en randen betreft, die niet alleen op uw laarsjes, maar in het schoeisel van meer abonnees voorkomen: daar Is niet veel aan te doen. Bestanddelen van het preparaat waarmee het leer gelooid is. werden door het vocht van gesmolten sneeuw, modder, zeewater enz, „opgeduwd", Een troost is er: die laarzen zijn er tenslotte voor om in vies, nat weer gedragen te worden en de vlekken zitten er de volgende keer wèër in. VRAAG: Een van onze oude abon nees. heeft in zijn Jeugd zich be kwaamd in stenografie volgens het systeem Rients Balt. Bu hij in* een verzorgingsflat woont, en veel tijd heeft, vult hij die met z'n oude steno en heeft daar veel plezier in. Zo schreef hij stukken uit de Bijbel over en. kon het toch nog aardig terugle zen." Misschien zijn er onder de abon nees wel andere geïnteresseerden, die met onze briefschrijver „in het kort" zouden kunnen en willen correspon deren. ONZE reactie hierop: Jammer dat we de brief, waarin dit gevraagd werd. niet verkort kunnen plaatsen, want gezellig schrijven kan hij, onze oude stenograaf. VRAAG: In de hoop allerlei gezellige winterklantjes wat van dichterbij te kunnen observeren, heb ik een voe derplateau geconstrueerd op het bal kon voor het (van buiten ondoorzich tige) gordijn van mijn zitkamer. Tot nu toe is het een flop. Zelfs mussen en spreeuwen laten me in de steek. Ver trouwen ze het niet? ANTWOORD: Als de voederplank op hetzelfde niveau als de muur van uw balcon is aangebracht, kunnen ze het in elk geval wèl zien, als uw etage tenminste niet te hoog is. Mussen, vinken, roodborstjes, keepen, inz, scharrelen liever op de grond. U heeft meer kans op een invasie van, met meeuwen vechtende, kauwen. Geef echter de moed nog niet op. Ik ver moed dat de spreeuwen en de mussen de voederplank toch wel op den duur in de gaten zullen krijgen. U schreef ook over mezen, die wel een nestje maakten op het balkon (ze kunnen er dus blijkbaar wèl komen als ze er zin in hebben). Het werd nooit wat met dat nest. Voor de mezen is het te hoog om te nestelen. Als u ziet hoe vaak mezen heen en weer vliegen, als er jongen zijn. Het vliegen naar een te hoog nest kost te veel tijd: de Jongen krijgen daardoor te weinig voedsel en de ouders worden te moe. gaan dood of laten het nest in de steek. VRAAG: Een vriend van ons werd geboren op de zevende dag van de vastenmaand Ramadan 1949. Welke datum is dat volgens onze tijdreke ning? ANTWOORD: Volgens onze Gregori aanse tijdrekening is dat 3 juli 1949. Dit komt dus overeen met 7 Rama dan 1368. (Met dank aan Imam Sha- hid. Mobarak Moskee. Den Haag.) VRAAG: Ik zou graag iets weten over de hygiëne van de vrouw in het ver leden. ANTWOORD: Daarover is heel wei nig bekend, want er Is niets over geschreven. Wèl over de daarmee in verband staande taboes en godsdien stige voorschriften. VRAAG: Ik werk in een speciale kwe kerij van allerlei soorten van Ficus. De vlekken van de „melk", het vocht dat uit stengels enz. van de plant te voorschijn komt, is met geen wasmid del en door geen stomerij uit mijn werkkleding weg te krijgen. Weet ie mand daar iets op? ANTWOORD: Het moet iets zijn waar rubber door beïnvloed wordt. Het is de klacht van alle moeders, die regelmatig broekjes en dergelijke in de kookwas behandelen, dat het elas tiek het begeeft. De rubberstop van het keukenaanrecht wordt er ook niet beter op als afgewassen wordt met heet water afwasmiddel. Ik meende uit deze ervaringen iets voor onze jonge vriend te kunnen destilleren, de vlekken blijven waar ze zitten. Nu is het heel goedkoop om te zeggen: Je moet die blouse en die hroek of over all dan maar voor dat werk houden, maar aan de andere kant wil ik toch wel graag een beroep doen op de ervaring van onze lezeressen. Zowel voor de vragensteller, die de hele dag met dat vieze pak moet rondlopen, als voor zijn klanten, die dat mis schien niet waarderen. VRAAG: Wij kregen een heel aardige brief van vrienden uit Amerika. Er stond in: We remember your birthday as „a red letter day". Wat bedoelt men daarmee? ANTWOORD: In de antieke kalen derboeken worden de grote kerkelij ke feesten en de naamdagen van be langrijke heiligen aangeduid met gouden of rode beginletters. Daar door vallen die dagen en die namen op onder de gewone namen, die met zwarte lettertjes gedrukt of geschre ven staan. Die beginletters werden soms heel mooi versierd met bloe men, ranken en soms ook met minia turen. In elk geval blijkt hieruit wel dat u „er goed opstaat" bij uw verre vrienden. VRAAG: Wij hebben een heel mooie barometer. De naam die er op voor komt is J. Pagany, Groningen. Weet u misschien iets over deze man? ANTWOORD: In de klappers van de overlijdensregisters van de burgerlij ke stand te Groningen komt voor J. Pagany: dit staat voor Joannes Maria Pagani. ook wel genaamd Jean Marie Pagani, geboren te Cerano (Como). In de akte staat „van Cierano in Ita- lien". Hij stierf op ongeveer 60-jarige leeftijd op 6 april 1836, zonder beroep. Echter in de overlijdensakte van zijn zoon Antoon Carel, wordt hij ge noemd als „weerglasmaker". Een an dere zoon Josephus Antonius Pagani stierf te Groningen op 8 maart 1843. Deze was „vervaardiger van natuur kundige werktuigen". Het is dus moeilijk na te gaan of uw barometer door vader of zoon werd gemaakt. In onze krant van 12 januari 1979 stond een bespreking van onze eigen Hans de Jong van het boek Barometers van Bert Bolle (Unieboek BV 23,50). Een ander werk over barometers is er vol gens onze weerman niet. Hij beveelt dit boek warm aan bij de liefhebbers van de oude barometers, die zullen genieten van de afbeeldingen en de beschrijvingen. Reactie van lezeres (met katoenen veloursgordijnen): Zij maakt mij erop attent, dat het bericht over het was sen van deze gordijnen nu reeds twee keer in deze rubriek stond en dat ze het er wéér met mee eens kan zijn: zij heeft geen goede ervaringen met sto men en behandelt haar gordijnen daarom liever zelf. Zij wast ze in een zacht niet synthetisch wasmiddel (crème gordijnen werden in Biotex wit gewassen en dat was wel schoon, maar toch niet de bedoeling). Niet centrifugeren of wringen, maar klets nat op een winderige dag buiten han gen (gladde binnenkant naar buiten). Nu en dan eens verhangen, zodat het gewicht ook eens anders „valt". Leng te en breedte ook eens afwisselen. Als de gordijnen winddroog zijn (dat is niet kurk. maar ook beslist niet nat tig!) wat opkloppen. Al 30 jaar erva ring spreekt uit deze reactie. Een andere abonnee heeft voor ons de kastanjes niet uit het vuur, maar wel uit het Folkloristisch Woorden boek van Ter Laar gehaald. Dit moet een enig boek zijn en zodra wind, weder en straat meewerken, ga ik dat ergens opduikelen: Terwijl in de brie ven van reagerende abonnees, slechts geschreven werd over reuma, die ge nezen of voorkomen werd door een kastanje in de zak. of onder het hoofdkussen, wordt in dit boek ook geopenbaard dat die kastanje- dan wèl een cadeautje moet zijn. Als mid del tegen kiespijn en bescherming tegen steenpuisten is zo'n kastanje dan ook aan te bevelen. Hiermee houdt het niet op: zie ook noteboom. Onze vriendelijke abonnee zond ons ook een fotokopie van deze bladzijde: In plaats van de kastanje mag ook een noot in de zak! In de kruidenboe ken (niet bij Dodoens) komt de noot in interessante beschrijvingen voor. Wat ik het merkwaardigste vond. was een mededeling, waar wij verleden jaar tevergeefs naar zochten, over het slaan van de notebomen: Heuvel in Oud Achterhoeks Boerenleven: Not- tenbeume moj sloan, dan draagt ze better, net als de wichter (meisjes) die mot ok op tied wat op den bast heb ben. Elders bij De Brune: Ezel. note boom en vrouw? t Slaen, dat is haar wis behouw. Verder: Drie moeten ge- geeseld worden, eer ze deugen: de kwezel, de ezel en de noteboom (de vruchten worden niet geplukt maar geknuppeld, dat is afgeslagen). Van dat gesloagen en gegeeseld worden heb ik gelukkig geen ervaring, maar wel heb ik vroeger vaak gezien, dat men met een bosje noteblaren. onder de lamp gebonden, vliegen er. mug gen uit de kamer hield. Dat komt dan indirect de gezondheid ten goede.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 6