De koek is bijna op De denkkracht van het CDA We worden gebruikt zolang de zaak rendabel is Zogezegd Zogezegd VRUDAG 23 FEBRUARI 1979 BINNENLAND TROUW/KWARTET PS 13 - RH 15 De laatste tijd heb ik enige drukwerkjes in mijn brievenbus gekregen waaruit duidelijk valt op te maken hoe slecht het wel met onze economie is gesteld. Ik zal u daar in het kort verslag van doen. Daarbij laat ik de mij in overvloed toegezonden reclame van het nieuwe blad NieuwsNet maar terzijde. Het eerste nummer dat ik kreeg toegestuurd, vergezeld van een vriendelijke groet van de hoofdredacteur, hield het midden tussen grijze grauwheid en grauwe grijsheid en daar valt weinig van te vertellen. De groeten terug dus maar. Het tweede nummer laat ondertussen ook zien dat het hier een blad betreft waar niemand op zit te wachten. Alles wat erin staat kun je ook elders lezen. Zelfs een nieuwe politieke tekenaar kunnen ze nog niet presenteren. In de reclamecampagne van tevoren werden tekenaars „die denken een stukje vernieuwing in De Nederlandse Politieke Prent te kunnen doorvoeren" opgeroepen de hoofdredacteur J. den Boer eens op te bellen. En wat is het resultaat? Een tekenaar die al aan een dagblad verbonden is en daar vooral opvalt in het nadoen van de Amerikaanse tekenaar Pat Oliphant. Een blad zonder enige oorspronkelijkheid. Nee, dan het andere drukwerk. Een firma uit Assen laat mij weten dat ik mij .eens moet bezinnen op de door Koos van Weringh vraag of het geen tijd wordt voor een behoorlijke boot. Nietzo'n bootje waar je wat mee heen en weer vaart op de Nederlandse wateren en daarbij vooral gehinderd wordt door andere bootjes die daar ook heen en weer varen, daar is de lol immers allang vanaf. Een boot voor het grote werk heb ik nodig, de zee op. Voor het geval ik de zee helemaal niet op wil kan ik, blijkens een ander drukwerk, naar „onze eigen Veluwe". Daar ligt namelijk de Résidence de Wipselberg. Mocht u daar nog nooit van hebben gehoord dan kan ik hier de nodige inlichtingen verschaffen. Het betreft hier een privé-terrein in de buurt van Beekbergen, dat zich uitstrekt over één van de mooiste natuurgebieden in Nederland, zoals de folder meedeelt. Vóór u nu besluit daarheen af te reizen moet ik u echter eerst nog het volgende onder de aandacht brengen: „Résidence de Wipselberg richt zich bewust op de maatschappelijke bovenlaag. Niet uit snobisme, maar omdat wij ervan overtuigd zijn dat er in Nederland te weinig recreatiemogelijkheden op niveau zijn voor mensen die door de importantie van hun werkzaamheden regelmatig behoefte hebben daaraan een tijdje te ontsnappen. En dan liefst in een sfeer van optimale luxe en service." Als u zo iets leest denkt u natuurlijk onmiddellijk dat we hier met een tamelijk elitair gedoe te maken hebben. Het aardige is dat ze dat bij de Wipselberg zelf ook even dachten, zoals uit het volgende blijkt: „Dat klinkt elitair-snobistisch. maar u weet wel beter! Als u eindelijk uw verantwoordelijke werkzaamheden eens een tijd kunt ontvluchten dan wilt u absolute rust en ontspanning. In een omgeving met alle comfort en privacy .'En géén lange autorit of vliegreis. Géén middelmatigheid en massaliteit." Mocht u dus gebukt gaan onder uw importante en verantwoordelijke werkzaamheden en ook nog over een leeg hoofd beschikken dan zal er voldoende gelegenheid bestaan deze en nog veel meer van die ronkende teksten daarin te laten weerkaatsen. Toch is het niet uitgesloten dat u helemaal niet naar de Veluwe wilt, maar de grens over. Dan treft u het ook behoorlijk, want juist in deze maand komt een nieuw blad uit: Tweede Woning Europa, een exclusieve gids voor tweede woningen in Spanje, Portugal, Zwitserland, Oostenrijk, Engeland, Ierland, Duitsland, Frankrijk, Italië en de Beneluxlanden. Daarin wordt u diepgaand geïnformeerd, zoals de uitgever belooft, over aankoop en verkoop, over juridische en administratiefrechtelij ke consequenties van het bouwen op eigen grond, over de tweede woning en de Nederlandse en buitenlandse fiscus en over nog veel meer. Allemaal in uitgebreide toelichtingen, per land gegroepeerd. En dat voor slechts vijftien gulden per jaar! Uit deze voorbeelden blijkt overduidelijk dat de Nederlandse economie op het punt van instorten staat. De rek is eruit, zoals ons dagelijks wordt voorgehouden. En terecht! De koek is bijna op. Voor dat éne overblijvende plakje zullen wij ons samen verantwoordelijk moeten weten. Wat nog over is zal over allen moeten worden gespreid. Wij moeten niet alleen eerlijk delen, maar ook metz'n allen de broekriem aanhalen, anders zullen wij het niet redden. Als het IJsselmeer vol is met boten dan moeten wij desnoods de Noordzee maar op, als we tenminste nog vooruit willen komen. En als het aantal schepen daar te groot wordt dan zullen wij ons tevreden moeten stellen met boten die op de oceaan kunnen. Dan moeten wij daarvoor maar meer reclame maken, want hoe weten wij anders dat deze uitweg er nog is? Is zo'n boot ook niet de meest geschikte plaats om over die noodzakelijke bezuinigingen na te denken? Alleen met het geruis van de wind en het •geklots van het water en niet gestoord door Joelende demonstranten? De demonstranten die bijna altijd méér willen dan in deze duistere tijden mogelijk is? Meestal hebben we hier te maken met mensen die niet de moeite willen nemen bij het open haardvuur in hun woning in de Zwitserse bergen of de Ierse heuvels de problemen van eigendomsoverdracht en vermogensbelasting rustig onder ogen te zien. We moeten hopen dat die bijdrage van vijf gulden per dag in het ziekenhuis niet doorgaat. Dan hoef je er maar drie dagen te liggen om die exclusieve gids voor de tweede woning in Europa te kunnen aanschaffen. B. Vriesema: „Wanneer niet op kor te termijn maatregelen worden ge nomen om aan de stijgende energie behoeften te voldoen, kón de soep in de toekomst niet eens meer heet worden gegeten." (T.H.-Delft) G. Faber: „Het in zwang zijnde spreken over „Europa" als men al leen de Europese Gemeenschap be doelt, getuigt van een vergaande mate van 'geringschatting voor de vele landen van Oost- en West-Eu ropa die niet tot de Europese Ge meenschap behoren." (V.U -Amster dam) G. F. Bernaert: „Voetballen zonder doel is doelloos." (V.U.-Amsterdam) D. Kooiman: „Het op ruime schaal en in bevattelijke termen publice ren van de resultaten van weten schappelijk onderzóek zoals bij voorbeeld door het VU-Magazlne wordt gedaan levert een reële bijdrage aan de democratisering van de universitaire wereld." (VU- Amsterdam) et J. Schrijver: „Het houden van vis sen in een bolvormige kom, welke (vrijwel) volledig gevuld is met wa ter, dient als een slecht onderko men voor deze vissen beschouwd te worden." (R.U.-Groningen) L. H. J. C. Danse: „Agressieve inter viewtechnieken van radio- en TV- verslaggevers zijn een aantasting van het recht op vrijheid van me ningsuiting." (R.U.-Utrecht) J. E. M. Groener: „Op de lagere school dient heemkunde opgeno men te worden in het vak geschie denis" (R.U.-Utrecht) ai W. Wattel: „In het begrip „christen democratie" schuilt een gevaarlijke paradox, die het mogelijk maakt het haalbare te cultiveren ten koste van het ideaal" (R.U.-Utrecht) door H. J. Neuman A. B. G. M. ten Tnsscher: „Geloof en niet haalbaarheid is de belangrijk ste drijfveer voor vooruitgang" e (R.U.-Utrecht) M. M. van Bruinessen: „De discussie over de ethiek van sociaal-weten schappelijk onderzoek, die in vak kringen al weinig populariteit ge-- niet en waaraan daarbuiten slechts in enkele bijzondere gevallen (re centelijk de affaire-Bulkhulsen) kortstondig aandacht wordt be steed, dient systematischer gevoerd te worden en voor een forum van niet alleen de onderzoekers maar ook de onderzochten, d.w.z. de ge hele samenleving" (R.U.-Utrecht) Stel je nu eens voor dat er momen teel niets beters viel te bedenken dan het veiligheidssysteem dat we nu kennen. Het lijkt een duivelse hypothese, maar gesteld nu eens. Dan zou je op onderdelen nog wel kunnen vitten het al dan niet nucleariseren van dit of dat wa pensysteem en wie de zo kranig staande hekel aan de secretaris generaal van de NAVO heeft zou. die rustig kunnen behouden. Maar de hoofdzaken zouden vast staan: van een militaire wandeling naar het Westen laten de Russen zich niet in de eerste plaats weer houden door hun geweten of door een gebrek aan zendingsdrang, maar door iets anders. Dat andere heet: militair risico. Geen risico is zo groot als dat van de kernwa pens. Dertien landen van West-Eu ropa hebben zich verbonden met de atomaire supermogendheid Ameri ka teneinde de Sowjet Unie de nu cleaire risico's die ze loopt zo dui delijk mogelijk voor ogen te stellen en haar van zelfs het overwegen van een frontale aanval af te hou den. De niet-nucleaire, de conventi onele bewapening in West-Europa dient hoofdzakelijk a) om de kracht en de vastberadenheid van een aanval die desondanks wordt ondernomen vast te stellen en b) om de NAVO de noodzaak te be sparen reeds bij het eerste teken van onraad de vinger om de atoom- trekker te leggen. Het overkomt mij herhaaldelijk dat ik in grote of kleinere groepen een aantal van deze supposities naar voren breng en dat dan de reactie er een is van verbijstering, ongeloof en afgrijzen. Uitlatingen a la Gollwitzer dat „wij als christe nen" door dergelijke wapens niet wensen te worden verdedigd flui ten mij om de oren. Dat alles lost zich dan op in de algemene ver zuchting: er zal, of liever: er moet, toch wel iets beters zijn. Ik weet niet of de akkers door de vredesbe wegingen zo zijn gemaakt of aange troffen, maar zaairijp zijn ze, dat is zeker. Alleen: wat moet er dan wor den gezaaid? Wat is het „betere" systeem dat de bezwaren van het oude mist maar dat toch geen vre de koopt met slaafsheid of veilig heid met arrogantie? Het is hier dat de raadselen beginnen en dat men na een poosje in de verleiding kan komen de hypothese eens te toetsen dat er voorlopig niet „iets beters" is. Schermerhorn gaf in zijn tijd toe dat de democratie een stel sel vol gebreken is, maar hij voeg de daaraan toe: een kwartje voor wie wat beters weet. Begrijp ik prof. dr B. Goudzwaard van de ARP en de mede-opstellers van hun „ongevraagd advies" goed, dan past een dergelijke resignatie de christen niet. Als men zich niet langer bezint op de grenzen van het wapengebruik door de overheid, als men zich niet langer afvraagt of kernenergie wel noodzakelijk is en als men de deur voor het neutro nenwapen niet keihard dichtsmijt, dan is bij het Christen-Democra tisch Appèl de vaart eruit, dan ont breekt het aan inspiratie en denk kracht. Dan is het zelfs zaak het CDA te laten zoals het is en niet verder aan te sturen op een algehe le fusie (bedoeld is kennelijk: met de KVP, want die is blijkbaar de vergaarbak bij uitstek geworden van indolentie, middelmatigheid en conservatisme). Het is bijna als of het CDA-Tweede Kamerlid (uit KVP-kring afkomstig) Joep de Boer deze ARP-tirade heeft zien aankomen. In het weekblad „Her vormd Nederland" van vorige week komt een interview met nem voor, waarin hij blijkbaar wil aan tonen dat het in de CDA-fractie, althans waar het defensie aangaat, om de drommel niet aan denk kracht en bevlogenheid ontbreekt. Alle uitlatingen van de geïnter viewde zijn letterlijk tussen aan halingstekens weergegeven. Al leen kan ik de kop boven het arti kel („CDA niet langer bang voor eenzijdige stappen bij terugdrin ging bewapening") in de tekst van De Boer niet met zoveel woorden terugvinden. Misschien is hier sprake van enig misverstand tus sen hem en de vragensteller, zoals dat hier en daar ook tijdens het gesprek blijkt. Zo wordt de portée van de vraag of de angst van Oost en West voor elkaar soms voortkomt uit e£3 ver keerd mensbeeld door De Boer niet begrepen; hij weidt tenminste uit over de mens als evenbeeld Gods en als hoogste schepsel „op de aar de en misschien wel in het heelal". Maar één ding is duidelijk: De Boer is er, als werker in de voorhoede, vast van overtuigd dat hij weet wat een juist defensiebeleid is en het spijt hem het te moeten zeggen, maar vergeleken daarbij steekt hetgeen minister Scholten ervan brouwt maar povertjes af: te tech nocratisch, te beperkt en te weinig rekening houdend met elementen van buitenlandse politiek. Er is evenwel nog hoop: „Als we hem eenmaal overtuigd hebben (van de juistheid van onze lijn), zullen we in hem een beste apostel hebben". Wat is dan die lijn? Misschien is een interview niet de goede vorm om dit uit de doeken te doen en dan moet het Kamerlid zijn visie nog maar eens zelf op papier zetten. Maar als ik afga op het artikel in „Hervormd Nederland", dan wordt het mij toch wel wat angstig te moede. Kloeten we rekening hou den met een Russische aanval? Het antwoord luidt eerst „nee": die kans achten we niet reëel, er is niemand in de Sowjet Unie die echt oorlog wil, het is ondenkbaar dat die mensen geen vrede zouden wil len. Goed, maar waarom acht De Boer dan toch de militaire steun van de Verenigde Staten voor ons een levensvoorwaarde? Antwoord: omdat we het idee verwerpen dat West-Europa zich met wapens vei lig kan stellen en omdat ons de ruimte ontbreekt een oorlog te kunnen uithouden. Ja, maar als de Russen helemaal niet van plan zijn te komen, waarom is de Ameri kaanse steun voor ons dan toch een levensvoorwaarde? Antwoord: misschien komen de Russen toch wel, misschien denkt de volgende generatie Sowjet leiders er anders over, zeker als ze in toenemende mate het gevoel krijgen tussen twee vuren te zitten: Amerika en China. Ik herhaal het nog maar eens: mis schien is het interview geen ideale vorm. Maar juist omdat het om zoiets belangrijks als de veiligheid gaat dient De Boer zich te revan cheren. Hij kan het zich als defen- siedeskundige in de CDA-fractie niet permitteren de indruk te laten voortbestaan dat hij bedektelijk vertrouwt op de Amerikaanse atoommacht, maar openlijk wat anti-nucleaire geluiden doet horen om bij de critici van het defensie beleid in het gevlei te komen. Hij kan het zich niet permitteren te boek te staan als degene wiens eni ge bezwaar tegen de moderne wa penontwikkeling voortspruit uit de omstandigheid dat tijdens de Tweede Wereldoorlog sommige Amerikaanse moderne wapens aanvankelijk wel eens haperden. Hij kan het zich met name niet veroorloven de mensen te laten zit ten met het vermoeden dat zijn enige bijdrage hierin bestaat dat hij het bestaande beleid op een korzelige en onjuiste wijze naver telt. door Jan Niessen Hoe lang kunnen we niet rondlopen met een probleem zonder dat we er met Iemand over praten? Hoe vaak denken we niet. het zal wel aan mij liggen, of lk tref het toevallig slecht. Best wel een logische gedachte. We willen niet klagen en doorgaan voor een zeurder. En zo kan het zijn dat velen in onze samenleving rondlopen met gelijksoortige problemen, zonder dat we het van elkaar weten. Praten we er toch over met elkaar dan is het vaak met een toon van: het zit me wat tegen maar ik red me wel, er zijn anderen die moeilijker zitten. Maar stel nu eens dat die vergelijkbare problemen een gemeenschappelijke oorzaak hebben, dan kunnen we toch nauwelijks meer spreken van individuele problemen? Aldus het woord ten geleide van een kleine brochure die dezer dagen bij parochie- en kerkeraadsleden in de Zaanstreek in de bus glijdt. De bro chure is geschreven door medewer kers van DISK-Zaanstreek. De af korting DISK staat voor dienst in de industriële samenleving vanwe ge de kerken. De problemen waaro ver in het woord ten geleide gespro ken wordt, hebben dan ook betrek king op de industriële samenleving. Velen zullen daarbij direct denken aan het toenemende aantal werklo zen (WW'ers) en arbeidsongeschik ten. WAO'ers). De cijfers liegen er inderdaad niet om. Er zijn 200.000 geregistreerde werklozen; ongeveer 550.000 mensen vallen onder beide wetten voor arbeidsongeschiktheid (WAO en AWW). Dit gegeven moet economisch en politiek gezien een groot probleem opleveren. Niet direct het terrein van de kerk, maar van vakbonden en regering zal menigeen denken. Dat is maar zeer de vraag. Wanneer we goed luisteren naar WW'ers en WAO'ers dan blijkt er vaak van protest en ontreddering sprake te zijn. De nadruk in onze samenle ving op werk, op prestatie, op status verbonden met werk etc., maakt dat veel WAO'ers en WW'ers de bo dem onder hun bestaan voelen weg geslagen. Arbeid, produktief zijn, scoren hoog op onze waarde-schaal. Geen wonder dat we de neiging hebben werklozen en arbeids ongeschikten niet produktief te vin den, of profiteurs te noemen. Voor zover zij dat zelf ook al niet zo ervaren, drukt dit stempel zwaar op hen. Bij de kerken begint gelukkig meer aandacht voor dit vraagstuk te groeien. Door WAO'ers en WW'ers worden initiatieven genomen om el-, kaar op te zoeken, zodat zij zich kunnen beraden over hun situatie. Daar komen vaak activiteiten uit voort die een verbetering van hun 'positie bewerkstelligen. Zo hier en daar verlenen parochies en gemeen ten daarbij hun diensten, materieel en immaterieel. Dat is een goede zaak. Toch wil ik daarbij enige kanttekeningen plaatsen en enige vragen stellen. Mensen met min of meer gelijke kenmerken geven we een naam: „roodharigen", „Jongeren", „boe ren" etc. We delen ze in in categorie ën, we onderscheiden ze van ande ren. We doen dat ook met mensen die een gelijksoortig probleem heb ben: buitenlandse arbeiders, invali den. werklozen etc. Het is begrijpe lijk en eigenaardig tegelijk. Begrijpelijk, omdat daardoor dui delijk wordt dat er niet een paar mensen zijn die een bepaald pro bleem delen, maar dat sprake is van een grote groep. Het is daardoor een maatschappe lijk probleem, dat om maatschap pelijke oplossingen vraagt. Eige naardig is het in tweeërlei opzicht Dat wat maatschappelijk gezien een probleem vormt, wordt uitge maakt door het te vergelijken met wat gangbaar is. Werken is een nor maal verschijnsel in onze samenle ving, zij die niet werken kunnen, zien we dan ook al snel als pro bleemgevallen. Maar voor hetzelfde geld is werken het probleem en niet het niet werken. Door het probleem bij anderen te plaatsen blijven we zelf buiten schot. Het tweede, wat hiermee samen hangt. is dat door groepen tot pro bleemgroepen te bestempelen het proces dat tot dit probleem leidt op de achtergrond raakt. We spreken over werklozen en arbeidsonge schikten als feitelijkheden: ze zijn er. nu maar zien wat we er aan kunnen doen. Goed komt dat tot uiting in het woordgebruik. Werk loos en arbeidsongeschikt betekent werkloos en arbeidsongeschikt tijn. Blijkbaar hebben we geen woorden om aan te duiden dat iemand werk loos en arbeidsongeschikt wordt. Arbeidsongeschiktheid en werk loosheid verwijzen naar het produk- tleproces, naar de manier waarop onze produktie is georganiseerd. En die is blijkbaar zo dat mensen moe ten wijken voor economische wet ten. Dat zal dan niet alleen tot ui ting komen bij afkeuring of ontslag, maar ook bij alle arbeidsverhoudin gen en in werksituaties. Daarom staat in de genoemde bro chure dat we ons moeten bezinnen op onze produktiewijze En hoe kan dat beter dan door na te gaan hoe onze eigen arbeidssituatie is. Zoals werklozen en arbeidsongeschikten signalen zijn dat we met. onze sa menleving niet op de góede weg zijn, zo kunnen onze eigen ervarin gen dat ook zijn. Daarom staan in de brochure elf verhalen van men sen die op één of andere wijze in de knel zijn geraakt. Het zijn hele kor te verhalen, maar hopelijk lang ge noeg om te dienen als herkenning, in meer of mindere mate. Wellicht leidt het tot het inzicht dat arbeids ongeschikten en werklozen specifie ke gevallen zijn van een algemeen probleem. Maar leidt dat niet af van de problemen waarmee werklozen en arbeidsongeschikten te kampen hebben? Dat gevaar zit er in, maar veel hangt af van de manier waarop we te werk gaan. Daarover het vol gende. We moeten bij onszelf en anderen de gedachte blijven bestrijden dat steuntrekkers profiteurs zijn. Socia le voorzieningen behoren tot de rechten van de mens, waaraan niet getornd mag worden. Dat spreekt anno 1979 nog steeds niet vanzelf. Zojuist heb ik gezegd dat wanneer we goed luisteren naar WW'ers en WAO'ers er geluiden van protest te horen zijn. Dat protest is zowel ge richt tegen het feit en de manier waarop de uitstoting uit het arbeidsproces geschiedt, als tegen de manier waarop de samenleving vervolgens te werk gaat (geen be grip. etikettering, besnoeiing socia le voorzieningen e.d.). Wanneer we ons alleen dat laatste aantrekken dan wekken we op z'n minst de indruk dat we in feite het uitstotingsproces hebben geaccep teerd. Het gaat er dan alleen nog maar om de gevolgen daarvan goed op te vangen. Maar wanneer dlako- nale en pastorale zorg zich niet ver der dan dat uitstrekken doen we half werk. Wat moet het niet een steun beteke nen wanneer we dat eerste protest horen en versterken? Hoe kan dat beter dan door herkenning? Her kenning van de klacht: we zijn num mers. we worden gebruikt zolang de zaak rendabel loopt; het gaat niet om mensen maar om het gewin. En nogmaals, dat blijkt niet alleen bij ontslagen of afkeuring. Mis schien moeten we ook de op gang komende discussie over een andere arbeidsethos (We leven niet meer om te werken) vervangen door een discussie over of we wel of niet door moeten gaan met automatisering. Niet direct het terrein van de kerk, maar van vakbonden en regering zal menigeen tegenwerpen. Dat is maar zeer de vraag. Toegegeven, de kerk begeeft zich hier op een voor haar niet ver trouwd terrein: een politieke of be ter een maatschappij analyse. Mijns inziens valt hieraan niet te ontkomen. Dienst aan de samenle ving. diakonaal en pastoraal, heeft altijd politieke maatschappelij ke) aspecten. Wanneer we hulp ver lenen aan slachtoffers van onze pro duktiewijze zonder te vragen naar de oorzaken accepteren we impli ciet deze produktiewijze. Wanneer de kerken zich alleen inspannen om voorzieningen te treffen, die bij voorbeeld deze regering nalaat te treffen, dan zijn de kerken niet vrij van politieke smetten. Maar ik zou het ook positief willen formuleren. De bijbelse boodschap is van kracht voor alle situaties waarin mensen verkeren. Daarom mogen we niet terugschrikken voor een grondige analyse van onze produk tiewijze. Wanneer de mens moet wijken voor economische wetten moet er vanuit de kerk een ondub belzinnig nee klinken. Werklozen en arbeidsongeschikten moeten voor ons het signaal zijn dat mensen wijken voor die wetten. Zij geven het sein ons te bezinnen op de situatie waar we allemaal in verke ren. De zorg van de kerken gaat uit naar heel de samenleving. Abstrac te samenlevingsstructuren worden tastbaar en concreet waar mensen vorm geven aan hun samenleving. Abstracte produktle-struc turen worden concreet in ieders werksitu atie. Daar, op concrete zaken, lig gen aanknopingspunten tot veran dering. De brochure „Gehoord11 korte verhalen om mee te werken" is te bestellen bij DI8K-Zaanstreek. Treilerstraat 124, Zaandam en kost 1,50 (incl. verzendkosten). Drs. J. Niessen is werkzaam bij de Nederlandse Hervormde Stichting voor Maatschappe lijk Welzijn in Noord Holland.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 15