De koek is bijna op
De denkkracht van het CDA
We
worden
gebruikt
zolang de
zaak rendabel is
Zogezegd
Zogezegd
VRUDAG 23 FEBRUARI 1979
BINNENLAND
TROUW/KWARTET PS 13 - RH 15
De laatste tijd heb ik enige
drukwerkjes in mijn brievenbus
gekregen waaruit duidelijk valt op
te maken hoe slecht het wel met
onze economie is gesteld. Ik zal u
daar in het kort verslag van doen.
Daarbij laat ik de mij in overvloed
toegezonden reclame van het
nieuwe blad NieuwsNet maar
terzijde. Het eerste nummer dat ik
kreeg toegestuurd, vergezeld van
een vriendelijke groet van de
hoofdredacteur, hield het midden
tussen grijze grauwheid en grauwe
grijsheid en daar valt weinig van te
vertellen. De groeten terug dus
maar. Het tweede nummer laat
ondertussen ook zien dat het hier
een blad betreft waar niemand op
zit te wachten. Alles wat erin staat
kun je ook elders lezen. Zelfs een
nieuwe politieke tekenaar kunnen
ze nog niet presenteren. In de
reclamecampagne van tevoren
werden tekenaars „die denken een
stukje vernieuwing in De
Nederlandse Politieke Prent te
kunnen doorvoeren" opgeroepen de
hoofdredacteur J. den Boer eens op
te bellen. En wat is het resultaat?
Een tekenaar die al aan een
dagblad verbonden is en daar
vooral opvalt in het nadoen van de
Amerikaanse tekenaar Pat
Oliphant. Een blad zonder enige
oorspronkelijkheid.
Nee, dan het andere drukwerk. Een
firma uit Assen laat mij weten dat
ik mij .eens moet bezinnen op de
door Koos van Weringh
vraag of het geen tijd wordt voor
een behoorlijke boot. Nietzo'n
bootje waar je wat mee heen en
weer vaart op de Nederlandse
wateren en daarbij vooral
gehinderd wordt door andere
bootjes die daar ook heen en weer
varen, daar is de lol immers allang
vanaf. Een boot voor het grote werk
heb ik nodig, de zee op.
Voor het geval ik de zee helemaal
niet op wil kan ik, blijkens een
ander drukwerk, naar „onze eigen
Veluwe". Daar ligt namelijk de
Résidence de Wipselberg. Mocht u
daar nog nooit van hebben gehoord
dan kan ik hier de nodige
inlichtingen verschaffen. Het
betreft hier een privé-terrein in de
buurt van Beekbergen, dat zich
uitstrekt over één van de mooiste
natuurgebieden in Nederland, zoals
de folder meedeelt. Vóór u nu
besluit daarheen af te reizen moet
ik u echter eerst nog het volgende
onder de aandacht brengen:
„Résidence de Wipselberg richt zich
bewust op de maatschappelijke
bovenlaag. Niet uit snobisme, maar
omdat wij ervan overtuigd zijn dat
er in Nederland te weinig
recreatiemogelijkheden op niveau
zijn voor mensen die door de
importantie van hun
werkzaamheden regelmatig
behoefte hebben daaraan een tijdje
te ontsnappen. En dan liefst in een
sfeer van optimale luxe en service."
Als u zo iets leest denkt u natuurlijk
onmiddellijk dat we hier met een
tamelijk elitair gedoe te maken
hebben. Het aardige is dat ze dat bij
de Wipselberg zelf ook even
dachten, zoals uit het volgende
blijkt: „Dat klinkt
elitair-snobistisch. maar u weet wel
beter! Als u eindelijk uw
verantwoordelijke werkzaamheden
eens een tijd kunt ontvluchten dan
wilt u absolute rust en ontspanning.
In een omgeving met alle comfort
en privacy .'En géén lange autorit of
vliegreis. Géén middelmatigheid en
massaliteit."
Mocht u dus gebukt gaan onder uw
importante en verantwoordelijke
werkzaamheden en ook nog over
een leeg hoofd beschikken dan zal
er voldoende gelegenheid bestaan
deze en nog veel meer van die
ronkende teksten daarin te laten
weerkaatsen.
Toch is het niet uitgesloten dat u
helemaal niet naar de Veluwe wilt,
maar de grens over. Dan treft u het
ook behoorlijk, want juist in deze
maand komt een nieuw blad uit:
Tweede Woning Europa, een
exclusieve gids voor tweede
woningen in Spanje, Portugal,
Zwitserland, Oostenrijk, Engeland,
Ierland, Duitsland, Frankrijk, Italië
en de Beneluxlanden. Daarin wordt
u diepgaand geïnformeerd, zoals de
uitgever belooft, over aankoop en
verkoop, over juridische en
administratiefrechtelij ke
consequenties van het bouwen op
eigen grond, over de tweede woning
en de Nederlandse en buitenlandse
fiscus en over nog veel meer.
Allemaal in uitgebreide
toelichtingen, per land
gegroepeerd. En dat voor slechts
vijftien gulden per jaar!
Uit deze voorbeelden blijkt
overduidelijk dat de Nederlandse
economie op het punt van instorten
staat. De rek is eruit, zoals ons
dagelijks wordt voorgehouden. En
terecht! De koek is bijna op. Voor
dat éne overblijvende plakje zullen
wij ons samen verantwoordelijk
moeten weten. Wat nog over is zal
over allen moeten worden gespreid.
Wij moeten niet alleen eerlijk delen,
maar ook metz'n allen de
broekriem aanhalen, anders zullen
wij het niet redden. Als het
IJsselmeer vol is met boten dan
moeten wij desnoods de Noordzee
maar op, als we tenminste nog
vooruit willen komen. En als het
aantal schepen daar te groot wordt
dan zullen wij ons tevreden moeten
stellen met boten die op de oceaan
kunnen. Dan moeten wij daarvoor
maar meer reclame maken, want
hoe weten wij anders dat deze
uitweg er nog is? Is zo'n boot ook
niet de meest geschikte plaats om
over die noodzakelijke
bezuinigingen na te denken? Alleen
met het geruis van de wind en het
•geklots van het water en niet
gestoord door Joelende
demonstranten? De demonstranten
die bijna altijd méér willen dan in
deze duistere tijden mogelijk is?
Meestal hebben we hier te maken
met mensen die niet de moeite
willen nemen bij het open
haardvuur in hun woning in de
Zwitserse bergen of de Ierse heuvels
de problemen van
eigendomsoverdracht en
vermogensbelasting rustig onder
ogen te zien.
We moeten hopen dat die bijdrage
van vijf gulden per dag in het
ziekenhuis niet doorgaat. Dan hoef
je er maar drie dagen te liggen om
die exclusieve gids voor de tweede
woning in Europa te kunnen
aanschaffen.
B. Vriesema: „Wanneer niet op kor
te termijn maatregelen worden ge
nomen om aan de stijgende energie
behoeften te voldoen, kón de soep
in de toekomst niet eens meer heet
worden gegeten." (T.H.-Delft)
G. Faber: „Het in zwang zijnde
spreken over „Europa" als men al
leen de Europese Gemeenschap be
doelt, getuigt van een vergaande
mate van 'geringschatting voor de
vele landen van Oost- en West-Eu
ropa die niet tot de Europese Ge
meenschap behoren." (V.U -Amster
dam)
G. F. Bernaert: „Voetballen zonder
doel is doelloos." (V.U.-Amsterdam)
D. Kooiman: „Het op ruime schaal
en in bevattelijke termen publice
ren van de resultaten van weten
schappelijk onderzóek zoals bij
voorbeeld door het VU-Magazlne
wordt gedaan levert een reële
bijdrage aan de democratisering
van de universitaire wereld." (VU-
Amsterdam)
et
J. Schrijver: „Het houden van vis
sen in een bolvormige kom, welke
(vrijwel) volledig gevuld is met wa
ter, dient als een slecht onderko
men voor deze vissen beschouwd te
worden." (R.U.-Groningen)
L. H. J. C. Danse: „Agressieve inter
viewtechnieken van radio- en TV-
verslaggevers zijn een aantasting
van het recht op vrijheid van me
ningsuiting." (R.U.-Utrecht)
J. E. M. Groener: „Op de lagere
school dient heemkunde opgeno
men te worden in het vak geschie
denis" (R.U.-Utrecht)
ai
W. Wattel: „In het begrip „christen
democratie" schuilt een gevaarlijke
paradox, die het mogelijk maakt
het haalbare te cultiveren ten koste
van het ideaal" (R.U.-Utrecht)
door H. J. Neuman
A. B. G. M. ten Tnsscher: „Geloof en
niet haalbaarheid is de belangrijk
ste drijfveer voor vooruitgang"
e (R.U.-Utrecht)
M. M. van Bruinessen: „De discussie
over de ethiek van sociaal-weten
schappelijk onderzoek, die in vak
kringen al weinig populariteit ge--
niet en waaraan daarbuiten slechts
in enkele bijzondere gevallen (re
centelijk de affaire-Bulkhulsen)
kortstondig aandacht wordt be
steed, dient systematischer gevoerd
te worden en voor een forum van
niet alleen de onderzoekers maar
ook de onderzochten, d.w.z. de ge
hele samenleving" (R.U.-Utrecht)
Stel je nu eens voor dat er momen
teel niets beters viel te bedenken
dan het veiligheidssysteem dat we
nu kennen. Het lijkt een duivelse
hypothese, maar gesteld nu eens.
Dan zou je op onderdelen nog wel
kunnen vitten het al dan niet
nucleariseren van dit of dat wa
pensysteem en wie de zo kranig
staande hekel aan de secretaris
generaal van de NAVO heeft zou.
die rustig kunnen behouden.
Maar de hoofdzaken zouden vast
staan: van een militaire wandeling
naar het Westen laten de Russen
zich niet in de eerste plaats weer
houden door hun geweten of door
een gebrek aan zendingsdrang,
maar door iets anders. Dat andere
heet: militair risico. Geen risico is
zo groot als dat van de kernwa
pens. Dertien landen van West-Eu
ropa hebben zich verbonden met de
atomaire supermogendheid Ameri
ka teneinde de Sowjet Unie de nu
cleaire risico's die ze loopt zo dui
delijk mogelijk voor ogen te stellen
en haar van zelfs het overwegen
van een frontale aanval af te hou
den. De niet-nucleaire, de conventi
onele bewapening in West-Europa
dient hoofdzakelijk a) om de
kracht en de vastberadenheid van
een aanval die desondanks wordt
ondernomen vast te stellen en b)
om de NAVO de noodzaak te be
sparen reeds bij het eerste teken
van onraad de vinger om de atoom-
trekker te leggen.
Het overkomt mij herhaaldelijk
dat ik in grote of kleinere groepen
een aantal van deze supposities
naar voren breng en dat dan de
reactie er een is van verbijstering,
ongeloof en afgrijzen. Uitlatingen a
la Gollwitzer dat „wij als christe
nen" door dergelijke wapens niet
wensen te worden verdedigd flui
ten mij om de oren. Dat alles lost
zich dan op in de algemene ver
zuchting: er zal, of liever: er moet,
toch wel iets beters zijn. Ik weet
niet of de akkers door de vredesbe
wegingen zo zijn gemaakt of aange
troffen, maar zaairijp zijn ze, dat is
zeker. Alleen: wat moet er dan wor
den gezaaid? Wat is het „betere"
systeem dat de bezwaren van het
oude mist maar dat toch geen vre
de koopt met slaafsheid of veilig
heid met arrogantie? Het is hier
dat de raadselen beginnen en dat
men na een poosje in de verleiding
kan komen de hypothese eens te
toetsen dat er voorlopig niet „iets
beters" is. Schermerhorn gaf in zijn
tijd toe dat de democratie een stel
sel vol gebreken is, maar hij voeg
de daaraan toe: een kwartje voor
wie wat beters weet.
Begrijp ik prof. dr B. Goudzwaard
van de ARP en de mede-opstellers
van hun „ongevraagd advies" goed,
dan past een dergelijke resignatie
de christen niet. Als men zich niet
langer bezint op de grenzen van het
wapengebruik door de overheid,
als men zich niet langer afvraagt of
kernenergie wel noodzakelijk is en
als men de deur voor het neutro
nenwapen niet keihard dichtsmijt,
dan is bij het Christen-Democra
tisch Appèl de vaart eruit, dan ont
breekt het aan inspiratie en denk
kracht. Dan is het zelfs zaak het
CDA te laten zoals het is en niet
verder aan te sturen op een algehe
le fusie (bedoeld is kennelijk: met
de KVP, want die is blijkbaar de
vergaarbak bij uitstek geworden
van indolentie, middelmatigheid
en conservatisme). Het is bijna als
of het CDA-Tweede Kamerlid (uit
KVP-kring afkomstig) Joep de
Boer deze ARP-tirade heeft zien
aankomen. In het weekblad „Her
vormd Nederland" van vorige
week komt een interview met nem
voor, waarin hij blijkbaar wil aan
tonen dat het in de CDA-fractie,
althans waar het defensie aangaat,
om de drommel niet aan denk
kracht en bevlogenheid ontbreekt.
Alle uitlatingen van de geïnter
viewde zijn letterlijk tussen aan
halingstekens weergegeven. Al
leen kan ik de kop boven het arti
kel („CDA niet langer bang voor
eenzijdige stappen bij terugdrin
ging bewapening") in de tekst van
De Boer niet met zoveel woorden
terugvinden. Misschien is hier
sprake van enig misverstand tus
sen hem en de vragensteller, zoals
dat hier en daar ook tijdens het
gesprek blijkt.
Zo wordt de portée van de vraag of
de angst van Oost en West voor
elkaar soms voortkomt uit e£3 ver
keerd mensbeeld door De Boer niet
begrepen; hij weidt tenminste uit
over de mens als evenbeeld Gods
en als hoogste schepsel „op de aar
de en misschien wel in het heelal".
Maar één ding is duidelijk: De Boer
is er, als werker in de voorhoede,
vast van overtuigd dat hij weet
wat een juist defensiebeleid is en
het spijt hem het te moeten zeggen,
maar vergeleken daarbij steekt
hetgeen minister Scholten ervan
brouwt maar povertjes af: te tech
nocratisch, te beperkt en te weinig
rekening houdend met elementen
van buitenlandse politiek. Er is
evenwel nog hoop: „Als we hem
eenmaal overtuigd hebben (van de
juistheid van onze lijn), zullen we
in hem een beste apostel hebben".
Wat is dan die lijn? Misschien is
een interview niet de goede vorm
om dit uit de doeken te doen en dan
moet het Kamerlid zijn visie nog
maar eens zelf op papier zetten.
Maar als ik afga op het artikel in
„Hervormd Nederland", dan wordt
het mij toch wel wat angstig te
moede. Kloeten we rekening hou
den met een Russische aanval? Het
antwoord luidt eerst „nee": die
kans achten we niet reëel, er is
niemand in de Sowjet Unie die echt
oorlog wil, het is ondenkbaar dat
die mensen geen vrede zouden wil
len. Goed, maar waarom acht De
Boer dan toch de militaire steun
van de Verenigde Staten voor ons
een levensvoorwaarde? Antwoord:
omdat we het idee verwerpen dat
West-Europa zich met wapens vei
lig kan stellen en omdat ons de
ruimte ontbreekt een oorlog te
kunnen uithouden. Ja, maar als de
Russen helemaal niet van plan zijn
te komen, waarom is de Ameri
kaanse steun voor ons dan toch een
levensvoorwaarde? Antwoord:
misschien komen de Russen toch
wel, misschien denkt de volgende
generatie Sowjet leiders er anders
over, zeker als ze in toenemende
mate het gevoel krijgen tussen
twee vuren te zitten: Amerika en
China.
Ik herhaal het nog maar eens: mis
schien is het interview geen ideale
vorm. Maar juist omdat het om
zoiets belangrijks als de veiligheid
gaat dient De Boer zich te revan
cheren. Hij kan het zich als defen-
siedeskundige in de CDA-fractie
niet permitteren de indruk te laten
voortbestaan dat hij bedektelijk
vertrouwt op de Amerikaanse
atoommacht, maar openlijk wat
anti-nucleaire geluiden doet horen
om bij de critici van het defensie
beleid in het gevlei te komen. Hij
kan het zich niet permitteren te
boek te staan als degene wiens eni
ge bezwaar tegen de moderne wa
penontwikkeling voortspruit uit
de omstandigheid dat tijdens de
Tweede Wereldoorlog sommige
Amerikaanse moderne wapens
aanvankelijk wel eens haperden.
Hij kan het zich met name niet
veroorloven de mensen te laten zit
ten met het vermoeden dat zijn
enige bijdrage hierin bestaat dat
hij het bestaande beleid op een
korzelige en onjuiste wijze naver
telt.
door Jan Niessen
Hoe lang kunnen we niet rondlopen met een probleem
zonder dat we er met Iemand over praten? Hoe vaak denken
we niet. het zal wel aan mij liggen, of lk tref het toevallig
slecht. Best wel een logische gedachte. We willen niet klagen
en doorgaan voor een zeurder. En zo kan het zijn dat velen in
onze samenleving rondlopen met gelijksoortige problemen,
zonder dat we het van elkaar weten. Praten we er toch over
met elkaar dan is het vaak met een toon van: het zit me wat
tegen maar ik red me wel, er zijn anderen die moeilijker
zitten. Maar stel nu eens dat die vergelijkbare problemen
een gemeenschappelijke oorzaak hebben, dan kunnen we
toch nauwelijks meer spreken van individuele problemen?
Aldus het woord ten geleide van een
kleine brochure die dezer dagen bij
parochie- en kerkeraadsleden in de
Zaanstreek in de bus glijdt. De bro
chure is geschreven door medewer
kers van DISK-Zaanstreek. De af
korting DISK staat voor dienst in
de industriële samenleving vanwe
ge de kerken. De problemen waaro
ver in het woord ten geleide gespro
ken wordt, hebben dan ook betrek
king op de industriële samenleving.
Velen zullen daarbij direct denken
aan het toenemende aantal werklo
zen (WW'ers) en arbeidsongeschik
ten. WAO'ers). De cijfers liegen er
inderdaad niet om. Er zijn 200.000
geregistreerde werklozen; ongeveer
550.000 mensen vallen onder beide
wetten voor arbeidsongeschiktheid
(WAO en AWW).
Dit gegeven moet economisch en
politiek gezien een groot probleem
opleveren. Niet direct het terrein
van de kerk, maar van vakbonden
en regering zal menigeen denken.
Dat is maar zeer de vraag. Wanneer
we goed luisteren naar WW'ers en
WAO'ers dan blijkt er vaak van
protest en ontreddering sprake te
zijn. De nadruk in onze samenle
ving op werk, op prestatie, op status
verbonden met werk etc., maakt
dat veel WAO'ers en WW'ers de bo
dem onder hun bestaan voelen weg
geslagen. Arbeid, produktief zijn,
scoren hoog op onze waarde-schaal.
Geen wonder dat we de neiging
hebben werklozen en arbeids
ongeschikten niet produktief te vin
den, of profiteurs te noemen. Voor
zover zij dat zelf ook al niet zo
ervaren, drukt dit stempel zwaar op
hen.
Bij de kerken begint gelukkig meer
aandacht voor dit vraagstuk te
groeien. Door WAO'ers en WW'ers
worden initiatieven genomen om el-,
kaar op te zoeken, zodat zij zich
kunnen beraden over hun situatie.
Daar komen vaak activiteiten uit
voort die een verbetering van hun
'positie bewerkstelligen. Zo hier en
daar verlenen parochies en gemeen
ten daarbij hun diensten, materieel
en immaterieel.
Dat is een goede zaak. Toch wil ik
daarbij enige kanttekeningen
plaatsen en enige vragen stellen.
Mensen met min of meer gelijke
kenmerken geven we een naam:
„roodharigen", „Jongeren", „boe
ren" etc. We delen ze in in categorie
ën, we onderscheiden ze van ande
ren. We doen dat ook met mensen
die een gelijksoortig probleem heb
ben: buitenlandse arbeiders, invali
den. werklozen etc. Het is begrijpe
lijk en eigenaardig tegelijk.
Begrijpelijk, omdat daardoor dui
delijk wordt dat er niet een paar
mensen zijn die een bepaald pro
bleem delen, maar dat sprake is van
een grote groep.
Het is daardoor een maatschappe
lijk probleem, dat om maatschap
pelijke oplossingen vraagt. Eige
naardig is het in tweeërlei opzicht
Dat wat maatschappelijk gezien
een probleem vormt, wordt uitge
maakt door het te vergelijken met
wat gangbaar is. Werken is een nor
maal verschijnsel in onze samenle
ving, zij die niet werken kunnen,
zien we dan ook al snel als pro
bleemgevallen. Maar voor hetzelfde
geld is werken het probleem en niet
het niet werken. Door het probleem
bij anderen te plaatsen blijven we
zelf buiten schot.
Het tweede, wat hiermee samen
hangt. is dat door groepen tot pro
bleemgroepen te bestempelen het
proces dat tot dit probleem leidt op
de achtergrond raakt. We spreken
over werklozen en arbeidsonge
schikten als feitelijkheden: ze zijn
er. nu maar zien wat we er aan
kunnen doen. Goed komt dat tot
uiting in het woordgebruik. Werk
loos en arbeidsongeschikt betekent
werkloos en arbeidsongeschikt tijn.
Blijkbaar hebben we geen woorden
om aan te duiden dat iemand werk
loos en arbeidsongeschikt wordt.
Arbeidsongeschiktheid en werk
loosheid verwijzen naar het produk-
tleproces, naar de manier waarop
onze produktie is georganiseerd. En
die is blijkbaar zo dat mensen moe
ten wijken voor economische wet
ten. Dat zal dan niet alleen tot ui
ting komen bij afkeuring of ontslag,
maar ook bij alle arbeidsverhoudin
gen en in werksituaties.
Daarom staat in de genoemde bro
chure dat we ons moeten bezinnen
op onze produktiewijze En hoe kan
dat beter dan door na te gaan hoe
onze eigen arbeidssituatie is. Zoals
werklozen en arbeidsongeschikten
signalen zijn dat we met. onze sa
menleving niet op de góede weg
zijn, zo kunnen onze eigen ervarin
gen dat ook zijn. Daarom staan in
de brochure elf verhalen van men
sen die op één of andere wijze in de
knel zijn geraakt. Het zijn hele kor
te verhalen, maar hopelijk lang ge
noeg om te dienen als herkenning,
in meer of mindere mate. Wellicht
leidt het tot het inzicht dat arbeids
ongeschikten en werklozen specifie
ke gevallen zijn van een algemeen
probleem. Maar leidt dat niet af van
de problemen waarmee werklozen
en arbeidsongeschikten te kampen
hebben? Dat gevaar zit er in, maar
veel hangt af van de manier waarop
we te werk gaan. Daarover het vol
gende.
We moeten bij onszelf en anderen
de gedachte blijven bestrijden dat
steuntrekkers profiteurs zijn. Socia
le voorzieningen behoren tot de
rechten van de mens, waaraan niet
getornd mag worden. Dat spreekt
anno 1979 nog steeds niet vanzelf.
Zojuist heb ik gezegd dat wanneer
we goed luisteren naar WW'ers en
WAO'ers er geluiden van protest te
horen zijn. Dat protest is zowel ge
richt tegen het feit en de manier
waarop de uitstoting uit het
arbeidsproces geschiedt, als tegen
de manier waarop de samenleving
vervolgens te werk gaat (geen be
grip. etikettering, besnoeiing socia
le voorzieningen e.d.).
Wanneer we ons alleen dat laatste
aantrekken dan wekken we op z'n
minst de indruk dat we in feite het
uitstotingsproces hebben geaccep
teerd. Het gaat er dan alleen nog
maar om de gevolgen daarvan goed
op te vangen. Maar wanneer dlako-
nale en pastorale zorg zich niet ver
der dan dat uitstrekken doen we
half werk.
Wat moet het niet een steun beteke
nen wanneer we dat eerste protest
horen en versterken? Hoe kan dat
beter dan door herkenning? Her
kenning van de klacht: we zijn num
mers. we worden gebruikt zolang de
zaak rendabel loopt; het gaat niet
om mensen maar om het gewin.
En nogmaals, dat blijkt niet alleen
bij ontslagen of afkeuring. Mis
schien moeten we ook de op gang
komende discussie over een andere
arbeidsethos (We leven niet meer
om te werken) vervangen door een
discussie over of we wel of niet door
moeten gaan met automatisering.
Niet direct het terrein van de kerk,
maar van vakbonden en regering
zal menigeen tegenwerpen. Dat is
maar zeer de vraag.
Toegegeven, de kerk begeeft zich
hier op een voor haar niet ver
trouwd terrein: een politieke of be
ter een maatschappij analyse.
Mijns inziens valt hieraan niet te
ontkomen. Dienst aan de samenle
ving. diakonaal en pastoraal, heeft
altijd politieke maatschappelij
ke) aspecten. Wanneer we hulp ver
lenen aan slachtoffers van onze pro
duktiewijze zonder te vragen naar
de oorzaken accepteren we impli
ciet deze produktiewijze. Wanneer
de kerken zich alleen inspannen om
voorzieningen te treffen, die bij
voorbeeld deze regering nalaat te
treffen, dan zijn de kerken niet vrij
van politieke smetten. Maar ik zou
het ook positief willen formuleren.
De bijbelse boodschap is van
kracht voor alle situaties waarin
mensen verkeren. Daarom mogen
we niet terugschrikken voor een
grondige analyse van onze produk
tiewijze. Wanneer de mens moet
wijken voor economische wetten
moet er vanuit de kerk een ondub
belzinnig nee klinken.
Werklozen en arbeidsongeschikten
moeten voor ons het signaal zijn dat
mensen wijken voor die wetten. Zij
geven het sein ons te bezinnen op de
situatie waar we allemaal in verke
ren. De zorg van de kerken gaat uit
naar heel de samenleving. Abstrac
te samenlevingsstructuren worden
tastbaar en concreet waar mensen
vorm geven aan hun samenleving.
Abstracte produktle-struc turen
worden concreet in ieders werksitu
atie. Daar, op concrete zaken, lig
gen aanknopingspunten tot veran
dering.
De brochure „Gehoord11 korte
verhalen om mee te werken" is te
bestellen bij DI8K-Zaanstreek.
Treilerstraat 124, Zaandam en kost
1,50 (incl. verzendkosten).
Drs. J. Niessen is werkzaam
bij de Nederlandse Hervormde
Stichting voor Maatschappe
lijk Welzijn in Noord Holland.