Fernando Pessoa (1888-1935), viervoudig Europees dichter let verschil tussen -lenken en bedenken L. Poll als romancier Nieuwe boeken ^gfERDAG 17 FEBRUARI 1979 KUNST TROUW/KWAf)TET 17 dr H. S. Visscher èkort aan adem ee onlangs uitgebrachte use films vertonen een ieiJ reenkomst die even veel- Jekenend als merkwaardig Veelbetekenend omdat zij leiptomatisch lijkt voor een kt« rt malaise-klimaat mer- lardig omdat de ene film naam staat van een be- Gtjid, ervaren filmer, terwijl andere door een debutant pmaakt. hei j 2jj, erste is Claude Lelouch met „Ro- I taij et Robert", de andere Luc Bé- eien die bij verschillende belangrij ns regie-assistent is geweest en ■na een aantal korte films ge mis* kt heeft, maar nog nooit eerder lanl speelfilm. Het scenario van zijn cho< tortue sur le dos" is door hemzelf laude Miller geschreven. De over- indJomst tussen beide films is dat ze t eerste helft boelend en dikwijls e iel zijn in de waarneming van selijke relaties en de opbouw van epaalde sfeer, maar beide op een ïlijk aanwijsbaar punt ontspo- en de mist ingaan. uch heeft een filmkomedie willen op het thema „huwelijksbu- Daarbij leunt hij zwaar op de ltie van de modeme, niet zo erg inkelende Franse filmkomedie, bracht twee voortreffelijke ac- in het veld: de onnoemelijk dik- .timide" komiek Jacques Vllleret raarmee hij al eerder films ge maakt had en Charles Denner, die hier uiterst humoristisch een bij zijn moeder inwonende vrijgezel speelt. Hij is taxichauffeur van een zeer bij zondere allure. Tegen betaling ver schaft hij zijn klanten thee of koffie tijdens de langdurige perioden van gedwongen rust in het chaotische Pa- rijse verkeer. Huwelijksbureau Net als Villeret die we aanvanke lijk als een niet veelbelovend leerling- verkeersagent aan het werk zien is hij cliënt van het louche huwelijksbu reau dat gedreven wordt door de al even gaaf acterende Jean Claude Bri- aly. kwasi-gedistingeerde. maar in wezen uiterst poenige en weerzinwek kende huwelijksmakelaar. De twee cliënten ontmoeten elkaar in de wachtkamer van het huwelijksbu reau. waarbij Denner duidelijk de do minante figuur is. Terwijl zij alle es capades van het huwelijksbureau meemaken om „aan de vrouw" te komen een dansavond, een week end-reisje naar Waterloo slaagt, geen der beide Roberts want zo heten ze er in een partner te vin den. Robert-Denner blijkt net zo ti mide en onwillig te zijn als Robert- Villeret. Maar wel ontwikkelt zich tussen die twee een grappige en intie me relatie, die, voor beiden onbewust, homo-erotische implcaties lijkte hebben. lende, maar boeiende komedie, waar in het understatement vooral dank zij Villeret een grote rol speelt: uit muntend in observatie, maar vrij wil lekeurig en slordig van plot. Op het bruiloftsfeest van twee cliënten van het huwelijksbureau, die tijdens het snoepreisje naar Waterloo elkaar „ge vonden" hebben, ontpopt de dikkerd zich als een komiek die het hele gezel schap aan het lachen-gieren-brullen brengt en van dat moment af wordt het allemaal erg verward. Er volgt een soort „droom" (van Robert- Denner), waarin de dikkerd als ko miek ontdekt is en een grote be roemdheid wordt, die voor volle zalen optreedt en bovendien trouwt met een zeer „sophisticated" televisie-in terviewster. Of is het geen droom? Soms lijkt het toch de realiteit te zijn, maar op andere momenten keert de film opeens weer terug naar het punt van uitgang: de bruiloft Er is geen touw aan vast te knopen. Eén ding is wel duidelijk de droom of wat het dan ook zijn mag knoopt nauwge zet aan bij de loopbaan en het succes van de reële conferencier-komiek Jacques Vllleret. Het „droom-mo- ment" veroorzaakt een breuk in het toch al weinig hechte plot en de aan vankelijk zo goed opgebouwde sfeer gaat volkomen verloren. Komedie Tot dan toe is de film een wat aarze Breukmoment „La tortue sur le dos", ofwel: D< schildpad op z'n rug, heeft een ever ingrijpend breukmoment. De schild pad is een schrijver, die na een succes van zes jaar geleden, nog steeds niel aan een nieuw boek is toegekomen, a zit hij iedere dag achter zijn schrijfta fel. In de waarneming van alle loze tot niets leidende schrijfhandelingen van de hoofdpersoon blijkt Béraud een gevoelig filmer; eveneens in de observatie van de steeds slechtei wordende relatie met zijn vriendin die hem overigens trouw blijft verzor gen, tot hij het te bont maakt en zij hem bulten de deur zet. De schrijver komt aan het zwerven. Hij brengt een keer een bezoek aan zijn moeder, die ergens „buiten" woont, en op de te rugweg krijgt hij een lift van een griezelig tweetal in een nogal maca ber aandoende zwarte auto. Van dat moment af gaat de zaak ontsporen. Bij het tweetal thuis krijgt hij een griezelige, bloederige „maaltijd" voorgezet en als hij daarvoor past. wordt hij bedreigd en gechanteerd. Later wordt hij op straat beroofd door gangsters-in-po 11 tie-uniform, die hem in een politie-auto naar binnen sleuren en hem er, als hij niets bij zich blijkt te hebben, weer uitkleperen. Gevolg: het ziekenhuis, en daarna het hotelletje, waar hij nu een kamer moet delen met een neger, die de schrijver niet alleen terroriseert, maar hem ook aanzet tot drugge bruik. Erg naar dus allemaal, maar onder al die belemmerende omstan digheden gaat de schrijver toch, voor het eerst, weer echt schrijven. Als zijn nieuwe boek klaar is, vindt het een goed onthaal, en nu blijkt iedereen, de neger incluis, hem zeer terwille te zijn. Scène uit „La tortue sur le dos1 Maar de schrijver stapt op de trein naar Zuid-rrankrljk, waar zijn vrien din na de breuk naartoe is gegaan en daar, in de stromende regen, staat zij hem tegenover het stationnetje op te wachten... Wat er na het bezoek aan de moeder allemaal volgt, ge schiedt in een droomachtige sfeer van onwerkelijkheid, zonder dat daar voldoende aanknopingspunten voor zijn. Trouwens, de synopsis in het Franse informatieblad „Cinéma fran cais", rept niet van enige droom, zo dat alles gereduceerd wordt tot het vrij clichémachtlge gegeven van een schrijver die eerst tot het Ware Schrijverschap komt onder de druk van de „harde werkelijkheid". Nou ja- Ziedaar wat hierboven aangeduid werd als de „veelbetekenende" over eenkomst tussen belde films. Talent genoeg, maar eea tekort aan gedach ten, een •nveraaogen om een idee en een „plot" consistent „rond" te krijgen. Oeorgee Danciger, al vele tientallen Jaren een succesrijk film producent, klaagde onlangs zijn nood over de grote „creativiteitscrisis" in de Franse cinema. Die mening lijkt bevestigd te worden door „Robert et Robert" en „La tortue": beide geken merkt door talent, maar in creativi teit tekortschietend door een tekort aan adem. Goen wonder dat ze alle twee ondanks de kwaliteiten waar men wél van genieten kan, een neer drukkend malaisegevoel achterlaten. uur i, l. Poll. Emma Kwartier. 0DO- r T. van Deel eerste deel van zijn „Formules voor een moraal" de essaybundel „Het verlangen naar acht" (1974) begon K. L. Poll met de woorden: „Ook dit is een eenzijdig boek. En maar boek. Het mist de dramatische kracht van een verhaal en de beeldende kracht van een Icht. Woorden als appel en rotsblok zullen zelden aan bod komen". ins- e volgende delen kwam hij aan «zwaar tegemoet. Hij bundelde poëzie en liet deze onder de titel logica van november" (1975) figu- in de opzet van „Formules". En .w.fca de essays over politiek, weten- p, onderwijs, kunst, „Een dien- w.p voor burgers" (1976) laat Poll vierde deel een roman verschij- „Emma Kwartier", waarmee de fankelijke verontschuldiging in nieuw licht komt te staan. Hier wél „dramatische kracht", zoals „beeldende" in „De logica van tnber"? edichten van K. L. Poll behoren lt moment tot de weinige recht- ks belerende in ons taalgebied, bedoel ik allerminst iets onaan- ams mee. want ik vind een bele- f toon nog altijd heel wat ver- glijker dan een stupide. Maar het te ver gaan om uitgerekend in het van Poll van grote „beeldende t" te spreken. Wie iets te zeggen en dat van te voren ook vrij weet, komt niet gemakkelijk toe aan de vrije, en daardoor geen moraal gebonden verbeel- Zo iemand zoekt voorbeelden. duidelijk moeten maken wat hij ig wist. Het hoeft niet direct een illende tendens-kunst te worden, uit zo'n opstelling ontstaat, maar zekere vitaliteit, een voelbaar lekken, is er uit verdwenen. Van dat Poli's gedichten meestal in- Kant, maar nooit mooi of ontroe- nooit „beeldend" zijn, maar met r erbij, belerend. ppenkast telfde geldt voor zijn roman "^pia Kwartier". Als er de laatste één boek verschenen is waaruit alle dramatische kracht is weg- ïpen, dan is het deze Nederlandse "ia Bovary wel. Geheel volgens procédé dat werd voorbereid in toaybundels, maar daar vanwege i loodzaak tot stellingnemen niet uorbeeldig kon worden uitgebuit, I Poll zijn roman geschreven. Hij te het leven van zoveel mogelijk kn te tonen, mensen situaties te teen waarin ze beslissingen moe- nemen (politieke, opvoedkundi- •moureuze. existentiële) en te la- Hen hoe steeds een aangepaste Jal verschijnt althans bij de iten De heldin van deze poppen- vol gedragingen is Emma Kwar- blijft trouw aan iets dat veel te maken heeft met originaliteit en verbeelding. Zij is in elk geval het personage dat zich niet verstart aan Ideologieën, of houdingen, en dat trouw blijft aan haar oorsprong: een idyllische tuin, waaruit zij ooit ver dreven is. Natuur versus cultuur; van zelfsprekend niet met een afwijzing van cultuur hoe zou dat ook kun nen? maar met een pleidooi voor ontvankelijkheid en trouw. Ongeveer zoals de zeventiende-eeu- wer zijn zinnebeelden, zo heeft Poll zijn „Emma Kwartier" vervaardigd. Alle voorvallen zijn merkbaar exem plarisch bedoeld, ze bezitten daar door een, soms wel charmerend, soort stramheid, die echter vooral in de dialogen hinderlijk, en vaak ook pot sierlijk wordt. De betogende auteur raakt dan zo duidelijk door de perso nages die hij opvoert heen zichtbaar, zelfs door hun eigen taal, dat er op slag alle leven uit verzwindt en we nog alleen maar een tractaat lezen of. wat erger is, een oervervelende geschiedenis. Het heeft met de mensen te maken die Poll kiest. Hij laat een burgemees tersvrouw. Emma's moeder dingen zeggen en denken, die zo fantastisch banaal zijn. dat de nadruk waarmee naar ideeën geformuleerd worden, bijzonder genérend werkt. Hij voert een Leidse korpsbal ten tonele die alleen maar uit woordgrapperij is op getrokken. Hij laat hem een bijzon der betekenisvolle ontmoeting heb ben op het Haagse strand met een baronesse plus hond maar dit alles is zo houterig als wat en bij het lezen strijden verveling en proestend la chen om de eer. Wat te beginnen met dialogen die óf zijn volgepropt met auteursfilosofie, öf zo ledig zijn als de volgende: „Goedemiddag mevrouw, meneer. Wilde u al wat bestellen?" „We zijn nog niet zo ver", zei Karei. „Eerst een aperatiefje misschien?" ..Nee. dank u". Preek Veel in „Emma Kwartier" is plicht matig en op te vatten als een vastleg gen van geijkte gedragingen en ideeën. Maar dat doen heel veel au teurs, en de meesten doen het geluk kig aardiger en inzichtgevender dan Poll. Het blijft in feite stilstaan bij een matte en onkritische representa tie van veel onzin die we dagelijks om ons heen, en in ons, horen. Hoe stroef zijn alle innerlijke monologen in dit boek; de vorm toch voor wat het dichtst bij iemands werkelijk gevoe len moest liggen. Alles ls hier op toepassing geschapen, alles is: preek. De roman is een samenstelling van een menigte tekstsoorten: dagboek fragmenten, sprookjes, fabels, dialo gen. ansichtkaart-opschriften, inner lijke monologen, dromen, een quasi- preek, een notariële akte, een kasre gister. Blijkbaar heeft Poli zoveel mo gelijk vormen van leven willen her bergen in de „dramatische kracht" van dit verhaal. Maar die wisseling van register maakt de hele tekst nog eens met nadruk tot bedenksel. De onderdelen van dit als een geheel bedoelde boek werken niet echt op elkaar in. daarvoor Zijn ze te weinig van uit een overkoepelende bezieling bijeengeplaatst. Alle overgangen, die bij een competente romancier intri gerend zouden werken, „dramatisch" of voor mijn part „beeldendzijn in „Emma Kwartier" schurende schar nieren. met mechanisch voorbedach ten rade aangebracht en vrijwel zon der uitzondering verrassend of prik kelend tot interpretatie. Het is denkbaar dat de grote concep tie van Polls „Formules voor een mo raal" een dergelijk oordeel verzacht. Inderdaad is de roman aantoonbaar gepland als onderdeel van een groter geheel en in zoverre is de structuur en de betekenis daar afhankelijk van. Maar: „Emma Kwartier" heeft hoe dan ook de pretentie een roman te zijn. Dezelfde of andere dingen als die gezegd worden in de andere delen van de „Formules" brengt Poll hier in roman-vorm. En daarin is hij niet goed geslaagd. Wie de wereld afplat tot ideeën zal nooit de heuvels van verwondering beklimmen, laat staan de bergen van extase. Poll schrijft dan ook ergens: „Ik ben ver heid. bedacht hij". Maar verliefd zijn bedenk Je niet. hoogstens dénk Je: „Ik ben verheid". Dat is het grote en veelzeggende verschil, het verschil tussen bedenken en denken. K. L. Poll: Emma Kwartier. Roman. Amsterdam, Meulenhoff 1978, 200 bis. 24.50 door R.L.K. Fokkema Om een veelvoud van redenen vind ik de verschijning van de vertaling van gedichten van de Portugese dichter Fernan do Pessoa van uitzonderlijk belang. Tegen een schappelij ke prijs is hier een boek waar van de verzorging op alle fron ten kwaliteit heeft. De fraai heid van de uiterlijke boek verzorging gaat hier samen met een zorgvuldige vertaling en met een zeer leerzaam en helder nawoord. Vertaling en nawoord zijn van de hand van August Willemsen, die aldus in kennis brengt met een dichter wiens poézie van ui terst bevredigend gehalte is. Dit bevredigende schuilt in de wijze waarop Pessoa het raadsel van de werkelijkheid tegemoet treedt en in de overweging dat een onbekend dichter zo plotseling volledig past in het beeld van de moderne Europese poézie en van het moderne levensge voel. Aan de poézie van Pessoa wordt men gewaar hoezeer het wereldbeeld van vroeger, dat vast en zeker gean kerd was in een of andere idealisti sche overtuiging, voorbij is. Er ls bij Pessoa geen verhulling van het feit dat ons werkelijkheidsbeeld verbrok keld is. dat wij niet één enkel lk in ons bergen maar meer dan één. Voor veel mensen is het toch niet meer zo dat theologen of filosofen het laatste woord hebben, dat één visie of één geloof als sluitend wordt ervaren bij de interpretatie van het bestaan. Levensgevoel Deze versplintering krijgt bij Pessoa .een unieke gestalte door de intensi teit waarmee hij de fragmentarisatie van het moderne levensgevoel gestal te geeft. Wat heeft hij gedaan tegen de schijn van de vroeger veronder stelde samenhang? In de eerste plaats heeft hij onder eigen naam rigoureus de macht van het denken over de werkelijkheid afgezworen. Hij hoopt op een blij nlet-weten én dat te weten, hij zoekt niet en hij gelooft niet, in de overtuiging dat alles verhuld is. Deze werkelijkheid ls niet de echte, is niet belangrijk. Wij zijn schaduwen van wat we in wezen zijn. Deze platonische visie kan hem elf dagen voor hij sterft op 30 november 1935 doen zeggen: „Geef mij nog wat wijn, want het leven is niets". Hij schrijft een symbolistische poézie. waarin het gevoel van ontoereikend heid van de moderne mens uitge drukt wordt. de mens die beroofd is van de rechtvaardiging van zijn be staan, van geloof in de werkelijkheid en van elke waarheid behalve die dat er geen waarheid is. De wereld is een woud van symbolen, maar wij zijn niet in staat de symbolen te duiden. Met deze gedachtegang is, gezien de ontwikkeling van de moderne poëzie, niets bijzonders aan de hand. Het Inzicht ls bekend, zoals ook de wijze waarop Pessoa zijn lyrische ontroe ring creatief transformeert. De wijze waarop veel moderne dichters dat doen ls het gemakkelijkst af te lezen van dit gedicht: ZIJ kwam, glimlachend, elegant. De voetstap ongehaast en licht. En ik, die voel met mijn verstand, Maakte meteen 't Juiste gedicht. Ik spreek daarin niet over haar Noch ook hoe zij, volwassen kind, De hoek omsloeg van gindse straat, Hoek waar de eeuwigheid begint... In het gedicht spreek ik van aee, Beschrijf de golven en de pijn. Herlezend zie ik een van twee: De hoek- ofwel de waterlijn. Het is hier als bij het gedicht dat de Fernando Pessoa, illustratie uit „Fernando Pessoa, ge dichten" vertaler Willemsen bespreekt in zijn uitvoerig nawoord: „niet alleen de reflectie op het eigen poëtisch pro- dukt is typisch modern en an tiro- mantisch, ook de opvatting omtrent de essentie van het gedicht is dat: niet een melodieus produkt van half bewuste impressies en emoties, maar een handwerk onderworpen aan kriti sche controle". Drie anderen Zoals gezegd past Pessoa met zijn visie en zijn werkwijze in het moder ne geheel van levens- en poézieopvat ting. Het bijzondere aan zijn dichter schap is hierin dan ook niet alleen gelegen. Dat ligt vooral in de wijze waarop hij de diversiteit van het mo derne levensgevoel binnen één mens, binnen zichzelf, tot uitdrukking brengt. Dat doet hij met behulp van drie andere dichters die hij doet gebo ren borden 1 Fernando Pessca wordt zelf geboren op 1313 juni 1888 te Lissabon. Na een verblijf in Zuid-Afrika komt hij in 1905 in Portugal terug, waar hij gaat studeren en in 1908 handelscorres pondent wordt Met zijn poëzie die hij onder eigen naam publiceert, en met nen uit de voorgaande verhalen een nieuw verhaal vormen. (22,50) Onder de titel „Toen en later" mani festeert de romannenschrijver Ste ven Membrecht zich bij Jimming als dichter. Het eerste deel van de bundel bevat verzen uit de jaren 1972-1975: in het tweede deel staan gedichten voor zijn gewezen liefde. (15,00) Bij uitgeverij Jimmink te Amster dam is een nieuwe bundel teksten van Mark Inslngel verschenen, waar van de titel al iets laat zien van Insin- gels procédé: Het is zo niet zo is het. De Vlaming schrijft een soort teksten waarvan de openingszin telkens va riërend herhaald wordt, of de woor den van plaats verwisselen, opschui ven in de regel. De betekeniseenhe den zijn vaak spreekwoorden, uit drukkingen, gemeenzaamheden. Dit werk is in december bekroond met de literaire prijs van de stad Aalst. (16,90) Van Inslngel verschijnt bij Jimmink ook „Gezwel van wortels een expe riment in verhaaltechniek. Drie ver halen. een hij-, een jij-, en een ik - verhaal, verstrengelen zich in het laatste deel waarin belangrijke zin- „In wezen', schrijft Fem Rutke in haar nieuwe bundel poézie „Ave rechts geweten", die ook bij Jimmink uitkomt, „in wezen wil ik alleen maar een klein rimpeltje zingen, een rirnpe- lingetje in het water of gewoon aan een rillinkje over Je heen doen gaan." De bundel is verlucht met tekeningen van Henriétte Goppel. (21.50) Van de onlangs in universitaire krin gen in opspraak geraakte Eldert Wil- lems geeft Jimmink „Luchtkasteel" uit. waarvan de auteur hoop dat hij iets vast houdt van het utopische, wat je soms tussen de bladeren door en bladstil luisterend in b v. de Sal- landse natuur nog tegenkomt (21.50) Het belang van deze vijf uitgaven is niet groot, zodat met deze aankondi ging volstaan kan worden. de poëzie die hij ln de personen van Alberto Caelro, Rlcardo Reis en Alva- ro de Campos schrijft, brengt hij de Portugese poézie in één klap op Euro pees niveau. De drie gefingeerde dichters belichamen Pessoa's vele Ik- ken. Hij noemde hen geen pseudonie men (een andere naam voor het eigen ik), maar heteroniemen, dat ls een eigen naam voor een ander lk. Aan de heteroniemen geeft Pessoa een bio grafie, een eigen stijl en levensbe schouwing, en een eigen poëzieopvat ting. Hij laat ze ook met elkaar pole miseren en commentaren op elkaar schrijven. Aldus kan Pessoa met dit meervoudig dichterschap op verschil lende wijzen het mysterie van de wer kelijkheid te lijf gaan. Verborgen zin Alberto Caelro schrijft vanuit het be sef dat de veronderstelling van een samenhang een ziekte van ons den ken is. De goddelijke eenvoud van het alleen buitekant zijn, zoals de Natuur, ontbreekt de mens. Hij schrijft dat de enige innerlijke zin der dingen is dat ze geen enkele Innerlij ke zin hebben. Of anders, de dingen hebben geen betekenis, ze bestaan. De dingen zijn de enige verborgen zin der dingen Wij moeten afzien van elke poging tot interpretatie. Caeiro ls dus een a-symbolistisch dichter, maar dat hij voortdurend schrijft over het Niets maakt duidelijk dat dit Niets pijn kan doen en schrijnende uitwerking oefent. Ricardo Reis zegt, bij wijze van ant woord op Caelro. dat het maar beter is het mysterie met rust te laten. Leven is verhevenheid en onthech ting ls de oplossing. HIJ leeft liever in een welbewust nlet-weten dan dat hij ijdel ploetert. Eenzaam wordt de mens wanneer hij met de waarheid meervoudig ls. Tenslotte drukt Cam pos het moderne levensbesef wel het onomwondenst uit „ik ben niets ik zal nooit iets zijn,/ ik kan ook niets willen zijn afgezien daarvan koester ik alle dromen van de wereld". De vier dichters tezamen drukken de ab surditeit van het leven uit. de angst voor het mysterie en de nog grotere angst voor de onthulling ervan. In het dichterschap van Pessoa komen op indringende wijze een aantal hypo thesen omtrent de zin van het be staan samen. Het besef van leegte wordt op vier verschillende wijzen ervaren. Er schuilt veel waars ln de verklaring van Willemsen. lijkt me. - wanneer hij de heteronimiteit van Pessoa. terugvoert op wat een van de dichters wil. „Misschien", schrijft Willemsen, „dat Pessoa. om niet niets te zijn, besloot 'alles te voelen op alle wijzen Tegen beter weten ln zoe ken zij de deur der waarheid. Caelro probeert er te komen door het myste rie te ontkennen; Reis door het te negeren; de belde andere beproeven de weg van de filosofische speculatie. Een commentator, door Willemsen geciteerd, gebruikt het beeld van de doodlopende straat voor de werke lijkheid. waarin de mens bezig is ach ter de deur te kijken, bezig is een antwoord te krijgen, wanneer hij geen geloof meer hecht aan het apo dictische „lk ben de weg, de waarheid en het leven". In de doodlopende straat is het voor Caelro zinloos te discussiëren of de straat al dan niet doodloopt, aangezien wij alleen déze straat kennen en geen andere. Reis weet dat de straat doodloopt, maar vindt dat wij alles moeten doen om dat te vergeten, „uit vrije wii onwe tend". Campos en Pessoa zelf lopen de straat op en neer. niet zozeer zoe kend naar een uitgang (die zij Immers vrezen te vinden), maar omdat zij dit de enig mogelijke en waardige hou ding achten. Het superieure dichterschap van Pea- soe stemt tot nadenken... Fernando Pessoa, gedichten. Keuze, vertaling en nawoord van August Willemsen. De Arbeiderspers Am sterdam 1978. 262 blz. 29,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 17