Fernando Pessoa (1888-1935),
viervoudig Europees dichter
let verschil tussen
-lenken en bedenken
L. Poll als romancier
Nieuwe
boeken
^gfERDAG 17 FEBRUARI 1979
KUNST
TROUW/KWAf)TET
17
dr H. S. Visscher
èkort aan adem
ee onlangs uitgebrachte
use films vertonen een
ieiJ reenkomst die even veel-
Jekenend als merkwaardig
Veelbetekenend omdat zij
leiptomatisch lijkt voor een
kt« rt malaise-klimaat mer-
lardig omdat de ene film
naam staat van een be-
Gtjid, ervaren filmer, terwijl
andere door een debutant
pmaakt.
hei
j 2jj, erste is Claude Lelouch met „Ro-
I taij et Robert", de andere Luc Bé-
eien
die bij verschillende belangrij
ns regie-assistent is geweest en
■na een aantal korte films ge
mis* kt heeft, maar nog nooit eerder
lanl speelfilm. Het scenario van zijn
cho< tortue sur le dos" is door hemzelf
laude Miller geschreven. De over-
indJomst tussen beide films is dat ze
t eerste helft boelend en dikwijls
e iel zijn in de waarneming van
selijke relaties en de opbouw van
epaalde sfeer, maar beide op een
ïlijk aanwijsbaar punt ontspo-
en de mist ingaan.
uch heeft een filmkomedie willen
op het thema „huwelijksbu-
Daarbij leunt hij zwaar op de
ltie van de modeme, niet zo erg
inkelende Franse filmkomedie,
bracht twee voortreffelijke ac-
in het veld: de onnoemelijk dik-
.timide" komiek Jacques Vllleret
raarmee hij al eerder films ge
maakt had en Charles Denner, die
hier uiterst humoristisch een bij zijn
moeder inwonende vrijgezel speelt.
Hij is taxichauffeur van een zeer bij
zondere allure. Tegen betaling ver
schaft hij zijn klanten thee of koffie
tijdens de langdurige perioden van
gedwongen rust in het chaotische Pa-
rijse verkeer.
Huwelijksbureau
Net als Villeret die we aanvanke
lijk als een niet veelbelovend leerling-
verkeersagent aan het werk zien is
hij cliënt van het louche huwelijksbu
reau dat gedreven wordt door de al
even gaaf acterende Jean Claude Bri-
aly. kwasi-gedistingeerde. maar in
wezen uiterst poenige en weerzinwek
kende huwelijksmakelaar. De twee
cliënten ontmoeten elkaar in de
wachtkamer van het huwelijksbu
reau. waarbij Denner duidelijk de do
minante figuur is. Terwijl zij alle es
capades van het huwelijksbureau
meemaken om „aan de vrouw" te
komen een dansavond, een week
end-reisje naar Waterloo slaagt,
geen der beide Roberts want zo
heten ze er in een partner te vin
den. Robert-Denner blijkt net zo ti
mide en onwillig te zijn als Robert-
Villeret. Maar wel ontwikkelt zich
tussen die twee een grappige en intie
me relatie, die, voor beiden onbewust,
homo-erotische implcaties lijkte
hebben.
lende, maar boeiende komedie, waar
in het understatement vooral dank
zij Villeret een grote rol speelt: uit
muntend in observatie, maar vrij wil
lekeurig en slordig van plot. Op het
bruiloftsfeest van twee cliënten van
het huwelijksbureau, die tijdens het
snoepreisje naar Waterloo elkaar „ge
vonden" hebben, ontpopt de dikkerd
zich als een komiek die het hele gezel
schap aan het lachen-gieren-brullen
brengt en van dat moment af
wordt het allemaal erg verward. Er
volgt een soort „droom" (van Robert-
Denner), waarin de dikkerd als ko
miek ontdekt is en een grote be
roemdheid wordt, die voor volle zalen
optreedt en bovendien trouwt met
een zeer „sophisticated" televisie-in
terviewster. Of is het geen droom?
Soms lijkt het toch de realiteit te zijn,
maar op andere momenten keert de
film opeens weer terug naar het punt
van uitgang: de bruiloft Er is geen
touw aan vast te knopen. Eén ding is
wel duidelijk de droom of wat het
dan ook zijn mag knoopt nauwge
zet aan bij de loopbaan en het succes
van de reële conferencier-komiek
Jacques Vllleret. Het „droom-mo-
ment" veroorzaakt een breuk in het
toch al weinig hechte plot en de aan
vankelijk zo goed opgebouwde sfeer
gaat volkomen verloren.
Komedie
Tot dan toe is de film een wat aarze
Breukmoment
„La tortue sur le dos", ofwel: D<
schildpad op z'n rug, heeft een ever
ingrijpend breukmoment. De schild
pad is een schrijver, die na een succes
van zes jaar geleden, nog steeds niel
aan een nieuw boek is toegekomen, a
zit hij iedere dag achter zijn schrijfta
fel. In de waarneming van alle loze
tot niets leidende schrijfhandelingen
van de hoofdpersoon blijkt Béraud
een gevoelig filmer; eveneens in de
observatie van de steeds slechtei
wordende relatie met zijn vriendin
die hem overigens trouw blijft verzor
gen, tot hij het te bont maakt en zij
hem bulten de deur zet. De schrijver
komt aan het zwerven. Hij brengt een
keer een bezoek aan zijn moeder, die
ergens „buiten" woont, en op de te
rugweg krijgt hij een lift van een
griezelig tweetal in een nogal maca
ber aandoende zwarte auto. Van dat
moment af gaat de zaak ontsporen.
Bij het tweetal thuis krijgt hij een
griezelige, bloederige „maaltijd"
voorgezet en als hij daarvoor past.
wordt hij bedreigd en gechanteerd.
Later wordt hij op straat beroofd
door gangsters-in-po 11 tie-uniform, die
hem in een politie-auto naar binnen
sleuren en hem er, als hij niets bij zich
blijkt te hebben, weer uitkleperen.
Gevolg: het ziekenhuis, en daarna het
hotelletje, waar hij nu een kamer
moet delen met een neger, die de
schrijver niet alleen terroriseert,
maar hem ook aanzet tot drugge
bruik. Erg naar dus allemaal, maar
onder al die belemmerende omstan
digheden gaat de schrijver toch, voor
het eerst, weer echt schrijven. Als zijn
nieuwe boek klaar is, vindt het een
goed onthaal, en nu blijkt iedereen,
de neger incluis, hem zeer terwille te
zijn.
Scène uit „La tortue sur le dos1
Maar de schrijver stapt op de trein
naar Zuid-rrankrljk, waar zijn vrien
din na de breuk naartoe is gegaan
en daar, in de stromende regen, staat
zij hem tegenover het stationnetje op
te wachten... Wat er na het bezoek
aan de moeder allemaal volgt, ge
schiedt in een droomachtige sfeer
van onwerkelijkheid, zonder dat daar
voldoende aanknopingspunten voor
zijn. Trouwens, de synopsis in het
Franse informatieblad „Cinéma fran
cais", rept niet van enige droom, zo
dat alles gereduceerd wordt tot het
vrij clichémachtlge gegeven van een
schrijver die eerst tot het Ware
Schrijverschap komt onder de druk
van de „harde werkelijkheid". Nou
ja-
Ziedaar wat hierboven aangeduid
werd als de „veelbetekenende" over
eenkomst tussen belde films. Talent
genoeg, maar eea tekort aan gedach
ten, een •nveraaogen om een idee
en een „plot" consistent „rond" te
krijgen. Oeorgee Danciger, al vele
tientallen Jaren een succesrijk film
producent, klaagde onlangs zijn nood
over de grote „creativiteitscrisis" in
de Franse cinema. Die mening lijkt
bevestigd te worden door „Robert et
Robert" en „La tortue": beide geken
merkt door talent, maar in creativi
teit tekortschietend door een tekort
aan adem. Goen wonder dat ze alle
twee ondanks de kwaliteiten waar
men wél van genieten kan, een neer
drukkend malaisegevoel achterlaten.
uur i, l. Poll. Emma Kwartier.
0DO-
r T. van Deel
eerste deel van zijn „Formules voor een moraal" de essaybundel „Het verlangen naar
acht" (1974) begon K. L. Poll met de woorden: „Ook dit is een eenzijdig boek. En maar
boek. Het mist de dramatische kracht van een verhaal en de beeldende kracht van een
Icht. Woorden als appel en rotsblok zullen zelden aan bod komen".
ins-
e volgende delen kwam hij aan
«zwaar tegemoet. Hij bundelde
poëzie en liet deze onder de titel
logica van november" (1975) figu-
in de opzet van „Formules". En
.w.fca de essays over politiek, weten-
p, onderwijs, kunst, „Een dien-
w.p voor burgers" (1976) laat Poll
vierde deel een roman verschij-
„Emma Kwartier", waarmee de
fankelijke verontschuldiging in
nieuw licht komt te staan. Hier
wél „dramatische kracht", zoals
„beeldende" in „De logica van
tnber"?
edichten van K. L. Poll behoren
lt moment tot de weinige recht-
ks belerende in ons taalgebied,
bedoel ik allerminst iets onaan-
ams mee. want ik vind een bele-
f toon nog altijd heel wat ver-
glijker dan een stupide. Maar het
te ver gaan om uitgerekend in het
van Poll van grote „beeldende
t" te spreken. Wie iets te zeggen
en dat van te voren ook vrij
weet, komt niet gemakkelijk
toe aan de vrije, en daardoor
geen moraal gebonden verbeel-
Zo iemand zoekt voorbeelden.
duidelijk moeten maken wat hij
ig wist. Het hoeft niet direct een
illende tendens-kunst te worden,
uit zo'n opstelling ontstaat, maar
zekere vitaliteit, een voelbaar
lekken, is er uit verdwenen. Van
dat Poli's gedichten meestal in-
Kant, maar nooit mooi of ontroe-
nooit „beeldend" zijn, maar met
r erbij, belerend.
ppenkast
telfde geldt voor zijn roman
"^pia Kwartier". Als er de laatste
één boek verschenen is waaruit
alle dramatische kracht is weg-
ïpen, dan is het deze Nederlandse
"ia Bovary wel. Geheel volgens
procédé dat werd voorbereid in
toaybundels, maar daar vanwege
i loodzaak tot stellingnemen niet
uorbeeldig kon worden uitgebuit,
I Poll zijn roman geschreven. Hij
te het leven van zoveel mogelijk
kn te tonen, mensen situaties te
teen waarin ze beslissingen moe-
nemen (politieke, opvoedkundi-
•moureuze. existentiële) en te la-
Hen hoe steeds een aangepaste
Jal verschijnt althans bij de
iten De heldin van deze poppen-
vol gedragingen is Emma Kwar-
blijft trouw aan iets dat veel
te maken heeft met originaliteit en
verbeelding. Zij is in elk geval het
personage dat zich niet verstart aan
Ideologieën, of houdingen, en dat
trouw blijft aan haar oorsprong: een
idyllische tuin, waaruit zij ooit ver
dreven is. Natuur versus cultuur; van
zelfsprekend niet met een afwijzing
van cultuur hoe zou dat ook kun
nen? maar met een pleidooi voor
ontvankelijkheid en trouw.
Ongeveer zoals de zeventiende-eeu-
wer zijn zinnebeelden, zo heeft Poll
zijn „Emma Kwartier" vervaardigd.
Alle voorvallen zijn merkbaar exem
plarisch bedoeld, ze bezitten daar
door een, soms wel charmerend, soort
stramheid, die echter vooral in de
dialogen hinderlijk, en vaak ook pot
sierlijk wordt. De betogende auteur
raakt dan zo duidelijk door de perso
nages die hij opvoert heen zichtbaar,
zelfs door hun eigen taal, dat er op
slag alle leven uit verzwindt en we
nog alleen maar een tractaat lezen
of. wat erger is, een oervervelende
geschiedenis.
Het heeft met de mensen te maken
die Poll kiest. Hij laat een burgemees
tersvrouw. Emma's moeder dingen
zeggen en denken, die zo fantastisch
banaal zijn. dat de nadruk waarmee
naar ideeën geformuleerd worden,
bijzonder genérend werkt. Hij voert
een Leidse korpsbal ten tonele die
alleen maar uit woordgrapperij is op
getrokken. Hij laat hem een bijzon
der betekenisvolle ontmoeting heb
ben op het Haagse strand met een
baronesse plus hond maar dit alles
is zo houterig als wat en bij het lezen
strijden verveling en proestend la
chen om de eer. Wat te beginnen met
dialogen die óf zijn volgepropt met
auteursfilosofie, öf zo ledig zijn als de
volgende:
„Goedemiddag mevrouw, meneer.
Wilde u al wat bestellen?"
„We zijn nog niet zo ver", zei Karei.
„Eerst een aperatiefje misschien?"
..Nee. dank u".
Preek
Veel in „Emma Kwartier" is plicht
matig en op te vatten als een vastleg
gen van geijkte gedragingen en
ideeën. Maar dat doen heel veel au
teurs, en de meesten doen het geluk
kig aardiger en inzichtgevender dan
Poll. Het blijft in feite stilstaan bij
een matte en onkritische representa
tie van veel onzin die we dagelijks om
ons heen, en in ons, horen. Hoe stroef
zijn alle innerlijke monologen in dit
boek; de vorm toch voor wat het
dichtst bij iemands werkelijk gevoe
len moest liggen. Alles ls hier op
toepassing geschapen, alles is: preek.
De roman is een samenstelling van
een menigte tekstsoorten: dagboek
fragmenten, sprookjes, fabels, dialo
gen. ansichtkaart-opschriften, inner
lijke monologen, dromen, een quasi-
preek, een notariële akte, een kasre
gister. Blijkbaar heeft Poli zoveel mo
gelijk vormen van leven willen her
bergen in de „dramatische kracht"
van dit verhaal. Maar die wisseling
van register maakt de hele tekst nog
eens met nadruk tot bedenksel. De
onderdelen van dit als een geheel
bedoelde boek werken niet echt op
elkaar in. daarvoor Zijn ze te weinig
van uit een overkoepelende bezieling
bijeengeplaatst. Alle overgangen, die
bij een competente romancier intri
gerend zouden werken, „dramatisch"
of voor mijn part „beeldendzijn in
„Emma Kwartier" schurende schar
nieren. met mechanisch voorbedach
ten rade aangebracht en vrijwel zon
der uitzondering verrassend of prik
kelend tot interpretatie.
Het is denkbaar dat de grote concep
tie van Polls „Formules voor een mo
raal" een dergelijk oordeel verzacht.
Inderdaad is de roman aantoonbaar
gepland als onderdeel van een groter
geheel en in zoverre is de structuur en
de betekenis daar afhankelijk van.
Maar: „Emma Kwartier" heeft hoe
dan ook de pretentie een roman te
zijn. Dezelfde of andere dingen
als die gezegd worden in de andere
delen van de „Formules" brengt Poll
hier in roman-vorm. En daarin is hij
niet goed geslaagd. Wie de wereld
afplat tot ideeën zal nooit de heuvels
van verwondering beklimmen, laat
staan de bergen van extase. Poll
schrijft dan ook ergens: „Ik ben ver
heid. bedacht hij". Maar verliefd zijn
bedenk Je niet. hoogstens dénk Je: „Ik
ben verheid". Dat is het grote en
veelzeggende verschil, het verschil
tussen bedenken en denken.
K. L. Poll: Emma Kwartier. Roman.
Amsterdam, Meulenhoff 1978, 200
bis. 24.50
door R.L.K. Fokkema
Om een veelvoud van redenen
vind ik de verschijning van de
vertaling van gedichten van
de Portugese dichter Fernan
do Pessoa van uitzonderlijk
belang. Tegen een schappelij
ke prijs is hier een boek waar
van de verzorging op alle fron
ten kwaliteit heeft. De fraai
heid van de uiterlijke boek
verzorging gaat hier samen
met een zorgvuldige vertaling
en met een zeer leerzaam en
helder nawoord. Vertaling en
nawoord zijn van de hand van
August Willemsen, die aldus
in kennis brengt met een
dichter wiens poézie van ui
terst bevredigend gehalte is.
Dit bevredigende schuilt in de wijze
waarop Pessoa het raadsel van de
werkelijkheid tegemoet treedt en in
de overweging dat een onbekend
dichter zo plotseling volledig past in
het beeld van de moderne Europese
poézie en van het moderne levensge
voel. Aan de poézie van Pessoa wordt
men gewaar hoezeer het wereldbeeld
van vroeger, dat vast en zeker gean
kerd was in een of andere idealisti
sche overtuiging, voorbij is. Er ls bij
Pessoa geen verhulling van het feit
dat ons werkelijkheidsbeeld verbrok
keld is. dat wij niet één enkel lk in ons
bergen maar meer dan één. Voor veel
mensen is het toch niet meer zo dat
theologen of filosofen het laatste
woord hebben, dat één visie of één
geloof als sluitend wordt ervaren bij
de interpretatie van het bestaan.
Levensgevoel
Deze versplintering krijgt bij Pessoa
.een unieke gestalte door de intensi
teit waarmee hij de fragmentarisatie
van het moderne levensgevoel gestal
te geeft. Wat heeft hij gedaan tegen
de schijn van de vroeger veronder
stelde samenhang? In de eerste
plaats heeft hij onder eigen naam
rigoureus de macht van het denken
over de werkelijkheid afgezworen. Hij
hoopt op een blij nlet-weten én dat te
weten, hij zoekt niet en hij gelooft
niet, in de overtuiging dat alles
verhuld is. Deze werkelijkheid ls niet
de echte, is niet belangrijk. Wij zijn
schaduwen van wat we in wezen zijn.
Deze platonische visie kan hem elf
dagen voor hij sterft op 30 november
1935 doen zeggen: „Geef mij nog wat
wijn, want het leven is niets". Hij
schrijft een symbolistische poézie.
waarin het gevoel van ontoereikend
heid van de moderne mens uitge
drukt wordt. de mens die beroofd is
van de rechtvaardiging van zijn be
staan, van geloof in de werkelijkheid
en van elke waarheid behalve die dat
er geen waarheid is. De wereld is een
woud van symbolen, maar wij zijn
niet in staat de symbolen te duiden.
Met deze gedachtegang is, gezien de
ontwikkeling van de moderne poëzie,
niets bijzonders aan de hand. Het
Inzicht ls bekend, zoals ook de wijze
waarop Pessoa zijn lyrische ontroe
ring creatief transformeert. De wijze
waarop veel moderne dichters dat
doen ls het gemakkelijkst af te lezen
van dit gedicht:
ZIJ kwam, glimlachend, elegant.
De voetstap ongehaast en licht.
En ik, die voel met mijn verstand,
Maakte meteen 't Juiste gedicht.
Ik spreek daarin niet over haar
Noch ook hoe zij, volwassen kind,
De hoek omsloeg van gindse straat,
Hoek waar de eeuwigheid begint...
In het gedicht spreek ik van aee,
Beschrijf de golven en de pijn.
Herlezend zie ik een van twee:
De hoek- ofwel de waterlijn.
Het is hier als bij het gedicht dat de
Fernando Pessoa, illustratie uit „Fernando Pessoa, ge
dichten"
vertaler Willemsen bespreekt in zijn
uitvoerig nawoord: „niet alleen de
reflectie op het eigen poëtisch pro-
dukt is typisch modern en an tiro-
mantisch, ook de opvatting omtrent
de essentie van het gedicht is dat:
niet een melodieus produkt van half
bewuste impressies en emoties, maar
een handwerk onderworpen aan kriti
sche controle".
Drie anderen
Zoals gezegd past Pessoa met zijn
visie en zijn werkwijze in het moder
ne geheel van levens- en poézieopvat
ting. Het bijzondere aan zijn dichter
schap is hierin dan ook niet alleen
gelegen. Dat ligt vooral in de wijze
waarop hij de diversiteit van het mo
derne levensgevoel binnen één mens,
binnen zichzelf, tot uitdrukking
brengt. Dat doet hij met behulp van
drie andere dichters die hij doet gebo
ren borden 1
Fernando Pessca wordt zelf geboren
op 1313 juni 1888 te Lissabon. Na een
verblijf in Zuid-Afrika komt hij in
1905 in Portugal terug, waar hij gaat
studeren en in 1908 handelscorres
pondent wordt Met zijn poëzie die hij
onder eigen naam publiceert, en met
nen uit de voorgaande verhalen een
nieuw verhaal vormen. (22,50)
Onder de titel „Toen en later" mani
festeert de romannenschrijver Ste
ven Membrecht zich bij Jimming als
dichter. Het eerste deel van de bundel
bevat verzen uit de jaren 1972-1975: in
het tweede deel staan gedichten voor
zijn gewezen liefde. (15,00)
Bij uitgeverij Jimmink te Amster
dam is een nieuwe bundel teksten
van Mark Inslngel verschenen, waar
van de titel al iets laat zien van Insin-
gels procédé: Het is zo niet zo is het.
De Vlaming schrijft een soort teksten
waarvan de openingszin telkens va
riërend herhaald wordt, of de woor
den van plaats verwisselen, opschui
ven in de regel. De betekeniseenhe
den zijn vaak spreekwoorden, uit
drukkingen, gemeenzaamheden. Dit
werk is in december bekroond met de
literaire prijs van de stad Aalst.
(16,90)
Van Inslngel verschijnt bij Jimmink
ook „Gezwel van wortels een expe
riment in verhaaltechniek. Drie ver
halen. een hij-, een jij-, en een ik -
verhaal, verstrengelen zich in het
laatste deel waarin belangrijke zin-
„In wezen', schrijft Fem Rutke in
haar nieuwe bundel poézie „Ave
rechts geweten", die ook bij Jimmink
uitkomt, „in wezen wil ik alleen maar
een klein rimpeltje zingen, een rirnpe-
lingetje in het water of gewoon aan
een rillinkje over Je heen doen gaan."
De bundel is verlucht met tekeningen
van Henriétte Goppel. (21.50)
Van de onlangs in universitaire krin
gen in opspraak geraakte Eldert Wil-
lems geeft Jimmink „Luchtkasteel"
uit. waarvan de auteur hoop dat hij
iets vast houdt van het utopische,
wat je soms tussen de bladeren door
en bladstil luisterend in b v. de Sal-
landse natuur nog tegenkomt (21.50)
Het belang van deze vijf uitgaven is
niet groot, zodat met deze aankondi
ging volstaan kan worden.
de poëzie die hij ln de personen van
Alberto Caelro, Rlcardo Reis en Alva-
ro de Campos schrijft, brengt hij de
Portugese poézie in één klap op Euro
pees niveau. De drie gefingeerde
dichters belichamen Pessoa's vele Ik-
ken. Hij noemde hen geen pseudonie
men (een andere naam voor het eigen
ik), maar heteroniemen, dat ls een
eigen naam voor een ander lk. Aan de
heteroniemen geeft Pessoa een bio
grafie, een eigen stijl en levensbe
schouwing, en een eigen poëzieopvat
ting. Hij laat ze ook met elkaar pole
miseren en commentaren op elkaar
schrijven. Aldus kan Pessoa met dit
meervoudig dichterschap op verschil
lende wijzen het mysterie van de wer
kelijkheid te lijf gaan.
Verborgen zin
Alberto Caelro schrijft vanuit het be
sef dat de veronderstelling van een
samenhang een ziekte van ons den
ken is. De goddelijke eenvoud van
het alleen buitekant zijn, zoals de
Natuur, ontbreekt de mens. Hij
schrijft dat de enige innerlijke zin der
dingen is dat ze geen enkele Innerlij
ke zin hebben. Of anders, de dingen
hebben geen betekenis, ze bestaan.
De dingen zijn de enige verborgen zin
der dingen Wij moeten afzien van
elke poging tot interpretatie. Caeiro
ls dus een a-symbolistisch dichter,
maar dat hij voortdurend schrijft
over het Niets maakt duidelijk dat dit
Niets pijn kan doen en schrijnende
uitwerking oefent.
Ricardo Reis zegt, bij wijze van ant
woord op Caelro. dat het maar beter
is het mysterie met rust te laten.
Leven is verhevenheid en onthech
ting ls de oplossing. HIJ leeft liever in
een welbewust nlet-weten dan dat hij
ijdel ploetert. Eenzaam wordt de
mens wanneer hij met de waarheid
meervoudig ls. Tenslotte drukt Cam
pos het moderne levensbesef wel het
onomwondenst uit „ik ben niets ik
zal nooit iets zijn,/ ik kan ook niets
willen zijn afgezien daarvan koester
ik alle dromen van de wereld". De
vier dichters tezamen drukken de ab
surditeit van het leven uit. de angst
voor het mysterie en de nog grotere
angst voor de onthulling ervan. In het
dichterschap van Pessoa komen op
indringende wijze een aantal hypo
thesen omtrent de zin van het be
staan samen. Het besef van leegte
wordt op vier verschillende wijzen
ervaren. Er schuilt veel waars ln de
verklaring van Willemsen. lijkt me. -
wanneer hij de heteronimiteit van
Pessoa. terugvoert op wat een van de
dichters wil. „Misschien", schrijft
Willemsen, „dat Pessoa. om niet niets
te zijn, besloot 'alles te voelen op alle
wijzen Tegen beter weten ln zoe
ken zij de deur der waarheid. Caelro
probeert er te komen door het myste
rie te ontkennen; Reis door het te
negeren; de belde andere beproeven
de weg van de filosofische speculatie.
Een commentator, door Willemsen
geciteerd, gebruikt het beeld van de
doodlopende straat voor de werke
lijkheid. waarin de mens bezig is ach
ter de deur te kijken, bezig is een
antwoord te krijgen, wanneer hij
geen geloof meer hecht aan het apo
dictische „lk ben de weg, de waarheid
en het leven". In de doodlopende
straat is het voor Caelro zinloos te
discussiëren of de straat al dan niet
doodloopt, aangezien wij alleen déze
straat kennen en geen andere. Reis
weet dat de straat doodloopt, maar
vindt dat wij alles moeten doen om
dat te vergeten, „uit vrije wii onwe
tend". Campos en Pessoa zelf lopen
de straat op en neer. niet zozeer zoe
kend naar een uitgang (die zij Immers
vrezen te vinden), maar omdat zij dit
de enig mogelijke en waardige hou
ding achten.
Het superieure dichterschap van Pea-
soe stemt tot nadenken...
Fernando Pessoa, gedichten. Keuze,
vertaling en nawoord van August
Willemsen. De Arbeiderspers Am
sterdam 1978. 262 blz. 29,50.