Gevoelige antenne voor het schone en wezenlijke Het leven als vervallen werf <apitein Wal Rus in bejaardentehuis Theo Goedvriend: 1879-1969 'De Werf' van Juan Carlos Onetti „Opgelegd" van Christine Kraft TERDAG 10 FEBRUARI 1979 KUNST TROUW/KWARTET 17 de door Jac. Lelsz DE STEEG Zag je ze naast el kaar, dan zou je natuurlijk grote verschillen zien. Maar een beetje globaal genomen, was de schilder Theo Goedvriend het type van de auteur Arthur van Schendel. Een rijzige statuur, markante kop. wit haar dat in de wind bewoog. Goed vriend was een bereisd man. maar héél gelukkig voelde hij zich op de Veluwe. Dat ruige en woeste lag hem. maar tegelijk de rust en ver stilling van een rivier als de IJssel. Vlak aan de rivier, in hotel De Engel te De Steeg, werd hij 100 jaar gele den geboren. Hij zou op dit plekje aan de IJssel 10 jaar geleden ook gestorven zijn, ware het niet dat hij kort voor zijn dood nog naar een tehuis elders moest. Zijn dood in 1969 en zijn geboorte in 1879 zijn aanleiding geworden voor een aan hem gewijde overzichtsten toonstelling in het nieuwe, mooie, doelmatige en vriendelijke raad huis van de gemeente Rheden aan de zuidelijke Veluwezoom, op men selijke maat gesneden door de ar chitect N. J. J. Gawronski. Toch is het misschien maar beter dat Theo Goedvriend het niet meer heeft ge zien, want dat gemeentehuis staat jrecies op de plek waar voorheen hotel De Engel lag, een vermaard etablissement dat vooral eind 19de a en begin 20ste eeuw beroemde gas ten herbergde en waarvan de ge schiedenis teruggaat tot de 17de eeuw toen het als uitspanning be kend stond. ken zijn. Maar aan die bossen mogen ze niet komen, want die zijn van Natuurmonumenten." „Hoe lang?" vroeg hij. Nou nog een vierbaansweg door de Onza lige Bossen, een stoeltjeslift naar de Posbank en een pretpark bij de Imbos en het afscheid nemen van dit leven zal zeker minder moeilijk worden dan wanneer al les in stand bleef zoals het een maal was. Dag Engel -Dode arm De Engel lag in een bocht van de I IJssel. Nu heeft men vanaf deze plek alleen og maar net zicht op een lode arm van de rivier. Het „prach- ige gezicht over den IJssel", waar nee Goedvriends vader, een der eigenaars van De Engel, lang gele den adverteerde, bestaat niet meer. Vóór de rivier loopt nu een auto snelweg langs, die Arnhem met Sutphen verbindt. Aan het verdwij- ïen heeft Simon Carmiggelt des tijds in Het Parool nog een Kronkel ewijd. Hij was er stamgast, evenals ITlm Kan. ,Ach Wim," zei ik. „Wij zijn oude mannen die nostalgisch treuren omdat ze ons decor aan het afbre Een groot deel van zijn lange leven heeft Godvriend in De Engel door gebracht. Hij heeft echter ook vele jaren gereisd en buiten Nederland gewoond. In Italië, in het Duitse München, eens een belangrijk kuns tcentrum, in Zwitserland, in Barbi zon, het Franse kunstenaarsdorp dat in de tweede helft van de vorige eeuw veel invloed had op de ontwik keling van het landschapsschilde ren. Ook woonde hij een aantal Ja ren in Zuid-Afrika, waar nog werk van hem in musea hangt, en in Indonesië, waar hij in een Jappen kamp terecht kwam. Uit al die lan den is op de tentoonstelling in De Steeg werk van hem te zien. Ook in diverse Nederlandse steden heeft hij gewoond, maar hij kon er niet wennen. Amsterdam, bij voorbeeld, waarvan hij zei dat hij er wel van Theo Goedvriend: markante kop hield, maar dat het toch meer iets voor Breitner was. Goedvriend noemde zichzelf een van de laatste schilders van de Haagse School. Zijn opleiding kreeg hij o.m. bij A. Derkinderen en Th. van Hoytema, hoewel hij vond dat hij zichzelf ontwikkeld had. Zijn manier van schilderen was impres sionistisch, met in de beste momen ten iets van een eigen aroom. Aan moderne kunst had hij, al een oud man, een broertje dood: over Appel zei hij „Appelmoes, onkunde" en over Picasso ..Hij verkoopt geen schilderijen, hij verkoopt effecten". Intussen gingen zijn eigen goed ogende, vriendelijke schilderijen als broodjes over de toonbank. Men heeft hem wel eens een zekere op pervlakkigheid verweten, maar bij een zo gevoelige antenne voor wat schoon en wezenlijk is, waarbij ge voegd het vakmanschap om het ge registreerde op overtuigende wijze schilderkundig te vertalen, kan men daar in het algemeen toch niet van spreken. Naam heeft Goedvriend destijds ge maakt als paddestoelenschilder. Daarvan is uiteraard een aantal voorbeelden present. Vooral zijn „Vliegenzwammen" zijn prachtig, waarbij nummer 21 voor mij een hoogtepunt is. Een bostafereel, even opgloeiend als de herfstzon er over valt vanuit een omgeving waar het licht getemperd is. In warme kleuren, een tikje mysterieus. IJs- sellandschappen heeft Goedvriend ook vaag geschilderd. Een zo bege nadigd IJssellandschapschilder als Jan Voerman was hij. dacht ik. niet maar zo zijn best om aan te zien. De IJssel wordt „Nederlands meest ro mantische rivier" genoemd en leent zich uitstekend voor dromerige, stil le landschapjes, een bootje op het water, koeien aan de oever, een to ren in de verte en mooie luchten erboven. Ach. Nescio was er ook al ondersteboven van. Fantasieën In Indonesië en Zuid-Afrika is Goedvriend ook produktief ge weest, en het leverde een reeks fraaie landschappen en expressieve portretten op. In zijn laatste jaren schilderde hij in zwart-wit. Hij ver telde meer dan eens niet zonder trots dat hij de enige in Nederland was die dat zo deed. De techniek hield hij geheim. Zijn laatste wer ken waren fantasieën, beelden die te maken hadden met het hierna maals. Droombeelden op de grens van dood en leven. Landschappen uit een randwereld. Zoals is gezegd. Een jaar voor zijn heengaan vertel de Goedvriend dat zijn overleden zuster hem in de droom was ver schenen. „Ze stond naast mijn bed. ze sprak, ze was schoon, beeld schoon Ook van dit werk geeft de expositie in De Steeg een indruk. Wat het verhaal betreft, ik weet niet goed wat ik er mee aan moet, ik laat het maar zo. Evenals het verhaal van Goedvriend, dat hij, als het niet zo goed wilde met het werk, Nefertete aanriep, de bekoorlijke vrouw van de Egyptische koning Amenhotep IV. Zij volgde haar man in zijn revo lutionaire ideeën waarmee hij in conflict kwam met de priesters. Amenhotep IV verving het geloof aan de oude goden door dat aan de zichtbare zonneschijf, Aton, die een monotheïsche plaats kreeg en werd afgebeeld als stralen die eindigden in zegenende handen. Theo Goed vriend had op zijn kamer een beeld je van Nefertete staan. De expositie loopt tot en met 28 februari. Vliegenzwammen loor J. van Doorne e roman „De Werf" van Juan Car- s Onetti is een boek dat mij sterk iboeid heeft. De schrijver is een ruguayaan, die na een poos in de -e' ivangenis gezeten te hebben, naar ïanje vertrok, waar hij nog altijd >nt. is dus een Zuidamerikaan. Dit erelddeel heeft de laatste tiental- n jaren vele grote schrijvers voort bracht. its- en zou kunnen spreken van een tbarsting van talent. a9'noem enkele namen: Garcia Mér- iies, Borges, Cortózar en Donoso. ele namen zouden aan deze kun- en worden toegevoegd. rijwel alle staten van Zuid-Ameri- a worden dictatoriaal geregeerd, et is overwegend rooms-kathollek. aast ongelooflijk rijke groot- er^ondbezitters en industriëlen, zijn. ongelooflijk arme mensen, voor- imelijk Indianen. De kerk is zeer ehoudziek, de volksdevotie heeft ormen aangenomen, die voor Eu- ipeanen en Noordamerikanen (en at bij zowel protestanten als d, x>ms-katholieken) als ontstellend rerkomen. Latijns Amerika is zeer rijk aan grondstoffen, rijk aan architectuur en rijk aan natuurschoon. Het lijdt aan rassenwaan en kapitalisme in zijn ergste vorm. Het spreekt welhaast vanzelf, dat dit alles in de literatuur tot uiting komt. Maar dat toch wel op andere wijze dan in de Europese literatuur, waarvan een deel sterk geënga geerd is. Dat in Zuid-Amerika aan wezige engagement is minder na drukkelijk, maar daarom nog niet minder hecht. Een goed voorbeeld hiervan is „De Werf" van Onetti. Het boek is opge dragen aan Luis Batle Berres, voor malig president van Uruguay. Men kan het echter lezen als een boelend verhaal en daarbij alle politieke en sociaal-maatschappelijke omstan digheden vergeten. Of beter gezegd: niet opmerken. Dode werf Die omstandigheden zijn wel dege lijk aanwezig, maar dringen zich niet op. De opmerkzame lezer wordt er wel degelijk bij bepaald, en dat juist doordat het engagement er niet dik bovenop ligt, maar veeleer met nog andere zaken de structuur vormt. De roman vertelt van een in verval len staat verkerende werf aan de oever van de Rio de la Plata, dicht bij de stad Santa Maria. Hij speelt in de vijftiger Jaren. In die streek woonden en wonen nog. veel Duitse immigranten. De hoofdfiguur is ene Larsen, die na jarenlange verban ning uit de provincie, naar Santa Maria terugkeert en dan een betrek king aanvaardt als directeur van de werf. De eigenaar van de werf is in talloze processen gewikkeld en de werf bestaat als zodanig niet. Het is een dode werf. Het hele personeel bestaat uit een hoofdboekhouder en een hoofd technische dienst. Daar voegt zich dan Larsen bij. De werf met alle loodsen, hellingen en aanlegstijgers is ontvolkt. De kra nen staan te roesten. De drie man nen moeten maar zien, hoe aan in komsten te komen. Dat wordt opge lost, door op gezette tijden oud ma teriaal en gereedschap te versjache ren. De eigenaar, ene Petrus, laat zich niet zien. Wel woont zijn mooie, enigszins gestoorde dochter en haar dienstmeid bij de werf in een kapi taal huis op betonnen palen vanwe ge het overstromingsgevaar. Het woordgebruik is ook in verta ling schitterend. Op buitengewoon boeiende en beeldende wijze wordt de bijna surrealistische wereld, ge vormd door de werf Je re mi as Pe trus Compagnie, tot leven geroe pen. Daarbij voegt zich de zeer sug gestieve wijze waarop de atmosferi sche omstandigheden worden be schreven, wat de sfeerwerking van het verhaalde tot grote kracht brengt. Je kunt er ook verschillende dingen achter zoeken. Achter vinden. Er achter te vinden is allereerst de sociaal-maatschappelijke ellende van het land. Daarom is ook deze roman een geëngageerde roman. Ik heb gezegd, dat het boek als een boeiende vertelling gelezen kan worden. Maar het kan ook symbo lisch worden gezien. De werf, dat is Uruguay. Corruptie, ellende, dicta tuur, sterven. Dat blijkt ook uit de liefdes-perike len van Larsen, die hem slechts brengen tot een armzalige beleving van wat het heerlijkste in het leven Werkwijze Nadrukkelijk wil ik wijzen op de manier waarop de schrijver zijn boek geschreven heeft. Een auteur is alwetend. Hij kent de gedachten van zijn figuren. Hij weet wat er gebeurt. Hij laat het immers gebeuren? Hij is de schepper van een wereld, die samengesteld is uit brokken van de echte, de bestaande wereld. Zijn keuze uit de hem ter beschikking staande brokken be paalt zijn identiteit als auteur. Maar wat doet Onetti? Hij doet afstand van een deel van zijn alwe tendheid. Ik schrijf nadrukkelijk: van een deel. Geheel afstand doen kan geen enkele schrijver van ro mans of verhalen. Hij zou dan moe ten komen tot het schrijven van reportages. Die zijn weliswaar sub jectief, omdat er het element van keuze in werkzaam is, maar de fei ten zijn feiten. In een roman komen geen feiten voor. Wat bedoel ik nu met dat gedeelte lijk afstand doen van die auteuri- sche alwetendheid? Wel dit. Onetti schrijft als iemand die in een café zit en een aantal mensen hoort praten. De luisteraar weet niets van de mensen en dingen of omstandig heden waarover het gaat. Hij moet zelf maar verbanden leggen. Onetti nu zet de lezer in de situatie van die café-bezoeker. Hij zet je daarmee in het volle leven, dat van zulke informatie (dus ge brekkige informatie) bol staat. Onze informatie is Immers altijd gebrekkig? Om te beginnen: de ro man is volkomen open, en dat zowel wat betreft het begin als het einde. Wie die Larsen is, wat zijn voorge schiedenis is, weten we niet. De auteur zegt zelfs, dat hij niet weet hoe die Larsen aan die Petrus geko men is. De auteur weet het niet. Wel krijgt de lezer daarvan iets te be grijpen, maar dan altijd vla enkele terloopse opmerkingen van bijfi guren. Een boek geeft bijna altijd een leng te-doorsnede van wat wordt ver haald. De getoonde knoop wordt ontward. Maar Onetti hakt de knoop door. Hij ontrafelt niet maar hij snijdt. Onthutsend Dat is een onthutsende ervaring. Wat weten wij eigenlijk van de wer kelijkheid? Onetti zegt dat wij er niets van weten. Wij zijn gebrekkige lieden. Ik wil nog even terugkomen op de wijze van vertellen van Onetti. Soms zegt hij, dat hij niet zo goed weet wat er gebeurd is. Hij geeft dan zelfs twee versies. De een zegt dit en de ander dat. Net zoals in dat afgeluisterde café-gesprek gebeurt. Dat geeft aan de roman een reali teit. die verbluffend is. Je herkent het echte leven. Wat weten wij tenslotte? WIJ weten zo weinig. Wij zien door de ogen van anderen. En zelfs dat niet. Als Larsen gestor ven is. wordt hij in de registers van het ziekenhuis waar hij stierf onder zijn echte naam geboekt, dat wil zeggen: afgeschreven. Wij hebben hem in de roman niet gekend. Wie kent wie? Deze roman behoort tot het groot ste dat in deze eeuw geschreven is. En waarom? Omdat hij een erva ring gestalte geeft die wij allen heb ben, doch zelden durven bekennen, namelijk deze: dat de verbanden ons ontgaan. Het leven Is mysterie. Het leven is een werf zoals die door Onetti getekend wordt. Juan Carlos Onetti: „De Werf'. Oorspronkelijke titel: „El Astil- lero". Vertaling van Barder van de Pol. Bij Meulenboff te Amsterdam. Aantal pagina's 191. Paperback. Prijs 26,50. ion ■loor T van Deel en Vestdijk in „Het genade- »ot" een buschauffeur liet den- n op de manier van een gestu wd filosoof, kreeg hij een standje n de kritiek. Zoiets was niet toe staan, een buschauffeur moest buschauffeur zijn, in woord, ge- chte en daad, anders kon nie- ind meer in hem geloven. De rm is: zoals wij denken dat een «chauffeur praat en denkt. Maar t weten we daar eigenlijk van af? de nieuwe roman van Christine aft komen nogal wat bejaarde (lieden voor en inderdaad, ze pra- i en denken zoals iedereen denkt I zeelui dat doen. Als ze slapen len, zeggen ze dat ze „onder zeil «n", als ze ergens heen lopen, en we dat ze „vastbesloten zetten. Geregeld moet ie- md „over de brug komen" of „vei- tussen de eerste klippen" door- len. Een opgemaakte vrouw is »t opgetuigde fregat", een ont- «ting heet geestig „een aanva- 2" en een ziekte ..zware averij", t lijkt wel of we in gezelschap zijn Q kapitein Wal Rus. Het is niet goed voorstelbaar dat zulke zeelieden een romanlezer boeien. Ze voldoen precies aan de norm, ze smaken naar zout water, gooien er flink wat Engels door heen, zoals „fuck me" en „oh no". Bovendien zijn ze geplaatst in een omgeving die het mogelijk maakt veel scheepstermen en zeevaart beeldspraak in te voeren. De roman „Opgelegd" speelt namelijk in een bejaardentehuis voor ex-zeelieden dat de vorm heeft van een groot schip. Feestredenaar Vandaar dat er „kajuiten" zijn, een „kombuis", verschillende „dek ken", „patrijspoorten". De tijd wordt in „glazen" gemeten, de ruim te in „stuurboord" en „bakboord". De oude mensen zijn, het ligt voor de hand. aan hun „laatste reis" be zig, vandaar ook dat de ondertitel van de roman zo subtiel luidt: „De never-come-back-line". Daarom ook denkt een van de hoofdfiguren als hij erg ziek is: „Het was afgelo pen. Wat hem betrof zat de reis erop. Of liever, wat de Ouwe betrof, want die besliste zulk soort dingen. Binnenkort zou hij afmonsteren en daar boven zijn zeemansboekje gaan inleveren". Op een nogal primitieve manier zit de roman tjokvol met deze voorde- handliggende taal. Het doet een beetje denken aan een feestrede naar, die, eenmaal begonnen aan een vergelijking (vaak genoeg een levensschip in woeste bestaansgol- ven) daar met geen mogelijkheid meer afstand van kan doen en zich in de genantste bochten wringt om alles wat hij zegt er nog maar ver band mee te laten houden. Christi ne Kraft doet als romancière pre cies zo. Ze deelt haar boek op in afdelingen die alles nóg weer eens benadrukken: Aangemonsterd Het ruime sop - Land in zicht - De thuishaven. Mislukte, want in over maat gepresenteerde beeldspraak. De roman beschrijft hoe het twee mannen op dat bejaardenschip ver gaat. De één is een tamelijk ruw heerschap en blijkt tenslotte al ja ren aan syphilis te lijden. De ander is schuw en verdiept zich vooral in herinneringen. Uitvoerig raken we bekend met de toestanden op het schip. Ook wat er zich in de hoofden van de personages afspeelt komen we te weten en dat zijn precies de dingen die wij verwachten dat be jaarde zeelui denken zullen: aan vroeger, op zee, aan nu, in eenzaam heid, aan sex, aan gezelschap, aan drank. Alles in het aangezicht van de dood. Maar het is te mooi gedaan en - vooral - te eenvoudig. Er wijkt te weinig af, de directeur is een direc teur, de dokter is een dokter, de oude eenzame vrouw is een oude eenzame vrouw en over alles heen hangt die loodzware symboliek van de laatste vaart. Onhandig Onhandig is ook de manier waarop de geschiedenis verteld wordt. Er is een verteller die soms in de derde persoon óver iemand vertelt, soms in het hoofd van diegene kruipt en zijn binnengedachten verwoordt. In één zin ziet de wisseling van dat standpunt er zo uit: „Afijn, die kou- wedruktemaker wist niet hoe snel hij weg moest komen, terwijl Bane- ke zich hijgend in de kussens terug liet vallen". Het beglngedeelte geeft Baneke's visie weer. het vervolg de visie van de verteller. Ik oordeel niet over dit procédé, want het kan tot schitterende resultaten leiden, zoals wel uit het latere werk van Koolhaas blijkt. Maar Kraft past het, alweer, zo naïef en mechanisch toe. Af en toe „zoomt" haar camera in en worden we deelgenoot van „afijn"-achtlg gebabbel in de hoof den van de personages. „Opgelegd" zal wel een bijzonder treurig boek zijn, in - volgens de flap - „nuchtere stijl" geschreven. Het zal ons leven wel voorstellen als een zeereis, en de dood als een thuisha ven. Het zal de aangrijpende een zaamheid en de pijnlijke hardvoch tigheid van de ouderdom wel voel baar willen maken, en het feit dat dit ons allen ooit „opgelegd" zal worden. Maar goede bedoelingen maken geen goede roman. Wie een goede roman wil maken, moet goed schrijven. Vestdijk had gelijk: een buschauf feur wordt pas interessant als blijkt dat hij geen buschauffeur is. Men sen worden pas interessant als blijkt dat ze anders zijn. Christine Kraft. Opgelegd Amster dam. Bert Bakker. 1978. 192 blz. Christine Kraft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 17