De wereld een slagveld
Eb vermomd als vloed
'Nieuwe maan' van Koolhaas
"We hebben't vaak over een
eigen huis gehad, maar
dat't zó soepel zou gaan...."
'Broeders bestrijden, verslaan elkander'
Nieuwe
boeken
Het overvragen van de duisternis
nv Bouwfonds
IATERDAG 3 FEBRUARI 1979
KUNST
TROUW/KWARTET
19
door W. F. Stafleu
Het optreden der nationaal-
sociaüsten in de jaren dertig
en veertig heeft bewezen,
hoe gevaarlijk dwepen met
Germaans heldendom is.
Het is dan ook geheel vol
gens de verwachting, dat
boeken over Germanen te
genwoordig vaak met een
soort verontschuldiging be
ginnen.
Nu wast alle water van de zee niet al
dat wij een onder andere Ger
maans verleden hebben; dat my
then, sprookjes en sagen ons veel
waardevols te zeggen hebben; en
dat de geschiedenis van het westen
mede bepaald ls door de confronta
tie van het christelijk geloof en de
Germaanse wereld in de vroege
middeleeuwen. In enkele recent ver
schenen boeken komt dat duidelijk
tot uiting.
Edda
In de eerste plaats verdient vermel
ding dat de (enige) Nederlandse ver
taling van de Edda na vele jaren
weer te koop is. Er zijn eigenlijk
twee boeken die Edda genoemd
worden: de Snorra- of proza-Edda,
en de hier bedoelde verzame
ling goden- en heldengedichten, in
1643 op IJsland ontdekt. De verta
ling van dr. Jan de Vries berust op
de Codex Regius, die in Kopenha
gen bewaard wordt, aangevuld met
een aantal gedichten die dit hand
schrift mist maar die in andere uit
gaven voorkomen.
In totaal bevat de Edda vijftien
godenliederen en zeventien helden
Germaanse god en godin uit de Ijzertijd (ontleend aan de
hierbij aangekondigde Edda)
liederen, vermoedelijk tussen de
achtste en de dertiende eeuw in
Noorwegen en IJsland ontstaan. In
de tijd dus dat de Germaanse stam
men vrij plotseling of geleidelijk tot
het christendom overgingen, zoals
dat gecompliceerde verschijnsel zo
eenvoudig heet. Dat is aan de Edda
te merken. Niet alleen wordt er in de
godenliederen nogal de spot gedre-.
ven met het doen en laten van Odin
en zijn mede-Asen, maar ook klinkt
er in sommige van de mooiste ver
zen iets door van christelijke naas
tenliefde. en dat is toch een ander
geluld dan de Germaanse verheer
lijking van de strijd. Het lijkt erop
dat sommige liederen die de Ger
maanse Ragnarok het oordeel
over de goden, het wereldeinde
bezingen, net zo goed apocalyptisch
in joods-christelijke zin genoemd
mogen worden.
Broeders bestrijden,
verslaan elkander;
bloedverwanten
bloedschande plegen;
overspel heerst;
op heel de aarde,
speertijd, zwaardtijd,
schilden splijten!
windtijd, wolftijd,
eer de wereld vergaat;
geen enkel mens
zal de ander sparen.
De door Aleid Boon-de Vries en
prof. dr. J. A. Huisman herziene
vertaling en toelichting van wijlen
Jan de Vries heeft twee belangrijke
kenmerken: enerzijds is de heel ei
gen versvorm der Germanen in de
vertaling meegenomen, anderzijds
zijn veel moeilijkheden van de inge
wikkelde Germaanse religie duide
lijker gemaakt.
Geschiedenis
Ernst F. Jung heeft een m.i. niet
geslaagde poging gedaan de ge
schiedenis der Germanen in een po
pulaire beschrijving samen te vat
ten. Hij probeert heel de Germaan
se periode van prehistorie tot Karo-
lingers te vatten, maar of het nu aan
de stijl ligt dan wel aan de vermoei
ende lectuur van almaar feiten, lan
ge citaten en vergelijkingen, iets
maakt het boek slecht leesbaar. En
als hij dan wat smeuilger schrijft.
druipt het meteen van de roman
tiek van mystieke zonsondergangen
en zo, en dat maakt de lectuur er
ook niet prettiger op. Een overzich
telijke, thematische opzet met
aparte hoofdstukken over gods
dienst, cultuur etc. ware mij liever
geweest. Maar wie er doorheen kan
komen, krijgt wel erg veel infor
matie.
Kruistochten
Boeiender is Rudolf Pörtner, die in
zijn dikke boek over de kruistoch
ten belangrijke zaken aansnijdt. Hij
is een goed verteller, en over de
kruistochten is veel te vertellen (er
is ook ongelooflijk veel over be
kend!). Maar niet minder interes
sant zijn zijn achtergrondanalyses.
Bijvoorbeeld over de nog altijd ac
tuele kwestie van de verhouding
tussen christendom en geweld. Wat
is er gebeurd in de tijd die verliep
tussen het pacifisme van de eerste
eeuwen en de kruistochten met de
sporen van bloed en ellende die zij
door de geschiedenis hebben ge
trokken? Het christendom heeft de
Germanen beïnvloed, maar wat
hebben omgekeerd de Germanen
met het christendom gedaan? Ver
toonde Christus in de vroege midde
leeuwen niet spoedig de trekken
van de Germaanse strijder, van
Odin? Werd in de ogen der christe
nen de wereld niet één groot slag
veld? Hoe „christelijk" is eigenlijk
de ridder met zijn mystieke vere
ring van het zwaard, of hoe hei
dens? Zulke vragen zijn niet alleen
historisch, ze zijn ook actueel. En
het is erg goed dat Pörtner ze aan
de orde stelt.
Edda, vertaald door dr. Jan de
Vries. Zesde (herziene) druk. Uitga
ve Ankh-Hermes, 296 blz., 45
De Germanen, bedwingers van het
Romeinse rijk, door Ernst F. Jung.
Uitgave H. Meulenhoff, 340 blz.,
34,50.
Elly de Waard
door R. L. K. Fokkema
Wij zijn met de gedachte ver
trouwd geraakt dat bloemrij
ke taal weieens de werkelijk
heid wil verdoezelen, dat
Wijdlopigheid een gebrek aan
inzicht verhult. Hoe bondiger
de formulering, hoe sterker de
indruk is die zij maakt. Het is
tegen de achtergrond van
deze mening dat het poëzie
debuut van Elly de Waard
verrast. In haar bundel „Af
stand" staan gedichten die in
hun beschij vingen van de na
tuur en in hun evocatie van
interieurs op het eerste lezen
breedsprakig aandoen. Er
heerst in de bundel een over
daad aan taal, zo is de eerste
indruk.
Wat zich als overtolligheid voordoet
blijkt bij nader inzien van de bundel
niet overbodig te zijn. De uitvoerig
heid is het gevolg van een verrassen
de blik op de natuur in een herfststa-
dium. Het afscheid van het leven in
dat seizoen gaat gepaard met over
daad, zoals in de bundel staat: „ba
rokke stoet gebaren: vlucht van vo
gels, val van vruchten, blaren". De
reeks voorbeelden wordt abrupt afge
broken met een bondige afsluiting.
De dichteres ziet de herfst als „eb die
zich vermomt als vloed". Zo doet zich
haar poëzie ook voor: de overdaad
aan taal verhult een afscheid. De
vloed van woorden staat in het teken
van het afstand doen.
Uit de gedichten wordt heel duidelijk
waarvan afscheid en afstand wordt
genomen De ik der gedichten, de
dichteres, bevindt zich in de omge
ving van Groet, het Noordhollandse
duinlandschap, alleen. Zij koestert
herinneringen aan de dierbare overle
dene die de desolate momenten nog
enigszins draaglijk maken. Overle
den familie van de overledene figu
reert in de bundel mee; andere men
sen zijn er niet. Wel dieren, planten,
struiken, bomen. De populatie wordt
neergezet in een herfst- en winter
landschap, dat in zijn levenloosheid
de^wil tot onthechting aan dierbaar
heden voedt. Niets bindt haar meer
aan het leven, zij heeft als de natuur
in wintertooi niets te doen dan te
wachten. Anders dan in de natuur is
het de vraag waarop in de winter van
het leven gewacht wordt. Bij afwezig
heid van menselijke warmte is er de
mogelijkheid van kunstmatige warm
te: een elektrisch kamerscherm bij
voorbeeld. In een koud heden is er de
warmte van het verleden, van een
ander seizoen. En, zo als de natuur
wacht op nieuw leven, is er ook in
deze bundel „leven dat straalt onder
het oppervlak: warm geel licht, groen
„Het mysterie van de L7788", uitge
ver De Walburg Pers, Zutphen, door
Bart Rijnhout, 208 pagina's, prijs
42,50.
In de nacht van 23 op 24 september
1940 werd de Britse Wellington-bom
menwerper L 7788, terugkerend van
een bombardementsvlucht op Ber
lijn, gedwongen een noodlanding te
maken in een weiland van de gemeen
te Leidschendam. Aan de hand van
ooggetuigenverslagen en gegevens
uit archieven heeft de Leidschendam-
se amateur-luchtvaart historicus
Bart Rijnhout de geschiedenis van
het vliegtuig verteld in „Het mysterie
van de L7783. De lotgevallen van de
zes Tsjechische bemanningsleden
staan daarbij centraal.
door T. van Deel
van planten, rood van boeken", ook
deze reeks wordt kernachtig besloten
met „in onherbergzaamheid gebleven
intimiteit".
In de oproeping van die intimiteit
zijn de gedichten sterk. De stille war
me vreugde van het eens beleefde
huiskamer-geluk, van verwarmende
genegenheid in een huis dat „huis
burcht prieel" genoemd wordt,
maakt zelfs het „eenmanspatience"-
spel mogelijk. De dood van de gelief
de brengt tederheid teweeg:
Tederheid is het binnenste
van iets doorgesnedens,
het midden van een romp, merg van
een bot
of melk van bloemenstelen.
Gemaakt voor eenheid en daarin
als alles dat volmaakt is, onontdekt,
treedt zij pas voelbaar aan het licht
als de toegang afgesneden is naar
haar object.
Dit gedicht, dat niet een van de fraai
ste is, maakt duidelijk dat in de bun
del de omslachtige zegging ook de
moeizaamheid weerspiegelt van het
verwerven van een nauwelijks te ver
kroppen inzicht in de betekenis van
afwezigheid. De afwezigheid doet de
vroegere aanwezigheid des te sterker
gevoelen:
O pijnlijk is het, onverdraaglijk,
het weinig zichtbare verschil dat
soms bestaat
tussen de dierbaarste momenten en
de desolaatste.
Zo kan ten slotte geconcludeerd wor
den dat de overdaad aan taal schraal
te aan leven vertolkt, en dat de om
slachtigheid der gedichten te maken
heeft met de nog open wond van het
verlies. De titel van de bundel, „Af
stand", blijkt in dit tweede opzicht
dan ook niet van toepassing. Bondig
heid zal pas bereikt worden, is mijn
vermoeden, wanneer distantie tot de
pijn der verarming mogelijk is.
Elly de Waard, Afstand. De Harmo
nie Amsterdam 1978. 53 bis. 14,90.
Een roman is zeker bij Kool
baas, een tocht. Die kan om
hoog gaan, een wrakke toren
in, of omlaag, via een schacht
diep in de aarde. Al deze be
wegingen hebben ten slotte
maar één doel: uitdrukking
geven aan een mentaal pro
ces, dat „inzicht krijgen" kan
worden genoemd. Innerlijke
ontwikkeling loopt gelijk op
met het buitengebeuren, dat
moeiteloos symbolische bete
kenis krijgt. Eigenlijk
maakt zo'n roman van een
punt van een ogenblik van
„weten" een lijn, een ge
schiedenis.
„Een „kind in de toren", Koolhaas'
vorige roman, beschreef de weg naar
dat „weten" als een gevaarlijke klim.
Zijn zojuist verschenen „Nieuwe
maan" is daar het spiegelbeeld van
en stelt het voor als een afdaling. Het
maakt ln wezen weinig uit, het gaat
erom dat een mens zich isoleert in een
„andere wereld", waarin hij een vol
strekte eenzaamheid bereikt, die „we
ten" oplevert van de grond van alle
dingen. Klimmen of dalen, het is
maar beeldspraak voor een zielspro
ces. In alle boeken van Koolhaas ko
men mensen of dieren oog in oog met
het leven en dood. Ze schouwen de
innige samenhang tussen die twee en
rouwen, sterven en worden wederge
boren.
Symboliek
„Nieuwe maan" is nogal nadrukkelijk
van deze symbolische lijn doortrok
ken. Het echtpaar Witte verhuist
naar een bouwvallige woning op de
rand van een Kaap. De man, Enno,
„wil aan wonderen toekomen" en de
vrouw, Marij, kan daar toegeven aan
haar verlangen naar de zee. Het is
duidelijk dat zij beiden zich instinc
tief in een omstandigheid laten voe
ren die gunstig is voor „samen en
afzonderlijk eenzaam" zijn.
Koolhaas
Op een dag zakt Enno met zijn zit-
stok door de Kaap en ontdekt hij dat
er een holle plek in de rots zit. Hij
treft een koker aan die diep de grond
in voert waarin hij zich dagelijks laat
afzakken. Beneden in het duister blij
ken onvermoede vormen van leven te
bestaan blauw-witte en zeer breek
bare vogels, diep paarse oorlogstank
grote kreeften die hij met zijn
lantaarn oprakelt. In deze binnen
wereld dringt Enno vervolgens steeds
dieper door en ongetwijfeld is hij, dit
doende, bezig zijn eigen leven te ex
ploreren. In „diepten van eenzaam
heid" krijgt hij dingen te zien die
niemand ooit gezien heeft en waar
eigenlijk geen mens tegen bestand is.
Hij brengt zijn bevindingen niet aan
het daglicht, elke poging in die rich
ting mislukt. Niemand gelooft zijn
verhalen, alleen Marij begrijpt wat
•hij doormaakt, want in feite is zij,
parallel, aan een zelfde beweging on
derworpen. Zij ligt elke dag op het
strand, een retraite gewijd aan haar
eerste geliefde, die in haar armen
stierf. Dat is hóAr geheim dat zij pas
nu aan Enno prijsgeeft.
Panorama
Deze komt intussen in het onder
grondse te staan tegenover turbulen
te taferelen, een gigantisch panora
ma van leven en dood, met allerlei
tussenvormen, een visioen om zo te
zeggen van „wezenlijke eenheid".
Daarin voelt hij zich als een mens
misplaatst, want niet in staat die
onoverzienbare samenhang grondig
te peilen: „Mijn jammerlijk licht is te
beperkt".
Met nieuwe maan de buurtbewo
ners hadden hen al voor „iets" ge
waarschuwd komt heel dat onbe
kende diepliggende bestaan in beroe
ring, enorme vissen, die met hun bek
in de richting van de zee hadden
gelegen, keren zich om en storten hun
afval uit. Alles woelt en wentelt en die
stormachtige beweging kost Enno
bijna zijn leven. Met de allergrootst*
krachtsinspanning weet hij zich in de
mand te werken, waarin hij, totaal
geknakt, omhoog gehesen wordt. Die
zelfde nacht heeft Marij vastgesteld
dat haar strandje met nieuwe maan
geheel verdween, en de zee vol derrie
stroomde. Ook zij is, al zwemmend,
door een crisis heengegaan.
Sterven en wedergeboren worden
dat is de weg die Koolhaas' persona
ges hebben af te leggen. Daarna is het
mogelijk om echt lief te hebben. Zo
vergaat het Enno en Marij ook: het
verst van elkaar afgedreven, komen
ze het dichtst bij elkaar.
Uit wat hierboven staat ls wel duide
lijk dat Koolhaas' roman in hoge
mate symbolisch is. Die symboliek
verdoezelt hij niet en daar wordt een
roman over het algemeen dan niet
beter door. We willen als lezer liever
zelf merken dat alles ergens voor
staat, dan dat het ons telkens met
zoveel woorden voorgehouden wordt.
Toch heeft Koolhaas' manier van ver
tellen een eigenschap die zelfs de
meest symbolische constructie (ik
denk ook aan „Een punaise in de
voet" en „Een kind in de toren") tot
een geestelijk avontuur maakt. Het
ia, wat Bronzwaer onlangs ln een
voortreffelijk artikel in „Forum der
Letteren" noemde, ,de humanisering
van de vertelinstantie". Koolhaas
vertelt zijn verhalen zó dat we ener
zijds voortdurend merken met een
uitgewerkt symbool van doen te heb
ben, maar anderzijds doortrokken
worden van de bewogenheid om de
menselijke situatie waar het symbool
van ls. Er zit namelijk zo bijzonder
veel gevoel in Koolhaas' vertelwijze.
Geloofwaardigheid
Hoe het zij, of de vreemde verbeel
dingswereld daar onder die Kaap wel
of niet uit de verf komt, of we er wel of
niet ln geloven kunnen (geloofwaar
digheid ls ln de Koolhaas-kritiek een
gebruikelijk criterium), of de parallel
lie tussen man en vrouw niet een
beetje te mooi of te sentimenteel is;
het zijn vragen die op verschillende
manieren beantwoord kunnen wor
den. Ik geloof zelf dat „Nieuwe maan"
niet tot de allerbeste romans behoort
die Koolhaas heeft geschreven, maar
het kost mij geen moeite talloze blad
zijden aan te wijzen die voortreffelijk
zijn. Bovendien: een wat mindere
Koolhaas is nog altijd een góede Ne
derlandse roman. Hij ls een van de
weinige auteurs die men compleet wil
volgen.
Het ls met de romans van Koolhaas
als destijds met die van Vestdijk. Er
wordt naar uigezien. Ik moest aan
Vestdijks gedicht „Hiërarchie" den
ken, toen Enno die duisternis in daal
de en er zijn Jammerlijk beperkt licht
ontstak. Vestdijk vergelijkt erin men
sen met dlepzeevissen die „van veel
verstoken, mogen Eén enk'le toorts
als alziend oog voortdragen, In mon
sterlijk en argloos overvragen Van
wat de duisternis hun wil gedoogen"
Wie bij het levensprincipe wil komen,
zal het met zo weinig licht niet ver
brengen. De wereld van de diepzee
dat is. de onze ls er een „Waar
lampjes mijnen boren, waar de mij
nen Hemelen zijn waaronder oogen
kwijnen
In Koolhaas' romans wordt, visionair,
iets blootgelegd van de grond van alle
dingen. Dit „overvragen" is elke keer
weer een belevenis van belang
A. Koolhaas. Nieuwe Maan. Amster
dam, G. A. van Oorschot, 1978 224
bis. 22,50.
ADVERTENTIE
Mensen, die ervaring
hebben opgedaan met het
Bouwfonds, wéten dat 't alle
maal wat persoonlijker gaat,
menselijker zou je kunnen
zeggen, met begrip voor je
eigen problemen en de
mogelijkheden die je hebt.
Wat let u om voor uw
hypotheek ook eens een af
spraak te maken? Zowel voor
nieuwbouw als bestaande
panden geldt:
Bouwfonds helpt mensen
in een eigen huis.
Nederlandse Gemeenten
De strijd om het heilige graf. Waar- ten, door Rudolf Pörtner. Uitgave
heid en legende van de kruistoch- De Boekerij, 453 blz., 41,50.
Godin uil de Ijzertijd
(Briiak. Duitslandi
God uit de Uzertijd
(Braak. Duitslandi