Herdenkingen van een eeuw emancipatie
e boze fee van de
rije Universiteit
y
wzm
/////A
Ontwerp voor
een zoutmijn
Wetenschap en techniek
TERDAG 3 FEBRUARI 1979
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
17
door Bert de Jong
et is de tijd van feesten en herdenkingen.
Ingeveer een eeuw geleden werden op het
rotestants-christelijke erf veel initiatieven geno-
die alles te maken hadden met wat later
lerd genoemd de „emancipatie" van het confes-
ionele gedeelte van de bevolking. Een opsom-
ling van wat reeds is herdacht en van wat er nog
laat te gebeuren aan herdenkingen:
Op 17 augustus van het vorig jaar werd in
peldoom een dienst gehouden ter herdenking
an de aanbieding van het volkspetionnement
an koning Willem III met de bede een voor het
itelijk onderwijs zeer schadelijke wet niet te
ndertekenen.
hrisl
Zaterdag 20 januari herdacht de Unie „School
Evangelie", voortgekomen uit de plaatselijke
comités van het volkspetitionnement, in de Dom
kerk te Utrecht haar 100-jarig bestaan.
Vandaag herdenkt de Vereniging voor weten
schappelijk onderwijs op gereformeerde grond
slag (de vereniging van de Vrije Universiteit), dat
ze een eeuw bestaat. 12 februari 1879 kreeg de
vereniging koninklijke goedkeuring. Prof. dr. J.
Roelink, tot 1975 hoogleraar aan de VU, schetste
de geschiedenis van de vereniging en daarmee
ook van de Vrije Universiteit. Zijn gedenkboek,
dat „Een blinkend spoor" heet (Uitgave Kok,
Kampen. Prijs 30) wordt vandaag op de grote
jubileumbijeenkomst in het gebouw van de VU
aangeboden.
Op 3 april van dit jaar is het 100 jaar geleden,
dat de plaatselijke anti-revolutionaire kiesvereni
gingen zich aaneensloten tot een landelijke orga
nisatie. Dat was de geboorte van de nu in het
CDA verdwijnende ARP.
Op 20 okt. van het volgend jaar is het een eeuw
geleden, dat de Vrije Universiteit officieel werd
geopend en dr. Kuyper zijn bekende rede „Soe
vereiniteit in eigen kring" uitsprak. Aan de voorbe
reiding van dit eeuwfeest wordt hard gewerkt.
Onlangs kwamen de eeuwfeestmedewerkers, bij
na honderd in getal, bijeen. Deze voorbespreking
met borrel en lekkere hapjes, was zelf al een
feest.
Al deze eeuwfeesten worden georganiseerd
overeenkomstig de woorden uit Nahum 1:15:
„Vier, o Juda, uw feesten." In het verleden is door
de voormannen meer dan eens op deze tekst
gewezen ter rechtvaardiging van feesten en her
denkingen. Het beroep juist op deze tekst is niet
zo verwonderlijk. Want niet altijd werd de verlei
ding weerstaan zichzelf met Juda en Israël te
vergelijken.
In zijn gedenkboek waarschuwt prof. Roelink
echter, dat de geschiedenis van het calvinisme of
wat daar voor doorging (hij schrijft over het voor
latere generaties groteske optimisme en lachwek
kende triomfalisme) niet normatief is. Wel gelooft
prof. Roelink in Gods leiding in de geschiedenis.
Maar deze kan alleen persoonlijk worden gezien
als een even oplichtend spoor, die niet in kaart
kan worden gebracht en waaraan geen argumen
ten kunnen worden ontleend in een gesprek met
andersdenkenden.
e vereniging van de VU
de duidelijk uitgaan
an het beginsel. Het
as immers om een ei-
;en gereformeerde of
itelijke universiteit
gonnen. Maar dat be-
el, schrijft de histori
es Roelink in het ge-
lenkboek „Een blinkend
ior", stond als een
;e fee aan de wieg van
Ie vereniging en heeft
'ereniging en universi-
it een eeliw lang kwel
lend begeleid. Dat was,
m twee voorbeelden te
loemen, het geval na de
,sser gereformeerde sy-
lode. die in 1926 dr.
eelkerken (hij had ta-
elijk veel aanhang on-
ler de hoogleraren en
itudenten) schorste en
ij de felle strijd van de
aatste jaren over het lid
maatschap van de CPN
van leden, die in de be-
ituursorganen van de
VU gekozen konden
"worden.
De moeilijkheid van de begin
selen was vaak, dat in het ge
heel niet duidelijk was, wat er
mee bedoeld werd. Hierover be
stond bovendien geen eensge
zindheid. Dr. Roelink schrijft
dat Kuyper in de historie ten
onrechte de verpersoonlijking
van de VU-gedachte is gewor
den en vervolgt: „De waarheid,
de zuiverheid van alle geschie
denis is vaak verkracht door de
aantrekkelijke en succesvolle
jnethode de geschiedenis te la
ten kristalliseren in de figuren
van grote mannen
Tweede keus
De beginselen van Kuyper wa
ren trouwens in de kleine kring
van oprichters niet eens aan
haar. Abram de Geweldi
ge. zo hij ooit werd genoemd,
ras toen hij benoemd werd tot
hoogleraar in de dogmatiek,
slechts tweede keus. Men was
op hem aangewezen, toen dr.
Böhl een benoeming weigerde,
•irecteur Esser schreef over
hem:in alles het gezwolle-
ne, breedsprakerige, soms on
dragelijk hooge, dat in de na-
Ontgroening in X93S. De
medelijden. Het woord
nauwelijks bekend.
tuur van onze vriend K. ligt.
Het is waarlijk goed dat wij
daarvoor open oogen hebben,
goed dat wij hem in toom hou
den. anders zal hij jammerlijk
vallen." Esser dacht, dat Kuy
per dit soort studenten zou af
leveren: „Al die winderigheid,
pedanterie en dergelijke ake
ligheden van onze studenten
wereld zullen we ook aan deze
universiteit hebben en de pro-
dukten zullen zijn afgewerkte
mannetjes, met glacé hand
schoenen, juist zooals er thans
velen zijn plus de hoogmoedige
waan dat ze nu bij uitnemend
heid gereformeerd zijn."
Roelink diept dit alles uit de
archieven op. Maar hij geeft
Kuyper de eer, die hem toe-
Plaag
aan zijn kind, dat staat gebo
ren te worden, een schande zal
kleven
Dit gedwongen huwelijk uit
het Jaar 1889 wordt ook nog
„hoererij" genoemd. De tucht-
zaken blijven. Maar in 1930
spreekt de senaat vriendelijker
over „anticipatie op het huwe
lijk" en twee jaar later heet het,
dat de zondaar „zich met zijn
verloofde heeft schuldig ge
maakt aan zoodanige omgang
als alleen tusschen gehuwden
geoorloofd is."
Rijken
corpskapper kende geen
discriminatie" was toen
komt. Bovendien vraagt de his
toricus het hem niet kwalijk te
nemen, dat hij een zekere
helmwee heeft naar het en
thousiasme en de offervaardig
heid van vroeger. Hij vervolgt:
„Is onze taal niet wat grauw en
onpersoonlijk vergeleken bij
die van de virtuoos Kuyper als
hij „het klavier van het volks
geweten" bespeelde?
hand-
Door de onduidelijkheid van
de beginselen kreeg de boze fee
alle kans tot plagen. Een voor
beeld is het geruchtmakend
examen van de theologische
student Wickel in 1911. Hij was
eens voorgegaan in een samen
komst van het Leger des Heils,
terwijl er ook een dienst van de
gereformeerde kerk werd ge
houden. Dat werd erg gevon
den. Bij zijn kandidaatsexa
men bleek hij de drie formulie
ren van enigheid (de belijdenis
geschriften) niet geheel te kun
nen aanvaarden. Wickel kreeg
daar zijn kandidaatsbul niet,
maar wel een bewijsstuk, dat
hij voldoende kennis bezat.
Toen de student met een pro
ces dreigde (het examenregle
ment gaf hem gelijk) kreeg hij
eindelijk na veel deining op de
VU de bul wél.
De fee moet soms een ver
schrikking zijn geweest voor de
studenten. Roelink, die aan
toont hoe sterk de mentaliteit
in honderd jaar veranderde,
onthult enkele stukken over
tuchtzaken, die de senaat be
handelde. Het betreft meestal
de overtreding van „het zeven
de gebod". Hiermee wordt een
gedwongen huwelijk bedoeld,
dat de senaat bestrafte met be
risping of tijdelijke of definitie
ve uitsluiting van de studie.
Hier een deel van een verslag
van zo'n senaatszitting: „Als-
nu gelast de Rector den stu
dent binnen te leiden. De
Rector houdt hem op ernstige
wijze voor, dat hem ten laste
wordt gelegd, na vroegere ver
loving, die afsprong, zich ver
loofd te hebben aan een jonge
dochter, zonder toestemming
van hare ouders, en daarna te
hebben beslapen, zoodat het
meisje zwanger wierd, om wel
ke zwangerschap to dekken hij
haar gehuwd heeft; en vraagt
alsnu of hij deze feiten erkent."
Als de student „ja" heeft ge
zegd, houdt de rector hem nog
voor, dat hij het meisje van
haar eer heeft beroofd en dat
Roelink heeft van de geschie
denis van de VU-vereniging een
boeiend boek gemaakt. Niet
het minst door de vele foto's uit
de oude doos. De opnamen van
de gewichtige, dikbuikige he
ren en van de plechtige samen-
komsten en pedante studenten
geven Je niet de indruk, dat de
VU direct een universiteit was
van „de kleine luyden". Aan
vankelijk dreef de VU finan
cieel ook hoofdzakelijk op bij
dragen van de rijken. Het aan
tal contribuanten en leden was
aanvankelijk klein. Later is dat
veranderd. De Vrouwen-VU-
hulp startte in 1937 met de be
kende busjes van Kuyper en
sloeg alle records. In 1976 was
de opbrengst totaal tien mil
joen gulden.
Naast de collecten in de kerk
waren de legaten voor de VU
een belangrijke bron van in
komsten. De grootste erfenis
kwam van ds C. L. D. van Coe-
verden Adriani, die in 1911
stierf. Zijn enorm bezit aan lan
derijen, boerderijen, hulzen en-
zovoot werden ondergebracht
in een stichting, die onder
strenge voorwaarden het geld
ter beschikking kon stellen aan
de Vrije Universiteit, zolang
deze de gereformeerde beginse
len trouw zou blijven. De theo
logische faculteit was van de
baten uitgesloten.
Glazen huis
De boze fee mag dan veel ge
plaagd hebben, de vereniging
heeft dat maakt het gedenk
boek voora' duidelijk het
haar toevertrouwde pand be
waard. Alleen de formulering
van de grondslag is gewijzigd
door de term „evangelisch" op
te nemen. Het mag haast een
wonder worden genoemd.
Want bijna was de vereniging
er na de storm van de democra
tisering niet meer geweest of
had ze weinig meer te bete
kenen.
Aanvankelijk pleegde de direc
teur van de vereniging de uni
versiteit met stevige hand au
toritair te regeren. De ver
eniging zetelde in een hecht
bastion. Nu schuilt ze in een
glazen huis. Per 1 september
1972 werden op grond van de
nieuwe wet de bestuursbe
voegdheden overgedragen aan
Het gebouw van de Vrije Universiteit in Am
sterdam.
de universiteitsraad en het col
lege van bestuur. De Invloed
van de eens zo machtige vere
niging is indirect. Een belang
rijke taak ls gebleven: het be
waken van de identiteit van de
universiteit door de bevoegd
heid tot belangrijke benoe
mingen.
Niet alleen door het overdra
gen van veel bevoegdheden
maar ook door het achteruit
hollen van het aantal leden (in
1959 nog 112.000, in 1974 76.500
en nu ruim 40.000) is de invloed
van de vereniging minder ge
worden. Intussen is de span
ning tussen vereniging en uni
versiteit en vooral de studen
ten niet verdwenen. Een oor
zaak ls, dat de vereniging ach
terbleef bij de ontwikkeling
van de universiteit. Het aantal
gereformeerde studenten is
minder dan een derde, terwijl
de gereformeerde invloed in de
vereniging erg groot is. De ge
reformeerden hebben altijd de
boventoon gevoerd in de ver
eniging.
Studenten-strijd
Roelink schrijft zijn gedenk
boek als iemand die „noch ob
jectief. noch onpartijdig is".
Hij was zelf immers partij in de
geschiedenis. Opvallend is hoe
behoedzaam hij over de demo
cratisering schrijft en begrip
vraagt. In de jaren zestig eisen
de studenten overal erkenning
van hun volwassenheid en vrij
heid. Roelink: „Dat de eisen
vaak steunden op marxistisch
argumenten en in marxisti-
sche-lenlnistische kringen ook
het snelst en volledigst begrip
vonden, maakten dat in de po
litiek overwegend rechtse krin
gen van de Vereniging het ver
zet tegen inwilliging van eisen
taal en fel was. Heilloze polari
satie was het gevolg. Al te ge
makkelijk zagen leden der ver
eniging in elke poging tot nodi
ge vernieuwing in deze zoge
naamde studentenbeweging
een goed gelelde, goed geca
moufleerde uiterst linkse bewe
ging."
„Anderzijds zagen de activisti
sche studenten en in hun spoor
vele meelopers in trouw "aan
het christelijk karakter der VU
louter politieke behoudzucht.
Om die reden was de vrees niet
denkbeeldig, dat democratise
ring gepaard zou gaan met een
in wezen geheel andere zaak:
de deconfessionalisering, het
prijsgeven van het christelijk,
reformatorisch karakter van de
VU."
Actie
Dat prijsgeven is er niet van
gekomen. De vereniging ls er
nog. In een jubileumuitgave
van het blad van de vereniging
schrijft dr. K. van Nes, de voor
zitter van het college van be
stuur, „dat ons geloof moet
doorklinken in ons weten
schappelijk werk en in de vor
ming van de Jonge mensen.
Binnen de VU zullen we elkaar
daarbij moeten helpen en we
hebben daarbij ook de steun en
de aanmoediging van bulten,
van de Vereniging nodig. De
VU is in de uitzonderlijke situa
tie, waarin dit verkeer tussen
universiteit en samenleving
een nieuwe hedendaagse vorm
zou krijgen. Er zal een nieuw
elan nodig zijn om dat te be
reiken."
Op het programma van het
feest van vandaag staat naast
de aanbieding van het gedenk
boek het begin van een nieuwe
ledenwerfactie „De VU en U,
ook nu." Het bestand van
40.000 leden wordt opgekrikt.
Dat moet het begin zijn van
een nieuw elan. Anders licht
het spoor niet even op en blijft
het niet zichtbaar. De VU blijft
een universiteit met een eigen
identiteit. Maar de boze fee zal
haar blijven plagen.
De strijd om de democratisering van de universiteit. Een demonstratie van de
studenten in 1976.
door Rob Foppema
Als het geen politiek beladen onderwerp was geweest,
zou Je nooit met roole oortjes beginnen te lezen. Maar
een „Ontwerpstudie van een opbergmljn voor radio
actief afval ln een middelgrote zoutkoepel" is natuur
lijk verplichte lectuur, en niet alleen voor het noorden
des lands.
Voor een redelijke discussie over
de vraag of we het moeten doen,
ls een concreet verhaal over hoe
we het zouden doen onontbeer
lijk. En concreet blijken de ge
dachten bij het Energieonder
zoekcentrum Nederland (ECN)
zeker te zijn. Op het geduldige
papier van het Januarinummer
van Energiespectrum geven af-
valdeskundige Ir. J. Hamstra en
de Delftse mijnbouwhoogleraar
ir. P. Th. Velzeboer al precies
aan, wóér naast Schacht I het
kantoortje op het 600-metemi-
veau zou moeten komen.
Maar om dat soort dingen gaat
het natuurlijk niet in de eerste
plaats. Het dominerende pro
bleem was de warm teproduk tie
van het op te bergen kemsplij-
tingsafval. Dit „KSA" zou wor
den aangevoerd in twee meter
lange, slanke metalen bussen,
die elk 600 watt warmte afgeven.
Dat lijkt niet vreselijk veel
drie gloeilampen van 100 W per
strekkende meter. Maar die
warmte moet wel ergens heen,
want anders blijft de tempera
tuur almaar oplopen.
Hoe die warmte zich naar de om
geving verspreidt en hoe hoog
de temperaturen dus oplopen
ls in de ECN-studie berekend
voor verschillende manleren om
een geschematiseerde zoutkoe
pel voor afvalberging ln te rich
ten. De auteurs komen tot een
ontwerp voor een mijn waarin
drie lagen KSA worden opgebor
gen, telkens 150 meter onder el
kaar. Op elk niveau komt een
gangenstelsel van waaruit gaten
naar beneden worden geboord,
55 meter diep en op onderlinge
afstanden van 35 meter.
In elk van die gaten kunnen 25
bussen KSA bovenop elkaar
worden gezet, waarna ze worden
afgedicht. In een dergelijke laag
zou de globale temperatuur van
het steenzout in verloop van vijf
tig jaar zo'n 70 graden oplopen.
Daarna ls de radioactiviteit zo
ver afgenomen dat de warmte
sneller afgevoerd dan geprodu
ceerd wordt, en loopt de tempe
ratuur geleidelijk terug.
Dikker
Die temperatuur ls om meer dan
één reden van belang. Heel pro
zaïsch is de overweging dat zout,
net als elke andere stof, bij ver
warming uitzet. BIJ het bereken
de temperatuurverloop komt de
top van de zoutkoepel ongeveer
een halve meter omhoog, terwijl
ook de omtrek enkele decimeters
verder van het midden af komt
te zitten. Dat leidt overigens niet
tot interne spanningen of bar
sten, omdat zout zich op een ter
mijn van jaren gedraagt als een
(uiterst) taaie vloeistof! het geeft
mee als er gedrukt wordt.
o ir^p-'n maai
schachten
l'l rU
Een ander temperatuureffect,
waarop door critici van de zout-
opslag sterk de nadruk ls gelegd,
betreft chemische onzuiverhe
den ln het zout. Puur steenzout
mag dan op papier een aantrek
kelijk materiaal voor opslag zijn
als Je er een paar kubieke kilo
meter van beschikbaar hebt
Maar er wil een enkele keer nog
wel eens wat magnesiumchloride
tussendoor lopen met heel nare
eigenschappen. Daar zit veel
kristalwater ln. en als dat spul
goed warm wordt, lost het in
eigen water op en krijg Je natte
situaties die nu Juist niet de be
doeling waren.
Op dit punt bevat de studie esn
heel boelende opmerking. Met de
haalbare tempera tuurgrenzen
„wordt het mogelijk geacht de
opberging tot stand te brengen
zelfs als in de zoutkoepel plaatse
lijk zout met minder goede ei
genschappen zou worden aange
troffen. Daarbij 'ls in het mijn-
ontwerp voldoende flexibiliteit
Ingebouwd, om zo nodig bepaal
de gebieden in het voor opber
ging beschikbare zoutvolume on
gebruikt te laten."
Het blijkt dus niet nodig om van
te voren vast te stellen, zoals wel
ls gedacht, dat men de volmaak
te zoutkoepel te pakken heeft.
Komt men bij het uitbouwen van
de mijn zwakke plekken tegen,
dan kan daar gewoon omheen
worden gewerkt. De tempera
tuur blijft daar dan beneden het
niveau waarop moeilijkheden
zouden zijn te verwachten.
Boortechniek
Dat Hamstra en Velzeboer het
kernspUJtlngsafval in „hun"
mijn in drie etages opbergen,
heeft een merkwaardige reden.
BIJ de beperkingen die zij bij hun
ontwerp in acht namen, behoor
de dat er uitsluitend bestaande
en beproefde technieken zouden
worden gebruikt Men wilde ln
deze studie geen aanvechtbare
wissels op de toekomst trekken.
Dat leidde tot opberggaten van
55 meter diep, omdat met be
proefde technieken geen diepere
nette gaten recht naar beneden
in steenzout kunnen worden ge
boord. Zou die beperking verval
len, dan hoeft alleen nog maar op
600 meter een compleet gangen
stelsel voor het K8A te worden
aangelegd. De opberggaten zou
den dan zonder onderbreking tot
op ongeveer 900 meter worden
geboord, een mijnbouwkundlg
duidelijk eenvoudiger oplossing.
De ontwerpstudie wordt daarom
afgesloten met de aanbeveling
om de kunst van het boren in
zout tot deze diepte op te voeren.
'(•'hartlijn zoutkoepel model'
XJS01ATIE SCHILD VAN STEENZOUT-
iTEENZOUT
1200*--
Doorsnee door een halve zoutmijn. Op het bovenste niveau wordt
radioactief afval dat geen warmte produceert, gestort in kavernes
van duizenden kubieke meters. Daaronder de drie lagen waar het
kernspltjtingsafval ln boorgaten wordt opgeborgen. De buitenste
200 meter van de zoutkoepel fungeert als „IsolatleschUd", dat
alleen door de twee mijnschachten wordt doorbroken.
Gedeeltelijke plattegrond van
een opbergniveau voor kern
spUJtlngsafval. Een netwerk
van gangen met om de 35 meter
een opberggmt naar beneden.