i
-200.000 werklozen en er is geen personeelslid te vinden
'Ze kunnen
nog geen
hamer
vasthouden'
TERDAG 3 FEBRUARI 1979
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
13
e afvalrace op de arbeidsmarkt
door Huub Elzerman
!r zijn in Nederland zo'n
weehonderdduizend
xklozen en toch zit het
ledrijfsleven te springen
^pm personeel. Je kunt de
xant niet openslaan of
e leest over werkgevers,
Se steen en been klagen
ver het gebrek aan vak
eden, die beloningen
itloven voor het aan-
rengen van een nieuwe
erknemer of hun perso-
eel in arren moede uit
et buitenland halen.
lie deze hartekreten se-
ieus wil nemen, krijgt al
auw de indruk dat op
e Nederlandse arbeids
markt de „geachte me-
ewerker" ondanks de
loge werkloosheid niet
neer is te vinden.
Me Indruk wordt nog eens be-
estigd door de statistieken
an het Centraal Planbureau.
üleen al uit de officiële cijfers
lijkt dat er 90.000 moeilijk
ervulbare vacatures zijn. De
rerkelijke behoefte aan perso-
leel is waarschijnlijk veel gro
ter In de bouw. de metaal, de
hemle, het midden- en klein-
ledrijf, de banken en zieken-
uizen, zelfs in de bedrijfstak-
waar het de laatste jaren
liet voor de wind gaat. zoals de
—'textiel- en schoenenindustrie,
(schreeuwt de bedrijfsleiding
om personeel. Het is er niet of
niet voldoende.
Is het dan toch waar dat werk
lozen liever lui dan moe zijn,
jilksnutten, die op andermans
ik leven? Zijn de sociale uit
dringen in Nederland dan wer-
elijk zo hoog dat het de moei-
niet meer loont om te gaan
erken? Of hebben de vakbon
en gelijk wanneer zij zeggen
at we te maken hebben met
sn arbeidsbestel dat faalt, om-
at het In hoog tempo mensen
(dankt. Mensen die zouden
lillen en kunnen werken, maar
le geen kans krijgen omdat ze
Is te jong of te oud, als vrouw,
kleurling of als „kneusje" te
ipek staan? Wie de werkge-
ersorganisaties de laatste we
en goed beluistert, krijgt op
—Win minst de indruk dat veel
■werklozen best zouden kunnen
werken als ze maar zouden
e.\ wiilen.
"I
Zo heeft het Verbond van Ne
derlandse Ondernemingen een
ambitieus plan gelanceerd om
het aantal openstaande vaca
tures in de komende twee jaar
toet de helft 50.000 te
rerminderen. Er moeten vol
lens het VNO regionale en
jlaatselijke open dagen komen
«n mensen te laten zien waar
a werk is, bedrijven moeten
rorden aangemoedigd om
oensen in dienst te nemen, die
lotentieel geschikt zijn voor
tèn functie, maar die eerst nog
ten aanvullende opleiding bin-
of buiten het bedrijf nodig
lebben. Tamelijk voorspelbaar
anceerde het VNO vervolgens
het idee. dat nu al jarenlang
en schimmig bestaan leidt
ussen de borreltafel en het
entraal georganiseerde over-
eg: de verruiming van het be-
jrip passende arbeid.
Een werkloze is verplicht om
kerk, dat het gewestelijk ar-
leidsbureau „passend" vindt
té aanvaarden. Bij de beoorde-
ing van de vraag of het aange-
loden werk inderdaad passend
Is, wordt meestal gekeken naar
de opleiding, de ervaring en de
capaciteiten van de man of de
frouw. Maar ook de situatie op
de arbeidsmarkt en de duur
fan de werkloosheid spelen een
«langrijke rol. Weigert een
rerkloze passende arbeid dan
tan hij naar zijn uitkering flui-
ën. Naarmate hij langer werk-
oos is, groeit het aantal banen
dat hij in beginsel zal moeten
iccepteren.
ïet VNO wil van een al te strik-
e uitleg van het begrip passen-
le arbeid af: „Hoe heilig zijn de
Tenzen voor het aanvaarden
*an passend werk en wat zou
iet effect van enige verruiming
fan die grens zijn?" Helaas
»ordt die vraag niet beant
woord. Kan ook moeilijk wor-
len beantwoord, want het
WO kan wel roepen dat het
legrip passende arbeid moet
eorden verruimd, maar er is
literaard geen enkele lid van
leze werkgeversorganisatie,
lat zijn kostbare draaibank
lan een weggesaneerde melk-
«ezorger zal toevertrouwea
let gaat er om of van zo'n man
tan worden gevraagd of hij bij
foorbeeld als tljdschriftcolpor-
leur of als winkelbediende wil
Wrken. Welnu, niets zal de di-
ecteur van het gewestelijk ar
beidsbureau ervan weerhou
den om die melkbezorger op
to'n baan te attenderen en
wanneer de melkbezorger dan
«weert dat hij helaas alleen
Rschikt Is om melkflessen te
«Jouwen, dan is hij zijn uitke
ring kwijt. Zo simpel is dat.
b de praktijk heeft vemiiming
»an het begrip passende arbeid
Igenlijk alleen zin, wanneer
lat streven wordt ondersteund
•oor een breed opgezet om-,
Foto's: Bert Nienhuis
her-, en bijscholingsprogram
ma. En juist op dat punt moet
er nog veel verbeteren. Ook de
metaalwerkgevers dringen aan
op nader onderzoek naar de
kloof tussen vraag en aanbod
op de arbeidsmarkt. En ook
hier duiken de regionale voor
lichting, verruiming van het
begrip passende arbeid, verbe
tering van de subsidieregels,
om-, her-, en bijscholing en het
bevorderen van een beter con
tact tussen personeelsfunctio
narissen en de gewestelijke ar
beidsbureaus weer op.
De metaalwerkgevers doen nog
iets. Zij lichten een tipje van de
sluier op en laten zien wat er
fout zit op de arbeidsmarkt,
waar althans een deel van de
tweehonderdduizend werklo
zen vandaan komt.
Oudere
werknemers
Van de oudere werknemers,
schrijven de metaalwerkge
vers, is bekend dat hun kans op
langdurige werkloosheid met
de leeftijd stijgt door:
vroegtijdige afwijzing bij
sollicitatie;
niet passen van de vakbe
kwaamheid;
te hoog inkomensniveau;
mindere bereidheid tot ver
andering van baan;
afnemende bereidheid tot
verhuizing.
Voor wat betreft de jongeren is
het bekend, dat er te weinig
aanwas is van jonge vaklieden.
De jongeren geven de voorkeur
aan algemeen voortgezet on
derwijs; het aantal LTS'ers
daalt en, zo merken de werkge
vers op: het algemeen niveau
neemt af. Wat vrijer vertaald
heet het dat jongeren na de
LTS „nog geen hamer kunnen
vasthouden".
Nog even de conclusies van de
metaalwerkgevers: Géén kor
tere werkweek, want er is toch
al geen personeel te krijgen,
wél vervroegde uittreding voor
de oudere werknemers en ten
slotte leerwerkplaatsen voor de
jongeren. Daar kan desgewenst
óók de oudere werknemer, die
nog niet toe is aan de vervroeg
de uittreding, terecht voor een
bijscholingscursus.
Zoals gezegd: de metaalwerk-
gevers laten zelf al zien waar de
schoen wringt. Er zijn ondanks
een tekort aan personeel cate
gorieën, die niet aan de bak
komen: de oudere werknemer
voorop. En „ouder" is in dit
verband maar een heel betrek
kelijk begrip, want iemand die
de pech heeft zijn baan te ver
liezen en ouder is dan veertig
jaar moet al met heel goede
papieren komen, wil hij in de
afvalrace om een baan een
kans maken. Er zijn zelfs werk
gevers, die alleen personeel
werven dat jonger is dan 35
jaar.
Klaagzang
Maar over de klaagzang van
bedrijven met moeilijk vervul
bare vacatures is nog wel wat
meer te zeggen. Want waar zou
den anders al die intrieste ver
halen vandaan komen van
werklozen met dikke dossiers
vol met sollicitatiebrieven?
Brieven, die soms niet eens
worden beantwoord. Tegeno
ver de klaagzangen van perso
neelschefs, die geen personeel
kunnen krijgen, staan de
klachten van tienduizenden
werkzoekenden, die dolgraag
aan de slag willen, maar die de
kans niet krijgen.
De oorzaak van de kloof tussen
vraag en aanbod Is overigens
niet terug te voeren op de te
strenge selectiecriteria van de
personeelschefs of op de onwil
van werkzoekenden. Er zijn
domweg te weinig arbeids
plaatsen dat probleem groeit
nog elke dag en voor de
arbeidsplaatsen, die er wèl zijn
worden werknemers gevraagd,
die al een baan hebben of werk
nemers, die in het noorden of
zuiden van het land wonen en
niet in de randstad. Vaak heb
ben die werknemers dan ook
nog een verkeerd gerichte of
een gebrekkige opleiding.
Zoals gezegd: het centrale pro
bleem ls het teruglopen van de
werkgelegenheid in zijn totali
teit. De concurrentiedrift, die
nu eenmaal in ons economisch
systeem zit ingebakken, heeft
gezorgd voor een gigantische
technologische ontwikkeling.
Een ontwikkeling met een ze
genrijke kant, omdat de tech
niek de mens verlost van ge
vaarlijke, geestdodende mens
onterende arbeid, maar ook
met een zeer bedenkelijke
kant, omdat automatisering en
rationalisering tienduizenden
werknemers uit het arbeidspro
ces heeft gestoten. Het produk-
tieproces wordt nu bestuurd en
gecontroleerd door elektroni
sche apparatuur en dat heeft
weliswaar tot een vraag naar
andersoortige, hooggekwalifi
ceerde arbeid geleid, maar het
betekent ook de nekslag voor
vele traditionele, ambachtelij
ke beroepen met de daarbij be
horende tradities en cultuur.
Vooral in de landbouw en de
nijverheid heeft dat proces een
belangrijke rol gespeeld bij het
verdwijnen van de werkgele
genheid.
Alsof het probleem nog niet
ernstig genoeg is, gaat vanaf
het eind van de jaren zeventig
de omvang van de beroepsbe
volking weer stijgen, zodat het
probleem straks des te klem
mender wordt.
Een ander kernprobleem is de
onevenwichtige spreiding van
de werkgelegenheid over Ne
derland. De officieel geregi
streerde werkloosheid is pro
centueel het hoogst In de drie
noordelijke provincies. Bra
bant en Limburg, gevolgd door
Twente en de streek rondom
Arnhem en Nijmegen. De vraag
naar personeel concentreert
zich met name in Noord- en
Zuid-Holland.
In alle eenvoud kan worden
gezegd dat de bouwvakker, die
in Utrecht of de randstad niet
is te vinden, in Brabant woont.
Toch kan het probleem van de
naar personeel speurende
werkgever niet worden afge
daan met een verwijzing naar
de ongelijkmatige verdeling
van de werkgelegenheid over
de regio's
„Overscholing"
Een geheel eigen rol in het ver
haal over de kloof tussen vraag
én aanbod op de arbeidsmarkt
speelt het onderwijs. Om te be
ginnen ls de afgelopen Jaren
het opleldingnlveau van de be
roepsbevolking snel gestegen,
te snel volgens sommige werk
gevers. want in die kring wordt
soms de term „overscholing"
gebruikt. De term „overscho
ling" slaat dan op de te grote
hoeveelheid algemeen vor
mend onderwijs, ook in het be
roepsonderwijs. Hier duikt het
verwijt weer op dat een jongen
na de LTS „nog geen hamer
kan vasthouden". Wanneer dit
verwijt gepaard gaat met een
snierende opmerking over
„maatschappijleer en dat soort
flauwekul" dan gaat het waar-
schijlijk om iemand, die vindt
dat te veel algemene vorming
ongewenst is, omdat het leidt
tot kostenverhogingen en om
dat het niet bijdraagt aan de
verhoging van arbeidsproduk-
tlvttelt.
Nu is deze gedachte de laatste
honderd jaar met enig succes
door vakbeweging en het geor
ganiseerde onderwijs bestre
den. maar het laatste woord
over de vraag hoe algemeen
vormend het onderwijs mag
zijn, is kennelijk nog steeds
niet gesproken.
Toch is het verzet tegen „over
scholing" niet representatief
voor het werkgeversstandpunt.
Juist daar leeft immers het be
sef dat de razendsnelle techno
logische ontwikkeling vraagt
om algemeen gevormde ge
makkelijk verplaatsbare, flexi
bel in te zetten, creatieve werk
nemers. Iemand met een stevi
ge dosis wiskunde in z'n leer
pakket en met interesse voor
zijn vak is nu eenmaal gemak
kelijker aan een nieuwe com
puter te zetten, dan iemand die
alleen van de importeur heeft
gehoord op welke knopjes hij
moet drukken.
Intussen valt het niet te ont
kennen dat het algemeen vor
mend onderwijs hoe noodza
kelijk ook heeft geleid tot
een zeker gebrek aan techni
sche vaardigheden. De werkge
ver is gedwongen dit gebrek in
zogeheten leerwerkplaatsen
voor jongeren op te vangen. En
daar wringt de schoen een
beetje, want hij vindt uiteraard
dat niet hij, maar de overheid
ervoor dient te zorgen dat er
technisch bekwaam personeel
op de arbeidsmarkt is. Voor de
rest zal de wet van vraag en
aanbod ook hier zijn werk wel
doen. Het overschot aan jonge
ren met havo en mavo zal lei
den tot werkloosheid en be
trekkelijk lage salarissen in
deze sector. Voor jongeren met
een technische opleiding geldt
het omgekeerde.
De krachtige opbloei van de
wet van vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt heeft ook zijn ge
volgen voor het personeelbe-
leid. De toevloed van steeds
beter opgeleide werknemers
heeft automatisch geleid tot
een steeds scherper selectie. De
eisen worden, ook al door de
steeds verfijnder psychologi
sche tests, steeds strenger.
Zo is de situatie ontstaan dat
academici hier en daar zijn
gaan zitten op de plaats waar
vroeger iemand met een hogere
beroepsopleiding zat. De ironie
van het lot wil dat ook dege
nen, die de scherpere selectie-
eisen uitdenken en toepassen,
daar zélf het slachtoffer van
worden. De wat grotere onder
neming heeft een universitair
opgeleide personeelschef in
huis met een assistent die van
de sociale academie afkomstig
is. Maar daarmee is het proces
niet gestopt. De HBO'er ver
dringt op zijn beurt de MBO'er
en de MBO'er schuift de
LBO'er van zijn stoel. Het is
bepaald geen toeval dat verre
weg het grootste deel van de
werklozen uitsluitend een di
ploma basisonderwijs heeft.
Zo zijn we weer terug gekomen
op de plaats waar meestal de
klappen vallen: Bij de mensen
met een gebrekkige opleiding,
met een zwakke maatschappe
lijke positie. Het is de groep,
waarvan een onderzoek naar
het funtioneren van de Amster
damse arbeidsmarkt heeft aan
getoond, dat in toenemende
mate vooroordelen ten aanzien
van ras, sexe, milieu en oplei-
dingsweg een kans krijgen bij
de selectie en beoordeling van
nieuw personeel.
Mis
Een goed voorbeeld van wat er
mis kan gaan, is de bouw. Daar
schreeuwen de bouwonderne
mers het hardst om vakbe
kwaam personeel. Ze kunnen
het met geen mogelijkheid krij
gen. Toch zijn er wel degelijk
werkloze bouwvakkers en die
wonen heus niet allemaal in
een randprovincie. Midden in
de Randstad zijn er werkloze
bouwvakkers, die ondanks de
lokroep van vele werkgevers
geen werk kunnen vinden.
Om dat te begrijpen moeten we
terug naar de jaren zestig.
Toen was de grote mode de
industrialisering van de bouw.
Bouwfabrieken fabriceerden in
hoog tempo bouwelementen,
die vervolgens op de bouw
plaats door goedkoop en onge
schoold personeel in elkaar
werden gezet. Voor een ouder
wetse timmerman was er geen
plaats meer, want het hout
werk verdween of het werd
kant en klaar aangeleverd. Nu
er weer met wat meer fantasie
wordt gebouwd en in de grote
steden de vernieuwbouw
krachtig ter hand is genomen,
is er plotseling weer een
schreeuwende behoefte aan ou
derwetse timmerlieden en met
selaars. Maar er zijn destijds
veel vaklieden vertrokken èn
ze zijn onvoldoende vervangen.
Daarom ls niet de vakbekwa
me timmerman werkloos, maar
zijn ongeschoolde collega uit
de industriële bouw.en de
oudere bouwvakker natuurlijk.
Want het is een slijtend beroep.
De vraag of er onder die twee
honderdduizend werklozen
dan helemaal geen lieden zit
ten, die liever lui dan moe zijn
is daarmee niet opgelost. Be
roepswerklozen of mensen die
het tijdelijk voor gezien hou
den. Natuurlijk zijn die er.
maar uit alle onderzoeken is
tot nu toe gebleken dat het om
kleine percentages gaat. De
waarheid is gewoon dat de
overgrote meerderheid van de
werklozen dolgraag weer wil
werken, wat er ook door de
buren wordt gefluisterd.
Dat neemt niet weg dat elke
misbruiker van de sociale ver
zekeringen er én te veel is en
daarom ook worden er met de
regelmaat van de klok ideeën
gelanceerd die er toe moeten
leiden tot een groter deel van
het werklozen bestand dan tot
nu toe weer aan de slag gaat.
Zo stelt de hoogleraar econo
mie prof. dr H. Douben voor
alle uitkeringen op het peil van
het minimumloon te brengen.
Dat zou een besparing van zo'n
vijf zes miljard opleveren en
op den duur zou dat ongetwij
feld gunstig zijn voor de werk
gelegenheid. Het nadeel is dat
het veel gezinnen zwaar zou
treffen, terwijl het effect van
zo'n rigoureuze maatregel op
de werkloosheidscijfers ondui
delijk is. Een financiële prikkel
om weer aan de slag te gaan
kan immers alleen werken
wanneer er ook arbeidsplaat
sen zijn. En daar ontbreekt het
aan, althans aan arbeidsplaat
sen die commercieel gezien in
teressant zijn. Want werk is er
voldoende. Het wordt alleen
niet betaald.
Het zelfde geldt voor de al eer
der beschreven vemiiming van
het begrip passende arbeid. Je
kunt wel roepen dat een ontsla
gen boekhouder onmiddellijk
als havenarbeider te werk moet
worden gesteld. Maar wat le
vert dat op? En stel dat het
mogelijk ls om op die manier
mensen aan het werk te krij
gen? Mag er dan dwang worden
gebruikt?
Nog niet zolang geleden stuur
den we mensen die zonder mid
delen van bestaan rondzwier
ven naar Veenhuizen. Niet de
daar verrichte dwangarbeid,
maar de sociale welvaartstaat
met zijn verzorging van de wieg
tot het graf heeft aan de landlo
perij een eind gemaakt.'
Dwang zal niemand bepleiten.
Strafkortingen op de uitkering
van mensen die onvoldoende
sollicitatie-activiteiten ont
plooien worden regelmatig uit
gedeeld en het effect van ver
ruiming van het begrip passen
de arbeid mag ook niet al te
veel worden verwacht. Verge
ten dan maar? Die luxe kunnen
we ons ook niet permitteren,
want als gevolg van de econo
mische crisisverschijnselen en
de daaruit voortvloeiende
werkloosheid kraakt het socia
le verzekeringsgebouw tot in
zijn voegen. Het is een financi
eel, maar ook een sociaal pro
bleem van de eerste órde.
Achterstelling
Het hebben van een sociale uit
kering leidt namelijk niet al
leen tot verwijten „wij moe
ten het betalen" maar ook
tot gevoelens van achterstel
ling: „Hij wel, ik niet." Dat zal
niet zo zeer opgaan voor de WW
die is immers tijdelijk van
aard wèl voor de WAO. De
groeiende stroom moegewerk
te, psychisch overbelaste al
dan niet sociaal gekneusde
werknemers naar het grote re
servaat van de arbeidsonge
schiktheid spreekt boekdelen.
De helft van alle werknemers
boven de zestig Jaar werkt niet
meer en het staat absoluut niet
vast dat de andere helft nog
wel innig tevreden achter de
draaibank of op de draaistoel
zit.
De oplossing wordt nu gezocht
in de vervroegde uittreding.
Maar dat is zo'n kostbare zaak
dat het best de moeite loont
om te kijken of er nog andere,
concrete voorstellen zijn om de
arbeidsmarkt wat te smeren.
Die zijn er heus wel en het gaat
dan in beginsel om verschillen
de Invalshoeken: Je kunt men
sen zodanig „kneden" dat ze In
het gewenste vak passen. Je
kunt de inhoud van het werk
en de werkomstandigheden be
ter laten aansluiten op de wen
sen van de werkzoekende of Je
kunt de arbeidsbemiddeling
zélf verbeteren.
Een voorstel waarbij de werk
zoekende zelf financieel ln de
tang wordt genomen, is het
pleidooi om de sociale uitkerin
gen drastisch te verlagen. In
die sfeer passen ook de voor
stellen om de werkloze te ver
plichten werk beneden zijn ni
veau te accepteren, schrapping
van de regel dat niemand werk
hoeft te aanvaarden verder dan
veertig kilometer van zijn
woonplaats, invoering van ver
plichte omscholing en oprich
ting van regionale commissies
passende arbeid. Voorstellen,
die niet de werkzoekende tot
mikpunt maken zijn de ver
plichte vacature-melding (en
afmelding) door de werkgever
aan het arbeidsbureau, het
aantrekken van méér man
kracht voor de arbeidsbureaus,
het afkondigen van een ont-
slagyerbod voor gedeeltelijk
arbeidsongeschikten, verplich
te instelling van functies voor
gehandicapten, tijdelijke
tewerkstelling bij de overheid,
het maken van harde afspra
ken over de werkgelegenheid in
de onderneming (APO's), het
ontkoppelen van arbeid en in
komen, verbetering van de
kwaliteit van de arbeid, ver
maatschappelijking van de on
derneming en vervroegde uit
treding of pensioenering.
Het is een opsomming van rij
pe en groene voorstellen door
elkaar. De ene maatregel zal
wat meer effect hebben dan de
andere, maar of er één tussen
zit, die de zo zeer begeerde vol
ledige werkgelegenheid weer in
het zicht brengt, is zeer twijfel
achtig. Het kernprobleem is en
blijft dat er meer arbeidsplaat
sen wegvallen dan er bij ko
men. En dat probleem is met
het opjagen van Werklozen niet
te verdoezelen.
Actueel is nu de vervroegde
uittreding. Werknemers die het
wel hebben gezien mogen vrij
willig opstappen. Maar daar
mee is de vraag waarom zove-
len zich op wat hogere leeftijd
in het bedrijfsleven niet kun
nen handhaven niet beant
woord.
Misschien hebben de vak
bondsbestuurders, die zich
beijveren voor de humani-0-
ring van de arbeid, voor verLe-
tering van de werkomstandig
heden en die zich inzetten voor
andere zeggenschapsverhou
dingen toch gelijk. Misschien
deugt het arbeidsbestel echt
niet, wordt er van veel mensen
te veel geëist en wordt er te
weinig plezier in het werk
gegeven.
Arbeidsethos
Dat we zullen moeten wennen
aan een andere arbeidsethos
lijkt wel vast te staan. Totdat
de hoogconjunctuur terug
komt en volgens sommigen
komt die nooit meer terug
zullen we moeten wennen aan
het idee dat de overblijvende
arbeid eerlijker zal moeten
worden verdeeld. Komt die an
dere arbeidsverdeling er niet
dan staat ons onvermijdelijk
een verdere opsplitsing van
mensen, die werk hebben en
die zonder werk zitten te
wachten.
Dat betekent dan, dat de tech
nologisch sterke bedrijven de
hoog gekwalificeerde, goed be
taalde arbeider zullen aanzui
gen, dat daarna het middelgro
te bedrijf op de arbeidsmarkt
zijn slag zal slaan en dat er aan
de onderkant van het produk-
tieproces de zwakkere arbeids
intensieve bedrijven zullen
moeten wedijveren om de
werknemers met een al even
zwakke positie: buitenlandse
werknemers, kleurlingen. Jeug
digen, oudere werknemers en
vrouwen.
In deze „kansarmen" wordt
weinig geïnvesteerd het gaat
om zwakkere bedrijven en
het is deze groep die verreweg
het meest van baan verandert.
Het ls ook de groep met de
minste toekomstverwachting;
een groep die het na een reeks
teleurstellende ervaringen ln
het arbeidsintensieve, sociaal
achterlopend bedrijf voor het
eerst voor gezien houdt en dte
het waarschijnlijk niet zoveel
kan schelen van wie het mini
mumloon komt: van de werk
gever of van de bedrijfsvereni
ging
Het is de categorie die ls over
vertegenwoordigd onder de cir
ca 600.000 mensen die jaarlijks
zonder werk raakt. Van die
600.000 mannen en vrouwen
vindt tweederde binnen een
paar maanden weer werk. De
groep van 200.000, die op de
zeef blijft liggen kennen we nu;
het zijn de mensen die de per-
soncelsselectie niet of moeilijk
doorkomen, omdat ze geen of
een te eenzijdige bedrijfsoplei
ding hebben, die al vaker werk
loos zijn geweest, die te oud of
te Jong en onervaren zijn.
Helemaal achteraan ln de rij
staan de WAO'ers, die best een
halve baan zouden willen heb
ben en de minderheidsgroepen,
die „omdat ze anders zijn"
geen werk krijgen of juist het
allerberoerdste baantje mogen
opknappen. Het ls de groep die
half Nederland eigenlijk liever
kwijt dan rijk is.